ECLI:NL:RBLIM:2016:4833

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 april 2016
Publicatiedatum
8 juni 2016
Zaaknummer
C/03/215372 / FA RK 15-4476
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voogdijmaatregel Nidos voor alleenstaande minderjarige asielzoeker wegens gebrek aan gezagsvacuüm en onvoldoende informatie over instemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 28 april 2016 uitspraak gedaan in een verzoek van de Stichting Nidos Jeugdbescherming om als voogd te worden benoemd over een alleenstaande minderjarige asielzoeker. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen gezagsvacuüm aanwezig was. De ouders van de minderjarige, die in [land] verblijven, zijn bereikbaar en onderhouden dagelijks contact met hun kind. De rechtbank oordeelde dat de handtekening op de akkoordverklaring, die door Nidos was overgelegd, niet van de minderjarige afkomstig was. Dit leidde tot de conclusie dat de minderjarige niet op de juiste wijze was geïnformeerd over de voogdijmaatregel en zijn recht om gehoord te worden. De rechtbank benadrukte dat een effectieve uitoefening van het recht van de minderjarige om zijn zienswijze kenbaar te maken, vereist dat hij goed geïnformeerd is over de procedure en de gevolgen daarvan. De rechtbank concludeerde dat Nidos niet aannemelijk had gemaakt dat de ouders in de onmogelijkheid verkeerden om het gezag uit te oefenen, en dat er dus geen noodzaak was voor de benoeming van Nidos als voogd. De rechtbank wees het verzoek van Nidos af en benadrukte dat de stichting haar zorgplicht voor de minderjarige moet blijven vervullen, ongeacht de uitkomst van de voogdijprocedure.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK LIMBURG
Familie en jeugd
Zittingsplaats: Maastricht
Zaakgegevens: C/03/215372 / FA RK 15-4476
Datum uitspraak: 28 april 2016
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven op het verzoek van
de gecertificeerde instelling ‘STICHTING NIDOS JEUGDBESCHERMING’,
verzoekster, verder te noemen: Nidos,
gevestigd te Utrecht,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige],
verder te noemen: [minderjarige],
geboren te [geboorteplaats], [geboorteland], op [2004],
verblijvend te [verblijfplaats].
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in deze zaak betrokken:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidoost Nederland, locatie Maastricht, gevestigd te Maastricht, verder te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij een op 29 december 2015 ontvangen verzoekschrift heeft de stichting de rechtbank verzocht om tot (tijdelijke) voogd over [minderjarige] te worden benoemd.
1.2.
Nidos is bereid de (tijdelijke) voogdij over [minderjarige] uit te oefenen en heeft daartoe overgelegd een op 24 december 2015 ondertekende bereidverklaring alsmede een door [minderjarige] op 26 november 2015 ondertekende akkoordverklaring.
1.3.
De raad heeft op verzoek van de rechtbank onderzoek gedaan en in zijn rapport van 8 maart 2016, door de griffie ontvangen op 10 maart 2016, geadviseerd het verzoek van Nidos toe te wijzen.
1.4.
De zaak is behandeld ter zitting van 15 april 2016 waar zijn verschenen:
- een viertal vertegenwoordigers van Nidos, [vertegenwoordiger van de stichting], regiomanager, [vertegenwoordiger van de stichting] en [vertegenwoordiger van de stichting], medewerkers en [vertegenwoordiger van de stichting], jeugdbeschermer;
- de minderjarige [minderjarige];
- A. Arpat, tolk in de Koerdische taal;
- [oom minderjarige], oom van [minderjarige].

