ECLI:NL:RBLIM:2016:4357

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 mei 2016
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
03/700147-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting in café Dacus te Kerkrade met levensgevaar voor bewoners

Op 25 maart 2015 heeft de verdachte brand gesticht in café Dacus in Kerkrade. De verdachte heeft een ruit van de achterdeur ingeslagen en een brandbare vloeistof, vermoedelijk motorbenzine, in de hal van het café gegoten en aangestoken. De uitbater van het café en zijn gezin, die boven het café sliepen, konden ternauwernood door de brandweer worden gered. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren en een schadevergoeding van ruim € 330.000,- aan de benadeelde partij toegekend. De zaak is behandeld in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, en de verdachte was vertegenwoordigd door mr. B.H.M. Nijsten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, waardoor levensgevaar voor de bewoners en gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en forensisch bewijs in overweging genomen en heeft geoordeeld dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de brand op de slachtoffers, waaronder de emotionele schade die is veroorzaakt bij de kinderen van de uitbater. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft geprobeerd getuigen te intimideren. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, met inachtneming van de reeds ontvangen voorschotten van de verzekering.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700147-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 mei 2016,
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
25 april 2016 en 10 mei 2016.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 april 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Op 10 mei 2016 is het onderzoek gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk samengevat, op neer dat de verdachte:
samen met een ander of anderen dan wel alleen brand heeft gesticht, waardoor gevaar voor goederen en personen is ontstaan.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft hij verwezen naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Verdachte stelt dat hij niets te maken heeft met de brandstichting in café [naam cafe] in Kerkrade. Op basis van de rest van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte de brand heeft gesticht. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben namelijk verklaard dat zij twee onbekende personen in de buurt van café [naam cafe] aan de [adres] in Kerkrade hebben gezien. Deze personen hadden volgens [getuige 2] beiden een normaal postuur. Verdachte heeft echter geen normaal postuur, maar is stevig gebouwd. Daarnaast is de verklaring die verdachte voor de brandwonden op zijn been en de benzine op zijn kleding heeft gegeven, namelijk dat hij zich heeft verbrand aan de knalpijp van de scooter, niet onaannemelijk. Verdachte zat op deze scooter, omdat hij samen met een vriend een stuk wilde toeren. Uit het overige uitgevoerde technische en forensische onderzoek kan evenmin worden afgeleid dat verdachte daadwerkelijk betrokken is geweest bij de brandstichting in café [naam cafe] in Kerkrade. Tot slot is de verklaring van getuige [getuige 3] , die heeft verklaard dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij de brand heeft gesticht, ongeloofwaardig.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Op 25 maart 2015 om 02.58 uur kreeg de politie de melding naar de [adres] in Kerkrade te gaan. Daar zou iemand een brandbaar voorwerp door een raam van het daar gelegen café [naam cafe] hebben gegooid. De politie ging naar de [adres] toe. [2] Het perceel [adres] betreft een vrijstaand pand, bestaande uit drie verdiepingen. Op de begane grond is een café gevestigd. De twee bovengelegen verdiepingen zijn als woonhuis ingericht. Op de eerste verdieping liggen een keuken, een woonkamer en een badkamer. Op de zolderverdieping liggen de slaapkamers. In de rechter zijgevel van het pand is een ingang die via een hal en een keuken toegang verleent tot de enige trap naar de bovengelegen verdiepingen. [3]
Ter plaatse
Om 03.10 uur kwam de politie ter plaatse en zag toen dat er vlammen uit de zijingang van het café sloegen. [4] [uitbater van cafe] , de uitbater van het café, werd omstreeks 02.45 uur wakker van een harde knal. Toen hij naar beneden liep, zag hij dat er brand was in het café. [naam cafe] heeft zijn vrouw en kinderen gewekt en zij zijn naar het dakterras gevlucht, omdat zij niet meer via de trap naar beneden konden. Op het dakterras hebben zij de komst van de brandweer afgewacht. [5] De inmiddels ter plaatse gekomen brandweer zag vier personen op het dak van het café staan en hebben [naam cafe] , zijn vrouw, hun kinderen en de hond van het dak af gehaald. De brand sloeg drie of vier minuten na de komst van de brandweer door naar de boven het café gelegen woning. Indien [naam cafe] en zijn gezin binnen hadden gezeten, had de brandweer hen niet meer kunnen redden. Het was voor [naam cafe] en zijn gezin niet mogelijk van het dak af te springen, omdat dit te hoog was. [6]
Getuigenverklaringen
