ECLI:NL:RBLIM:2016:4981

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 juni 2016
Publicatiedatum
13 juni 2016
Zaaknummer
03/866301-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en ontucht met minderjarige dochters door vader

Op 13 juni 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die beschuldigd werd van verkrachting en ontucht met zijn minderjarige dochters. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn dochter [slachtoffer 1] had verkracht en ontuchtige handelingen met haar had gepleegd. De feiten vonden plaats in de nacht van 14 op 15 december 2013. De rechtbank achtte de verklaring van [slachtoffer 1] geloofwaardig, ondersteund door andere getuigenverklaringen en whatsapp-berichten tussen de verdachte en [slachtoffer 1]. De verdachte werd vrijgesproken van de ontucht met zijn andere dochter, [slachtoffer 2], omdat haar verklaring niet door ander bewijs werd ondersteund. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het leven van [slachtoffer 1], die als gevolg van het misbruik psychische hulp nodig had. De vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 1] werd gedeeltelijk toegewezen, terwijl die van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866301-14
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 juni 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R. Wijnands, advocaat kantoorhoudende te Schinnen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 mei 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:zijn minderjarige dochter [slachtoffer 1] heeft verkracht, dan wel met haar ontucht heeft gepleegd door seksueel bij haar binnen te dringen;
Feit 2:ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter [slachtoffer 1] ;
Feit 3:met zijn minderjarige dochter [slachtoffer 2] ontuchtige handelingen heeft gepleegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 subsidiair en 2 bewezen kunnen worden verklaard. Zij heeft daartoe verwezen naar de aangifte van [slachtoffer 1] , die wordt ondersteund door de verklaring van haar moeder. Ook vindt de verklaring van [slachtoffer 1] bevestiging in haar gedragsverandering en de veranderde toonzetting in de Whatsapp-berichten na het tenlastegelegde. De onder feit 1 primair tenlastegelegde verkrachting kan niet bewezen worden, nu het geweldselement zoals dat uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt, niet wordt ondersteund door enig ander bewijs. De officier van justitie heeft betoogd dat de feiten 1 subsidiair en 2 in een eendaadse samenloop zijn gepleegd.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van feit 3, omdat de aangifte van [slachtoffer 2] niet wordt ondersteund door enig ander bewijs.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van alle tenlastegelegde feiten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de feiten heeft ontkend. Daarnaast heeft hij de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betwist, daarbij verwijzende naar het rapport van de deskundige Otgaar. De verklaring van [slachtoffer 1] verschilt op belangrijke punten van de verklaringen van haar moeder en broer [naam broer slachtoffers] . De door [slachtoffer 1] genoemde tijd en plaats van het vermeende misbruik blijken onjuist te zijn. De verklaring van [slachtoffer 2] staat volledig op zichzelf en wordt niet ondersteund door ander bewijsmateriaal.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Algemene overweging
Aan verdachte is - kort samengevat - ten laste gelegd dat hij zijn beide dochters zou hebben misbruikt. Zedenzaken als deze kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de vermeende seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in deze zaak is dit het geval. Bij een ontkennende verdachte, zoals hier aan de orde, brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is de enkele verklaring van één getuige (het slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Daar staat tegenover dat een bepaalde mate van steunbewijs, in combinatie met de verklaring van het slachtoffer, wel voldoende wettig bewijs kan opleveren. In het verleden werd in zedenzaken een geringe mate van steunbewijs veelal voldoende geacht voor een veroordeling. De Hoge Raad is in zijn arresten expliciet ingegaan op het voor een veroordeling vereiste bewijsminimum, onder andere in de arresten van 26 januari 2010 (LJN BK2094) en 13 juli 2010 (ECLI:NL:HR:2010: BM2452). De Hoge Raad heeft daarin geoordeeld dat het overige gebezigde bewijsmateriaal voldoende steun dient te geven aan de verklaringen van het slachtoffer. Er mag geen te ver verwijderd verband bestaan tussen de getuigenverklaring - in dit geval de verklaring van aangever - en het overige gebezigde bewijsmateriaal. De vraag of aan het vereiste bewijsminimum is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval, aldus de Hoge Raad.
Feiten 1 en 2
Op 15 maart 2014 werd [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , verhoord door de politie, naar aanleiding van een aangifte van haar moeder. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij in december 2013, in het weekend ongeveer twee weken voor de kerstvakantie, bij haar vader (verdachte) sliep in de woning aan de [adresgegevens verdachte] . [slachtoffer 1] lag al in bed, toen verdachte dronken thuis kwam na een cafébezoek. Verdachte kwam naar boven en liep naar de kamer van [slachtoffer 1] . Hij sloot de deur af. Verdachte kleedde zich uit en ging tegen [slachtoffer 1] aan liggen. Hij pakte haar hand en trok deze naar zijn geslachtsdeel. [slachtoffer 1] voelde zijn geslachtsdeel. Zij trok haar hand weg en verdachte begon zichzelf af te trekken. Toen verdachte klaar was, wilde [slachtoffer 1] uit bed komen. Verdachte trok haar aan haar arm terug het bed in. [slachtoffer 1] viel op bed en verdachte trok haar kleren uit. Verdachte hield [slachtoffer 1] met een arm vast om haar buik. Zij probeerde zich los te draaien, maar verdachte hield haar stevig vast. Verdachte wist uiteindelijk, met zijn vrije hand, al haar kleding uit te trekken. Verdachte zei tegen [slachtoffer 1] dat ze rustig moest doen. Verdachte ging half op haar liggen en duwde een vinger in haar vagina. Op enig moment stopte verdachte en ging hij rechtop zitten. [slachtoffer 1] wilde weggaan, maar verdachte hield haar tegen en sloeg haar met een platte hand in het gezicht. Verdachte trok haar weer terug op bed. [slachtoffer 1] lag op haar rug. Verdachte kwam op haar liggen. Verdachte duwde zijn penis in de vagina van [slachtoffer 1] . Verdachte bewoog heen en weer, kwam uiteindelijk klaar en viel in slaap. [slachtoffer 1] is toen uit bed gestapt, pakte haar kleding en opende de deur met de sleutel. Beneden op de gang heeft zij zich aangekleed en heeft de woning verlaten. Zij wachtte buiten tot het licht werd en is toen naar de woning van haar moeder gegaan. [2]
Uit de verklaring van [slachtoffer 1] maakt de rechtbank op dat zij door verdachte is gedwongen om seksuele handelingen te verrichten (de penis betasten) en te ondergaan (penetratie van de vagina door een vinger en penis).
Tijdstip van het misbruik
Op de zitting is uitvoerig aandacht besteed aan de vraag wanneer het ten laste gelegde misbruik zou hebben plaatsgevonden. De officier van justitie is er, blijkens de tenlastelegging, steeds vanuit gegaan dat dit in de nacht van zaterdag 14 op zondag 15 december 2013 moet zijn geweest.
[slachtoffer 1] heeft in haar verhoor bij de politie op 15 maart 2014 verklaard dat de seksuele handelingen met haar vader plaatsvonden in december 2013, in een weekend twee weken voor de kerstvakantie. Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij de neuspiercing kreeg, vóór het voorval met haar vader. [3] In het dossier bevindt zich een “toestemmingsformulier oor/neusbellen” gedateerd 14 december 2013, ondertekend door zowel [slachtoffer 1] als door verdachte.
[naam moeder slachtoffers] , de moeder van [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat [slachtoffer 1] van 14 op 15 december 2013 bij verdachte ging slapen. Normaal gesproken kwam [slachtoffer 1] dan pas rond 20.00 uur thuis, maar die dag was ze al heel vroeg thuis. [naam moeder slachtoffers] merkte dat [slachtoffer 1] van slag was. Later heeft [slachtoffer 1] haar moeder verteld over hetgeen was voorgevallen. [4]
[naam broer slachtoffers] , de broer van [slachtoffer 1] en zoon van verdachte, heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer 1] twee weken voor kerst de laatste keer bij haar vader bleef slapen. [5]
In het verhoor bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat dit op vrijdag 13 december 2013 was. Verdachte en [naam broer slachtoffers] moesten die avond darten en ze zijn samen met [slachtoffer 1] en de vriendin van [naam broer slachtoffers] in een café in Geleen geweest. Verdachte ging eerder naar huis. [slachtoffer 1] , [naam broer slachtoffers] en zijn vriendin kwamen een half uur tot driekwartier later thuis. Met z’n drieën hebben ze in het bed van [naam broer slachtoffers] naar een film gekeken. ’s Morgens werden zij alle drie wakker in het bed van [naam broer slachtoffers] . Later die dag zijn ze samen met verdachte naar de tattooshop gegaan, omdat [slachtoffer 1] van verdachte een neus-piercing kreeg. [naam broer slachtoffers] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] daarna bij haar moeder thuis werd afgezet. [6] In het dossier bevindt zich een “toestemmingsverklaring oor/neusbellen” gedateerd 14 december 2013, ondertekend door zowel [slachtoffer 1] als door verdachte. [7]
[naam broer slachtoffers] heeft eerder bij de politie verklaard dat [slachtoffer 1] in het weekend bij haar vader bleef slapen, van vrijdag tot zondag. In het weekend van 13 december 2013 is ze in ieder geval een nacht blijven slapen. [8]
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 1] soms van vrijdag tot zondag bleef slapen. Verdachte ging ook soms op zaterdag naar het café. Verdachte heeft [slachtoffer 1] na het bewuste weekend van 13-14-15 december 2013 niet meer gezien. [9]
Whatsapp-berichten tussen verdachte en [slachtoffer 1]
In het dossier bevindt zich een uitdraai van whatsapp-berichten verstuurd tussen verdachte en [slachtoffer 1] .
Op 15 december 2013 (14:27 uur) verstuurde verdachte het volgende bericht naar [slachtoffer 1] :
“Hoi [slachtoffer 1] en wat vindt mamma van de pirsin”
(de rechtbank begrijpt: piercing)
Vervolgens:
(Vanaf 18:02 uur)
Verdachte: Hoi zeg je niks meer
[slachtoffer 1] : Mam vond t nii erg
Verdachte: Oké schatje weet genoeg (…)
Op 18 december 2013 (vanaf 21.58 uur):
Verdachte Hoi [slachtoffer 1]
: Heyy
Verdachte: En hoe gaat het met je proefwerk op school
Op 19 december 2013 (vanaf 19:19 uur):
Verdachte: Hoi [slachtoffer 1]
: Hey
Verdachte: Ik dacht dat je bij mij de kerst versiering vandaag kwam doen
[slachtoffer 1] : Kon nii moest na Mondriaan
Verdachte: Oke en morgen dan
[slachtoffer 1] : Moet ik weg
Op 21 december 2013 (vanaf 15:21 uur):
Verdachte: Is het goed als je wilt kunnen wij ook dinsdag met zijn tweeën gaan winkelen
Verdachte: Ik heb dan toch vrijda
[slachtoffer 1] : Waarvoor? Winkelen
Verdachte: Voor kleding met kerst
[slachtoffer 1] : Sgoed
Op 22 december 2013 (vanaf 17:26 uur):
[slachtoffer 1] : Ik vind nii zo leuk met kerst kan ik niemand wat geven…
[slachtoffer 1] : En dan s t dom er maar war bij te zitte
Verdachte: Maakt niks uit. (…)
Verdachte: Maar hier zijn wel cadeau voor jou komt goed uit hoor. Je komt toch dinsdag af
