ECLI:NL:RBLIM:2016:4821

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juni 2016
Publicatiedatum
8 juni 2016
Zaaknummer
03/659050-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met oplegging van onvoorwaardelijke ISD-maatregel

Op 7 juni 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte, geboren te [geboortegegevens verdachte] en thans gedetineerd in P.I. Zuid Oost, HvB Roermond, werd bijgestaan door zijn advocaat mr. B.H.M. Nijsten. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 24 mei 2016, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard, terwijl de verdediging vrijspraak voor feit 2 bepleitte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 11 december 2015 in Susteren een hoeveelheid Lego en een pluche beest heeft gestolen van [benadeelde 1], en op 12 februari 2016 in Nieuwstadt vleeswaren en kaas heeft gestolen van [benadeelde 2]. De rechtbank achtte beide feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van camerabeelden en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op voor de duur van twee jaren, gezien zijn recidive en het hoge recidiverisico. Tevens werd de schadevergoeding van € 140,87 aan [benadeelde 2] toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 februari 2016.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659050-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 juni 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
thans gedetineerd in P.I. Zuid Oost, HvB Roermond te Roermond.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.H.M. Nijsten, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 mei 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:lego en een pluche beest heeft gestolen van [benadeelde 1]
Feit 2:vleeswaren en kaas heeft gestolen van [benadeelde 2] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ter zake van feit 1 wijst de officier van justitie op de bekennende verklaring van de verdachte en op de camerabeelden van de winkeldiefstal, waarop de verbalisanten de dader hebben herkend als de verdachte. Ter zake van feit 2 wijst de officier van justitie op de camerabeelden van de diefstal en op de herkenning van de verbalisanten van de verdachte op deze beelden als de persoon die goederen onder zijn kleding steekt.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte. Ter zake van feit 2 heeft de raadsman de vrijspraak van de verdachte bepleit. Volgens de raadsman rechtvaardigen de gedragingen van de verdachte, welke de politie zou hebben waargenomen op de camerabeelden, niet de conclusie dat de verdachte de in de bestelbus aangetroffen hoeveelheid goederen heeft gestolen. Als verdachte de diefstal zou hebben gepleegd moet hij, gelet op de hoeveelheid soorten vlees die in de bus zijn aangetroffen, meerdere ‘grijpbewegingen’ hebben gemaakt en dat is nu net niet door de politie waargenomen. Het is aldus mogelijk dat de waarnemingen van de politie niet juist zijn.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ter zake van feit 1 [1]
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 24 mei 2016 [2] ;
- de aangifte namens [benadeelde 1] . [3] .
Ter zake van feit 2 [4]
Op 12 februari 2016 heeft [benadeelde 2] aangifte gedaan van winkeldiefstal van kaas en negen stuks vleeswaren, gepleegd te Nieuwstadt op vrijdag 12 februari 2016 tussen 18:30 uur en 20:30 uur. [5] Bij diens aangifte heeft [benadeelde 2] een ‘Landelijk aangifteformulier winkeldiefstal gevoegd’. Uit dit formulier volgt dat [benadeelde 2] aangifte heeft gedaan namens [benadeelde 2] . Op camerabeelden zag [benadeelde 2] dat een dikke man kaas en vleeswaren in zijn jas deed, waarna hij de winkel verliet zonder te betalen. [6]
[benadeelde 2] heeft de camerabeelden op 12 februari 2016 in de supermarkt aan de politie getoond. De politie was toen om 19.21 uur ter plaatse. Op deze camerabeelden zagen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat er buiten de supermarkt een wit busje kwam aangereden en dat deze parkeerde op de parkeerplaats. Uit het busje stapten twee personen, die vervolgens de supermarkt inliepen. De verbalisanten herkenden één van deze personen - te weten de dikke man - als [verdachte] , zijnde de verdachte. Op de camerabeelden zagen de verbalisanten vervolgens dat de verdachte iets pakte bij de vleesafdeling en dat hij dit onder zijn jas stopte. Ook zagen zij dat de verdachte iets pakte bij de kaasafdeling en dat hij dit eveneens onder zijn jas stopte. De onbekende man bevond zich daarbij in de nabijheid van de verdachte. De verdachte en de onbekende man liepen vervolgens naar buiten in de richting van het busje, waarna dit busje (vermoedelijk van het merk Nissan) wegreed. Volgens de tijdopname van de camera verlieten de mannen omstreeks 18.30 uur de supermarkt.