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 25 maart 2015 omstreeks 02.55 uur plots een klap en glasgerinkel hoorde. Toen hij naar buiten keek, zag hij dat aan de zijkant van café [naam cafe] brand woedde. Vervolgens zag [getuige 1] een man in zijn richting lopen die een jas droeg die brandde. Deze man deed zijn brandende jas uit en gooide hem op de grond op de grasstrook naast de [adres] . Hij liep vervolgens naar een man die op een zwarte scooter zat en een helm droeg en stapte achterop de scooter. Beide mannen reden hierna weg in de richting van de [adres] in Kerkrade. Beiden waren in het zwart gekleed. [7]
Toen de politie ter plaatse kwam, zag zij dat er op de middengeleider van de [adres] iets aan het branden was. [getuige 1] zei dat dit de jas van de dader was. [8]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij omstreeks 02.55 uur twee onbekende personen bij een zwarte scooter zag staan die aan de [adres] in Kerkrade stond. Een van deze personen zat op de scooter en de tweede persoon sprong achterop de scooter, waarna zij wegreden in de richting van de [adres] . Beide personen droegen zwarte kleding en een capuchon. [9]
De aanhouding van verdachte
Omstreeks 03.00 uur zag de politie een zwarte scooter over de Euregioweg, komende uit de richting van de Hofstraat in Landgraaf in de richting van de Kerkraderweg in Heerlen rijden. Op deze scooter zaten twee personen die donkere kleding droegen. De bestuurder van de scooter droeg een helm, de bijrijder had een capuchon over zijn hoofd. Deze personen voldeden aan het signalement dat was opgegeven van de personen die betrokken zouden zijn bij de brandstichting in café [naam cafe] . De politie is achter de scooter aan gereden. Op de Stadionbaan reed de scooter ongeveer vijf meter de bosjes in en viel toen om. De bestuurder stond vervolgens meteen weer op en rende verder de bosjes in. Ook de bijrijder rende de bosjes in. Hierna heeft de politie, in afwachting van een hondengeleider, de bosjes afgezet en de scooter, een zwarte Piaggio Typhoon M02, in beslag genomen. Kort daarna werd, liggend in de struiken, een man aangehouden, die de politie als de bijrijder van de scooter herkende. Dit bleek [verdachte] , verdachte, te zijn. Hij droeg ten tijde van zijn aanhouding enkel een
t-shirt en een dunne trui met een capuchon. [10]
In het ziekenhuis constateerde een arts dat het rechter onderbeen van verdachte verbrand was en dat hij naar benzine rook. Ook constateerde de arts dat de rechterhand van verdachte verbrand was en zag hij dat verdachte verwondingen aan zijn rechterhand, zijn rechter bovenbeen en zijn bil had. Verdachte antwoordde dat hij daar door de politiehond was gebeten. [11]
Sporenonderzoek
Na zijn aanhouding, werden de rechter broekspijp, de rechter sok en de rechter schoen van verdachte, die alle zeer [verdachte] naar benzine roken, als brandmonster veiliggesteld. [12] Onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) wees uit dat er vluchtige stoffen op deze brandmonsters zaten die afkomstig zijn van motorbenzine. [13]
De zwarte Piaggio Typhoon scooter die in beslag was genomen, werd door de politie onderzocht. Deze scooter lekte geen benzine en er werden geen brandsporen aan de scooter aangetroffen. [14]
Onderzoek naar oorzaak brand
Na de brandstichting werd een onderzoek ingesteld in het pand aan de [adres] in Kerkrade. De zolderverdieping van het pand was volledig verwoest door de brand. Op de eerste verdieping was de complete inboedel van de woonkamer verwoest door de brand. De ruimtes die vanuit de woonkamer konden worden betreden, waren aangetast door het vuur. In de hal achter de deur en in de aangrenzende keuken op de begane grond was ook alles volledig verwoest door de brand.
Onderzoek wees uit dat de brand zeer vermoedelijk in de hal/keuken aan de achterzijde van het pand is ontstaan. Op de deurmat aan de buitenzijde van de achterdeur van het pand en op de overgang van de hal naar de keuken werden aanwijzingen voor de aanwezigheid van brand versnellende middelen aangetroffen. De deurmat werd als brandmonster veiliggesteld. Achter de achterdeur trof de politie glasscherven aan onder de verbrande resten die niet beroet waren. Onderzoek wees uit dat het waarschijnlijk is dat er voorafgaand aan de brand is ingebroken. Het is zeer waarschijnlijk dat de dader in de hal op de begane grond opzettelijk vuur heeft ingebracht. Bij de brand was sprake van levensgevaar voor personen en gemeen gevaar voor goederen. [15]
Forensisch onderzoek aan de brandmonsters
Door het NFI werd een onderzoek ingesteld waarbij - simpel gezegd - de motorbenzine die werd aangetroffen op de schoenen en kleding van verdachte en op de veiliggestelde deurmat, met elkaar werden vergeleken. Uit dit onderzoek bleek dat het
waarschijnlijkeris dat de motorbenzine die op de schoenen van verdachte en op de deurmat zat, dezelfde herkomst heeft dan dat deze motorbenzine een verschillende herkomst heeft. Het is
ongeveer even waarschijnlijkdat de motorbenzine op de kleding van verdachte (broekspijp en sok) en op de deurmat, dezelfde herkomst heeft dan dat deze motorbenzine een verschillende herkomst heeft. Tot slot is het
iets waarschijnlijkerdat de motorbenzine op de kleding van verdachte en op zijn schoenen, dezelfde herkomst heeft dan dat deze motorbenzine een verschillende herkomst heeft. [16]
Verklaring [getuige 3]
Op 11 april 2015 werd een telefoongesprek tussen [getuige 3] en zijn vriendin [getuige 4] opgenomen en afgeluisterd. [getuige 3] zat op dat moment gedetineerd in Penitentiaire Inrichting De Geerhorst, waar ook verdachte gedetineerd zat.
