ECLI:NL:RBLIM:2016:5015

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 juni 2016
Publicatiedatum
14 juni 2016
Zaaknummer
03/661175-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door maatschappelijk zorgverlener met cliënt

Op 14 juni 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als maatschappelijk zorgverlener ontucht heeft gepleegd met een cliënt. De verdachte, die werkzaam was bij de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Roermond, werd beschuldigd van het plegen van ontucht met een vrouw die zich als cliënt aan zijn zorg had toevertrouwd. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 31 mei 2016, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie achtte feit 1 bewezen, maar er was onvoldoende bewijs voor feit 2, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2013 ontucht heeft gepleegd, maar sprak hem vrij van het onderdeel dat hij met zijn hand of vuist in de vagina van het slachtoffer zou zijn gegaan. De rechtbank benadrukte dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie en het vertrouwen dat de cliënt in hem had gesteld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 122 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de spijtbetuiging van de verdachte, maar vond de ernst van de zaak zwaarwegend.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/661175-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 juni 2016
in de strafzaak tegen
[naam verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adres verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J. de Bruin, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 mei 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:als maatschappelijk zorgverlener ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als cliënt aan zijn zorg had toevertrouwd;
Feit 2:als ambtenaar door misbruik van gezag [slachtoffer] heeft gedwongen iets te doen en/of te dulden.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 bewezen gelet op de aangifte, het informatief gesprek zeden en de verklaring van verdachte dat hij seksuele handelingen heeft verricht bij [slachtoffer] . Dat verdachte, zoals door [slachtoffer] verklaard, zijn hand dan wel zijn vuist in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht, acht de officier van justitie niet bewezen. Daartoe is volgens haar onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden. Van dit onderdeel moet verdachte worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 acht de officier van justitie onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen. Zij vordert dan ook om verdachte van feit 2 vrij te spreken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank behoudens twee punten: verdachte dient vrijgesproken te worden van het met de vuist in de vagina van [slachtoffer] gaan, omdat daartoe geen bewijs in het dossier voorhanden is. Daarnaast dient de tenlastegelegde periode ingekort te worden tot de periode die loopt van 1 januari 2013 tot en met 30 maart 2013.
Van feit 2 moet verdachte worden vrijgesproken omdat er geen bewijs in het dossier voorhanden is voor het feit dat verdachte gezegd zou hebben dat zijn dienstverlening zou worden beëindigd als niet aan zijn wensen werd voldaan. Zou dat wel door verdachte gezegd zijn, dan dient nog vrijspraak te volgen omdat geen sprake is van ‘dwang’ in de zin van artikel 365 van het Wetboek van Strafrecht.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Op 10 december 2014 heeft [aangever] aangifte gedaan namens mevrouw [slachtoffer] . Arts heeft verklaard dat zij sinds september 2005 teamleider is van de afdeling Sociale zaken bij de gemeente Roermond. Verdachte was medewerker van die afdeling en als zodanig, van november 2008 tot mei 2013, coach bij het project ‘ [naam project] ’, een gemeentelijk re-integratie traject voor mensen die een afstand hebben tot de arbeidsmarkt. [2] Een van de personen die door verdachte werd begeleid was mevrouw [slachtoffer] . Zij had financiële problemen en verkeerde in een sociaal isolement. Daar had zij hulp bij nodig. [3] Op 15 januari 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [slachtoffer] en aangeefster. [slachtoffer] heeft toen verklaard dat verdachte altijd op huisbezoek bij haar kwam en al vrij snel vertrouwelijk met haar werd. Vervolgens maakte hij seksueel getinte opmerkingen zoals dat zij naakt wel heel mooi zou zijn. Verder heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte haar betast heeft aan haar borsten en dat hij geslachtsgemeenschap met haar heeft gehad. [4]
