ECLI:NL:RBLIM:2016:5298

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 juni 2016
Publicatiedatum
22 juni 2016
Zaaknummer
03/661201-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van kerkgelden door penningmeester met verwerping van beroep op psychische overmacht

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 22 juni 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 76-jarige penningmeester, die beschuldigd werd van verduistering van kerkgelden. De verdachte, die als penningmeester van de Federatie van de parochies Heilige Christoforus en Heilige Geest te Roermond en Heilige Michael te Herten fungeerde, werd ervan beschuldigd in de periode van 31 maart 2015 tot en met 3 september 2015 een bedrag van ongeveer € 752.477,- te hebben verduisterd. De rechtbank behandelde de zaak op de terechtzitting van 24 mei 2016, waar de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte op basis van psychische overmacht. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk de kerkgelden had verduisterd.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn hoge leeftijd en de omstandigheden waaronder de verduistering plaatsvond, strafbaar was. De verdachte had de kerkgelden onrechtmatig gebruikt en had geen toestemming van de kerk voor zijn handelingen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 21 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn hoge leeftijd en de gevolgen van zijn daden voor zijn sociale leven. De uitspraak benadrukt de ernst van het misbruik van vertrouwen in een vertrouwenspositie als penningmeester.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/661201-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 juni 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.J. Zandt, advocaat kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 mei 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting op 8 juni 2016 gesloten. De verdachte en zijn raadsman zijn daarbij niet verschenen.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte, als penningmeester, € 752.477,- van het Kerkbestuur Federatie van de parochies Heilige Christoforus en Heilige Geest te Roermond en Heilige Michael te Herten heeft verduisterd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de verdachte het feit in de periode van 31 maart 2015 tot en met 3 september 2015 heeft gepleegd. De officier van justitie heeft verwezen naar de aangifte van het Kerkbestuur Federatie van de parochies Heilige Christoforus en Heilige Geest te Roermond en Heilige Michael te Herten. Ook heeft de officier van justitie verwezen naar de bekennende verklaringen van de verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe primair aangevoerd dat de opzet van de verdachte op de wederrechtelijke toe-eigening van de kerkgelden niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Volgens de raadsman heeft de verdachte nooit de intentie gehad om zich de kerkgelden toe te eigenen, heeft hij die kerkgelden nooit in zijn bezit gehad, is niet gebleken dat de verdachte enig geldelijk gewin heeft gehad en heeft de verdachte zich jarenlang onbezoldigd ingezet voor het bisdom.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de pleegperiode dient te worden ingekort tot de periode van 8 april 2015 tot en met 3 september 2015.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard [2] -zakelijk weergegeven-:
Ik heb in mijn functie van penningmeester de kerkgelden onrechtmatig gebruikt. De parochie van de Heilige Geest is een paar jaar geleden gefuseerd met de parochie van de Heilige Christoforus. Samen vormen zij één parochie. Deze heb ik benadeeld. Ik was als penningmeester bevoegd tot het doen van alle betalingen.
U, voorzitter, houdt mij voor dat uit het onderzoek naar het bankrekeningnummer van de parochie Heilige Christoforus bleek dat er 14 transacties werden aangetroffen waarbij in de periode van 8 april 2015 tot en met 3 september 2015 gelden werd afgeschreven en overgemaakt naar onbekende rekeningen in het buitenland. Die 14 transacties zijn mij bij mijn politieverhoor voorgehouden en het is juist dat ik die transacties heb doorgevoerd vanaf de computer in mijn woning in Roermond. Ook heb ik van de rekening van de parochie € 10.000,- overgemaakt naar mijn eigen bankrekening en heb ik dat bedrag vervolgens weer overgemaakt naar een rekening in het buitenland. Daarnaast heb ik een bedrag van € 8.470,- op 31 maart 2015 van de rekening van de parochie overgeboekt naar een onbekende rekening in het buitenland. Het klopt dat ik op die manier in totaal € 760.947,- van de kerkgelden heb overgeschreven naar het buitenland.
Ik had hiervoor geen toestemming van de kerk en ik verwachtte dat, als ik die toestemming gevraagd zou hebben aan de kerk, die toestemming niet gekregen zou hebben. Ik heb die gelden aangewend om een vrouw te helpen die ik via facebook had leren kennen.
Verbalisant [verbalisant] heeft een analyse gemaakt van de verkregen historische bancaire informatie. Hij heeft daarover gerelateerd [3] -zakelijk weergegeven-:
De bankrekeningen [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] betreffen de rekeningen vanaf welke de gelden van de kerkelijke instellingen werden verduisterd in de periode gelegen tussen 31 maart 2015 en 3 september 2015. Rekeninghouder van beide bankrekeningen is de Parochie Heilige Christoforus te Roermond.