[getuige 3] zei tegen [getuige 4] : “ [verdachte] vertelt mij alles hier, bijna alles over de zaakjes, de praktijken, alles. Die is nog lang niet buiten schat, want ik heb hem verraden bij een ander.”
[getuige 4] antwoordde vervolgens: “Ooh dat ie voorlopig nog niet buiten is, dat weet ik, want toen die politiehond in zijn been heeft gebeten hè, is ie ook op heterdaad betrapt geworden”.
[getuige 3] zei hierna: “Ja, weet ik schat, hij was toen een paar kilometer van de plaats delict af. Ja, weet je wel hij zegt ik ga naar huis toe, ik ga naar huis toe en ik ga naar huis toe, maar die jongen wat hier zit dat was een vriend en een vrouw van hem en een kind die wat boven die woning woonden wat bijna levensdood waren”. [17]
Op 19 mei 2015 heeft [getuige 3] als getuige verklaard dat [verdachte] , verdachte, hem in de Geerhorst heeft verteld dat hij met iemand anders brand had gesticht bij een pand in Kerkrade en dat hij daarbij zijn been had verbrand. Ook vertelde verdachte aan [getuige 3] dat de politie hem een paar kilometer van de plaats delict had aangehouden en dat de politiehond hem tijdens de aanhouding twee keer had gebeten; in zijn rechterhand en in zijn rechter onderbeen. Verder vertelde verdachte dat hij brandwonden aan zijn been en aan zijn hand had en dat hij op een Puch Typhoon 125 CC reed toen hij werd opgepakt. [18] In het verhoor van 7 januari 2016 bij de rechter-commissaris heeft [getuige 3] ongeveer hetzelfde verklaard. Verdachte had hem in de Geerhorst verteld dat hij brand had gesticht, dat hij een aantal kilometer verderop met een scooter, een Puch Typhoon 125 CC, is opgepakt, dat hij samen met een ander was, dat hij door een politiehond was gebeten en dat hij brandwonden had. [19]
De betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 3]
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van [getuige 3] ongeloofwaardig is, omdat hij op 16 oktober 2015 bij de rechter-commissaris zou zijn terug gekomen op zijn eerdere verklaring. Hij had het verhaal over de brand in café [naam cafe] niet van verdachte zelf gehoord, maar van een medegedetineerde. Op 7 januari 2016 heeft [getuige 3] zijn verklaring weer veranderd. Hij heeft dus telkens wisselend verklaard en is daarom niet betrouwbaar.
De rechtbank stelt vast dat [getuige 3] , naar aanleiding van het op 11 april 2015 opgenomen telefoongesprek tussen hem en zijn vriendin, [getuige 4] , een aantal keer als getuige is ondervraagd. Door de politie op 19 mei 2015 en door de rechter-commissaris op
16 oktober 2015 en nogmaals op 7 januari 2016.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring die [getuige 3] op 19 mei 2015 bij de politie heeft afgelegd, op belangrijke punten wordt ondersteund door andere (objectieve) bewijsmiddelen. Zo past het letsel dat in het ziekenhuis bij verdachte werd geconstateerd, te weten een brandwond aan zijn rechter onderbeen en een brandwond aan zijn rechterhand, bij de verklaring van [getuige 3] dat verdachte tegen hem had gezegd dat hij bij de brandstichting verwondingen aan zijn onderbeen en hand had opgelopen. Ook het letsel op de rechterhand en op het rechter bovenbeen van verdachte, waarvan verdachte zelf heeft verklaard dat dit is veroorzaakt doordat de politiehond hem daar heeft gebeten, past bij de verklaring van [getuige 3] . Hij vertelt immers op 19 mei 2015 dat verdachte hem heeft verteld dat hij door een politiehond is gebeten in zijn rechterhand en zijn rechter onderbeen. Daarnaast wordt de verklaring van [getuige 3] ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 1] . [getuige 1] heeft namelijk verklaard dat de man die hij vanuit café [naam cafe] in de richting van zijn flat zag lopen, een brandende jas droeg. Deze man stapte achterop een scooter waarop een andere man zat en beide mannen reden vervolgens weg. Dit past bij de verklaring van [getuige 3] dat hij van verdachte had gehoord dat hij samen met een ander was en dat ze op een scooter van het type Typhoon hebben gereden. De door de politie inbeslaggenomen scooter was van dat type. Daarnaast droeg verdachte, toen hij werd aangehouden, slechts een t-shirt en een dunne trui met een capuchon. Het voorgaande draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank dat het verdachte is geweest die de brand heeft gesticht in café [naam cafe] en zijn jas, nadat deze brandde, op de grond heeft gegooid en vervolgens achterop de scooter is gestapt en met de man die bij de scooter stond, is weggereden. Verdachte heeft, daarnaar gevraagd, geen aannemelijk verklaring gegeven voor het feit dat hij ten tijde van zijn aanhouding slechts een t-shirt en een dunne trui met capuchon droeg, terwijl het - zo heeft de rechtbank verdachte