ECLI:NL:RBLIM:2016:4781

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 mei 2016
Publicatiedatum
6 juni 2016
Zaaknummer
5008244 AZ VERZ 16-102 EN 5101679 AZ VERZ 16-119
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Groen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en verzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter op 26 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] en Woonmekka B.V. Het geschil betreft een verzoek tot vernietiging van een ontslag op staande voet dat op 11 maart 2016 door Woonmekka is gegeven. [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] was sinds 1 augustus 2014 in dienst bij Woonmekka en had zich op 25 januari 2016 ziek gemeld. Na een incident op 11 maart 2016, waarbij [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] zich dreigend opstelde tegenover [naam aandeelhouder], heeft Woonmekka het ontslag op staande voet bevestigd in een brief van 15 maart 2016. [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] verzocht de kantonrechter om het ontslag te vernietigen en om doorbetaling van loon, alsook een billijke vergoeding. Woonmekka voerde verweer en verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat er sprake was van een dringende reden. Het verzoek tot vernietiging van het ontslag werd afgewezen, evenals de overige vorderingen van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek]. Het verzoek van Woonmekka tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd eveneens afgewezen, omdat de arbeidsovereenkomst al door het ontslag op staande voet was geëindigd. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummers: 5008244 AZ VERZ 16-102 en 5101679 AZ VERZ 16-119
MD
Beschikking van de kantonrechter van 26 mei 2016
in de zaak van:
[verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] ,
wonend aan de [adres] ,
[woonplaats] ,
verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek,
gemachtigde mr. M.M.C. Nijssen-Sier,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
woonmekka B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Heerlen,
verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek,
gemachtigde mr. J. Schepers.
Partijen zullen hierna [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] en Woonmekka genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties;
  • het verweerschrift, tevens houdend een zelfstandig verzoek dat strekt tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst ex art. 7:671b BW met producties;
  • de mondelinge behandeling d.d. 24 mei 2016.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 augustus 2014 krachtens arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar bij Woonmekka in dienst getreden. Met ingang van 1 augustus 2015 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen verlengd tot
1 augustus 2016. Laatstelijk was [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] werkzaam als algemeen medewerker, tegen een loon van € 2.100,00 bruto per maand exclusief vakantiebijslag. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Wonen van toepassing. Tevens is in de arbeidsovereenkomst in art. 14.3. een tussentijdse opzegmogelijkheid voor zowel de werkgever als de werknemer opgenomen.
2.2.
[verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] heeft zich op 25 januari 2016 ziek gemeld.
2.3.
Vanaf 10 maart 2016 heeft [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] zijn werkzaamheden voor 50% hervat.
2.4.
Op 11 maart 2016 heeft er een incident tussen [naam aandeelhouder] (die samen met zijn partner [naam partner] Woonmekka drijft) en [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] plaatsgevonden. Nadat [naam aandeelhouder] het alarmnummer 112 heeft gebeld, is de politie ter plaatse gekomen. De politie heeft een mutatierapport opgemaakt, dat (deels geanonimiseerd) is overgelegd. [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] is op 11 maart 2016 door [naam aandeelhouder] , in het bijzijn van de ter plaatse gekomen politieagenten, op staande voet ontslagen.
2.5.
Het ontslag op staande voet is bij brief van de gemachtigde van Woonmekka d.d.
15 maart 2016 schriftelijk aan [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] bevestigd. In die brief schrijft de gemachtigde van Woonmekka:
“(…) Uw dienstverband is op vrijdag 11 maart 2016 met onmiddellijke ingang opgezegd. Dit vanwege het feit dat u op die dag de heer [naam aandeelhouder] , een van de aandeelhouders, ernstig hebt bedreigd, althans zich dreigend jegens hem opgesteld heeft door hem te duwen alsmede hem de doorgang naar buiten fysiek te versperren. Een andere werknemer is hiervan ook getuige geweest. De situatie werd door de heer [naam aandeelhouder] dusdanig bedreigend ervaren dat de politie is gebeld en ook ter plaatse is gekomen.
Voorts zijn er in het afgelopen jaar al meerdere soortgelijke incidenten geweest, die elk op zichzelf al een ontslag op staande voet zouden hebben gerechtvaardigd, maar waarbij werkgever u vanwege uw persoonlijk omstandigheden niet heeft willen ontslaan op grond van die dringende reden. Thans is er een situatie waarvan de spreekwoordelijke druppel kan worden gesproken. Deze incidenten zijn kort samengevat:
- een incident waarbij u uit het niets kwaad werd en met stoelen hebt gegooid in de vestiging, alsmede daarbij uw werkgever hebt uitgescholden en bedreigingen hebt geuit;
- een incident waarbij u bij een klant thuis onenigheid hebt gekregen met die klant waarna u bent vertrokken en vervolgens voor uw werkgever enkele uren onbereikbaar bent gebleven. Toen u na drie uren op de vestiging aan kwam hebt u in een gesprek met mevrouw [naam partner] zich onheus uitgelaten en met een vuist op tafel geslagen.
