ECLI:NL:RBLIM:2016:4354

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 mei 2016
Publicatiedatum
23 mei 2016
Zaaknummer
04/800178-11
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepteelt en vrijspraak van andere strafbare feiten in megazaak 65-Audi

Op 18 mei 2016 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het exploiteren van hennepkwekerijen, deelname aan een criminele organisatie, diefstal van elektriciteit en witwassen. De zaak, bekend als de megazaak 65-Audi, omvatte meerdere verdachten en werd behandeld in het kader van grootschalige hennepteelt. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, waaronder de diefstal van elektriciteit en deelname aan een criminele organisatie, maar heeft haar wel schuldig bevonden aan het medeplegen van hennepteelt. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal van elektriciteit en dat haar rol in de criminele organisatie niet bewezen kon worden. De verdachte kreeg een voorwaardelijke taakstraf van 180 uren opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de beperkte rol van de verdachte in de hennepteelt, wat leidde tot een lagere strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaatsen Roermond en Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 04/800178-11
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 mei 2016
in de strafzaak tegen
[naam verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.C.A. Reijnders, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 2, 3 en 9 maart 2016 en op 4 mei 2016 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte, al dan niet samen met anderen:
als beroep of bedrijf, (twee) hennepkwekerijen in Horn en Haelen heeft geëxploiteerd dan wel daaraan medeplichtig is geweest;
heeft deelgenomen aan een criminele organisatie gericht op softdrugs;
elektriciteit heeft gestolen in Horn;
elektriciteit heeft gestolen in Haelen;
heeft deelgenomen aan een criminele organisatie gericht op (gewoonte)witwassen en valsheid in geschrift;
een BMW M3 en geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen) heeft witgewassen, terwijl zij hiervan al dan niet een gewoonte heeft gemaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de
feiten 1 primair, 2, 4, 5 en 6wettig en overtuigend bewezen. Nu uit de bewijsmiddelen niet blijkt van enige betrokkenheid aan de hennepkwekerij in het pand aan de [adres] te Horn, vordert de officier van justitie vrijspraak van dit onderdeel van de tenlastelegging (
feit 1) en van de diefstal van stroom aldaar (
feit 3). Verder acht de officier van justitie niet bewezen dat verdachte handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf (
feit 1).
Ter onderbouwing van het gestelde medeplegen van hennepteelt in Haelen heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte het huurcontract van de betreffende woning op haar naam heeft gezet en heeft meegewerkt om het huis een bewoonde indruk te geven. Ze ging met medeverdachte [medeverdachte 1] mee naar de woning, terwijl ze wist dat [medeverdachte 1] daar moest zijn in verband met het onderhoud van de planten. Bovendien waren er afspraken gemaakt over de verdeling van de winst (
feit 1). De rol van verdachte in de criminele Opiumwet-organisatie is eveneens bewijsbaar, nu verdachte heeft meegewerkt aan het opzetten van constructies en dwaalsporen en zij feitelijke betrokkenheid had bij één kwekerij. Haar rol is duidelijk ondergeschikt, maar zij heeft haar rol op zich genomen en is daarmee deel geweest van de criminele Opiumwet-organisatie (
feit 2). Degene die kweekt, is degene die steelt; de diefstal van stroom kan derhalve worden bewezen (
feit 4). Door af en toe een bedrijf of auto op haar naam te zetten, kan eveneens worden bewezen dat verdachte deel uitmaakte van de organisatie gericht op (gewoonte)witwassen en valsheid in geschrift (
feit 5).
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ter zake de
feiten 2 tot en met 6. Ter zake de hennepteelt (
feit 1) heeft hij eveneens vrijspraak bepleit ten aanzien van het pand [adres] te Horn. Voor het pand [adres] te Haelen heeft hij vrijspraak bepleit ten aanzien van de primaire variant, waarbij overigens wel sprake kan zijn van medeplichtigheid zoals subsidiair ten laste gelegd, maar niet met een beroeps- of bedrijfsmatig karakter. Ter zake het witwassen (
feit 6) heeft hij ten aanzien van de BMW M3 subsidiair aangevoerd dat bij eventuele bewezenverklaring de periode aanzienlijk verkort dient te worden, gelijk aan de periode van tenaamstelling.