Nadat de verbalisanten de supermarkt hadden verlaten, werden zij in hun dienstvoertuig gepasseerd door een witte bus, merk Nissan, waarin de verdachte zich op de bijrijdersstoel bevond. De bestuurder herkenden zij als de hen onbekende man, die samen met de verdachte in de supermarkt was gezien. Nadat het busje, na een stopteken van de stoptransparant van het voertuig van de verbalisanten, tot stilstand kwam, werden de verdachte en de bestuurder , zijnde [persoon 1] , aangehouden. Achter de bestuurdersstoel van het busje werden negen verpakkingen met vlees aangetroffen en een verpakking met een blok kaas. Op de etiketten van het vlees stond [benadeelde 2] vermeld. [7]
De verdachte werd op 12 februari 2016 omstreeks 20.25 uur aangehouden in Nieuwstadt. [8]
[persoon 1] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met de verdachte in de [benadeelde 2] te Nieuwstadt is geweest. [9]
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de inhoud van het door de verbalisanten voornoemd op ambtseed en ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen te twijfelen. Dat de verbalisanten niet hebben gerelateerd dat zij meerdere grijpbewegingen hebben waargenomen, doet daar niet aan af, nog afgezien van het gegeven dat de rechtbank het niet onvoorstelbaar acht dat met één beweging meerdere soorten vlees worden beetgepakt. Gelet op de waarnemingen van de verbalisanten, de aangifte en het feit dat er, kort na de winkeldiefstal, vleesproducten (met het etiket ‘ [benadeelde 2] ) en kaas werden aangetroffen in de bestelbus waarin de verdachte zich bevond, terwijl de verdachte voor de aanwezigheid van die goederen geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen. Het verweer wordt aldus verworpen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 11 december 2015 te Susteren met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid Lego en een pluche beest, toebehorende aan [benadeelde 1] ;
2.
op 12 februari 2016 te Nieuwstadt, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid vleeswaren en kaas, toebehorende aan [benadeelde 2] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1:
diefstal
T.a.v. feit 2:
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met het reclasseringsadvies en het omvangrijke strafblad van de verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan een deel voorwaardelijk en daaraan verbonden een aantal bijzondere voorwaarden, passend is. Volgens de raadsman is sprake van een voorzichtige kentering in de denkwijze van de verdachte en is de verdachte bereid om zijn medewerking te verlenen aan ambulante hulpverlening. Omdat de verdachte niet bereid is om zijn medewerking te verlenen aan een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, zou de tenuitvoerlegging daarvan neerkomen op een ‘kale’ gevangenisstraf. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd om aan de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft twee winkeldiefstallen gepleegd. Het zonder enige terughoudendheid stelen van goederen uit supermarkten geeft aan dat de verdachte zich enkel bekommert om zijn eigen gewin. De verdachte veroorzaakt door dit gedrag veel overlast. Op zijn strafblad is te zien dat de verdachte reeds zeer vaak voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld en dat hij is aan te merken als veelpleger.
Ten aanzien van de ISD-maatregel overweegt de rechtbank als volgt.
Artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht geeft de rechtbank de mogelijkheid om op vordering van de officier van justitie de maatregel van plaatsing van een verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders op te leggen. Er moet voldaan zijn aan een aantal voorwaarden. De verdachte moet een feit hebben begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en voorts moet de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eisen. Aan deze wettelijke voorwaarden is in deze zaak voldaan. Tevens is de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van dit misdrijf tenminste
driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf en
de verdachte heeft de thans bewezenverklaarde feiten begaan nadat die eerdere straffen ten
uitvoer zijn gelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank eist de veiligheid van goederen de oplegging van de
ISD-maatregel omdat de verdachte telkens opnieuw strafbare feiten pleegt en vrijheidsstraffen de verdachte kennelijk daarvan niet weerhouden. Uit het rapport van de heer [medewerker reclassering] , verbonden aan GGZ Reclassering Limburg, van 28 mei 2016 blijkt eveneens dat het recidiverisico zeer hoog is en dat de reclassering het opleggen van een ISD-maatregel adviseert.