Samenvatting bankrekening [rekeningnummer 1]
Resumerend kan worden gesteld dat in de periode tussen 8 april 2015 en 3 september 2015 tot een totaalbedrag van € 752.477,- onrechtmatig van deze bankrekening was afgeschreven (gedebiteerd) en daarmee verduisterd. Dit vond plaats in 15 transacties: 14 maal werden gelden getransfereerd naar buitenlandse bankrekeningen en 1 maal werd geld overgemaakt naar een eigen privébankrekening.
Samenvatting bankrekening [rekeningnummer 2]
Na analyse bleek dat deze bankrekening op 31 maart 2015 een bedrag van € 8.470,- onrechtmatig was afgeschreven (gedebiteerd).
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in zijn hoedanigheid van penningmeester – zonder dat hij daartoe gerechtigd was - een bedrag van in totaal
€ 760.947,- dat toebehoorde aan de kerk heeft afgeschreven van de rekeningen van de kerk en dat hij die gelden heeft aangewend voor andere doeleinden dan waarvoor die gelden waren bestemd. Verdachte heeft daardoor als heer en meester heeft over de kerkgelden beschikt en aldus zich de kerkgelden opzettelijk en wederrechtelijk toegeëigend. Het verweer dat er geen sprake zou zijn van opzet, wordt verworpen.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, als penningmeester, van 31 maart 2015 tot en met 3 september 2015 een bedrag van ongeveer
€ 752.477,- heeft verduisterd. De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van het aan hem ten laste gelegde medeplegen, nu hiervoor geen wettig en overtuigend bewijs uit het procesdossier voorhanden is.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
omstreeks het tijdvak van 31 maart 2015 tot en met 3 september 2015 te Roermond, opzettelijk een grote hoeveelheid geld, te weten ongeveer 752.477 euro, toebehorende aan Kerkbestuur federatie van de parochies heilige Christoforus en Heilige Geest te Roermond, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als penningmeester, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
verduistering, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is er geen sprake van psychische overmacht, zoals is aangevoerd door de verdediging, nu de verdachte telkens opnieuw, vanwege zijn gevoelens van verliefdheid voor ‘ [naam] ’, ervoor heeft gekozen om de contacten met haar te handhaven en telkens opnieuw kerkgelden te verduisteren.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens psychische overmacht. De raadsman heeft gesteld dat de verdachte aanvankelijk uit naastenliefde heeft gehandeld en dat hij de alleenstaande en eenzame ‘ [naam] ’ wilde helpen bij, onder meer, het verkrijgen van haar erfenis. Op enig moment voelde de verdachte zich echter, uit angst voor chantage en uit schaamte, gedwongen om door te gaan met het verduisteren van kerkgelden, omdat de verdachte zijn eigen spaargeld had uitgegeven zonder medeweten van zijn echtgenote en omdat hij compromitterend beeldmateriaal met deze [naam] had gedeeld. Daar draagt aan bij dat de documenten uit Ivoorkust die verdachte had gevraagd om enige zekerheid te hebben over de bestemming van de door hem over te maken gelden niet van echt waren te onderscheiden.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij zich schaamde en vreesde voor chantage, maar dat er van daadwerkelijke chantage geen sprake was, zulks in antwoord op een daartoe expliciet door de rechtbank gestelde vraag ter terechtzitting. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat het handelen van verdachte, telkens wanneer hij kerkgelden overboekte naar de bankrekeningen in het buitenland, het gevolg is geweest van een van buiten komende drang waaraan hij redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. De rechtbank verwerpt mitsdien het beroep op psychische overmacht.
