ECLI:NL:RBLIM:2016:5715

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 juli 2016
Publicatiedatum
5 juli 2016
Zaaknummer
03/659002-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak met geweldsbedreiging

Op 4 juli 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van woninginbraak. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.P.W. Nijboer. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 20 juni 2016, waarbij de verdachte niet aanwezig was. De officier van justitie stelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte op 29 oktober 2015 in de woning van de benadeelde partij had ingebroken, waarbij geweld werd gebruikt. De rechtbank achtte de diefstal met braak in vereniging bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de bedreiging met geweld, omdat niet was komen vast te staan dat hij op de hoogte was van het gebruik van pepperspray door zijn medeverdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op en kende schadevergoedingen toe aan de benadeelde partijen, waarbij de vorderingen voor immateriële schade werden afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak werd gedaan in het kader van de artikelen 24c, 36b, 36c, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/659002-16
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 juli 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.P.W. Nijboer, advocaat kantoorhoudende te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 juni 2016. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte al dan niet samen met een ander heeft ingebroken in een woning, waarbij er geweld is gebruikt dan wel gedreigd is met geweld tegen [benadeelde partij] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Hij heeft daartoe verwezen naar de aangifte, de getuigenverklaringen, de herkenning van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en het forensisch bewijs, alles in onderlinge samenhang bezien.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde, aangezien er geen sprake is van overtuigend bewijs. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdenking is gebaseerd op een dactyloscopisch spoor en een herkenning door een verbalisant. Het dactyloscopisch spoor is geen sluitend bewijs. De bewijswaarde is niet wetenschappelijk onderbouwd. De herkenning door de verbalisant is twijfelachtig. Verder is de bewijsconstructie niet sluitend.
De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat er geen sprake is van medeplegen voor wat betreft de door de medeverdachte gebruikte bedreiging met geweld. Er is dan ook geen sprake van (voorwaardelijk) opzet op (de bedreiging met) geweld.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Aangifte
Op 29 oktober 2015 omstreeks 14.05 uur kwam aangeefster [benadeelde partij] thuis in de woning aan de [adres 2] te Venray, de woning van haar partner [partner slachtoffer] . Bij het openen van de achterdeur zag zij splinters ter hoogte van het slot. Bij binnenkomst hoorde zij geluid op de bovenverdieping. Er werd paniekerig gesproken in een buitenlandse taal. Onder aan de trap lag een kussensloop, gevuld met hoekige spullen. Nadat [benadeelde partij] riep: “Godverdomme, wat moet dat”, hoorde zij twee stemmen. Terwijl zij de trap opliep, zag zij halverwege de trap op de overloop een getinte, buitenlandse man staan. Hij was groot en had een stevig postuur. Hij droeg een grijze sjaal voor zijn gezicht en hij had een witte capuchon over zijn hoofd getrokken. De man hield met gestrekte arm een busje vast en spoot iets in de richting van [benadeelde partij] . Zij rende vervolgens de woning uit. [2]
Door [benadeelde partij] werd een opgave gedaan van de gestolen goederen. Tijdens onderzoek in de woning bleek echter dat een deel van de goederen, verzameld in een kussensloop, in de woning zijn achtergebleven. De rechtbank zal daarom voor wat betreft de gestolen goederen aansluiten bij de vordering tot schadevergoeding die [partner slachtoffer] heeft ingediend. Hierin staat vermeld dat er een hoeveelheid geld en de autosleutels werden weggenomen. [3]
Sporenbeeld
