Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
De rechtbank stelt vast dat er ook anderszins geen wettelijke bepaling is waar de verhouding tussen de bestuursrechtelijke boetebepalingen en artikel 227b Sr nader is bepaald. Dat duidt er op dat de bepalingen nevengeschikt zijn, en dat het aan de uitvoeringspraktijk is overgelaten hoe hier met beleid mee om te gaan.
De Aanwijzing stelt dat gelet op het
una via-beginsel, in elke zaak bij de sanctionering gekozen dient te worden tussen het bestuurlijke of strafrechtelijke traject. Om richting te geven aan het una via-beginsel worden vervolgens twee categorieën onderscheiden in de Aanwijzing. In beginsel worden zaken van de “eerste categorie” bestuursrechtelijk afgedaan. Dat betreft zaken met een benadelingsbedrag kleiner dan 50.000,00 euro. Zaken van de “tweede categorie” worden strafrechtelijk afgedaan, dat zijn zaken met een benadelingsbedrag groter of gelijk aan 50.000,00 euro. In de Aanwijzing zijn tevens diverse uitzonderingen opgenomen om in afwijking van voornoemde benadelingsgrenzen een overtreding of strafrechtelijk of bestuursrechtelijk te kunnen afdoen. Wanneer sprake is van een uitzonderingssituatie, kan worden afgeweken van de hoofdregel en kan, voor zover hier relevant, een zaak met een benadelingsbedrag van kleiner dan 50.000,00 euro toch strafrechtelijk worden afgedaan. Dat is het geval bij een combinatie van sociale zekerheidsfraude met een of meer (andersoortige) strafbare feiten. Dan wordt de combinatie met fiscale, economische en commune delicten meegewogen in de beoordeling of een zaak toch strafrechtelijk dient te worden aangepakt. [5] Dat is in dezen het geval, immers verdachte wordt tevens (en als eerste) verdacht van het aanwezig hebben van hennepplanten en diefstal (van electriciteit). De strafrechtelijke vervolging van verdachte op grond van artikel 227b Sr is derhalve conform de Aanwijzing. Aan de verdachte is ook feitelijk geen bestuurlijke boete opgelegd, zodat van ne bis in idem geen sprake is.
4.De beoordeling van het bewijs
[verbalisant 2] en [verbalisant 3] , [13] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 1 heeft begaan.
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.De straf en/of de maatregel
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
2(parketnummer 03/041580-15);
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
- beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.