De verdachte is derhalve strafbaar. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de aanzienlijke hoogte van het door de verdachte verduisterde geldbedrag, volgens de oriëntatiepunten van het Openbaar Ministerie, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden zou rechtvaardigen. Bovendien heeft het feit niet op één dag plaatsgevonden en heeft de verdachte het vertrouwen in hem als penningmeester misbruikt en daarbij geld verduisterd dat door kerkgangers aan de kerk was geschonken. De officier van justitie gaat er van uit dat verdachte, ondanks dat van de verdachte als voormalig financieel directeur mag worden verwacht dat hij kennis heeft van financiële zaken, verblind was door kalverliefde, terwijl de verdachte in werkelijkheid zelf het slachtoffer werd van oplichting. De officier van justitie houdt tenslotte rekening met de hoge leeftijd van de verdachte, de zeer geringe kans op recidive, de bereidheid van de verdachte om de door hem veroorzaakte schade aan de kerk te vergoeden en de ernstige financiële en maatschappelijke gevolgen van deze strafzaak voor de verdachte. Gelet op de omstandigheden is een korting van 50% aan de orde en vordert de officier van justitie aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht moet worden toegepast. Volgens de raadsman is het niet passend om aan de verdachte een straf of maatregel op te leggen. De verdachte had geen financieel motief en heeft ook geen financieel voordeel genoten. De verdachte heeft eerst € 73.000,- vanuit zijn eigen middelen aan de eenzame, hulpbehoevende vrouw overgemaakt. Daarmee heeft de verdachte zijn volledige eigen vermogen en spaargeld aangesproken alvorens zich gelden van de kerk toe te eigenen. De verdachte is zelf het slachtoffer van oplichting geworden Hij heeft spijt van zijn handelen en heeft op eigen initiatief een afbetalingsregeling, vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, met het bisdom gesloten. De verdachte heeft hierdoor al zijn bezittingen moeten verkopen, waaronder zijn huis. De raadsman heeft er voorts op gewezen dat de verdachte een hoge leeftijd heeft (76 jaar) en een blanco strafblad. De verdachte gaat in zowel psychische als in sociaalmaatschappelijke zin ernstig gebukt onder deze strafzaak. De raadsman is van mening dat de verdachte, gelet op deze omstandigheden, inmiddels voldoende is gestraft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank stelt voorop dat voor verduistering een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren kan worden opgelegd. Het oriëntatiepunt volgens de ‘Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken’ (maart 2016) voor fraude bij een benadelingsbedrag van € 500.000,- tot € 1.000.000,- is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 tot 24 maanden. Gelet op de bewezenverklaring van verduistering van een bedrag van ongeveer
€ 752.477,- neemt de rechtbank daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 21 maanden tot uitgangspunt en niet, zoals de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Vooronderstelling van genoemd oriëntatiepunt is echter dat de gedragingen van de verdachte hebben plaatsgevonden in een frauduleuze context. Daarvan is echter, zoals ook de officier van justitie en de verdediging hebben gesteld, niet gebleken. Deze verduisteringszaak is dan ook een atypische zaak. Immers, niet is komen vast te staan dat de verdachte voordeel heeft gehad van de door hem verduisterde gelden. Daarbij komt dat de verdachte, zo is wél komen vast te staan, naast de door hem aangesproken parochiegelden ook aanzienlijke bedragen uit zijn eigen vermogen heeft overgemaakt. Voornoemde omstandigheden zijn voor de rechtbank redenen om naar beneden af te wijken van het uitgangspunt van 21 maanden.
Hetzelfde geldt voor het gegeven dat verdachte een hoge leeftijd heeft (thans 77 jaar) en de omstandigheid dat de verdachte, die aanzien genoot en sociaal actief was, maatschappelijk een vrije val heeft gemaakt. Voorstelbaar is dat de verdachte, zoals hij zelf heeft aangegeven, door zijn omgeving ‘met de nek’ wordt aangekeken en, mede om die reden maar ook uit schaamte, nauwelijks meer de straat op durft. Dit spreekt temeer, nu verdachtes zaak ook media-aandacht heeft van, vooral, de lokale (geschreven) pers. Van belang is verder dat de verdachte op dit moment probeert om de financiële schade die hij bij de parochie heeft veroorzaakt, te compenseren. Zo heeft hij – samen met zijn (hoofdelijk aansprakelijke) echtgenote – een betalingsregeling met de parochie getroffen om die schade te vergoeden. Daartoe heeft hij onder meer zijn auto verkocht en heeft hij het bisdom gemachtigd om zijn woning te verkopen.
