3.3.1Ten aanzien van feit 1
Op grond van het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachtes vriendin, [medeverdachte] , samen met ene [naam] , op 27 januari 2016 zes tabletten bevattende MDMA vanuit de gezamenlijke woning van de verdachte en [medeverdachte] heeft verkocht aan een persoon genaamd [getuige 2] . De vraag is of de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Van enige betrokkenheid van de verdachte bij de verkoop op 27 januari 2016 blijkt niet. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte enerzijds en medeverdachte [medeverdachte] en [naam] anderzijds niet is komen vast te staan. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van feit 1.
3.3.3Ten aanzien van de feiten 3 en 4
3.3.3.1
De bewijsmiddelen
Op 28 januari 2016 vond een doorzoeking plaats in de woning gelegen aan de [adres] te Venlo. In deze woning waren [medeverdachte] en [verdachte] aanwezig.
In de kamer van deze personen zijn onder de onderste lade van een ladekast aangetroffen:
- negen gripzakjes met in ieder zakje 50 (in totaal 450) oranje/roze tabletten met een Porsche-logo;
- drie gripzakjes met in ieder zakje 50 (in totaal 150) groene tabletten met een Chupa Chups-logo;
- één gripzakje met daarin 50 rode tabletten met een Superman-logo.
In de lade van een ander kastje is één gripzakje met daarin 50 groene tabletten met een Chupa chups-logo aangetroffen. Verder is op de grond naast het bed één paarse tablet, voorzien van een gezicht, aangetroffen.
Verder zijn in de kamer aangetroffen een gripzakje met gedroogde groene plantendelen, gelijkend op hennep, in een doorzichtige opbergdoos in een ladekast, en een gripzak met (vermoedelijk) hennep in de kast aan het hoofdeinde van het bed.
In de keuken stond in een met een hangslot afgesloten kast een doos met daarin een plastic zak met gedroogde groene plantendelen, gelijkend op hennep.
Uit onderzoek aan de tabletten is gebleken dat deze MDMA bevatten.Uit onderzoek aan de vermoedelijke hennep is gebleken dat het 239,6 gram hennep betrof.
Verder zijn in de woning onder meer aangetroffen: een plastic zak met enkele honderden lege gripzakjes en twee kleine weegschalen.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft tegenover de politie onder meer het volgende verklaard. Ten tijde van de doorzoeking woonde zij al ongeveer drie jaar op het adres [adres] te Venlo. In dit pand huurde zij een kamer. Zij woonde er vanaf het begin met haar vriend [verdachte] . De kamer bevond zich op de begane grond. Het was de tweede kamer aan de linkerzijde. [medeverdachte] was de enige persoon in de woning die [medeverdachte] heette. Het kastje met het hangslot in de keuken was van haar en haar vriend [verdachte] . De sleutel van dit hangslot hing in haar kamer.
Verdachte [verdachte] heeft tegenover de politie onder meer het volgende verklaard. Ten tijde van de doorzoeking woonde hij al ongeveer drie jaar in een kamer op het adres [adres] te Venlo. Hij woonde er samen met zijn vriendin [medeverdachte] . Zijn vriendin was officieel de huurder van de kamer. De kamer die [verdachte] en [medeverdachte] bewoonden is ongeveer 15 m2 groot. In de keuken hadden [verdachte] en [medeverdachte] een eigen kastje, voorzien van een hangslot. Het sleuteltje hiervan hadden alleen hij en [medeverdachte] .
Daarnaast heeft verdachte [verdachte] nog verklaard dat een hoeveelheid van tien tot vijftien gram marihuana, aangetroffen op een kastje naast het bed en in een lade in een van de kasten naast de kamerdeur, van hem was.
Op 27 januari 2016 is [getuige 1] als verdachte gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard. In een woning te Venlo - vanuit de Bolwaterstraat naar rechts gaande, is het een huis aan de rechterzijde; het laatste huis van het blok - kunnen verdovende middelen worden gekocht.Dit betreft de [adres] in Venlo.Als er wordt aangebeld doet ene [medeverdachte] de deur open, waarop zij vraagt wat je wilt kopen. [medeverdachte] haalt de drugs op haar slaapkamer, de tweede kamer aan de linkerzijde op de begane grond. Zij verkopen onder meer XTC en marihuana. [medeverdachte] heeft een vriend die vaak bij haar is. Ook die vriend verkoopt drugs. Zelf heeft [getuige 1] er eens marihuana voor eigen gebruik gekocht. Ten tijde van het verhoor kocht hij er zelf ongeveer drie of vier maanden.
Op 27 november 2015 zijn personen staande gehouden die 20 gram marihuana bij zich hadden. Na onderzoek bleek dat deze marihuana afkomstig was uit een kamer, gelegen op de begane grond van het perceel [adres] te Venlo.
3.3.3.2
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Op grond van de bevindingen van de politie en het resultaat van het onderzoek naar de verdovende middelen stelt de rechtbank vast dat op 28 januari 2016 in de woning van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] 701 tabletten bevattende MDMA en 239,6 gram hennep zijn aangetroffen. De tabletten lagen in de kamer van 15 m2 en de hennep deels in diezelfde kamer en deels in een met een hangslot afgesloten keukenkastje waarvan de sleutel zich bevond in de kamer van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Deze aangetroffen hoeveelheden betreffen overduidelijk handelshoeveelheden. Ook de grote hoeveelheid gripzakjes en de twee kleine weegschalen lijken te duiden op handel in verdovende middelen.
Verder stelt de rechtbank, op grond van de verklaring van [getuige 1] , vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] vaker vanuit het pand [adres] te Venlo verdovende middelen hebben verkocht. Deze verklaring van [getuige 1] vindt bevestiging in het proces-verbaal van bevindingen over 27 november 2015.
Gelet op het vorenstaande, en in het bijzonder op:
- de beperkte omvang van de door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bewoonde kamer,
- de plaatsen waar de verdovende middelen zijn aangetroffen,
- de verklaring van [getuige 1] over de verkoop van verdovende middelen door beide verdachten,
is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] beiden hebben geweten van de aanwezigheid van de verdovende middelen in hun woning en dat deze middelen zich bovendien hebben bevonden in hun machtssfeer.
3.3.3.3
De conclusie
De rechtbank acht de feiten 3 en 4 bewezen, zoals onder 3.4 is weergegeven.