voorgehouden - een koude nacht in maart was en verdachte achterop een scooter zat. Hoewel [getuige 3] op 16 oktober 2015 bij de rechter-commissaris enigszins is teruggekomen op de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd, heeft hij op 7 januari 2016 in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman van verdachte zijn verklaring van 19 mei 2015 herhaald. Hij heeft bovendien toen verklaard dat verdachte hem gezegd had dat hij zijn mond moest houden en zich er niet mee moest bemoeien. [getuige 3] heeft op 7 januari 2016 ook verklaard dat hij bang is dat zijn gezin iets zal overkomen Uit de verklaring van 7 januari 2016 van [getuige 4] , de toenmalige vriendin van [getuige 3] , blijkt bovendien dat zij aangifte had willen toen tegen [verdachte] omdat hij, via [getuige 3] , tegen haar gezegd zou hebben dat als zij geen andere verklaring zou afleggen, hij mensen naar haar huis zou sturen. Dit alles maakt dat de rechtbank de verklaring van [getuige 3] van 16 oktober 2015, waarin hij enigszins terugkomt op zijn politieverklaring, in het kader plaatst van bedreigingen en intimidatie die verdachte kennelijk in de richting van [getuige 3] en zijn vriendin heeft geuit.
De rechtbank vindt de verklaringen van [getuige 3] , zoals hij die heeft afgelegd bij de politie in mei 2015 en later herhaalt bij de rechter-commissaris onder ede in januari 2016, dan ook betrouwbaar. Zij vinden voldoende steun in de overige bewijsmiddelen.
‘Alternatief scenario’
Verdachte heeft zich in zijn verhoren bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Ook in het verhoor bij de rechter-commissaris ten tijde van de inbewaringstelling en in de raadkamer gevangenhouding heeft de verdachte geen verklaring willen afleggen. Bij de behandeling van de vordering tot inbewaringstelling bij de rechter-commissaris heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat de scooter waarop verdachte zat, is gevallen en dat verdachte daarbij
wellichtin aanraking is gekomen met de uitlaat van de scooter, waardoor de brandwond is ontstaan. Dat de scooter is omgevallen verklaart volgens de raadsman
wellichtook de benzinelucht, omdat er benzine uit de tank van de scooter is gelopen en op verdachte terecht is gekomen. De raadsman heeft het voorgaande in de raadkamer gevangenhouding en ter terechtzitting herhaald. Pas op de zitting van 25 april 2016 heeft, opnieuw de raadsman, aangevoerd dat verdachte die nacht bij een vriend op bezoek was en dat zij samen een ritje op de scooter hebben gemaakt, waarop verdachte later door de politie werd gezien. De verdachte heeft op de zitting van 25 april 2016, daarnaar uitdrukkelijk gevraagd door de rechtbank, aangegeven dat de verklaring die zijn raadsman heeft gegeven voor de brandwond aan zijn been en de benzinelucht, ook
zijnverklaring is. Hij heeft de naam van de vriend waarmee hij het ritje op de scooter heeft gemaakt, niet willen noemen.
De hiervoor genoemde bewijsmiddelen wijzen wat de rechtbank betreft zonder meer in de richting van verdachte als degene die op 25 maart 2015 brand heeft gesticht in café [naam cafe] in Kerkrade. Het door de raadsman van verdachte geschetste ‘alternatieve scenario’ voor de brandwonden op been en hand van de verdachte, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Verdachte heeft pas op de zitting van 25 april 2016, inmiddels de vijfde zitting in deze zaak en nadat hij van het hele dossier heeft kunnen kennisnemen, aangegeven dat hij zich achter het scenario schaart dat zijn raadsman heeft geschetst. De raadsman heeft echter keer op keer aangegeven dat de benzinelucht die om verdachte heen hing en de brandenwonden aan zijn been
wellichtverklaard kunnen worden doordat de scooter is omgevallen en bovenop verdachte is beland. De raadsman heeft dit enkel als een mogelijke verklaring naar voren gebracht. Van een
reëelalternatief scenario kan dus niet worden gesproken. Daarnaast beantwoordt het geschetste scenario een aantal vragen
niet. Verdachte heeft niet verklaard waarom hij voor de politie op de vlucht is geslagen. Ook heeft verdachte geen verklaring gegeven voor de gedetailleerde verklaring die [getuige 3] heeft afgelegd. Evenmin heeft verdachte verklaard hoe het kan dat de motorbenzine die op zijn schoenen werd aangetroffen, waarschijnlijk overeenkomt met de motorbenzine die op de deurmat bij café [naam cafe] werd aangetroffen. Verdachte heeft niet verklaard hoe hij aan de brandwond op zijn hand kwam als de scooter op zijn been is gevallen. Bovendien kan verdachtes verklaring dat hij samen met een ander een proefritje op de scooter aan het maken was, niet geverifieerd worden, omdat verdachte de naam van zijn vriend niet heeft willen noemen.
