3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 25 maart 2015 om 02.58 uur kreeg de politie de melding naar de [adres] in Kerkrade te gaan. Daar zou iemand een brandbaar voorwerp door een raam van het daar gelegen café [naam cafe] hebben gegooid. De politie ging naar de [adres] toe.Het perceel [adres] betreft een vrijstaand pand, bestaande uit drie verdiepingen. Op de begane grond is een café gevestigd. De twee bovengelegen verdiepingen zijn als woonhuis ingericht. Op de eerste verdieping liggen een keuken, een woonkamer en een badkamer. Op de zolderverdieping liggen de slaapkamers. In de rechter zijgevel van het pand is een ingang die via een hal en een keuken toegang verleent tot de enige trap naar de bovengelegen verdiepingen.
Ter plaatse
Om 03.10 uur kwam de politie ter plaatse en zag toen dat er vlammen uit de zijingang van het café sloegen.[uitbater van cafe] , de uitbater van het café, werd omstreeks 02.45 uur wakker van een harde knal. Toen hij naar beneden liep, zag hij dat er brand was in het café. [naam cafe] heeft zijn vrouw en kinderen gewekt en zij zijn naar het dakterras gevlucht, omdat zij niet meer via de trap naar beneden konden. Op het dakterras hebben zij de komst van de brandweer afgewacht.De inmiddels ter plaatse gekomen brandweer zag vier personen op het dak van het café staan en hebben [naam cafe] , zijn vrouw, hun kinderen en de hond van het dak af gehaald. De brand sloeg drie of vier minuten na de komst van de brandweer door naar de boven het café gelegen woning. Indien [naam cafe] en zijn gezin binnen hadden gezeten, had de brandweer hen niet meer kunnen redden. Het was voor [naam cafe] en zijn gezin niet mogelijk van het dak af te springen, omdat dit te hoog was.
Getuigenverklaringen
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 25 maart 2015 omstreeks 02.55 uur plots een klap en glasgerinkel hoorde. Toen hij naar buiten keek, zag hij dat aan de zijkant van café [naam cafe] brand woedde. Vervolgens zag [getuige 1] een man in zijn richting lopen die een jas droeg die brandde. Deze man deed zijn brandende jas uit en gooide hem op de grond op de grasstrook naast de [adres] . Hij liep vervolgens naar een man die op een zwarte scooter zat en een helm droeg en stapte achterop de scooter. Beide mannen reden hierna weg in de richting van de [adres] in Kerkrade. Beiden waren in het zwart gekleed.
Toen de politie ter plaatse kwam, zag zij dat er op de middengeleider van de [adres] iets aan het branden was. [getuige 1] zei dat dit de jas van de dader was.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij omstreeks 02.55 uur twee onbekende personen bij een zwarte scooter zag staan die aan de [adres] in Kerkrade stond. Een van deze personen zat op de scooter en de tweede persoon sprong achterop de scooter, waarna zij wegreden in de richting van de [adres] . Beide personen droegen zwarte kleding en een capuchon.
De aanhouding van verdachte
Omstreeks 03.00 uur zag de politie een zwarte scooter over de Euregioweg, komende uit de richting van de Hofstraat in Landgraaf in de richting van de Kerkraderweg in Heerlen rijden. Op deze scooter zaten twee personen die donkere kleding droegen. De bestuurder van de scooter droeg een helm, de bijrijder had een capuchon over zijn hoofd. Deze personen voldeden aan het signalement dat was opgegeven van de personen die betrokken zouden zijn bij de brandstichting in café [naam cafe] . De politie is achter de scooter aan gereden. Op de Stadionbaan reed de scooter ongeveer vijf meter de bosjes in en viel toen om. De bestuurder stond vervolgens meteen weer op en rende verder de bosjes in. Ook de bijrijder rende de bosjes in. Hierna heeft de politie, in afwachting van een hondengeleider, de bosjes afgezet en de scooter, een zwarte Piaggio Typhoon M02, in beslag genomen. Kort daarna werd, liggend in de struiken, een man aangehouden, die de politie als de bijrijder van de scooter herkende. Dit bleek [verdachte] , verdachte, te zijn. Hij droeg ten tijde van zijn aanhouding enkel een
t-shirt en een dunne trui met een capuchon.
In het ziekenhuis constateerde een arts dat het rechter onderbeen van verdachte verbrand was en dat hij naar benzine rook. Ook constateerde de arts dat de rechterhand van verdachte verbrand was en zag hij dat verdachte verwondingen aan zijn rechterhand, zijn rechter bovenbeen en zijn bil had. Verdachte antwoordde dat hij daar door de politiehond was gebeten.