Bovengenoemde straf verminderende omstandigheden zijn evenwel onvoldoende reden om in plaats van een gevangenisstraf van 21 maanden een rechterlijk pardon dan wel uitsluitend een voorwaardelijke gevangenisstraf – al dan niet in combinatie met een taakstraf – op te leggen. Daar komt bij dat de rechtbank uitdrukkelijk ook rekening houdt met het gegeven
dat de verduistering heeft plaatsgevonden over een periode van ruim vijf maanden. Al die tijd heeft de verdachte keer op keer besloten om gelden die aan hem waren toevertrouwd, te gebruiken voor doelen waarvoor de gelden niet waren bestemd. Dat die gelden ook afkomstig waren van parochianen, die de kerk en de door haar gesteunde goede werken en doelen steunen, heeft de verdachte kennelijk koud gelaten. Van een bevlieging of onbesuisde actie van de verdachte kan derhalve niet worden gesproken. Dit alles klemt temeer, nu de verdachte als penningmeester een vertrouwenspositie had. Uitgerekend in die positie waren de parochiegelden aan hem toevertrouwd. Die positie heeft verdachte op grovelijke wijze misbruikt. De rechtbank acht dit verwerpelijk.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de stelling van de verdediging, namelijk dat de verdachte eerst al zijn eigen geld had aangesproken voordat de verdachte zich gelden van de kerk ging toeëigenen, wordt gelogenstraft door de overgelegde stukken. Daaruit blijkt namelijk dat na 31 maart 2015 – dus nadat de verdachte gelden van de kerk had overgeboekt en doorging met geld overboeken – de verdachte nog steeds meermalen uit eigen middelen geld besteedde aan de vrouw. Bovendien blijkt uit die stukken dat de verdachte, nadat en terwijl hij zich gelden toeëigende van de kerk, nog steeds beschikte over behoorlijke hoeveelheden eigen geld. Zo worden er in de periode van januari tot en met augustus 2015 en dus deels in de bewezenverklaarde periode (aanzienlijke) bedragen op de rekening van de verdachte gestort die bestaan uit onder andere commissarisvergoeding, bestuursvergoeding, tantième, pensioenbetaling, salaris, AOW en overboekingen vanaf een eigen rekening.
De stelling van de verdediging dat de verdachte op eigen initiatief zich heeft gemeld bij de voorzitter van het kerkbestuur vindt de rechtbank in het kader van de strafmaat geen overtuigend argument. De verdachte had zich immers op dat moment al zo diep in de nesten gewerkt, dat hij wel openheid van zaken móest geven. Hij stond met andere woorden met de rug tegen de muur. De rechtbank constateert dat de verdachte een zekere openheid van zaken heeft gegeven. Desalniettemin bieden verdachtes antwoorden op de meest prangende vragen weinig tot geen uitsluitsel. Zo beweert de verdachte dat zijn enige drijfveer was het helpen van een eenzame, arme vrouw uit naastenliefde. Tegelijkertijd stuurde hij de vrouw liefdesverklaringen waarbij hij uitsprak dat hij een toekomst en kinderen met haar wilde: daarover heeft de verdachte verklaard dat hij zulks niet meende maar op de vraag waarom hij de eenzame, arme vrouw wilden helpen terwijl hij haar tegelijkertijd voorloog door over een toekomst te spreken, bleef verdachte het antwoord schuldig. Dat de houding van de verdachte mede kan zijn ingegeven door schaamte mag dan wellicht zo zijn, maar kan dan onder deze omstandigheden geen betekenis hebben in de overwegingen van de rechtbank in het kader van de strafmaat.
Al met al komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich dient te houden aan de door hem en zijn echtgenote gesloten vaststellingsovereenkomst d.d. 20 mei 2016 met de R.K. Parochie Heilige Christoforus.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Adviesunit 1 Zuid (0475-399120), op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
zich zal houden aan de (betalings)verplichtingen welke zijn vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst d.d. 20 mei 2016 die de verdachte, tezamen met zijn echtgenote, heeft gesloten met de R.K. Parochie Heilige Christoforus, waarbij de verdachte de reclassering desgevraagd zal informeren over de door hem verrichte betalingen op grond van deze vaststellingsovereenkomst;
zich tijdens de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.S. Dijks, voorzitter, mr. Th.A.J.M. Provaas en
mr. D.C.I. van Delft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.K. Bakker, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 juni 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks het tijdvak van 1 mei 2014 tot en met 07 september 2015 te
Roermond, in elk geval in het arrondissement Limburg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een grote hoeveelheid geld, te weten ongeveer 752.477 euro
(p. 64), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Kerkbestuur federatie van de parochies
heilige Christoforus en Heilige Geest te Roermond en Heilige Michael te
Herten, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders,
en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder
zich hadden, te weten als penningmeester en/of kerkbestuurslid wederrechtelijk
zich heeft toegeëigend;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Noord en Midden Limburg, proces-verbaalnummer 2015167677-006, gesloten d.d. 12 november 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 122.
2.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 24 mei 2016.
3.Proces-verbaal van bevindingen “Analyse historische bankinformatie” d.d. 6 november 2015, p. 59 tot en met 66.