Op 17 september 2014 hebben twee verbalisanten een informatief gesprek zeden gevoerd met [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft daarbij verklaard dat zij in verband met haar financiële problemen de mogelijkheid kreeg om deel te nemen aan met project ‘ [naam project] ’ van de gemeente Roermond. Hierdoor is zij in contact gekomen met verdachte. Verdachte is op 19 oktober 2012 voor het eerst bij haar thuis op huisbezoek geweest. Na het tweede huisbezoek begon hij vanaf zijn werk e-mails te sturen naar haar privé-mailadres, hoewel zij tijdens het eerste huisbezoek had aangegeven dat zij geen mails van verdachte op haar privé-mailadres wenste te ontvangen. Vanaf een bepaald moment begon verdachte seksueel getinte opmerkingen te maken en haar ook seksueel getinte berichten te sturen. De eerste keer dat ze door verdachte betast werd, was in januari 2013. Verdachte heeft toen haar borsten en vagina betast, over haar kleding heen. Na die eerste keer werd zij nog vaker door verdachte misbruikt. Hij heeft bij die keren niet alleen haar borsten betast, maar ook met zijn vingers, zijn hand/vuist of met zijn geslachtsdeel haar vagina gepenetreerd. Het misbruik vond niet alleen plaats bij haar thuis in Roermond, maar ook in de woning van verdachte in Roermond. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij werkzaam is geweest bij de gemeente Roermond op de afdeling Sociale zaken. Hij was coach bij het project ‘ [naam project] ’. Vanuit die functie heeft hij mevrouw [slachtoffer] begeleid bij haar financiële problemen. Ook was het zijn taak om haar uit haar sociale isolement te halen. Verdachte heeft verklaard dat hij vier maal de borsten van verdachte heeft betast en dat hij ook vier maal met zijn vingers de vagina van [slachtoffer] heeft gepenetreerd. Een maal heeft hij haar vagina met zijn geslachtsdeel gepenetreerd. Het laatste seksuele contact met [slachtoffer] vond plaats in de week van 11 maart 2013. [6] Verdachte heeft ontkend met zijn hand en/of vuist de vagina van [slachtoffer] te hebben gepenetreerd.
Gelet op de aangifte, het proces-verbaal van informatief gesprek zeden en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting acht de rechtbank feit 1 bewezen op een onderdeel na. De rechtbank acht in het dossier onvoldoende bewijs voorhanden dat verdachte met een hand en/of vuist in de vagina van die [slachtoffer] is gegaan, nu enkel [slachtoffer] hierover verklaart. Daarvan zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken.
De verdachte heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij destijds tijdens het contact met [slachtoffer] het gevoel had dat hij een relatie had met [slachtoffer] . Ondanks dat de verdachte deze stelling niet als verweer heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank toch het volgende.
De strafbaarstelling in artikel 249, tweede lid, onder 3, van het Wetboek van Strafrecht van de daar bedoelde hulpverlener die ontucht pleegt met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd, kent een zeer ruim toepassingsbereik. De bepaling beschermt de patiënt of cliënt onder meer tegen misbruik van het psychisch overwicht dat de hulpverlener op hem heeft of van de afhankelijke positie van de patiënt of cliënt dan wel van het vertrouwen dat hij van hem heeft gewonnen. In geval van een in bedoeld artikellid bestaande hulpverleningsrelatie is slechts dan bij wijze van uitzondering geen sprake van ‘ontucht plegen’ indien die relatie bij de seksuele handelingen geen rol speelt, in die zin dat bij de cliënt sprake is van vrijwilligheid en daarbij enige vorm van afhankelijkheid, zoals die in de regel bij een dergelijke functionele relatie in meerdere of mindere mate bestaat, niet van invloed is geweest. Van een dergelijke situatie is in de onderhavige zaak, naar oordeel van de rechtbank, echter geen sprake.
Feit 2
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat voor het bestanddeel dwang bij feit 2 onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van feit 2.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2013 in de gemeente Roermond, terwijl hij werkzaam was in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als cliënt aan zijn hulp of zorg had toevertrouwd, hebbende/zijnde verdachte, die werkzaam was als medewerker van de afdeling Sociale Zaken en coach bij het project [naam project] van de Gemeente Roermond, telkens opzettelijk
- die [slachtoffer] betast aan haar borsten en haar vagina en
- met zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] gegaan en
- geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer] gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
T.a.v. feit 1:
werkzaam in de maatschappelijke zorg ontucht plegen met iemand die zich als cliënt aan zijn zorg heeft toevertrouwd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, aan de verdachte op te leggen.