[slachtoffer 1] : Ja maar ik vind t nii leuk dat mensen wat voor mij kopen terwijl ik nix terug kan geven
(Vanaf 17:37 uur)
Verdachte: Ik heb alleen wat voor jou. Dus als je al komt is het goed meid
[slachtoffer 1] : Maar ik kan niet lang blijven…
(Vanaf 17:40 uur)
Verdachte: Waar om kan je niet lang komen. Dat lig aan jou
[slachtoffer 1] : Niet want om 9 uur savonds gaan we naar opa
Verdachte: Dat wil jij toch. Maakt niks uit als je wilt gaan. Paps
[slachtoffer 1] : Ik wil zo wie zo naar opa want ik zie hem heel af en toe…
(Vanaf 18:05 uur)
Verdachte: Dus je gaat morgens niet mee naar john om naar kleding te kijken
(Vanaf 18:15 uur)
[slachtoffer 1] : Morgen kan ik nii
[slachtoffer 1] : Heb al afgesproken met oma…
Verdachte: Dinsdags morgens
[slachtoffer 1] : Oma is ziek…
(Vanaf 18:22 uur)
[slachtoffer 1] : Ik hoef nix meer met kerst
[slachtoffer 1] : De neuspiercing was genoeg
Verdachte: Heb al gekocht
[slachtoffer 1] : Owh…
[slachtoffer 1] : K hou er nii van als mensen cadeautjes voor me kopen
Op 25 december 2013 (vanaf 22:17 uur):
[slachtoffer 1] : Totmrgen
Verdachte Oke meisje. Groetjes paps
[slachtoffer 1] : Kan nii komen
Verdachte: Hoezo
[slachtoffer 1] : Omdat ik weg moet
Op 29 december 2013 (vanaf 10:21 uur):
Verdachte: Hoi [slachtoffer 1] Hoe is het met jou. Ik heb de cadeau voor jou nog hier liggen. Wanneer kom je die halen (…)
[slachtoffer 1] : Moet ik nog ff kijken
Op 10 januari 2014 (vanaf 13:11 uur):
[slachtoffer 1] : Rot togh op met je zielige gedrag en net als of doen dat er niks gebeurt is ehh klootzak
Verdachte: Oké schatje Doei (…)
[slachtoffer 1] : Rot op met je schtaje en kusjes rot gwn op
[slachtoffer 1] : Praat nii meer tegen me
[slachtoffer 1] : Ga focking iemand ander verkrachten kut mongool kkr leider [10]
Plaats van misbruik
[slachtoffer 1] heeft wisselende verklaringen afgelegd over de plaats waar het misbruik zou hebben plaatsgevonden. In eerste instantie heeft ze verklaard dat het misbruik plaatsvond op haar slaapkamer. Later heeft zij verklaard dat dit op de slaapkamer van [naam broer slachtoffers] is gebeurd en dat dit ook haar slaapkamer was.
Uiteindelijk heeft zij verklaard dat het misbruik plaatsvond op de slaapkamer van haar vader. Ze sliep die nacht bij haar vader omdat ze bang was. Ze heeft hierover bij de politie niets durven zeggen, omdat ze dan zouden denken dat het haar eigen schuld was. [11] Ook heeft zij verklaard dat ze voor haar moeder achterhield dat ze bij haar vader in bed sliep, omdat dit niet mocht. Haar moeder had dit al eerder bij Bureau Jeugdzorg gemeld. Ze mocht het van verdachte ook niet tegen haar moeder zeggen. [12]
Verdachte heeft bevestigd dat [slachtoffer 1] niet meer bij hem in bed mocht slapen, omdat haar moeder daar problemen mee had en omdat Bureau Jeugdzorg vond dat ze daar te oud voor was. [13]
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 1]
Dr. Otgaar heeft een onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] . Hij heeft geconcludeerd dat de wijze waarop het verhoor bij de politie heeft plaatsgevonden de betrouwbaarheid van de verklaringen ten goede is gekomen. [14]
Conclusie
[slachtoffer 1] heeft een verklaring afgelegd waarin zij aangeeft dat zij onder andere door geweld werd gedwongen seksuele handelingen te ondergaan met haar vader, verdachte. Verdachte heeft daarbij zowel een vinger als zijn penis in haar vagina geduwd. Ook heeft [slachtoffer 1] de penis van verdachte moeten vastpakken. Verdachte heeft ontkend dat hij deze seksuele handelingen heeft verricht.