(…)”.
2.6.
Met ingang van 2 mei 2016 is [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] krachtens een uitzendovereenkomst aan het werk bij een niet nader genoemd bedrijf.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] verzoekt, zakelijk weergegeven en mede tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten:
- Primair:
Vernietiging van het op 11 maart 2016 gegeven ontslag op staande voet, veroordeling van Woonmekka tot doorbetaling van het loon vanaf die datum, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente, vergoeding van buitengerechtelijke kosten, alles onder overlegging van een deugdelijke specificatie op straffe van een dwangsom, met veroordeling van Woonmekka in de kosten van dit geding;
- Subsidiair:
Woonmekka te veroordelen tot betaling aan [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] van een billijke vergoeding ad
€ 10.200,00 bruto, te vermeerderen met wettelijke rente, vergoeding van de buitengerechtelijke kosten, alles onder overlegging van een deugdelijke specificatie op straffe van een dwangsom, met veroordeling van Woonmekka in de kosten van dit geding.
3.2.
Woonmekka heeft verweer gevoerd.
3.3.
Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt Woonmekka, om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
- voor zover er wordt geoordeeld dat er geen dringende reden is, de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van art. 7:671b lid 1, onderdeel a, BW in verbinding met art. 7:669 lid 3, onderdeel g BW, met ingang van 13 mei 2016, althans op de kortst mogelijke termijn, zonder toekenning van enige vergoeding (billijke vergoeding dan wel
transitievergoeding) aan [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] ;
- [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.4.
[verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] heeft verweer gevoerd.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.

4.De beoordeling

het verzoek van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] tot vernietiging van het ontslag op staande voet
4.1.
[verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] heeft het onderliggende verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst door Woonmekka is beëindigd (art. 7:686a lid 4, onderdeel a, BW).
4.2.
Het geschil van partijen betreft de vraag of het door Woonmekka aan [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] gegeven ontslag op staande voet moet worden vernietigd.
4.3.
Op grond van art. 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge art. 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen als vorenbedoeld beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
4.4.
De onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst staat niet ter discussie.
4.5.
Voor wat betreft de onverwijlde mededeling van de dringende reden(en) geldt het volgende. Van de twee incidenten die in de ontslagbrief van 15 maart 2016 kort samengevat staan vermeld (en zich vóór 11 maart 2016 zouden hebben afgespeeld) is niet komen vast te staan dat ook die incidenten op 11 maart 2016 onverwijld aan [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] zijn meegedeeld. Hetgeen partijen over deze twee incidenten hebben aangevoerd wordt mitsdien buiten beschouwing gelaten. Niet in geschil is dat de hierna in de volgende rechtsoverweging vermelde dringende reden onverwijld aan [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] is meegedeeld.
4.6.
Derhalve dient te worden beoordeeld of er op 11 maart 2016 sprake is geweest van het bedreigen, althans dreigend opstellen, van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] jegens [naam aandeelhouder] door hem te duwen alsmede hem de doorgang naar buiten fysiek te versperren. Nu zulks niet door [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] is weersproken, staat vast dat:
- [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] zich op 11 maart 2016 weer op het werk bij [naam aandeelhouder] heeft gemeld;
- er met [naam aandeelhouder] een discussie is ontstaan over de vraag of hij de bedrijfsbus (die op de parkeerplaats voor de vestiging van Woonmekka stond met [naam medewerker] , die op die datum pas enkele dagen bij Woonmekka in dienst was, achter het stuur) mocht besturen;
- [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] bij het verlaten van de deur van de Woonmekka-vestiging [naam aandeelhouder] heeft geduwd (uit de stelling van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] dat hij niet
opzettelijkheeft geduwd volgt logischerwijs dat hij dus wel heeft geduwd) en dat er bij het verlaten van de winkel een botsing tussen [naam aandeelhouder] en [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] heeft plaatsgevonden;
- uit het mutatierapport van de ter plaatse gekomen politieagenten, die op 11 maart 2016 apart met [naam aandeelhouder] , [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] en [naam medewerker] hebben gesproken, volgt dat de in de bedrijfsbus wachtende [naam medewerker] het volgende heeft gezien: “ [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] [ [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] ] zou een aantal keren intimiderend voor [naam aandeelhouder] [ [naam aandeelhouder] ] zijn gaan staan (zodat hij niet naar buiten kon). Ook zou [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] de voordeur hebben dicht gehouden. [naam medewerker] [ [naam medewerker] ] bevestigt het verhaal van [naam aandeelhouder] . Ook de vrouw van [naam aandeelhouder] was in de zaak en bevestigde het verhaal.”
4.7.
Het vorenstaande leidt ertoe dat genoegzaam is komen vast te staan dat [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] zich op 11 maart 2016 zodanig jegens zijn werkgever in de persoon van [naam aandeelhouder] (in het bijzijn van de amper enkele dagen bij Woonmekka in dienst zijnde collega [naam medewerker] ) heeft misdragen uit frustratie dat hij de bedrijfsbus niet mocht besturen, dat dit zonder meer een dringende reden in de zin van art. 7:678 lid 1 BW oplevert. De door [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] geschetste persoonlijke omstandigheden (zijn ongeneeslijk zieke vrouw en de omstandigheid dat dit pas zijn tweede werkdag was na een periode van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte) en de ingrijpende gevolgen van het ontslag op staande voet zijn door de kantonrechter meegewogen, maar kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Die gevolgen van het ontslag op staande voet zijn overigens al deels verzacht doordat ter zitting is komen vast te staan dat [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] vanaf 2 mei 2016 krachtens een uitzendovereenkomst werkzaam is bij een niet nader genoemd bedrijf. Dat geldt eens te meer als bedacht wordt dat de arbeidsovereenkomst die Woonmekka met [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] voor bepaalde tijd was aangegaan, ervan uitgaande dat die arbeidsovereenkomst niet tussentijds zou worden opgezegd en/of zou worden verlengd, van rechtswege op 1 augustus 2016 zou eindigen.
4.8.
Uit art. 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met art. 7:671 BW. Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is en dit ontslag op staande voet aldus heeft geleid tot een rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zal het verzoek van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] om vernietiging van dat ontslag worden afgewezen. De overige primair ingestelde vorderingen tot betaling van het loon en de vakantiebijslag, de wettelijke verhoging, de wettelijke rente, de buitengerechtelijke kosten, alles onder overlegging van een deugdelijke specificatie, treffen hetzelfde lot en zullen eveneens worden afgewezen.
4.9.
Subsidiair heeft [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] gevorderd om Woonmekka te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding als bedoeld in art. 7:681 lid 1 BW. Uit het voorgaande volgt evenwel dat er niet is opgezegd in strijd met het bepaalde in art. 7:671 BW (er is immers sprake van een dringende reden als bedoeld in art. 7:677 lid 1 BW juncto 7:678 BW), zodat er geen grondslag voor toekenning van een billijke vergoeding bestaat. De gevorderde billijke vergoeding wordt derhalve afgewezen, evenals de overige subsidiair ingestelde vorderingen.
4.10.
De kantonrechter stelt vast dat [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] géén transitievergoeding heeft gevorderd, maar dat Woonmekka desondanks wel bezwaar heeft gemaakt tegen toekenning van een eventuele transitievergoeding. Wat hier ook van zij: omdat de arbeidsovereenkomst niet ten minste twee jaar heeft geduurd en het eindigen van die arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] , zou een verzoek tot toekenning van een transitievergoeding zijn afgewezen.
het zelfstandige verzoek van Woonmekka tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor zover vereist
4.11.
Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, voor zover deze nog mocht bestaan, wordt afgewezen. Hiervoor is immers het verzoek van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] tot vernietiging van het op 11 maart 2016 door Woonmekka gegeven ontslag op staande voet afgewezen, waardoor de arbeidsovereenkomst tussen partijen door het ontslag op staande voet is geëindigd (en er dus niets meer te ontbinden valt).
inzake de verzoeken van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] en het zelfstandige verzoek van Woonmekka
4.12.
Gezien de uitkomst en aard van alle verzoeken tezamen worden de proceskosten op hierna te bepalen wijze gecompenseerd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
inzake de verzoeken van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] (5008244 AZ VERZ 16-102):
5.1.
wijst de verzoeken af;
inzake het zelfstandige verzoek van Woonmekka (5101679 AZ VERZ 16-119):
5.2.
wijst het verzoek af;
inzake de verzoeken van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] en het zelfstandige verzoek van Woonmekka:
5.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Groen en is in het openbaar uitgesproken.