ECLI:NL:RBLIM:2016:4753

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 juni 2016
Publicatiedatum
3 juni 2016
Zaaknummer
5067812 CV EXPL 16-4612
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens overlast door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 2 juni 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woningstichting Servatius en een gedaagde huurder. De eisende partij, Woningstichting Servatius, heeft de gedaagde, wonend aan een onbekend adres, aangeklaagd wegens ernstige overlast die hij en zijn bezoekers zouden veroorzaken. De huurovereenkomst tussen partijen was op 28 februari 2014 voor onbepaalde tijd aangegaan. Gedurende de huurperiode heeft Servatius herhaaldelijk klachten ontvangen over het gedrag van de gedaagde, waaronder geluidsoverlast en het repareren van brommers in de woning. Ondanks meerdere waarschuwingen en gesprekken met de gedaagde, bleef de overlast aanhouden.

Servatius vorderde in kort geding de ontruiming van de huurwoning, met als argument dat de overlast van zodanige aard was dat het huurgenot van andere huurders ernstig werd aangetast. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang bij de gevorderde ontruiming, gezien de ernst van de klachten en de gevolgen voor de betrokken huurders. De rechter concludeerde dat de gedaagde niet voldeed aan zijn verplichtingen als huurder en dat de kans groot was dat een bodemrechter de huurovereenkomst zou ontbinden.