Naast verdachte en [slachtoffer 1] waren er geen andere getuigen van het vermeende misbruik. De rechtbank heeft dan ook acht geslagen op ander bewijs dat de verklaring van [slachtoffer 1] mogelijk in voldoende mate kan ondersteunen. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van haar moeder en de whatsapp-berichten die verstuurd zijn tussen verdachte en [slachtoffer 1] , alle zoals hiervoor aangegeven, voldoende steun geven aan de verklaring van [slachtoffer 1] . De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Zowel [slachtoffer 1] als haar moeder hebben verklaard dat [slachtoffer 1] na het slapen bij haar vader de volgende ochtend, zondagochtend 15 december 2013 - anders dan gebruikelijk - vroeg thuis kwam in de woning van haar moeder. Moeder heeft verklaard dat [slachtoffer 1] op dat moment van slag was. [slachtoffer 1] en haar moeder hebben ook gelijkluidend verklaard over de dag waarop dit plaatsvond. [slachtoffer 1] heeft namelijk van meet af aan verklaard dat het misbruik plaats vond in het weekend, twee weken voor de kerst van 2013, derhalve in het weekend van 13 tot en met 15 december 2013. In haar verhoor bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] desgevraagd aangegeven dat zij denkt dat het misbruik van vrijdag op zaterdag heeft plaatsgevonden, maar dat het misbruik in ieder geval heeft plaatsgevonden in de nacht ná dat zij een neuspiercing heeft laten zetten.
Uit het zich in het dossier bevindende toestemmingsformulier van de tattooshop en de verklaring van [naam broer slachtoffers] blijkt dat de neuspiercing op 14 december 2013 is gezet, zodat het misbruik moet hebben plaats gevonden in de nacht van zaterdag 14 op zondag 15 december 2013.
[naam broer slachtoffers] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] op vrijdagnacht, dus op 13 december 2013,bij hem en zijn vriendin in bed heeft geslapen en ze daar ’s ochtends ook samen wakker werden. Deze verklaring is niet in tegenspraak met de door [slachtoffer 1] en moeder afgelegde verklaringen. Bovendien kan ze ook passen in de verklaring van verdachte zelf, afgelegd ter zitting, dat [slachtoffer 1] soms van vrijdag tot zondag bleef slapen.
De rechtbank houdt het er dan ook voor dat het misbruik heeft plaatsgevonden in de nacht van zaterdag 14 op zondag 15 december 2013 en dat [slachtoffer 1] zich heeft vergist als zij bij de rechter-commissaris zegt dat zij denkt dat het misbruik heeft plaatsgevonden in de nacht van vrijdag op zaterdag. Zij heeft het dronken zijn van haar vader kennelijk gekoppeld aan zijn cafébezoek, dat doorgaans op vrijdag plaatsvond in het kader van dartwedstrijden. . Verdachte heeft echter verklaard dat hij soms ook op zaterdag naar het café ging.
Bovendien is [slachtoffer 1] over de exacte datum en dag van meet af aan niet duidelijk: ze “denkt” dat het van vrijdag op zaterdag was. Waar ze wel heel stellig in is, is dat het misbruik in ieder geval heeft plaatsgevonden ná het zetten van de neuspiercing. Uit het dossier blijkt dat de piercing op zaterdag 14 december 2013 is gezet. Het is bovendien ook niet aannemelijk dat [slachtoffer 1] na het voorval met haar vader de volgende dag, alsof er niets gebeurd was, een neuspiercing zou laten zetten.
[naam broer slachtoffers] en verdachte hebben verklaard dat [slachtoffer 1] ook wel weekenden bleef slapen, dus van vrijdag tot zondag. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat [slachtoffer 1] in het weekend van 13 tot en met 15 december 2013 twee nachten bij haar vader heeft geslapen en dat het misbruik vervolgens in de nacht van 14 op 15 december 2013 heeft plaatsgevonden.
Dat er in dat weekend iets is voorgevallen, volgt ook uit het verloop van de contacten via Whatsapp tussen verdachte en [slachtoffer 1] . In eerste instantie is er – voorafgaand aan dat bewuste weekend – sprake van een normaal vader/dochter contact. Na dat weekend slaat de toonzetting in die berichten van de kant van [slachtoffer 1] in een keer om. Uit de hiervoor weergegeven berichten over en weer blijkt namelijk dat [slachtoffer 1] het contact met haar vader afhoudt. Zij heeft steeds weer een reden om haar vader niet te bezoeken. Ook wil zij geen cadeaus meer en uiteindelijk scheldt zij haar vader zelf uit voor “verkrachter”. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] na dat bewuste weekend nooit meer heeft gezien. Desgevraagd heeft verdachte geen reden kunnen geven voor deze duidelijke verandering in [slachtoffer 1] ’s houding ten opzichte van hem.