Dat de politie niet heeft onderzocht of zich (verbrand) huidweefsel van de verdachte op de knalpijp van de scooter bevond, maakt het voorgaande niet anders. Zoals eerder overwogen, heeft de raadsman namelijk slechts aangegeven dat de brandwonden van verdachte
wellichtzijn veroorzaakt doordat de huid van verdachte in aanraking is gekomen met de knalpijp van de scooter waarop verdachte zat. Een reëel alternatief scenario dat door de politie kon worden onderzocht, is nooit geschetst.
De rechtbank leidt uit de genoemde bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - af dat verdachte op 25 maart 2015 een ruitje van de achterdeur van het pand aan de [adres] in Kerkrade heeft ingeslagen. Hierna heeft hij een brandbare vloeistof (waarschijnlijk motorbenzine) in de hal van het café gegoten en aangestoken. Daarna is verdachte, samen met een andere man die op hem wachtte, met een scooter weggereden. In het café is direct brand ontstaan, waardoor het pand gedeeltelijk is verbrand en veel goederen volledig zijn verbrand. Ook was bij de brand sprake van levensgevaar voor personen.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte op 25 maart 2015 in de gemeente Kerkrade opzettelijk brand heeft gesticht in het pand aan de [adres] , waardoor gevaar aan goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen is ontstaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
op 25 maart 2015 in de gemeente Kerkrade,
opzettelijk brand heeft gesticht in een pand gelegen aan de [adres] , immers heeft verdachte een brandbare vloeistof in de hal van voornoemd pand gegoten en open vuur in aanraking gebracht met die brandbare stof, ten gevolge waarvan voornoemd pand en goederen in dat pand geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in voornoemd pand bevindende personen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Door het Pieter Baan Centrum is een rapportage over verdachte uitgebracht. De verdachte heeft zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd. Desondanks hebben de psycholoog,
[naam psycholoog] , en de psychiater, [naam psychiater 2] , op basis van eigen (onderzoeks)observaties en beschikbare aanvullende informatie, geconcludeerd dat er veel aanwijzingen zijn dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Op basis van het huidige onderzoek kon een persoonlijkheidsstoornis niet eenduidig worden vastgesteld of uitgesloten. In het verlengde daarvan kon niet worden onderzocht of sprake was van een persoonlijkheidsstoornis ten tijde van het bewezenverklaarde. De vraag of en, zo ja, in welke mate verdachte toerekeningsvatbaar is voor het bewezenverklaarde konden de gedragsdeskundigen evenmin beantwoorden.
De rechtbank kan daarom niet anders concluderen dan dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is voor het bewezenverklaarde.
De verdachte is dus strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de op te leggen straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft in het bijzonder acht geslagen op het volgende.
Verdachte heeft op 25 maart 2015, midden in de nacht brand gesticht in café [naam cafe] in Kerkrade. Hij heeft een ruitje van de achterdeur van het café ingeslagen en een brandbare vloeistof (waarschijnlijk motorbenzine) in de hal van het pand gegoten en aangestoken. Daarna is verdachte, samen met een andere man die op hem wachtte, weggereden op een scooter. De brand heeft vervolgens in het pand om zich heen gegrepen. [naam cafe] , zijn vrouw en zijn kinderen van 6 en 9 jaar, die op dat moment in de boven het café gelegen woning lagen te slapen, werden in hun slaap door de brand overvallen. De enige vluchtweg, de trap die naar beneden, de hal in en naar buiten leidde, stond in brand en was dus afgesloten. [naam cafe] en zijn gezin zijn vervolgens, slechts in pyjama’s gekleed, naar het dakterras gevlucht. Daar zaten zij, zoals [naam cafe] het zelf ook heeft verwoord, “als ratten in de val”. Het dakterras was namelijk te hoog om van af te kunnen springen. De brandweer heeft het leven van [naam cafe] en zijn gezin ternauwernood kunnen redden. Immers sloeg de brand enkele minuten na de komst van de brandweer door naar de woning. Indien [naam cafe] en zijn gezin zich nog in de woning zouden hebben bevonden, zouden zij zijn overleden. De brandweer kon, omdat de brand zo snel om zich heen greep, niet naar binnen gaan en heeft [naam cafe] en zijn gezin met een handladder van het dak gehaald. [naam cafe] , zijn vrouw en zijn twee jonge kinderen hebben de dood dus in de ogen gekeken.
De ravage en de schade die de brand heeft veroorzaakt, waren enorm. Het pand waarin het café gevestigd zat, brandde grotendeels uit. Alle spullen in de woning, waaronder voorwerpen die voor [naam cafe] en zijn gezin een grote emotionele waarde vertegenwoordigden omdat het herinneringen waren aan dierbare gebeurtenissen en personen, zijn verbrand. [naam cafe] heeft zijn werkzaamheden als uitbater van het café gedurende bijna 6 maanden niet kunnen uitvoeren.
