Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het op 29 maart 2016 ter griffie ontvangen verzoekschrift
- de mondelinge behandeling die is gehouden op 26 mei 2016.
2.De feiten en het verzoek
3.De beoordeling
4.De beslissing
coll:
Rechtbank Limburg
In deze zaak verzoekt de werkneemster, die sinds 1 mei 2003 in dienst is bij de besloten vennootschap GLOBELL BV, om toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding na haar ontslag. De werkneemster heeft haar ontslag genomen per 1 februari 2016, nadat GLOBELL haar had verzocht om haar werkzaamheden vanuit Tegelen uit te voeren. GLOBELL had eerder toestemming gevraagd aan het UWV om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, maar dit verzoek werd afgewezen. De werkneemster stelt dat haar ontslag te wijten is aan ernstig verwijtbaar handelen van GLOBELL, terwijl GLOBELL dit betwist en stelt dat de werkneemster niet bereid was om haar werkzaamheden vanuit Tegelen te verrichten. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door GLOBELL en wijst de verzoeken van de werkneemster af. Daarnaast worden nevenvorderingen van de werkneemster, zoals om een inzichtelijke eindafrekening en betaling van openstaande vakantietoeslag, eveneens afgewezen. De kantonrechter concludeert dat de werkneemster niet ontvankelijk is in haar verzoeken die niet verband houden met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De proceskosten worden gecompenseerd.