Dr. Otgaar heeft op basis van onderzoek vastgesteld dat het verhoor van [slachtoffer 1] bij de politie zodanig heeft plaatsgevonden, dat dit de betrouwbaarheid van haar verklaring ten goede is gekomen. De rechtbank heeft om die reden de eerste verklaring van [slachtoffer 1] ten overstaan van de politie als uitgangspunt genomen.
Voor zover de verdediging nog heeft aangevoerd dat [slachtoffer 1] heeft gelogen over de plaats waar het misbruik heeft plaatsgevonden, overweegt de rechtbank dat dit de betrouwbaarheid van haar verklaring niet aantast. [slachtoffer 1] heeft weliswaar in eerste instantie gelogen over de slaapkamer waar het misbruik plaatsvond, maar zij is hier later op terug gekomen. Ook heeft zij aangegeven waarom zij in eerste instantie niet durfde te zeggen dat zij bij haar vader in bed had geslapen. Onder de gegeven omstandigheden is het naar het oordeel van de rechtbank niet vreemd dat zij in eerste instantie over dit punt niet de waarheid heeft verklaard.
Nu de verklaring van [slachtoffer 1] in voldoende mate wordt ondersteund, is de rechtbank van oordeel dat de feiten 1 primair en 2 bewezen kunnen worden verklaard. Aangezien de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 1] afgelegd bij de politie op 15 maart 2014 geloofwaardig acht, ziet zij, anders dan de officier van justitie, geen reden delen van die verklaring, voor zover die zien op het door verdachte uitgeoefende geweld jegens haar, niet mee te nemen voor het bewijs. De rechtbank acht ook deze onderdelen van haar verklaring geloofwaardig en acht aldus ook dit onderdeel van de tenlastelegging bewezen.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een eendaadse samenloop, aangezien het tenlastegelegde onder de feiten 1 en 2 zien op twee verschillende handelingen.
Feit 3
Onder feit 3 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij seksuele handelingen heeft gepleegd met zijn dochter [slachtoffer 2] . Dit misbruik zou hebben plaatsgevonden in de periode van 21 mei 1996 tot en met 1 oktober 1996.
Ten tijde van het vermeende misbruik was [slachtoffer 2] zes jaar oud. Jaren later, toen [slachtoffer 2] 12/13 jaar oud was, heeft zij aan een vriendin spontaan over het voorval met haar vader verteld. Deze vriendin heeft hierover in 28 april 2014 bij de politie verklaard. In 2005 heeft [slachtoffer 2] een brief geschreven, waarin zij aan haar moeder vertelde over het misbruik door haar vader. Uiteindelijk heeft [slachtoffer 2] op 11 april 2014 aangifte gedaan.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 2] op vier momenten heeft gesproken over het misbruik door haar vader, verdachte. In deze verklaringen komen geen vreemde details voor. [slachtoffer 2] had ook geen aantoonbaar motief om over het misbruik te liegen.
Anders dan bij de verklaring van [slachtoffer 1] , wordt de verklaring van [slachtoffer 2] echter niet (voldoende) ondersteund door enig ander bewijs. De belastende verklaringen die er zijn, komen allemaal uit een bron, te weten [slachtoffer 2] : zij heeft het aan haar vriendin en moeder verteld en zij heeft de brief geschreven. Daar komt nog bij dat dr. Otgaar naar aanleiding van zijn betrouwbaarheidsonderzoek heeft geconcludeerd dat [slachtoffer 2] bij de politie een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd, wat - gezien het feit dat de eerdere brief aan haar moeder weinig details bevat - opmerkelijk te noemen is. Aangezien [slachtoffer 2] in de tussenliggende jaren frequent over het vermeende misbruik met haar moeder heeft gesproken, bestaat de kans dat haar verklaring hierdoor is beïnvloed. Hierdoor heeft zij wellicht (onjuiste) details aan haar verklaring toegevoegd, aldus Otgaar.
Nu de verklaring van [slachtoffer 2] niet worden ondersteund door enig ander objectief bewijs, zal de rechtbank verdachte - bij gebrek aan bewijs- vrijspreken van feit 3.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte

1.Primair

in de periode van 14 december 2013 tot en met 15 december 2013 te Geleen, door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte zijn vinger en penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden hierin dat verdachte,
- die [slachtoffer 1] (met kracht) het bed op heeft getrokken en
- die [slachtoffer 1] stevig heeft vastgepakt en
- die [slachtoffer 1] heeft uitgekleed en
- boven op die [slachtoffer 1] is gaan liggen en
- die [slachtoffer 1] heeft geslagen en
- die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd de woorden - zakelijk weergegeven - dat die [slachtoffer 1] rustig moest doen;

2.