Door de politie werd onderzoek verricht in de woning aan de [adres 2] te Venray. De politie constateerde dat de achterdeur braakschade had. Er was een indrukspoor van vermoedelijk een breekijzer te zien. Ook op het kozijn van de voordeur werd braakschade aangetroffen in de vorm van twee duidelijke indruksporen van een breekvoorwerp. De daders zijn zeer waarschijnlijk via de voordeur de woning binnen gedrongen. Op de voordeur werd een afdruk van een handpalm aangetroffen. Deze afdruk werd bemonsterd. [4] Onderzoek door twee deskundigen wees uit dat er een zeer grote mate van overeenkomst bestaat tussen het aangetroffen spoor en de handpalmafdruk van verdachte. [5]
Op de drempel bij de voordeur werd een busje pepperspray aangetroffen. [6] Onderzoek van het NFI wees uit dat op dit busje pepperspray (onder andere) een DNA-mengprofiel van medeverdachte [medeverdachte] aanwezig was. [7]
Getuigenverklaringen
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij twee jongens vanaf het trottoir, ter hoogte van de [adres 2] , de weg op zag rennen in de richting van het centrum van Venray, richting de Action. Dit moet kort na 13.45 uur geweest zijn, omdat zij toen vanaf de bioscoop in de richting van de [adres 2] liep. Persoon 1 had een normaal gespierd postuur en droeg een zwart dun jasje. Persoon 2 had een iets dikker postuur. Hij droeg een wit dun jasje, vermoedelijk een trainingsjas. [8]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij een jongen naar de hoek van de [adres 2] zag rennen die daar naar rechts afsloeg, in de richting van het centrum, richting de Action. De jongen had een stevig postuur en droeg een witte jas, vermoedelijk een trainingsjas. Op dat moment kwam vanaf de woning nummer 15 een vrouw aangelopen die zei dat ze zojuist een inbreker had betrapt en was aangevallen. [9]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij omstreeks 14.00 uur in de richting van de [adres 2] liep, toen een jongen schreeuwend de hoek om rende. Hij kwam vanaf de [adres 2] en liep in de richting van de Action. De jongen was gekleed in een witte jas en hij had een sjaal om, waardoor zijn gezicht niet goed zichtbaar was. Meteen daarna kwam een bromfiets de hoek om rijden. De bestuurder droeg zwarte kleding en een zonnebril. De rennende man sprong achterop de bromfiets. [10]
Camerabeelden
Ter plaatse werden camerabeelden opgevraagd. Om 14.03.29 uur verschijnt een bromfiets met hierop twee personen voor het eerst in beeld. De route van de bromfiets wordt gevolgd, totdat deze om 14.03.56 uur uit beeld verdwijnt. [11] De beelden werden aan verbalisant [verbalisant] voorgelegd. Op de beelden was een bromfiets zichtbaar. [verbalisant] herkende verdachte als bestuurder en [medeverdachte] als passagier. [12]
De bromfiets werd herkend als de bromfiets waarop verdachte eerder door [verbalisant] werd gecontroleerd. Deze stond op naam van de zus van verdachte. [13]
Conclusie
Aan de hand van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat er op 29 oktober 2015 rond 14.00 uur een inbraak heeft plaatsgevonden in de woning aan de [adres 2] . De daders, twee personen, werden daarbij overlopen door [benadeelde partij] . Een van de daders spoot vervolgens met een busje pepperspray in de richting van [benadeelde partij] , waarna [benadeelde partij] wegrende en de daders konden vluchten. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat de daders via de [adres 2] zijn gevlucht in de richting van de Action. Een van de daders droeg een witte jas, de ander een zwarte jas.
Op grond van de verklaring van getuige [getuige 3] staat vast dat de man met de witte jas en een sjaal voor zijn gezicht omstreeks 14.00 uur achterop een bromfiets sprong. Aangeefster [benadeelde partij] heeft ook verklaard dat een van de daders een sjaal voor zijn gezicht droeg.
Omstreeks 14.03 uur verschijnt de bromfiets met de twee personen voor het eerst in beeld. Het signalement van de twee personen op de camerabeelden komt overeen met de signalementen die de getuigen hebben gegeven. Op de camerabeelden is te zien dat de bestuurder en de passagier van de bromfiets steeds dezelfde personen zijn.
Op grond van de aangifte en de getuigenverklaringen is er een nagenoeg ononderbroken beeld te zien van de vluchtroute van een van de daders vanaf de woning tot het moment dat hij op de bromfiets springt. Dit blijkt de man met de witte jas en de sjaal voor zijn gezicht te zijn (dader 1).
De andere man (dader 2) wordt door [getuige 1] en [getuige 3] omschreven als een man met een zwart dun jasje dan wel zwarte kleding. Deze man is kort uit beeld geweest, kennelijk om de bromfiets te halen.