Er is bovendien een garantie dat verdachte aansluitend aan het onherroepelijk worden van dit vonnis geplaatst kan worden op een ISD-gevangenisplaats, zo blijkt uit een schrijven van 23 februari 2016.
De rechtbank is van oordeel dat uitsluitend een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende
maatregel voortzetting van het criminele gedragspatroon van de verdachte kan stopzetten.
Hoewel aan verdachte al in 2009 de ISD-maatregel werd opgelegd, ziet de rechtbank in de noodzaak tot bescherming van de veiligheid van goederen nu voldoende aanleiding om opnieuw de ISD-maatregel op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat deze veiligheid het opleggen van deze maatregel eist, mede gelet op het feit dat alleen zo de recidive door de verdachte kan worden beëindigd. Hoewel, zoals door de raadsman naar voren gebracht, de reclassering spreekt over een heel beperkte kentering in de denkwijze van verdachte, heeft de rechtbank ter terechtzitting niet de overtuiging gekregen dat er daadwerkelijk sprake is van een kentering. Integendeel, verdachte heeft weliswaar gezegd dat hij ambulant een behandeling wil ondergaan maar ook dat hij niet met dezelfde reclasseringswerkers die hij kent uit het verleden, wil werken. Bovendien spreekt de reclassering ook uit dat niet valt uit te sluiten dat verdachte zich bij de reclassering sociaal wenselijk heeft opgesteld en blijkt uit het reclasseringsrapport dat verdachte in het verleden altijd zijn eigen koers heeft gevaren.
Voor zover de verdachte daadwerkelijk zijn (alcohol)problematiek wil aanpakken, is het aan hem om de in de ISD door te brengen tijd daarvoor nuttig aan te wenden. Het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel acht de rechtbank derhalve, onder de gegeven omstandigheden, een gepasseerd station.
Om de beëindiging van de recidive de kans te geven is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel opleggen voor de maximale termijn, zijnde twee jaren.
Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel zal plaatsvinden.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van
€ 140,87 ter zake van het tenlastegelegde feit, bestaande uit materiële schade, onder vermeerdering van de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering van de benadeelde partij volledig dient te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering, voor wat betreft de gederfde arbeidsuren, onvoldoende is onderbouwd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde [benadeelde 2] door het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat de in dit verband gestelde schade, bestaande in de post ‘gederfde arbeidsinkomsten’ – op te vatten als gederfde winst in de zin van artikel 6:96 lid 1 BW – aannemelijk is, mede nu die post onvoldoende gemotiveerd is betwist door de verdediging. Het enkele feit dat de gestelde schade niet met bescheiden is onderbouwd, zoals gesteld door de verdediging, maakt dat niet anders. De rechtbank zal daarom de vordering ten bedrage van € 140,87 volledig toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2016. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 38m, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • legt aan verdachte op de
  • bepaalt dat
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij,
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde 2] , van € 140,87, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 12 februari 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.S. Dijks, voorzitter, mr. Th.A.J.M. Provaas en
mr. D.C.I. van Delft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.K. Bakker, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 juni 2016.
mr. D.C.I. van Delft is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 december 2015 te Susteren, in elk geval in de gemeente
Echt-Susteren, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een hoeveelheid Lego en/of een pluche beest, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 12 februari 2016 te Nieuwstadt, in elk geval in de
gemeente Echt-Susteren, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een hoeveelheid vleeswaren en kaas, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Echt, proces-verbaalnummer PL2300-2015231926, gesloten d.d. 14 februari 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 31.
2.De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 mei 2016.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 15 december 2015, p. 3 tot en met 6.
4.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Echt, proces-verbaalnummer PL2300-2016027234, gesloten d.d. 14 februari 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 58.
5.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] d.d. 12 februari 2016, p. 12 tot en met 14.
6.Landelijk aangifteformulier winkeldiefstal d.d. 12 februari 2012, p. 15 tot en met 18.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 februari 2016, opgemaakt op ambtseed door [verbalisant 1] en op ambtsbelofte door [verbalisant 2] , p. 5 en 6.
8.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 12 februari 2016, p. 19 en 20.
9.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [persoon 1] d.d. 13 februari 2016, p. 50 en 52.