Sporenonderzoek
Na zijn aanhouding, werden de rechter broekspijp, de rechter sok en de rechter schoen van verdachte, die alle zeer [verdachte] naar benzine roken, als brandmonster veiliggesteld.Onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) wees uit dat er vluchtige stoffen op deze brandmonsters zaten die afkomstig zijn van motorbenzine.
De zwarte Piaggio Typhoon scooter die in beslag was genomen, werd door de politie onderzocht. Deze scooter lekte geen benzine en er werden geen brandsporen aan de scooter aangetroffen.
Onderzoek naar oorzaak brand
Na de brandstichting werd een onderzoek ingesteld in het pand aan de [adres] in Kerkrade. De zolderverdieping van het pand was volledig verwoest door de brand. Op de eerste verdieping was de complete inboedel van de woonkamer verwoest door de brand. De ruimtes die vanuit de woonkamer konden worden betreden, waren aangetast door het vuur. In de hal achter de deur en in de aangrenzende keuken op de begane grond was ook alles volledig verwoest door de brand.
Onderzoek wees uit dat de brand zeer vermoedelijk in de hal/keuken aan de achterzijde van het pand is ontstaan. Op de deurmat aan de buitenzijde van de achterdeur van het pand en op de overgang van de hal naar de keuken werden aanwijzingen voor de aanwezigheid van brand versnellende middelen aangetroffen. De deurmat werd als brandmonster veiliggesteld. Achter de achterdeur trof de politie glasscherven aan onder de verbrande resten die niet beroet waren. Onderzoek wees uit dat het waarschijnlijk is dat er voorafgaand aan de brand is ingebroken. Het is zeer waarschijnlijk dat de dader in de hal op de begane grond opzettelijk vuur heeft ingebracht. Bij de brand was sprake van levensgevaar voor personen en gemeen gevaar voor goederen.
Forensisch onderzoek aan de brandmonsters
Door het NFI werd een onderzoek ingesteld waarbij - simpel gezegd - de motorbenzine die werd aangetroffen op de schoenen en kleding van verdachte en op de veiliggestelde deurmat, met elkaar werden vergeleken. Uit dit onderzoek bleek dat het
waarschijnlijkeris dat de motorbenzine die op de schoenen van verdachte en op de deurmat zat, dezelfde herkomst heeft dan dat deze motorbenzine een verschillende herkomst heeft. Het is
ongeveer even waarschijnlijkdat de motorbenzine op de kleding van verdachte (broekspijp en sok) en op de deurmat, dezelfde herkomst heeft dan dat deze motorbenzine een verschillende herkomst heeft. Tot slot is het
iets waarschijnlijkerdat de motorbenzine op de kleding van verdachte en op zijn schoenen, dezelfde herkomst heeft dan dat deze motorbenzine een verschillende herkomst heeft.
Verklaring [getuige 3]
Op 11 april 2015 werd een telefoongesprek tussen [getuige 3] en zijn vriendin [getuige 4] opgenomen en afgeluisterd. [getuige 3] zat op dat moment gedetineerd in Penitentiaire Inrichting De Geerhorst, waar ook verdachte gedetineerd zat.
[getuige 3] zei tegen [getuige 4] : “ [verdachte] vertelt mij alles hier, bijna alles over de zaakjes, de praktijken, alles. Die is nog lang niet buiten schat, want ik heb hem verraden bij een ander.”
[getuige 4] antwoordde vervolgens: “Ooh dat ie voorlopig nog niet buiten is, dat weet ik, want toen die politiehond in zijn been heeft gebeten hè, is ie ook op heterdaad betrapt geworden”.
[getuige 3] zei hierna: “Ja, weet ik schat, hij was toen een paar kilometer van de plaats delict af. Ja, weet je wel hij zegt ik ga naar huis toe, ik ga naar huis toe en ik ga naar huis toe, maar die jongen wat hier zit dat was een vriend en een vrouw van hem en een kind die wat boven die woning woonden wat bijna levensdood waren”.
Op 19 mei 2015 heeft [getuige 3] als getuige verklaard dat [verdachte] , verdachte, hem in de Geerhorst heeft verteld dat hij met iemand anders brand had gesticht bij een pand in Kerkrade en dat hij daarbij zijn been had verbrand. Ook vertelde verdachte aan [getuige 3] dat de politie hem een paar kilometer van de plaats delict had aangehouden en dat de politiehond hem tijdens de aanhouding twee keer had gebeten; in zijn rechterhand en in zijn rechter onderbeen. Verder vertelde verdachte dat hij brandwonden aan zijn been en aan zijn hand had en dat hij op een Puch Typhoon 125 CC reed toen hij werd opgepakt.In het verhoor van 7 januari 2016 bij de rechter-commissaris heeft [getuige 3] ongeveer hetzelfde verklaard. Verdachte had hem in de Geerhorst verteld dat hij brand had gesticht, dat hij een aantal kilometer verderop met een scooter, een Puch Typhoon 125 CC, is opgepakt, dat hij samen met een ander was, dat hij door een politiehond was gebeten en dat hij brandwonden had.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 3]
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van [getuige 3] ongeloofwaardig is, omdat hij op 16 oktober 2015 bij de rechter-commissaris zou zijn terug gekomen op zijn eerdere verklaring. Hij had het verhaal over de brand in café [naam cafe] niet van verdachte zelf gehoord, maar van een medegedetineerde. Op 7 januari 2016 heeft [getuige 3] zijn verklaring weer veranderd. Hij heeft dus telkens wisselend verklaard en is daarom niet betrouwbaar.
