In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 28 april 2016 uitspraak gedaan in een verzoek van de Stichting Nidos Jeugdbescherming om als voogd te worden benoemd over een alleenstaande minderjarige asielzoeker. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen gezagsvacuüm aanwezig was. De ouders van de minderjarige, die in [land] verblijven, zijn bereikbaar en onderhouden dagelijks contact met hun kind. De rechtbank oordeelde dat de handtekening op de akkoordverklaring, die door Nidos was overgelegd, niet van de minderjarige afkomstig was. Dit leidde tot de conclusie dat de minderjarige niet op de juiste wijze was geïnformeerd over de voogdijmaatregel en zijn recht om gehoord te worden. De rechtbank benadrukte dat een effectieve uitoefening van het recht van de minderjarige om zijn zienswijze kenbaar te maken, vereist dat hij goed geïnformeerd is over de procedure en de gevolgen daarvan. De rechtbank concludeerde dat Nidos niet aannemelijk had gemaakt dat de ouders in de onmogelijkheid verkeerden om het gezag uit te oefenen, en dat er dus geen noodzaak was voor de benoeming van Nidos als voogd. De rechtbank wees het verzoek van Nidos af en benadrukte dat de stichting haar zorgplicht voor de minderjarige moet blijven vervullen, ongeacht de uitkomst van de voogdijprocedure.