ECLI:NL:RBLIM:2016:4461

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 mei 2016
Publicatiedatum
26 mei 2016
Zaaknummer
5008772 AZ VERZ 16-103 + 5008858 AZ VERZ 16-104
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Groen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en toekenning van achterstallig loon en vakantiedagen met betrekking tot verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 mei 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een werknemer en de besloten vennootschap [naam] GERECHTSDEURWAARDERS EN INCASSOSPECIALISTEN B.V. De werknemer, die sinds 18 oktober 2004 in dienst was, had verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. De werkgever had op haar beurt verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, voor het geval de werknemer haar verzoek zou intrekken. Tijdens de zitting op 24 mei 2016 heeft de werknemer haar verzoek tot ontbinding ingetrokken, maar heeft zij wel verzocht om betaling van achterstallig loon en vakantiebijslag, alsook om vernietiging van het non-concurrentiebeding. De werkgever heeft erkend dat zij € 1.000,00 bruto aan achterstallig loon verschuldigd is en dat de werknemer recht heeft op uitbetaling van 15 niet-opgenomen vakantiedagen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig verstoord is dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer van de werkgever kan worden gevergd. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met een einddatum van 30 juni 2016. Tevens is het non-concurrentiebeding vernietigd. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummers: 5008772 AZ VERZ 16-103 + 5008858 AZ VERZ 16-104
Beschikking van 25 mei 2016
in de zaak van
[verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek],
wonend te [woonplaats] ,
verzoekende partij in de zaak van het verzoek en verwerende partij in de zaak van het tegenverzoek,
gemachtigde mr. H.P. Mannens
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam] GERECHTSDEURWAARDERS EN INCASSOSPECIALISTEN B.V.,
gevestigd te Maastricht,
verwerende partij in de zaak van het verzoek en verzoekende partij in de zaak van het tegenverzoek,
gemachtigde mr. S.C.J. Spreksel
Partijen zullen hierna [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] en [verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift en de 38 door [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] ingezonden bijlagen
  • het verweerschrift, tevens voorwaardelijk zelfstandig verzoek, en de 16 door [verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] ingezonden bijlagen,
  • de mondelinge behandeling op 24 mei 2016, waarbij door beide partijen pleitnota’s zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] is op grond van een schriftelijke arbeidsovereenkomst (met non-concurrentiebeding) op 18 oktober 2004 bij (de rechtsvoorgangster van) [verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] in dienst getreden in de functie van administratief medewerkster/incassomedewerkster, aanvankelijk voor 37,5 uur per week. De overeengekomen arbeidsduur is twee maal gewijzigd en bedraagt thans 2 dagen per week. [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] ontvangt maandelijks € 803,67 brutoloon exclusief 8,35% vakantietoeslag. [naam leidinggevende] is de direct leidinggevende van [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] .
2.2.
Op 8 januari 2015 heeft [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] zich ziekgemeld bij [verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] . Naar aanleiding van deze ziekmelding heeft bedrijfsarts S. Driessen op 26 januari 2015 (onder meer) het volgende gerapporteerd:
“Mevrouw is ernstig beperkt in de concentratie, aandacht, omgaan met emoties en conflicten, werkdruk piekbelasting en deadlines.
(…)
Mevrouw is arbeidsongeschikt voor haar eigen werk en aangepast werk binnen uw organisatie. Mijn advies is de komende 3 weken nog geen contact met elkaar te hebben. Zo nodig kan dit via de partner van mevrouw [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] .
(…)
Ik heb van mevrouw [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] begrepen dat de klachten werkgerelateerd zijn. Mijn advies is om hierover met elkaar in gesprek te gaan. Echter is momenteel mevrouw hiertoe nog niet instaat. Bij het vervolgconsult zal besproken worden wanneer mevrouw hiertoe instaat is.”
2.3.
Tussen [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] en [verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] , althans [naam leidinggevende] , is daarna geen direct contact meer geweest. De contacten verliepen via [naam partner] , de partner van [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] , en later via een mediator. De mediator heeft steeds afzonderlijk gesproken met [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] en met [naam leidinggevende] . De gesprekken en mediation hebben niet geleid tot werkhervatting door [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] .