De rechter heeft de gedaagde veroordeeld om de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis te ontruimen, met de mogelijkheid voor Servatius om de ontruiming zelf uit te voeren indien de gedaagde hieraan niet voldeed. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De rechter heeft de termijn voor ontruiming vastgesteld op twee weken, met een voorwaarde dat Servatius gedurende zes weken na betekening van het vonnis niet tot executie overgaat, mits de gedaagde zich als goed huurder gedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 5067812 CV EXPL 16-4612
MD
Vonnis van de kantonrechter in kort geding van 2 juni 2016
in de zaak van:
de stichting
woningstichting servatius,
gevestigd en kantoor houdend te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde mr. B.E.J.M. Tomlow,
tegen:
[gedaagde] ,
wonend aan de [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. E. Meuwissen.
Partijen zullen hierna Servatius en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een exploot van dagvaarding met producties 1 tot en met 8;
- de aanvullende productie 9 van Servatius;
- de mondelinge behandeling op 19 mei 2016 alwaar dhr. [naam regisseur sociaal beheer] (regisseur sociaal beheer bij Servatius) een schriftelijke volmacht heeft overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Servatius is met [gedaagde] een huurovereenkomst aangegaan, uit hoofde waarvan [gedaagde] de woonruimte met aanhorigheden, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] (hierna: het gehuurde) van Servatius huurt. De huurovereenkomst is met ingang van 28 februari 2014 voor onbepaalde tijd aangegaan. De algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte d.d. 9 oktober 2013 maken deel uit van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst.
2.2.
Op 10 juli 2014 heeft een medewerker van Servatius afspraken met [gedaagde] gemaakt over zijn woongedrag.
2.3.
Op 12 augustus 2014 is [gedaagde] door Servatius gesommeerd om met onmiddellijke ingang geen overlast meer te veroorzaken. [gedaagde] is uitgenodigd voor een gesprek met Servatius dat op 27 augustus 2014 heeft plaatsgevonden.
2.4.
Bij brief van 10 februari 2015 heeft de gemachtigde van Servatius contact opgenomen met de moeder van [gedaagde] [mevrouw [naam moeder] ], haar zoon [ [gedaagde] ] en de partner van haar zoon. Zij zijn uitgenodigd voor een gesprek bij Servatius op 18 februari 2015. Dat gesprek heeft ook op die datum plaatsgevonden.
2.5.
De gemachtigde van Servatius heeft bij brief van 18 februari 2015 het gesprek van diezelfde dag weergegeven. Alhoewel zowel [gedaagde] als diens moeder in de gelegenheid zijn gesteld om te reageren op eventuele onjuistheden in dat gespreksverslag, hebben zij van die mogelijkheid geen gebruik van gemaakt. Blijkens die brief van 18 februari 2015 dient [gedaagde] ervoor te zorgen dat er de komende drie maanden geen verdere overlast ontstaat.
Verder schrijft mr. Tomlow onder meer:
“Deze brief moet beschouwd worden als een laatste sommatie om overlast door middel van ruzie, timmeren, brommers repareren, schreeuwen en ruzie maken achterwege te laten, bij gebreke waarvan cliënte mij opdracht heeft gegeven om zonder nadere sommatie terstond een ontruimingsprocedure te starten”.
2.6.
Op 24 november 2015 heeft een omwonende [gedaagde] aangesproken, uiteindelijk is de politie gebeld. Bij Servatius is een klacht ingediend over [gedaagde] .
2.7.
Bij brief van 1 december 2015 is [gedaagde] voor de allerlaatste keer door de gemachtigde van Servatius gewaarschuwd.
2.8.
Begin april 2016 kwamen er bij Servatius nieuwe klachten binnen over overlast die door [gedaagde] en/of zijn partner en bezoekers van [gedaagde] zouden worden veroorzaakt. Op 5 april 2016 hebben dhr. [naam regisseur sociaal beheer] en een collega van hem [gedaagde] thuis bezocht. Servatius heeft [gedaagde] tijdens dat gesprek begeleid wonen aangeboden, maar hij heeft dit aanbod afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
Servatius vordert, mede tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis met al de zijnen en al het zijne te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Servatius te stellen, met machtiging van Servatius bij gebreke van voldoening hieraan die ontruiming zo nodig zelf te doen uit voeren op kosten van [gedaagde] met behulp van de sterke arm van justitie en politie;
II. althans een zodanige beslissing te nemen als de kantonrechter in goede justitie meent te behoren;
III. veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure;
IV. veroordeling van [gedaagde] in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over die nakosten.
3.2.
Servatius voert aan dat [gedaagde] , zijn partner en hun bezoekers ernstige overlast veroorzaken, waardoor het huurgenot van de omwonenden ernstig wordt aangetast. Naast geluidsoverlast, repareert [gedaagde] brommers in de woonkamer van het gehuurde en ruimt hij rotzooi in het gehuurde niet op. Uit het relaas van omwonenden blijkt volgens Servatius dat er een onaanvaardbare overlast is in een constante setting van bedreiging en intimidatie. [gedaagde] gedraagt zich aldus niet als een goed huurder en komt de verplichting om geen overlast te veroorzaken niet na. Er is sprake van een zodanige tekortkoming in de nakoming van zijn verplichtingen dat in een bodemzaak zonder meer de ontruiming van het gehuurde en ontbinding van de huurovereenkomst zal worden uitgesproken. Servatius is bang dat de situatie verder escaleert. De uitkomst van een bodemprocedure kan volgens haar niet worden afgewacht.
3.3.
Voor zover [gedaagde] verweer heeft gevoerd wordt daarop hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.
3.4.
Ook op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Servatius heeft wel degelijk een spoedeisend belang bij de gevorderde ontruiming van het gehuurde. Dat spoedeisende belang is gelegen in de verplichting haar (andere) huurders rustig woongenot te verschaffen en haar huurders te vrijwaren van (de dreiging van) mishandeling en intimidatie door [gedaagde] .
4.2.
Gezien de ernst van de gevolgen voor de betrokken huurder, [gedaagde] , kan een ontruiming in kort geding slechts worden uitgesproken, indien de overlast van zodanige aard en ernst is dat ontruiming op korte termijn noodzakelijk is, de uitkomst van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht en hoogstwaarschijnlijk is dat de bodemrechter (wanneer zijn oordeel wordt gevraagd) de huurovereenkomst zal ontbinden.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is aan deze voorwaarden voldaan, gelet op de vele klachten die gedurende een langere periode bij Servatius zijn binnengekomen, schriftelijk zijn vastgelegd en met [gedaagde] (al dan niet in het bijzin van zijn moeder) zijn besproken. Verwezen wordt naar de hiervoor weergegeven feiten. Bovendien is een deel van de klachten (met name: het luidruchtige gedrag) ter zitting door [gedaagde] erkend en heeft hij ter zitting ook ingezien dat het beter is als hij het gehuurde gaat verlaten. In beginsel is iedere wanprestatie van een huurder voldoende voor een ontbinding van de huurovereenkomst, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De aard en omvang van de wanprestatie aan de zijde van [gedaagde] , leiden ertoe dat voldoende aannemelijk is dat een bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden en de ontruiming van het gehuurde zal toewijzen. De gevorderde ontruiming van het gehuurde zal mitsdien op hierna in het dictum te bepalen wijze worden toegewezen. Een belangenafweging voor zover in kort geding te maken, leidt niet tot een ander oordeel, zeker als daarbij in acht wordt genomen dat [gedaagde] blijkens de volgende rechtsoverweging voldoende tijd krijgt om vervangende woonruimte te vinden.
4.4.
Die ontruimingstermijn zal worden bepaald op twee weken na betekening van dit vonnis. Servatius heeft ter zitting toegezegd om gedurende zes weken na die betekening niet tot executie van dit vonnis over te gaan, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat [gedaagde] zich gedurende deze periode als goed huurder gedraagt (simpel gezegd: geen overlast in welke vorm dan ook veroorzaakt, ongeacht de vraag of die overlast door [gedaagde] , diens partner of bezoek van [gedaagde] wordt veroorzaakt). Aldus wordt [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om nieuwe woonruimte te vinden en zich aan te melden bij het Veiligheidshuis teneinde begeleiding aan huis te verkrijgen.
4.5.
De gevorderde machtiging om het gehuurde zo nodig op kosten van [gedaagde] te doen ontruimen door politie en justitie wordt evenwel afgewezen omdat de bevoegdheid daartoe reeds voortvloeit uit de wet (art. 434 jo art. 444 jo art. 556 Rv).
4.6.
[gedaagde] zal als de vrijwel geheel in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De kosten aan de zijde van Servatius worden begroot op:
- exploot van dagvaarding: € 95,68
- griffierecht: € 117,00
- salaris gemachtigde: €
400,00
Totaal: € 612,68.
4.7.
De gevorderde nakosten zullen op hierna in het dictum te bepalen wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de woonruimte met aanhorigheden, staande en gelegen te [woonplaats] , aan de [adres] , binnen twee weken na betekening van dit vonnis met al de zijnen en al het zijne te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden en ter vrije beschikking van Servatius te stellen, onder afgifte van alle aan [gedaagde] ter hand gestelde sleutels;
5.2.
verstaat dat Servatius dit vonnis niet zal executeren binnen zes weken na betekening van dit vonnis indien [gedaagde] zich binnen die periode als goed huurder gedraagt;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Servatius tot op heden begroot op € 612,68;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen twee weken na aanschrijving door Servatius volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot aan de dag der algehele voldoening;
- te vermeerderen, indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Servatius aan dit vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van dit vonnis heeft
plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot aan de dag der algehele voldoening;
5.5.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra en is in het openbaar uitgesproken.