In het dossier bevinden zich aanwijzingen dat het motief voor de brandstichting een territoriumstrijd was tussen de motorclubs [naam motorclub] , waaraan verdachte kennelijk is gelieerd, en de [naam motorclub 2] . De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen dat dit ook daadwerkelijk het motief voor de brandstichting geweest is, omdat verdachte op geen enkel moment openheid van zaken heeft willen geven. Voor [naam cafe] en zijn gezin blijft het dus gissen naar de reden waarom hun café en woning in brand werd gestoken, waardoor zij alle vier ternauwernood aan de dood zijn ontsnapt.
De brand heeft zeer verstrekkende gevolgen gehad voor alle mensen die hier ongewild bij betrokken zijn geraakt. [naam cafe] , zijn vrouw en hun twee nog jonge kinderen worden nog steeds geconfronteerd met de gevolgen. Deels betreft dit materiële schade: [naam cafe] heeft het café enkele maanden niet kunnen uitbaten, waardoor hij inkomen is misgelopen. Alle persoonlijke bezittingen, waaronder herinneringen aan dierbare gebeurtenissen of personen, zijn verbrand. Het enige dat [naam cafe] en zijn gezin nog hadden na de brand, was de kleding die zij droegen toen zij op de vlucht sloegen. Mogelijk nog ingrijpender zijn de immateriële gevolgen. De brand is voor het hele gezin [naam cafe] en met name voor de 9-jarige zoon [naam zoon uitbater cafe] , een zeer traumatische gebeurtenis. [naam cafe] en zijn vrouw hebben zelfs hulp van een psycholoog ingeschakeld voor hun zoon. Deze heeft geconstateerd dat [naam zoon uitbater cafe] lijdt aan een posttraumatische stressstoornis. Achteraf hebben zij zich gerealiseerd dat zij door het oog van de naald zijn gekropen. Zij zijn enorm geschrokken en hebben zich lange tijd - en misschien nog steeds wel - afgevraagd waarom er brand is gesticht.
Ook omwonenden en toevallige voorbijgangers waren ongewild getuige van de brand in het café en werden geconfronteerd met de gevolgen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de ernst van het bewezenverklaarde feit en de angst en onrust die hierdoor bij de slachtoffers is veroorzaakt, dermate groot, dat zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet volgen. Over de vraag hoe hoog die straf moet zijn, overweegt de rechtbank als volgt.
De maximale straf die staat op opzettelijke brandstichting, zoals strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht, is afhankelijk van de ernst van de veroorzaakte gevolgen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën, te weten (1) brandstichting waarbij “alleen” goederen in gevaar zijn geweest, (2) brandstichting waarbij mensenlevens gevaar hebben gelopen en (3) brandstichting waardoor ook daadwerkelijk mensen zijn overleden. De maximumstraffen lopen daarbij op van respectievelijk (1) 12 jaren, (2) 15 jaren tot (3) 30 jaren of levenslang.
De soort brandstichting waar het hier om gaat, is de brandstichting van de tweede categorie. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat er sprake was van levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen. Dit betekent dat hiervoor een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren als strafmaximum geldt. Wat het opzettelijk brand stichten zo ernstig maakt, is dat de gevolgen van tevoren volstrekt niet te overzien zijn. Door een brandbare vloeistof in aanraking te brengen met open vuur, zoals verdachte hier heeft gedaan, is het volstrekt onvoorspelbaar op welke manier en met welke snelheid de brand zich zal ontwikkelen. De brand is dan bovendien niet meer te controleren. Illustratief in dit verband is dat ook de jas van verdachte in brand stond, nadat hij de brand had gesticht. Zo snel kan het gaan. Door een zodanige brandstichting kunnen op ieder moment (vele) mensen in een levensbedreigende situatie terechtkomen, met alle gevolgen van dien.
Ten nadele van verdachte houdt de rechtbank er voorts rekening mee dat hij op geen enkel moment verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Verdachte heeft niet de indruk gegeven dat hij onder de indruk was van het feit dat hij van een zeer ernstig strafbaar feit werd beschuldigd. Door te blijven zwijgen heeft verdachte bovendien de mogelijkheid onbenut gelaten om tekst en uitleg te geven over het hoe en waarom van de brand. Waarom juist het café en de woning van [naam cafe] in brand moest worden gestoken, is een vraag, die onbeantwoord is gebleven. Die voortdurende onzekerheid bij de familie [naam cafe] en de angst dat het wellicht nog een keer zal gebeuren, had verdachte, als enige, kunnen wegnemen.
