Uitspraak
4.De rechtbank overweegt als volgt.
15.Het beroep is ongegrond.
16.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2016.
Rechtbank Limburg
In deze zaak gaat het om een beroep tegen een disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag van een medewerker van de Penitentiaire inrichting Limburg-zuid. Eiser, die sinds 2001 in dienst was als senior complexbeveiliger, kreeg eerder al disciplinaire straffen opgelegd voor inbreuken op de ambtelijke integriteit. De aanleiding voor het ontslag was een incident op 19 april 2015, waarbij eiser ongeautoriseerd een Relatie bevorderend bezoek (Rbb) voor een gedetineerde heeft ingepland zonder de daarvoor geldende procedures te volgen. Verweerder, de Minister van Veiligheid en Justitie, stelde dat eiser in strijd met de gedragscode en dienstinstructie heeft gehandeld, en dat er sprake was van ernstig plichtsverzuim. Eiser voerde in beroep aan dat zijn gedragingen niet zo ernstig waren en dat hij geen toestemming nodig had om in te loggen in het systeem of om het bezoek in te plannen.
De rechtbank oordeelde dat eiser zich schuldig had gemaakt aan (ernstig) plichtsverzuim. De rechtbank vond dat eiser, gezien zijn jarenlange ervaring, op de hoogte moest zijn van de geldende afspraken en procedures. De rechtbank concludeerde dat het strafontslag niet onevenredig was aan de ernst van het plichtsverzuim, mede gezien de eerdere disciplinaire maatregelen die eiser had ontvangen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van verweerder.