De rechtbank stelt vast dat [getuige 3] , naar aanleiding van het op 11 april 2015 opgenomen telefoongesprek tussen hem en zijn vriendin, [getuige 4] , een aantal keer als getuige is ondervraagd. Door de politie op 19 mei 2015 en door de rechter-commissaris op
16 oktober 2015 en nogmaals op 7 januari 2016.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring die [getuige 3] op 19 mei 2015 bij de politie heeft afgelegd, op belangrijke punten wordt ondersteund door andere (objectieve) bewijsmiddelen. Zo past het letsel dat in het ziekenhuis bij verdachte werd geconstateerd, te weten een brandwond aan zijn rechter onderbeen en een brandwond aan zijn rechterhand, bij de verklaring van [getuige 3] dat verdachte tegen hem had gezegd dat hij bij de brandstichting verwondingen aan zijn onderbeen en hand had opgelopen. Ook het letsel op de rechterhand en op het rechter bovenbeen van verdachte, waarvan verdachte zelf heeft verklaard dat dit is veroorzaakt doordat de politiehond hem daar heeft gebeten, past bij de verklaring van [getuige 3] . Hij vertelt immers op 19 mei 2015 dat verdachte hem heeft verteld dat hij door een politiehond is gebeten in zijn rechterhand en zijn rechter onderbeen. Daarnaast wordt de verklaring van [getuige 3] ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 1] . [getuige 1] heeft namelijk verklaard dat de man die hij vanuit café [naam cafe] in de richting van zijn flat zag lopen, een brandende jas droeg. Deze man stapte achterop een scooter waarop een andere man zat en beide mannen reden vervolgens weg. Dit past bij de verklaring van [getuige 3] dat hij van verdachte had gehoord dat hij samen met een ander was en dat ze op een scooter van het type Typhoon hebben gereden. De door de politie inbeslaggenomen scooter was van dat type. Daarnaast droeg verdachte, toen hij werd aangehouden, slechts een t-shirt en een dunne trui met een capuchon. Het voorgaande draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank dat het verdachte is geweest die de brand heeft gesticht in café [naam cafe] en zijn jas, nadat deze brandde, op de grond heeft gegooid en vervolgens achterop de scooter is gestapt en met de man die bij de scooter stond, is weggereden. Verdachte heeft, daarnaar gevraagd, geen aannemelijk verklaring gegeven voor het feit dat hij ten tijde van zijn aanhouding slechts een t-shirt en een dunne trui met capuchon droeg, terwijl het - zo heeft de rechtbank verdachte voorgehouden - een koude nacht in maart was en verdachte achterop een scooter zat. Hoewel [getuige 3] op 16 oktober 2015 bij de rechter-commissaris enigszins is teruggekomen op de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd, heeft hij op 7 januari 2016 in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman van verdachte zijn verklaring van 19 mei 2015 herhaald. Hij heeft bovendien toen verklaard dat verdachte hem gezegd had dat hij zijn mond moest houden en zich er niet mee moest bemoeien. [getuige 3] heeft op 7 januari 2016 ook verklaard dat hij bang is dat zijn gezin iets zal overkomen Uit de verklaring van 7 januari 2016 van [getuige 4] , de toenmalige vriendin van [getuige 3] , blijkt bovendien dat zij aangifte had willen toen tegen [verdachte] omdat hij, via [getuige 3] , tegen haar gezegd zou hebben dat als zij geen andere verklaring zou afleggen, hij mensen naar haar huis zou sturen. Dit alles maakt dat de rechtbank de verklaring van [getuige 3] van 16 oktober 2015, waarin hij enigszins terugkomt op zijn politieverklaring, in het kader plaatst van bedreigingen en intimidatie die verdachte kennelijk in de richting van [getuige 3] en zijn vriendin heeft geuit.
De rechtbank vindt de verklaringen van [getuige 3] , zoals hij die heeft afgelegd bij de politie in mei 2015 en later herhaalt bij de rechter-commissaris onder ede in januari 2016, dan ook betrouwbaar. Zij vinden voldoende steun in de overige bewijsmiddelen.