Tot slot heeft de rechtbank in het nadeel van verdachte laten meewegen dat hij kennelijk geprobeerd heeft meerdere getuigen te beïnvloeden door hen, vanuit de gevangenis, te intimideren en hen onder druk te zetten om een andere verklaring af te leggen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank ook gelet op de inhoud van zijn strafblad. Daaruit blijkt dat hij weliswaar al vaker met politie en justitie in aanraking is geweest, maar niet voor brandstichting. Omdat verdachte niet heeft willen meewerken aan het opstellen van een reclasseringsadvies, noch aan een psychologische rapportage - of het onderzoek bij het Pieter Baan Centrum -, weet de rechtbank weinig van verdachte. In het verlengde daarvan heeft de rechtbank geen rekening kunnen houden met een eventuele ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte - hoewel daar wel aanwijzingen voor zijn - die invloed gehad zou kunnen hebben op de toerekenbaarheid van het bewezenverklaarde.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat het bewezenverklaarde feit zodanig ernstig is dat zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur moet worden opgelegd, zal zij niet overgaan tot het opleggen van de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van 10 jaren. De officier van justitie heeft ter onderbouwing van zijn strafeis onder meer verwezen naar de, volgens hem vergelijkbare, zaak [naam zaak] (parketnummer 03/700207-15, vonnis van de rechtbank Limburg van 22 februari 2016). Dit betrof een zaak waarin een woning tot ontploffing werd gebracht door iemand die zelfmoord wilde plegen en waardoor een (andere) bewoner is overleden. In die zaak werd een gevangenisstraf van 10 jaren opgelegd. De rechtbank had in die zaak rekening gehouden met het feit dat er iemand was overleden, waardoor het strafmaximum omhoog schiet van 15 naar 30 jaren (of zelfs een levenslange) gevangenisstraf. In deze zaak geldt een lager strafmaximum, namelijk 15 jaren gevangenisstraf, omdat de slachtoffers alle vier wel in levensgevaar zijn geweest, maar er gelukkig niemand is overleden.
Hoewel het strafmaximum in dit geval dus de helft is van dat in de zaak van [naam zaak] , zal de straf niet evenredig minder zijn. De zaken zijn namelijk zeker niet zo maar te vergelijken.
Zo was [naam zaak] verminderd toerekeningsvatbaar; hij was zwaar depressief. Bovendien was het zijn bedoeling om zichzelf van het leven te beroven. Hoewel hij daardoor uiteraard ook andere bewoners in gevaar bracht, was zijn opzet niet gericht op de dood van die andere bewoners.
In dit geval ziet de rechtbank dat anders: bij gebrek aan enige verklaring van verdachte gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte, door midden in de nacht brand te stichten in een pand waar mensen liggen te slapen, juist wel de bedoeling had om de bewoners in (levens)gevaar te brengen. Verdachte is bovendien, anders dan [naam zaak] dat was, volledig toerekeningsvatbaar en dus volledig verantwoordelijk voor wat hij heeft gedaan.
Tot slot heeft de officier van justitie bij het formuleren van zijn strafeis zwaar laten meewegen dat het motief van de brandstichting gelegen is in de territoriumstrijd tussen de motorclubs [naam motorclub] en de [naam motorclub 2] , die op dit moment in Zuid-Limburg woedt. Hoewel zich, zoals eerder gezegd, in het dossier wel aanwijzingen bevinden dat dit mogelijk een rol heeft gespeeld, heeft de rechtbank dat niet met zekerheid kunnen vaststellen. De rechtbank zal daar in strafverzwarende zin dan ook geen rekening mee houden.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, wordt opgelegd.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam cafe] vordert een schadevergoeding van in totaal € 393.519,20 ter zake van het bewezenverklaarde. Dit betreft € 377.019,20 materiële schade, € 12.500,- immateriële schade en kosten rechtsbijstand.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [naam cafe] is als volgt opgebouwd:
1) Inboedel en huurdersbelang € 268.650,00
2) Bedrijfsinventaris en huurdersbelang e.a. € 68.307,00
3) Bedrijfsschade tot 34 weken na schadedatum € 40.062,20
4) Bedrijfsschade vanaf 34 weken p.m.
5) Immateriële schade € 12.500,00
6) Kosten rechtsbijstand € 4.000,00
Totaal € 393.519,20
De raadsman van de benadeelde partij, mr. Loonen, heeft aangegeven dat de gevorderde post “Bedrijfsschade vanaf 34 weken” is komen te vervallen. Inmiddels heeft de verzekering in totaal € 57.453,32 aan voorschotten uitbetaald.
Nu het bedrag dat ter zake geleden materiële schade is gevorderd van de zijde van verdachte niet is betwist, zal de rechtbank het verzoek om die schade te vergoeden toewijzen. De rechtbank wijst dus een bedrag van € 377.019,20 aan vergoeding ter zake geleden materiële schade toe. De rechtbank is van oordeel dat het bedrag dat inmiddels door de verzekering aan voorschotten is uitbetaald, te weten € 57.453,32, in mindering moet worden gebracht op het toegewezen bedrag aan materiële schade. Zij wijst dus een bedrag van (€ 377.019,20 -/-
€ 57.453,32 =) € 319.565,88 aan materiële schade toe. De overige gevorderde materiële schade wordt afgewezen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de gevorderde immateriële schade (smartengeld) dat het recht daarop slechts bestaat voor zover de wet hierop een aanspraak geeft. Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) somt limitatief op in welke gevallen vergoeding van immateriële schade mogelijk is.