De officier van justitie is van oordeel dat de onderbouwing van de vormverzuimen, zoals door de verdediging naar voren is gebracht, niet blijkt uit de stukken in het dossier.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft twee vormverzuimen aangedragen, waardoor strafvermindering moet volgen. Enerzijds heeft de verdediging aangevoerd dat met het verhoor van verdachte is aangevangen zonder dat verdachte vooraf zijn raadsman heeft kunnen consulteren. Anderzijds heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte telefonisch is gehoord zonder dat hem de cautie is gegeven.
Ten aanzien van de strafmaat heeft de verdediging verzocht rekening te houden met hetgeen in het reclasseringsrapport over de persoon van verdachte is beschreven. Verder heeft de verdediging verzocht om rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte en met het feit dat naar aanleiding van het onderhavige feit strafontslag is gevolgd.
De verdediging acht een taakstraf de meest passende straf. Een voorwaardelijk strafdeel acht de verdediging niet noodzakelijk omdat de reclassering het recidiverisico als laag inschat en verdachte reeds twee jaar in een vrijwillig kader hulpverlening krijgt en daarin behandeltrouw is gebleken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden die door de verdediging zijn aangehaald ter onderbouwing van de aangevoerde vormverzuimen geen steun vinden in het dossier. Het verhoor van verdachte op 9 juni 2015 is pas gestart nadat reeds twee uren was gewacht op de komst van de raadsman. Van een telefonisch verhoor is geen sprake geweest; verdachte belde uit eigener beweging naar de politie omdat hij het verzoek had gekregen om zich op
9 juni 2015 te melden voor een verdachtenverhoor. Vervolgens heeft verdachte – zonder daartoe uitgenodigd te zijn door de verbalisant die hem te woord stond – enkele verklaringen afgelegd. Mede omdat de rechtbank geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de processen-verbaal, zoals deze in het dossier zijn opgenomen, acht de rechtbank van enig vormverzuim geen sprake.
Verdachte heeft [slachtoffer] , die hij uit hoofde van zijn functie als coach bij het re-integratieproject ‘ [naam project] ’ van de gemeente Roermond begeleidde, meerdere keren aan haar borsten betast. Daarnaast heeft hij meerdere keren met zijn vingers en een maal met zijn geslachtsdeel de vagina van [slachtoffer] gepenetreerd. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Verdachte heeft het vertrouwen dat niet alleen [slachtoffer] , maar ook de samenleving in het algemeen, in verdachte mocht stellen, ernstig beschaamd. Verdachte heeft zich bij zijn handelen niet bekommerd om de gevoelens van het destijds kwetsbare slachtoffer en haar afhankelijke situatie. Verdachte heeft zich enkel door zijn eigen behoefte laten leiden. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De rechtbank neemt deze feiten hoog op, vooral omdat verdachte als maatschappelijk zorgverlener belast was met de begeleiding van het slachtoffer. Als zodanig wordt men onder meer geacht dienstbaar te zijn aan de burger en hulp te bieden aan hen die dat behoeven. In dat kader worden hun niet alleen bevoegdheden en middelen verschaft, maar wordt hun ook een grote mate van vertrouwen geschonken door de gemiddelde burger. Door zich aan een feit als het onderhavige schuldig te maken, heeft verdachte niet alleen dat vertrouwen van in elk geval het slachtoffer in de gemeente geschonden, maar heeft verdachte daarnaast de gemeente Roermond in het algemeen ook in diskrediet gebracht. De rechtbank rekent dit verdachte aan en ziet derhalve dan ook geen enkele reden om rekening te houden met het feit dat verdachte naar aanleiding van onderhavig feit door de gemeente Roermond is ontslagen.
De omstandigheid dat verdachte het feit heeft gepleegd vanuit zijn functie als maatschappelijk zorgverlener laat de rechtbank in het nadeel van verdachte meewegen in de duur en hoogte van de op te leggen straffen.