3.Het geschil

3.1.
[verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] heeft aanvankelijk verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden en haar daarbij een transitievergoeding en een billijke vergoeding toe te kennen. Dit gedeelte van haar verzoek heeft zij ter zitting ingetrokken.
[verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] heeft voorts (na wijziging van haar verzoek ter zitting) verzocht:
- [verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] te veroordelen tot betaling van achterstallig loon (inclusief vakantiebijslag) van in totaal € 1.000,00 bruto;
- [verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] te veroordelen tot betaling van 15 niet-opgenomen vakantiedagen;
- primair voor recht te verklaren dat [verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] geen rechten kan ontlenen aan het non-concurrentiebeding;
- subsidiair en meer subsidiair het non-concurrentiebeding te vernietigen althans te matigen;
- meest subsidiair [verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] te veroordelen tot betaling aan [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] van een maandelijkse vergoeding voor de duur van de gelding van het non-concurrentiebeding;
- [verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] heeft, voor het geval dat [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] haar verzoek tot ontbinding mocht intrekken, verzocht de arbeidsovereenkomst met [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] te ontbinden met veroordeling van [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] in de proceskosten.
3.3.
Op de standpunten van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader ingegaan worden.

4.De beoordeling

4.1.
[verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] heeft ter zitting erkend dat zij aan [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] € 1.000,00 bruto achterstallig loon inclusief vakantiebijslag verschuldigd is. [verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] zal derhalve worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] .
4.2.
[verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] heeft voorts erkend dat [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] recht heeft op uitbetaling van 15 niet-opgenomen vakantiedagen. [verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] zal, omdat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden, worden veroordeeld tot uitbetaling van deze vakantiedagen conform art. 7:641 lid 1 BW.
4.3.
Met betrekking tot het non-concurrentiebeding heeft [verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] gesteld dat zij gezien alle omstandigheden en in het belang van [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] haar niet zal houden aan het non-concurrentiebeding. Het moet er derhalve voor gehouden worden dat [verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] zich niet verzet tegen de door [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] subsidiair verzochte vernietiging van dit beding. Het verzoek zal derhalve in zoverre worden toegewezen. Voor toewijzing van de primair verzochte verklaring voor recht is geen grond gezien. Ingevolge art. 7:653 lid 4 BW moet er dan immers sprake zijn van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever en daarvan is in casu niet gebleken.
4.4.
[verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] te ontbinden wegens een verstoorde arbeidsverhouding (art. 7:671 jo. 7:669 lid 3 aanhef en onder g BW). [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] erkent dat de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig verstoord is, dat van [verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
De arbeidsovereenkomst zal derhalve worden ontbonden. De kantonrechter stelt de einddatum van de arbeidsovereenkomst vast op 30 juni 2016.
4.5.
Partijen maken elkaar geen (ernstige) verwijten over het ontstaan van deze situatie. Ook de kantonrechter heeft niet kunnen vaststellen dat door ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] of [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] de arbeidsrelatie is verstoord. Hieruit volgt dat aan [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] een transitievergoeding van € 3.552,00 bruto zal worden toegewezen. Omdat [verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] ter zitting heeft verklaard bereid te zijn deze vergoeding te betalen aan [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] , zal aanstonds een eindbeslissing worden genomen.
4.6.
De over en weer gerezen proceskosten zullen worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] en [verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] ,
5.2.
bepaalt het einde van de arbeidsovereenkomst op 30 juni 2016,
5.3.
veroordeelt [verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] tot betaling aan [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] van € 1.000,00 bruto ter zake achterstallig loon en vakantiebijslag,
5.4.
veroordeelt [verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek] tot uitbetaling aan [verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek] van 15 niet-opgenomen vakantiedagen,
5.5.
vernietigt het in artikel 8 van de arbeidsovereenkomst opgenomen non-concurrentiebeding,
5.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af,
5.8.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Groen en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW