In deze zaak, die op 29 juni 2016 door de Rechtbank Limburg is behandeld, vordert eiseres, de moeder van gedaagde sub 2, ontruiming van de woning die gedaagde sinds 1 juli 2015 in gebruik heeft. Eiseres stelt dat er een huurovereenkomst is gesloten, waaruit een huurprijs van € 720,00 per maand voortvloeit, en dat gedaagde een huurachterstand heeft van € 7.200,00. Gedaagde betwist het bestaan van een huurovereenkomst en heeft verweer gevoerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor het bestaan van een huurovereenkomst, en dat er nader onderzoek nodig is, wat niet mogelijk is in een kort geding. De vorderingen van eiseres zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. De beslissing is genomen in het belang van de betrokken partijen, gezien hun familierelatie.