Gelet op de feiten en omstandigheden zoals die uit het dossier naar voren komen, is de rechtbank van oordeel dat [naam cafe] immateriële schade heeft geleden als gevolg van de door verdachte veroorzaakte brand. Hiertoe overweegt de rechtbank in het bijzonder dat uit de medische informatie die bij de vordering van de benadeelde partij is gevoegd, blijkt dat de zoon van [naam cafe] aan een PTSS (posttraumatisch stressstoornis) lijdt. Uit de vordering en uit het dossier blijkt daarnaast dat alle kleding en alle voorwerpen die voor [naam cafe] en zijn gezin een herinnering waren aan dierbare gebeurtenissen en personen, zijn verwoest door de brand.
Het bedrag dat aan immateriële schade is gevorderd, is namens verdachte niet betwist. De rechtbank zal het verzoek om die schade te vergoeden dan ook toewijzen. Zij wijst dus een bedrag van € 12.500,- aan vergoeding ter zake geleden immateriële schade toe.
In totaal wijst de rechtbank dus een bedrag van (€ 319.565,88 + € 12.500,00 =) € 332.065,88 aan schadevergoeding toe. Dit bedrag zal vermeerderd worden met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2015 tot de dag der algehele voldoening.
Voor wat betreft de door de benadeelde partij gevorderde kosten voor rechtsbijstand, heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven.
Bij een vordering van € 195.000,- tot en met € 390.000,- wordt in de regel € 2.000,- per punt als salaris toegekend. De benadeelde partij komt in dit verband twee punten toe: één punt voor het door mr. Loonen indienen van de vordering en één voor het toelichten van de vordering op de zitting van 25 april 2016. De kosten van rechtsbijstand worden daarom, zoals gevorderd, toegewezen tot een bedrag van € 4.000,-.
Nu verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan en hij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd.
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar.
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 332.065,88, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode
van 25 maart 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [uitbater van cafe] van € 332.065,88, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 365 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 25 maart 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op € 4.000,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. J.S. Holthuis en
mr. M.E. Notermans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 mei 2016.
Buiten staat:
mr. Notermans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 25 maart 2015 in de gemeente Kerkrade, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een pand gelegen aan de [adres] , immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) een brandbaar/brandend voorwerp naar/in voornoemd pand gegooid en/of motorbenzine, althans een brandbare vloeistof, in de hal van voornoemd pand gegoten en/of gegooid en/of (vervolgens) (open) vuur in aanraking gebracht met die brandbare stof en/of (open) vuur in aanraking gebracht met een of meerdere goederen in voornoemd pand, ten gevolge waarvan voornoemd pand en/of goederen in dat pand geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor de aangrenzende en/of nabijgelegen panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was en/of
  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in voornoemd pand bevindende personen te duchten was en/of
  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die aangrenzende en/of nabijgelegen panden bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700147-15
Proces-verbaal van de openbare zitting van 24 mei 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht.
Tegenwoordig:
mr. C.G.A. Wouters , voorzitter,
mr. B.G.L. van der Aa en mr. J.S. Holthuis , rechters,
mr. , officier van justitie,
mr. J.W.J. Reuvers , griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zittingzaal aanwezig. Ter terechtzitting van 25 april 2016 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De voorzitter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2015055497, gesloten d.d. 11 juni 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 126.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 maart 2015 pagina 9 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 maart 2015, pagina 12.
3.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 26 maart 2015, pagina 129.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 maart 2015, pagina 9.
5.Proces-verbaal aangifte [uitbater van cafe] d.d. 25 maart 2015, pagina’s 23 en 24.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 2 april 2015, pagina 42, het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] d.d. 2 april 2015, pagina 46 en het proces-verbaal aangifte
7.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 25 maart 2015, pagina’s 31 en 32.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 maart 2015, pagina 9.
9.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 25 maart 2015, pagina’s 33 en 34.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 maart 2015, pagina’s 13 tot en met 15 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 maart 2015, pagina’s 17 en 18 van de doornummering.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 maart 2015, pagina 79.
12.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 2 april 2015, pagina’s 104 en 105. SIN AAHX1028NL (brandmonster broekspijp en sok) en SIN AAHX1026NL (brandmonster rechterschoen).
13.Verkorte rapportage over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen, naar aanleiding van een brand in Kerkrade op 25 maart 2015 van het Nederland Forensisch Instituut d.d. 20 april 2015, pagina’s 170 en 172.
14.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 2 april 2015, pagina 105.
15.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 26 maart 2015, pagina’s 128 en 130 tot en met 132 en kennisgeving van inbeslagneming (artikel 94 Sv), pagina 136. SIN AAFU8310NL (brandmonster deurmat).
16.Vergelijkend motorbenzine onderzoek naar aanleiding van een brand in Kerkrade op 25 maart 2015 van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 27 juli 2015, pagina’s 177 tot en met 185.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 april 2015, pagina’s 52 en 53.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 19 mei 2015, pagina’s 55 tot en met 58.
19.Proces-verbaal verhoor van getuigen bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken d.d. 7 januari 2016, inhoudende het verhoor van de getuige [getuige 3] .