in de periode van 14 december 2013 tot en met 15 december 2013 te Geleen, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , bestaande die ontucht hierin dat verdachte die [slachtoffer 1] zijn penis heeft laten betasten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair:
verkrachting
Feit 2:
ontucht plegen met zijn minderjarig kind
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog is. Hij heeft verzocht een voorwaardelijke straf op te leggen, eventueel te koppelen aan een taakstraf. De raadsman heeft daarnaast uitdrukkelijk verzocht geen reclasseringstoezicht en een verplichte behandeling op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zijn dochter [slachtoffer 1] verkracht en hij heeft ontuchtige handelingen met haar gepleegd. [slachtoffer 1] was op dat moment 14 jaar oud. Verdachte heeft op ernstige wijze het vertrouwen van zijn dochter geschaad. In plaats van [slachtoffer 1] bescherming en geborgenheid te bieden heeft verdachte een zeer grove inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer. Het behoeft geen betoog, dat hetgeen de verdachte heeft gedaan volstrekt verwerpelijk is.
Het leven van [slachtoffer 1] is als gevolg van het seksueel misbruik ingrijpend veranderd. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring die de advocaat van [slachtoffer 1] op de zitting heeft voorgelezen blijkt dat [slachtoffer 1] als gevolg van het seksueel misbruik aangewezen is op intensieve hulpverlening. Zij was psychisch ook niet in staat om naar de zitting te komen. Het mag duidelijk zijn dat [slachtoffer 1] als gevolg van het handelen van verdachte enorm beschadigd is.
Blijkens de oriëntatiepunten van het LOVS wordt voor een verkrachting doorgaans een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden opgelegd. Verdachte is weliswaar niet eerder wegens soortgelijke feiten veroordeeld, maar er zijn veel factoren die in zijn nadeel wegen, zoals de kwetsbaarheid van het slachtoffer (minderjarige dochter van verdachte) en de mate waarin misbruik werd gemaakt van overwicht dan wel vertrouwen. De wetgever heeft ook tot uitdrukking gebracht (onder meer in artikel 248 Wetboek van Strafrecht) dat de straffen bij seksueel misbruik met je eigen kind zwaarder kunnen worden gestraft. Beide bewezenverklaarde feiten zijn door verdachte gepleegd met zijn eigen dochter [slachtoffer 1] , terwijl hij wist dat zij kwetsbaar was en last had van de (opvoedingssituatie) thuis én de moeizame verhouding tussen verdachte en de moeder van [slachtoffer 1] .
Om die redenen zal de rechtbank een hogere straf opleggen dan het uitgangspunt van 24 maanden. Wel zal een aanzienlijk deel voorwaardelijk worden opgelegd. De rechtbank heeft daarvoor aansluiting gezocht bij het reclasseringsrapport dat over verdachte is opgemaakt. Daarin wordt aangegeven dat recidive niet kan worden uitgesloten. Daarbij is de opmerking gemaakt dat er inmiddels kleinkinderen zijn, op wie verdachte af en toe past. Een flinke stok achter de deur is dan ook noodzakelijk. De rechtbank zal geen bijzondere voorwaarden opleggen, aangezien verdachte niet vindt dat er iets mis met hem is en geen hulp wil accepteren.