2.De beoordeling

2.1.
Ingevolge artikel 1:253q lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) benoemt de rechtbank, wanneer beide ouders die gezamenlijk het gezag over hun minderjarige kinderen uitoefenen, en daartoe op één der in artikel 246 genoemde gronden onbevoegd zijn, een voogd.
Ingevolge artikel 1:253r lid 1 BW is het bepaalde in voornoemd artikel van overeenkomstige toepassing indien:
a. één of beide ouders al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen, of
b. het bestaan of de verblijfplaats van één of beide ouders onbekend is.
2.2.
In het verzoekschrift heeft Nidos aangevoerd dat de ouders van [minderjarige] in [land] verblijven en dat derhalve in het gezag over [minderjarige], die op 25 november 2015 als alleenstaande minderjarige asielzoeker in Nederland is aangekomen, dient te worden voorzien. Als bijlage bij het verzoekschrift is de bereidverklaring van Nidos gevoegd alsmede een akkoordverklaring waarin [minderjarige] akkoord gaat met de benoeming van Nidos tot voogd en waarin [minderjarige] afstand doet van het recht om op de terechtzitting te worden gehoord.
2..3. Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek is aan de orde geweest dat uit het rapport van de raad naar voren komt dat de ouders van [minderjarige] niet in [land] verblijven zoals Nidos veronderstelt maar in [woonplaats] ([land]) wonen en dat zij vanuit [land] iedere dag telefonisch contact hebben met [minderjarige]. Voorts is gebleken dat [minderjarige] in Nederland zo goed en zo kwaad als het kan, wordt bijgestaan door zijn oom [oom minderjarige], die [minderjarige] ook heeft vergezeld naar de zitting op de rechtbank. [minderjarige] heeft bij die gelegenheid toegelicht, daarin bijgevallen door zijn oom, dat hij eigenlijk helemaal niet wil dat Nidos beslissingen voor hem neemt. Bovendien heeft [minderjarige], nadat de rechter hem de door Nidos overgelegde akkoordverklaring heeft laten zien, stellig verklaard dat de handtekening die onder de akkoordverklaring is geplaatst, niet de zijne is. Hij zegt niet te weten waar de akkoordverklaring over gaat en hij weet evenmin waarom hij thans voor de rechtbank moet verschijnen. [minderjarige] heeft eigenlijk maar één wens en dat is zo spoedig mogelijk met zijn ouders in [land], die hij erg mist, te worden herenigd.
2.4.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft Nidos erkend dat de handtekening en het daaronder geplaatst stempel met de vermelding ‘NIDOS Ter Apellervenen 3 9561 MC TER APEL 0599-822229’ die op 26 november 2015 onder de akkoordverklaring is gezet, niet van [minderjarige] afkomstig is. Wie de handtekening dan wel heeft gezet en wie vervolgens het stempel onder de handtekening heeft geplaatst, is niet duidelijk geworden. Door het gebruik van een akkoordverklaring als de onderhavige wekt Nidos de indruk dat de minderjarige instemt met de benoeming van Nidos tot voogd en voorts dat de minderjarige welbewust afstand doet van het recht om door de rechter hierover te worden gehoord. Een effectieve uitoefening van het recht van een minderjarige om in een hem of haar betreffende procedure zijn of haar zienswijze kenbaar te maken, zoals geregeld in artikel 809 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, brengt evenwel mee dat hij of zij vooraf naar behoren dient te worden geïnformeerd over de inhoud en de strekking van de in die procedure te vragen maatregel en over zijn of haar recht daarover zijn mening bij de rechter kenbaar te maken. Daarvan kan in deze zaak niet worden uitgegaan, nu uit de door Nidos gebruikte akkoordverklaring niet blijkt, althans voor de rechtbank niet kenbaar en toetsbaar, dat [minderjarige] behoorlijk, bijvoorbeeld met de hulp van een tolk in de taal die [minderjarige] machtig is, over de betekenis en de strekking van de door Nidos gevraagde voogdijmaatregel is geïnformeerd noch blijkt daaruit dat [minderjarige] is geïnformeerd over het recht dat hij heeft om
daarover bij de rechter zijn mening kenbaar te maken. In het geval van [minderjarige] klemt dat in het bijzonder nu ook nog eens is vast komen te staan dat de handtekening onder de akkoordverklaring niet eens afkomstig is van [minderjarige].
2.5.
Uit het voorgaande volgt dat [minderjarige] niet akkoord is gegaan met de benoeming van Nidos tot voogd over hem. Nidos heeft daar ter mondelinge behandeling tegenover gesteld dat de verwachting is gerechtvaardigd dat [minderjarige] voor langere tijd, zonder ouders in Nederland zal verblijven en dat, of [minderjarige] dat nu wil of niet, daarmee in ieder geval de noodzaak is gegeven een gezagsvoorziening te treffen gegeven, waarbij Nidos aantekent dat de grote toestroom van vluchtelingen naar Nederland en de daardoor toegenomen werkdruk meebrengt dat zij als stichting alleen van betekenis kunnen zijn voor [minderjarige] indien Nidos tot voogd over [minderjarige] wordt benoemd. Zonder voogdijmaatregel krijgen andere alleenstaande minderjarigen asielzoekers, voor wie wel een voogdijmaatregel geldt, voorrang.
2.6.
Van een gezagsvacuüm waarin de rechtbank op de voet van het bepaalde in artikel 1:253r BW dient te voorzien door Nidos tot voogd over [minderjarige] te benoemen is geen sprake. Het bestaan of de verblijfplaats van de ouders van [minderjarige] is niet onbekend terwijl evenmin vast is komen te staan dat de ouders van [minderjarige] in de onmogelijkheid verkeren het aan de Syrische wet ontleende ouderlijk gezag over hem uit te oefenen. Niet in geschil is immers dat [minderjarige] iedere dag telefonisch contact heeft met zijn ouders. Een van de verworvenheden van het huidige tijdsgewricht is bovendien dat er met moderne communicatiemiddelen als e-mail, skype of Facebook nauwelijks meer belemmeringen bestaan voor communicatie over een grote afstand, zelfs afstanden die vele malen groter zijn dan die tussen Nederland en [land]. Waarom het voor de ouders van [minderjarige] dan toch onmogelijk is het gezag over [minderjarige] vanuit [land] uit te oefenen, heeft Nidos niet aannemelijk gemaakt. Fysiek contact zoals Nidos stelt, is naar het oordeel van de rechtbank geen vereiste om het gezag daadwerkelijk te kunnen uitoefenen en niet valt in te zien dat dit in het geval van [minderjarige] anders is.
2.7.
De rechtbank zal het verzoek om Nidos met de voogdij over [minderjarige] te belasten derhalve afwijzen.
2.8.
De rechtbank tekent hierbij nog het volgende aan. De inspanningen van Nidos zijn tot dusver erop gericht geweest [minderjarige] met zijn in [land] wonende ouders te herenigen. Over binnen welke periode die inspanningen daadwerkelijk resulteren in een gezinshereniging heeft Nidos zich niet uitgelaten. De rechtbank rekent het tot de taak van Nidos alleenstaande minderjarige asielzoekers zoals [minderjarige] van hulp en bijstand te voorzien, ongeacht of Nidos daartoe door de rechter is belast met de voogdij of niet. De rechtbank gaat dan ook ervan uit dat Nidos zich na vandaag onverminderd, en ondanks de hiervoor in overweging 2.5. in essentie weergegeven kritische uitlatingen, met evenveel zorg van die taak kwijt in het geval van [minderjarige] als zij doet voor alle andere alleenstaande minderjarige asielzoekers waarover Nidos wel de voogdij heeft.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek van Nidos om haar te benoemen tot voogd over [minderjarige] af;
Deze beschikking is gegeven door mr. F.L.G. Geisel, rechter, tevens kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Poel als griffier op
28 april 2016.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.