‘Alternatief scenario’
Verdachte heeft zich in zijn verhoren bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Ook in het verhoor bij de rechter-commissaris ten tijde van de inbewaringstelling en in de raadkamer gevangenhouding heeft de verdachte geen verklaring willen afleggen. Bij de behandeling van de vordering tot inbewaringstelling bij de rechter-commissaris heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat de scooter waarop verdachte zat, is gevallen en dat verdachte daarbij
wellichtin aanraking is gekomen met de uitlaat van de scooter, waardoor de brandwond is ontstaan. Dat de scooter is omgevallen verklaart volgens de raadsman
wellichtook de benzinelucht, omdat er benzine uit de tank van de scooter is gelopen en op verdachte terecht is gekomen. De raadsman heeft het voorgaande in de raadkamer gevangenhouding en ter terechtzitting herhaald. Pas op de zitting van 25 april 2016 heeft, opnieuw de raadsman, aangevoerd dat verdachte die nacht bij een vriend op bezoek was en dat zij samen een ritje op de scooter hebben gemaakt, waarop verdachte later door de politie werd gezien. De verdachte heeft op de zitting van 25 april 2016, daarnaar uitdrukkelijk gevraagd door de rechtbank, aangegeven dat de verklaring die zijn raadsman heeft gegeven voor de brandwond aan zijn been en de benzinelucht, ook
zijnverklaring is. Hij heeft de naam van de vriend waarmee hij het ritje op de scooter heeft gemaakt, niet willen noemen.
De hiervoor genoemde bewijsmiddelen wijzen wat de rechtbank betreft zonder meer in de richting van verdachte als degene die op 25 maart 2015 brand heeft gesticht in café [naam cafe] in Kerkrade. Het door de raadsman van verdachte geschetste ‘alternatieve scenario’ voor de brandwonden op been en hand van de verdachte, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Verdachte heeft pas op de zitting van 25 april 2016, inmiddels de vijfde zitting in deze zaak en nadat hij van het hele dossier heeft kunnen kennisnemen, aangegeven dat hij zich achter het scenario schaart dat zijn raadsman heeft geschetst. De raadsman heeft echter keer op keer aangegeven dat de benzinelucht die om verdachte heen hing en de brandenwonden aan zijn been
wellichtverklaard kunnen worden doordat de scooter is omgevallen en bovenop verdachte is beland. De raadsman heeft dit enkel als een mogelijke verklaring naar voren gebracht. Van een
reëelalternatief scenario kan dus niet worden gesproken. Daarnaast beantwoordt het geschetste scenario een aantal vragen
niet. Verdachte heeft niet verklaard waarom hij voor de politie op de vlucht is geslagen. Ook heeft verdachte geen verklaring gegeven voor de gedetailleerde verklaring die [getuige 3] heeft afgelegd. Evenmin heeft verdachte verklaard hoe het kan dat de motorbenzine die op zijn schoenen werd aangetroffen, waarschijnlijk overeenkomt met de motorbenzine die op de deurmat bij café [naam cafe] werd aangetroffen. Verdachte heeft niet verklaard hoe hij aan de brandwond op zijn hand kwam als de scooter op zijn been is gevallen. Bovendien kan verdachtes verklaring dat hij samen met een ander een proefritje op de scooter aan het maken was, niet geverifieerd worden, omdat verdachte de naam van zijn vriend niet heeft willen noemen.
Dat de politie niet heeft onderzocht of zich (verbrand) huidweefsel van de verdachte op de knalpijp van de scooter bevond, maakt het voorgaande niet anders. Zoals eerder overwogen, heeft de raadsman namelijk slechts aangegeven dat de brandwonden van verdachte
wellichtzijn veroorzaakt doordat de huid van verdachte in aanraking is gekomen met de knalpijp van de scooter waarop verdachte zat. Een reëel alternatief scenario dat door de politie kon worden onderzocht, is nooit geschetst.
De rechtbank leidt uit de genoemde bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - af dat verdachte op 25 maart 2015 een ruitje van de achterdeur van het pand aan de [adres] in Kerkrade heeft ingeslagen. Hierna heeft hij een brandbare vloeistof (waarschijnlijk motorbenzine) in de hal van het café gegoten en aangestoken. Daarna is verdachte, samen met een andere man die op hem wachtte, met een scooter weggereden. In het café is direct brand ontstaan, waardoor het pand gedeeltelijk is verbrand en veel goederen volledig zijn verbrand. Ook was bij de brand sprake van levensgevaar voor personen.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte op 25 maart 2015 in de gemeente Kerkrade opzettelijk brand heeft gesticht in het pand aan de [adres] , waardoor gevaar aan goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen is ontstaan.