Verbalisant [verbalisant] heeft verdachte (bestuurder) en [medeverdachte] (passagier) op de beelden herkend. Zijn bevindingen worden ondersteund door het sporenonderzoek, waaruit blijkt dat beide verdachten aan de plaats delict kunnen worden gelinkt. Van verdachte werd een afdruk van een handpalm op de voordeur aangetroffen. Van [medeverdachte] werd een DNA-mengprofiel aangetroffen op een busje pepperspray.
De rechtbank is van oordeel dat deze combinatie van bewijsmiddelen maakt dat kan worden vastgesteld dat verdachte en [medeverdachte] zich schuldig hebben gemaakt aan de woninginbraak. De rechtbank acht de diefstal met braak in vereniging dan ook bewezen.
Ook werd er met een busje pepperspray in de richting van [benadeelde partij] gespoten. Evenals de raadsman is de rechtbank van oordeel dat deze bedreiging met geweld niet aan verdachte kan worden toegerekend. Niet is komen vast te staan dat verdachte wist dat [medeverdachte] een busje pepperspray bij zich had en dat hij dit - in geval van betrapping op heterdaad - zou gebruiken. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 29 oktober 2015 in de gemeente Venray, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen goederen, waaronder een hoeveelheid geld en sleutels, toebehorende aan [partner slachtoffer] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de strafeis van de officier van justitie disproportioneel is, zeker in vergelijking met de strafeis tegen medeverdachte [medeverdachte] . Hij acht een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend. Hij heeft verzocht in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf op te leggen, met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft samen met zijn mededader in een woning ingebroken. Nadat verdachten zich de toegang tot de woning hadden verschaft door het open breken van de voordeur, zijn zij in de woning op zoek gegaan naar waardevolle spullen. Terwijl zij op de bovenverdieping waren, is het slachtoffer thuis gekomen. De verdachten werden op heterdaad betrapt. Voor het slachtoffer is dit een indringende en onveilige ervaring geweest. Toen zij nietsvermoedend thuis kwam, werd zij met geconfronteerd met de indringers in de woning. Verdachte heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de impact die een woninginbraak en zeker één waarbij de bewoner de inbrekers op heterdaad betrapt, op het slachtoffer heeft.
Voor een woninginbraak wordt, overeenkomstig de oriëntatiepunten van het LOVS bij zogenoemde first-offenders, doorgaans een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden opgelegd. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij recentelijk niet wegens een soortgelijk feit werd veroordeeld. De raadsman heeft verzocht een taakstraf op te leggen. De rechtbank acht een taakstraf, gelet op de ernst van het feit, niet aan de orde. Verdachte heeft ook geen verantwoordelijkheid genomen. Ter zitting is hij niet verschenen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om af te wijken van het oriëntatiepunt.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partijen [partner slachtoffer] en [benadeelde partij] hebben een vordering tot schadevergoeding ingediend. [partner slachtoffer] vordert een bedrag van in totaal € 4.618,21, bestaande uit:
- gestolen contant geld ad € 2.743,83;
- telefoonkosten ad € 1.158,74;
- vervangen autosloten ad € 425,86;
- reiskosten ad € 14,78;
- immateriële schade € 275,-.
[benadeelde partij] vordert een bedrag van in totaal € 846,03, bestaande uit:
- medicatie ad € 46,03;
- immateriële schade ad € 800,-.
Beide benadeelde partijen hebben gevorderd de schade te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen volledig kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat benadeelde [partner slachtoffer] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor wat betreft de posten aan telefoonkosten en immateriële schade. Niet kan worden vastgesteld dat alle telefoongesprekken in verband met de onderhavige strafzaak zijn gemaakt. De immateriële schade is niet onderbouwd.
De raadsman heeft voorts betoogd dat de vordering van [benadeelde partij] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu verdachte geen aandeel heeft gehad in het tegen haar gebruikte geweld.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het onder 1 bewezenverklaarde feit, is de rechtbank van oordeel dat [partner slachtoffer] en [benadeelde partij] rechtstreeks schade hebben geleden.
De vordering van [partner slachtoffer] zal worden toegewezen voor wat betreft het gestolen contante geld ad € 2.743,83. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de hoogte van het bedrag. Ook de kosten voor het vervangen van de autosloten (€ 425,86) omdat de autosleutels waren gestolen en de reiskosten (€ 14,78) zullen worden toegewezen. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd.
Het gevorderde bedrag aan telefoonkosten dient gematigd te worden, nu de rechtbank niet kan vaststellen of [partner slachtoffer] al deze kosten noodzakelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de inbraak. De rechtbank acht toewijzing van een bedrag van € 400,- alleszins redelijk.
De vordering van [benadeelde partij] kan, voor wat betreft de kosten voor medicatie, worden toegewezen. Deze kosten zijn onderbouwd en komen de rechtbank alleszins redelijk voor. Deze kosten kunnen ook aan verdachte worden toegerekend, omdat hij mede schuld is aan de impact die de inbraak op het slachtoffer heeft gehad. Dat verdachte voor het geweldsaspect wordt vrijgesproken, maakt dat niet anders.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding door [partner slachtoffer] en [benadeelde partij] is de rechtbank van oordeel dat de vorderingen op dit punt niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Wanneer er geen sprake is van fysiek letsel, kan slechts in een beperkt aantal gevallen immateriële schadevergoeding worden toegekend. Deze gevallen zijn limitatief in de wet opgesomd (artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek). Uit het voegingsformulieren blijkt dat de benadeelden - kort gezegd - gevoelens van angst/onveiligheid ervaren.
Volgens de wet is het verhalen (op daders) van negatieve gevoelens alleen dan mogelijk als er sprake is van dusdanig geestelijk letsel dat dit kan worden aangemerkt als een aantasting van de persoon. Hiervan is slechts sprake indien het geestelijk letsel een voldoende ernstig karakter heeft. Gevoelens van angst, schrik, onzekerheid en nervositeit vallen niet onder het bereik van het wetsartikel. Van eventuele ernstigere psychische schade is op basis van de vorderingen (gelukkig) niet gebleken.
Alles overwegende zal de rechtbank toewijzen een bedrag van € 3.184,47 voor [partner slachtoffer] en
€ 46,03 voor [benadeelde partij] . De vordering zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2015. Ook zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.

8.Het beslag

Tijdens het onderzoek werd een busje pepperspray onder verdachte in beslaggenomen. Dit busje zal worden onttrokken aan het verkeer.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36b, 36c, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van de
  • verklaart de benadeelde partij [partner slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering ten aanzien van de overige gevorderde materiële schade en immateriële schade;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [partner slachtoffer] , van € 3.584,47, bij niet betaling en verhaal te vervangen door
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
  • wijst de vordering van de
  • verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering ten aanzien van de gevorderde immateriële schade;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] , van € 46,03, bij niet betaling en verhaal te vervangen door
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
Beslag
- gelast de onttrekking aan het verkeer van het volgende inbeslaggenome:
1. busje traangas (goednummer 691590).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Holthuis, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juli 2016, zijnde mr. C.G.A. Wouters buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 29 oktober 2015 in de gemeente Venray, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een of meerdere sieraden en/of pakjes sigaretten en en/of een hoeveelheid geld en/of een of meerdere computers en/of een GSM en/of sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde partij] en/of [partner slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming
en/of welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij
verdachte en/of zijn mededaders met een busje pepperspray richting die [benadeelde partij]
heeft/hebben gespoten.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/659002-16
Proces-verbaal van de openbare zitting van 4 juli 2016 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adres 1] .
Raadsman is mr. J.P.W. Nijboer, advocaat, kantoorhoudende te Utrecht.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is wel/niet in de zittingzaal aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, proces-verbaalnummer 2015200955, gesloten d.d. 5 januari 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 123.
2.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij] d.d. 29 oktober 2015, p. 54 en 55.
3.Het geschrift, te weten het schadeonderbouwingsformulier, d.d. 19 januari 2016.
4.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 13 november 2015, p. 82 en 83.
5.Het geschrift, te weten een rapport dactyloscopisch onderzoek, d.d. 23 november 2015, p. 107 en 108.
6.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 13 november 2015, p. 83.
7.Het geschrift, te weten het rapport van het NFI, d.d. 17 december 2015, p. 122.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 30 oktober 2015, p. 64 en 65.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 30 oktober 2015, p. 67 en 68.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 30 oktober 2015, p. 69.
11.Proces-verbaal fotoblad d.d. 5 november 2015, p. 91 tot en met 95.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2015, p. 100.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2015, p. 102 en 103.