Hoewel de officier van justitie de onder feit 1 primair tenlastegelegde verkrachting - in tegenstelling tot de rechtbank - niet bewezen acht, is de door de officier van justitie gevorderde straf, gelet op voornoemd oriëntatiepunt en alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, passend. Hierin komt de strafwaardigheid van het gedrag van verdachte namelijk voldoende tot uitdrukking. Wel zal de rechtbank een langere proeftijd opleggen dan was geëist: drie in plaats van twee jaar.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. [slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 5.040,60, bestaande uit reiskosten ad € 40,60 en immateriële schade ad € 5.000,-. [slachtoffer 2] vordert een bedrag van € 5.047,85, bestaande uit reiskosten ad € 47,85 en immateriële schade ad € 5.000,-. Beiden hebben gevorderd de vordering te verhogen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De vordering van [slachtoffer 2] zal niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waarvoor zij schadevergoeding vordert.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie betoogd dat de vordering volledig kan worden toegewezen. De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen, nu er geen sprake is van rechtstreekse schade: [slachtoffer 1] zou al psychische problemen hebben gehad voor het vermeende misbruik.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank acht de gevorderde materiële schade geheel voor toewijzing vatbaar. De immateriële schade is gedeeltelijk voor toewijzing vatbaar. [slachtoffer 1] had al de nodige psychische problemen, nog voordat het tenlastegelegde zich afspeelde. Verdachte was hiervan op de hoogte. Hij heeft haar (opnieuw) in een traumatische situatie gebracht en kan dan ook verantwoordelijk worden gehouden voor de schade die ze daardoor (opnieuw of in verergerde mate) heeft opgelopen. [slachtoffer 1] heeft de nodige therapie ondergaan en wordt nog steeds behandeld. Anders dan de raadsman heeft betoogd, kunnen de huidige klachten dus wel degelijk te maken hebben met het seksueel misbruik door verdachte.
De rechtbank ziet wel aanleiding de gevorderde immateriële schade te matigen, nu de omvang van die schade thans nog niet in volle omvang valt vast te stellen. De rechtbank stelt het bedrag van die immateriële schade tot op heden naar redelijkheid en billijkheid vast op
€ 3.000,00. Voor het overige zal de benadeelde in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het toe te wijzen bedrag ad € 3.040,60 zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 december 2013. Ook zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.Het beslag

Tijdens het onderzoek werd een beeldplaat in beslag genomen. Deze kan worden teruggeven aan de politie eenheid Limburg.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 242 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 3 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , van € 3.040,60, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 14 december 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • verklaart de
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
Beslag
-
gelast de teruggavevan het volgende in beslag genomen voorwerp aan de politie eenheid Limburg:
1. Beeldplaat, TDK (goednummer 2352469).
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.L. van der Aa, voorzitter, mr. J.S. Holthuis en mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 juni 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2013 tot en met 15 december 2013, in elk geval in de maand december 2013, te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte een van zijn, verdachtes, vingers en/of penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte,
- die [slachtoffer 1] (met kracht) het bed op heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer 1] stevig heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] heeft uitgekleed en/of
- boven op die [slachtoffer 1] is gaan liggen en/of
- die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd de woorden - zakelijk weergegeven - dat die [slachtoffer 1] rustig moest doen, en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2013 tot en met 15 december 2013, in elk geval in de maand december 2013, te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte een van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina van de [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2013 tot en met 15 december 2013, in elk geval in de maand december 2013, te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , bestaande die ontucht hierin dat die [slachtoffer 1] de penis van hem, verdachte, heeft doen betasten;
3.
hij in of omstreeks de periode van 21 mei 1996 tot en met 1 oktober 1996, in elk geval in het jaar 1996, te Geleen, met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2014007514, gesloten d.d. 26 juni 2014.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 15 maart 2014, p.39, 41, 42 en 43.
3.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 5 april 2016, p. 7 van dit verhoor.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 6 maart 2014, p. 30 en 31.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam broer slachtoffers] d.d. 17 juni 2014, p. 99.
6.Bijlage 2 bij het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 5 april 2016.
7.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 5 april 2016, p. 4 van dit verhoor.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam broer slachtoffers] d.d. 17 juni 2014, p. 99.
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 30 mei 2016 afgelegd.
10.Het geschrift, te weten een uitdraai van de whatsapp-geschiedenis, p. 176, 177, 178, 180 en 182.
11.Het geschrift, te weten een handgeschreven brief van [slachtoffer 1] , ter terechtzitting van 15 februari 2016 overgelegd.
12.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 5 april 2016, p. 4 van dat verhoor.
13.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 30 mei 2016 afgelegd.
14.Het geschrift, te weten het deskundigenrapport van dr. Otgaar d.d. 30 november 2015, p. 8 van dit rapport.