ECLI:NL:RBLIM:2016:5617

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 juni 2016
Publicatiedatum
30 juni 2016
Zaaknummer
4027232 CV EXPL 15-3642
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de kwalificatie van de zienswijzeprocedure als administratieve procedure onder richtlijn 87/344/EEG

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 29 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eisende partij en de naamloze vennootschap DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. J.C.M. Bonnier, vorderde een verklaring voor recht dat de zienswijzeprocedure, zoals bedoeld in artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), kwalificeert als een administratieve procedure in de zin van richtlijn 87/344/EEG. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 25 november 2015 de zaak aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie. Na beantwoording van deze vragen door het Hof op 7 april 2016, heeft DAS aangegeven dat zij niet langer wenst te debatteren over de kwalificatie van de zienswijzeprocedure. De kantonrechter heeft vervolgens geoordeeld dat de werkzaamheden van Bonnier Advocaten voldoende aannemelijk zijn gemaakt en heeft de gevorderde kosten voor rechtsbijstand toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten, die als buitenproportioneel werden beschouwd. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 4027232 \ CV EXPL 15-3642
Vonnis van de kantonrechter van 29 juni 2016
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend de [adres eisende partij] ,
[woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. J.C.M. Bonnier,
tegen:
de naamloze vennootschap DAS NEDERLANDSE RECHTSBIJSTAND VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. W.A.M. Rupert.
Partijen worden hierna [eisende partij] en Das genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 november 2015
  • de akte uitlating van [eisende partij]
  • de akte uitlating van Das.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 25 november 2015 heeft de kantonrechter de zaak aangehouden in afwachting van het beantwoorden van de door de Hoge Raad gestelde prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie in verband met het verweer van Das dat het indienen van zienswijzen niet kwalificeert als een in de Europese Richtlijn 87/344EEG bedoelde “gerechtelijke of administratieve procedure” waarin vrije advocaatkeuze geldt. De zaak is verwezen naar de rol van 1 juni 2016. Bij akte uitlating van 1 juni 2016 heeft Das aangegeven dat het Europese Hof van Justitie bij arrest van 7 april 2016 nummer C-5/15 en C-460/14 de gestelde vragen heeft beantwoord. Das stelt verder dat zij niet langer meer wenst te debatteren of de in dit geschil aan de orde zijnde zienswijze kwalificeert als een in de Richtlijn bedoelde administratieve procedure en dit punt voor Das niet langer meer deel uit maakt van het debat en als uitgangspunt kan worden genomen dat de door [eisende partij] in het kader van de zienswijzeprocedure gemaakte (advocaat)kosten voor dekking in aanmerking komen. Das handhaaft kort gezegd haar verweer ten aanzien van de omvang van de advocaatkosten en de buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde verklaring voor recht ligt daardoor toewijzing gereed
2.2.
Das stelt zich op het standpunt dat zij de redelijkheid van de gedeclareerde kosten niet kan beoordelen nu geen urenspecificatie wordt overgelegd en Bonnier Advocaten het laat bij een onderverdeling in zes posten welke steeds sluiten op hele uren. Daarnaast is sprake van meer belanghebbenden waarvoor de raadsman is opgetreden zodat een vergoeding pro rato aan de orde is. Daarnaast is Das van mening dat er geen reden is voor toekenning van buitengerechtelijke incassokosten nu er niet is gezocht naar een buitengerechtelijke oplossing maar de raadsman van [eisende partij] van meet af aan heeft ingezet op integrale voldoening door Das.
de omvang van de kosten van rechtsbijstand
2.3.
De kantonrechter is van oordeel met de globale specificatie in zes hoofdposten, dat in dit geval de werkzaamheden voldoende aannemelijk worden gemaakt door Bonnier Advocaten. De kantonrechter ziet in elk geval onvoldoende aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de opgegeven uren en het in rekening gebrachte tarief (punt 1.7.2 conclusie van repliek). De kantonrechter is van oordeel dat Bonnier Advocaten hier recht op kan doen gelden.
verdeling pro rato
2.4.
[eisende partij] vordert een bedrag van € 3.625,37. Uit de stukken blijkt van een eigen bijdrage van € 100,00. Dit bedrag strekt derhalve in mindering. Voorts blijkt uit de stukken, hetgeen niet althans onvoldoende wordt weersproken door Das, dat Bonnier Advocaten voor zowel [eisende partij] als voor diens buurman [X] rechtsbijstand heeft verleend in hetzelfde traject en met de rechtsbijstandsverzekeraar van [X] is overeengekomen dat 16 uren bij deze rechtsbijstandsverzekeraar worden gedeclareerd tegen een tarief van € 175,00 per uur hetgeen neerkomt op een totaalbedrag van € 3.625,37. Het bedrag dat [eisende partij] in dit geschil vordert komt op hetzelfde neer, derhalve een 50/50 verdeling hetgeen de kantonrechter in de gegeven situatie niet onredelijk voorkomt. De gevorderde hoofdsom zal daarom tot een bedrag van € 3.525,37 worden toegewezen.
buitengerechtelijk incassokosten
2.5.
[eisende partij] vordert een bedrag van € 7.586,65 aan buitengerechtelijk incassokosten. De kantonrechter acht dit bedrag buitenproportioneel. Uit de stukken blijkt dat van meet af aan duidelijk was dat Das niet voornemens was de gedeclareerde kosten te voldoen en de eerder genoemde prejudiciële vragen wilde afwachten en het daarom op een procedure liet aankomen. In dat geval kunnen er in redelijkheid geen buitengerechtelijke kosten ten laste van de tegenpartij worden gebracht. Alle kosten vallen in dat geval onder (inleiding van de procedure dus onder) het liquidatietarief proceskosten. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden daarom afgewezen.
proceskosten
2.6.
Nu de vordering van [eisende partij] grotendeels wordt afgewezen ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
2.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verklaart voor recht dat de zienswijzeprocedure waarvan in casu sprake is een administratieve procedure is in de zin van richtlijn 87/344/EEG.
3.2.
veroordeelt Das om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 3.525,37
3.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: HMUI
coll: