ECLI:NL:RBLIM:2016:4779
Rechtbank Limburg
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Verwijzing van een kort geding naar een andere rechtbank wegens betrokkenheid van de gedaagde als advocaat
Op 2 maart 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg in Maastricht een vonnis gewezen in een kort geding tussen een vrouw (eiseres) en een man (gedaagde). De vrouw heeft de man gedagvaard en vorderingen ingesteld met betrekking tot een hypothecaire geldlening bij de ABN Amro Bank NV. De vrouw vorderde onder andere dat de man zou aantonen dat hij zich voldoende heeft ingespannen om haar te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de lening. De man heeft geen advocaat gesteld en de mondelinge behandeling was gepland voor 4 maart 2015.
De voorzieningenrechter heeft echter besloten de zaak ambtshalve te verwijzen naar de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem. Dit besluit is genomen op basis van artikel 46b van de Wet op de Rechterlijke Organisatie, omdat de man als gedaagde regelmatig pleit bij de rechtbank Limburg in zijn hoedanigheid als advocaat. De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat de betrokkenheid van de rechtbank Limburg in eerdere procedures tussen partijen aan de orde is geweest, en dat de man eerder heeft aangegeven zijn privézaak niet door de rechtbank Limburg behandeld te willen zien.
De voorzieningenrechter heeft de zaak verwezen om verdere vertraging in de afdoening van het kort geding te voorkomen en om ervoor te zorgen dat de mondelinge behandeling op korte termijn kan plaatsvinden. De vrouw is verantwoordelijk voor het betekenen van het verwijzingsvonnis aan de man, zodat hij op de hoogte is van de wijziging in de procedure. De beslissing om de zaak te verwijzen is genomen met inachtneming van de nabijheid van de rechtbank Gelderland en de afhandeling van eerdere zaken door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.