Als strafverlagend neemt de rechtbank mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Daarnaast blijkt uit het reclasseringsrapport dat verdachte van meet af aan verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij heeft gedaan, en vrijwillig professionele behandeling heeft gezocht en dat hij daarbij behandeltrouw is gebleken. Verdachte heeft ter terechtzitting spijt betuigd. Op de rechtbank is deze spijtbetuiging oprecht overgekomen. De rechtbank is er dan ook van overtuigd dat verdachte op dit moment doordrongen is van het foute van zijn handelen en dat hij er alles aan doet om dit in de toekomst te voorkomen. De rechtbank heeft bij de strafmatiging ook rekening gehouden met het feit dat verdachte momenteel niet meer werkzaam is in de maatschappelijke zorg en dat dit met de onderhavige veroordeling in de toekomst waarschijnlijk ook niet meer zal gebeuren. Overigens heeft verdachte zelf ook aangegeven nooit meer in deze sector werkzaam te willen zijn.
Alles afwegende acht de rechtbank het opleggen van een taakstraf en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De voorwaardelijke straf dient als stok achter de deur zodat verdachte niet meer in zijn oude gedrag zal vervallen. Verdachte zal dan ook worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 122 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daarnaast tot een taakstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis. De tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak al in verzekering heeft doorgebracht, zal op het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf in mindering worden gebracht.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder feit 2 ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 122 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van 200 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter, mr. M.T.A.C. Russel en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P.E. Mullers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 juni 2016.
Buiten staat
Mr. M.T.A.C. Russel is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2013, althans 1 oktober 2012 tot en met 7 mei 2013, in de gemeente Roermond en/of in de gemeente Roerdalen, terwijl hij werkzaam was in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als cliënt aan zijn hulp of zorg had toevertrouwd, hebbende verdachte, die werkzaam was als medewerker van de afdeling Sociale Zaken en/of coach bij het project [naam project] van de Gemeente Roermond, telkens opzettelijk
- die [slachtoffer] betast aan haar borsten en/of haar vagina en/of
- met zijn vingers en/of hand en/of vuist in de vagina van die [slachtoffer] gegaan
en/of
- geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer] gehad
terwijl verdachte door het begaan van dit strafbaar feit (telkens) een bijzondere ambtsplicht heeft geschonden of bij het begaan van dit strafbaar feit gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid of middel(en) hem door zijn ambt als medewerker van de afdeling Sociale Zaken en coach bij het project [naam project] van de Gemeente Roermond geschonken;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2013, althans 1 oktober 2012 tot en met 7 mei 2013, in de gemeente Roermond en/of in de gemeente Roerdalen, als ambtenaar, te weten medewerker van de afdeling Sociale Zaken en/of coach bij het project [naam project] van de Gemeente Roermond, door misbruik van gezag [slachtoffer] heeft gedwongen tot
- het aangaan en/of onderhouden van seksuele betrekkingen met hem, verdachte,
en/of
- het in bewaring nemen van seksattributen voor hem, verdachte, en/of
- het dulden van seksueel getinte mailtjes, al dan niet voorzien van beeldmateriaal van hem, verdachte,
hebbende hij, verdachte, telkens opzettelijk gezegd en/of laten doorschemeren dat als zij niet op zijn wensen zou ingaan, dit gevolgen zou hebben voor haar begeleiding en/of dat hij met haar begeleiding zou stoppen en/of dat hij haar en/of haar dochter niet verder kon helpen of woorden van soortgelijke aard en/of strekking.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/661175-15
Proces-verbaal van de openbare zitting van 14 juni 2016 in de zaak tegen:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adres verdachte] .
Raadsman is mr. J. de Bruin, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is wel/niet in de zittingzaal aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2014078262, gesloten d.d. 1 juli 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 122.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , d.d. 10 december 2014, dossierpagina’s 53 en 54.
3.Idem, dossierpagina’s 55 en 56.
4.Idem, dossierpagina 57.
5.Het proces-verbaal van informatief gesprek zeden, d.d. 17 september 2014, dossierpagina’s 19 en 20.
6.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 mei 2016.