In het bijzonder heeft de raadsman nog gesteld dat verdachtes wetenschap van de hennepkwekerij in Haelen niet maakt dat zij dus ook betrokken was bij de diefstal van stroom aldaar (
feit 4) en dus ook wetenschap had van een criminele Opiumwet-organisatie (
feit 2), laat staan hieraan deelnam. Voorts blijkt niet van enige bijdrage aan dan wel opzet op deelname aan de criminele organisatie ex art. 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) (
feit 5).
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Via de Criminele Inlichtingen Eenheid en Meld Misdaad Anoniem werd in 2010 en 2011 informatie ontvangen over -kort gezegd- grootschalige hennepteelt door onder meer [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Dit leidde tot het onderzoek genaamd 65-Audi. Gedurende dit onderzoek werd gebruikt gemaakt van onder andere telefoontaps en observaties en werden diverse hennepkwekerijen aangetroffen. Het onderzoek 65-Audi leidde uiteindelijk tot de verdenking van hennepteelt, diefstal van stroom, criminele organisaties, oplichting, valsheid in geschrifte en asbestdelicten tegen 17 verdachten. Medio 2014 en 2015 is reeds vonnis gewezen in 11 zaken. Vandaag wijst de rechtbank ook vonnis in de zaken van de zes hoofdverdachten, zijnde de verdachten die ook deelgenomen zouden hebben aan een criminele organisatie.
Verdachte is uiteindelijk gedagvaard wegens bedrijfsmatige hennepteelt, diefstal van stroom, deelname aan een criminele Opiumwet-organisatie, deelname aan een criminele organisatie ex art. 140 Sr en witwassen. Vanwege de aard en samenhang van en conclusies in de diverse feiten, zal de rechtbank allereerst de hennepplantage inclusief elektriciteitsdiefstal te Horn (feiten 1 en 3) bespreken, gevolgd door de hennepplantage in Haelen (feit 1) en de criminele Opiumwet-organisatie (feit 2). Vervolgens zullen achtereenvolgens de elektriciteitsdiefstal in Haelen (feit 4), het witwassen (feit 6) en de criminele organisatie ex art. 140 Sr (feit 5) besproken worden.
Hennepplantage aan de [adres] te Horn en diefstal van stroom (feiten 1 en 3)
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op grond van de stukken in het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich – kort gezegd – schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) het exploiteren van de hennepkwekerij aan de [adres] te Horn (onder 1 ten laste gelegd) en de diefstal van elektriciteit (onder 3 ten laste gelegd).
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Op 9 maart 2011 werd in het pand aan de [adres] te Horn een hennepkwekerij aangetroffen met in totaal 1285 hennepplanten. Het pand was onderverhuurd aan [bedrijf 1] , waarvan verdachte op dat moment bestuurder was. Verdachte heeft verklaard dat zij enkel het bedrijf op haar naam heeft gehad op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 2] . Ze is daarvoor één keer met hem naar de kamer van koophandel geweest. Ze is nooit in het pand geweest en weet niets van een hennepkwekerij af. Nu uit de bewijsmiddelen – behoudens het enkele gegeven dat [bedrijf 1] op haar naam stond, op welke naam het huurcontract is gesloten – geen betrokkenheid van verdachte aan deze hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit kan worden afgeleid, zal verdachte hiervan worden vrijgesproken.
Hennepplantage aan de [adres] te Haelen (feit 1)
Op 19 april 2011 werd in het pand aan de [adres] te Haelen een hennepkwekerij aangetroffen op de eerste en tweede verdieping van het pand, verdeeld over 3 ruimtes met in totaal 781 planten. [2] Uit de 3 ruimtes werd afzonderlijk één hennepplant onderworpen aan een MMC Narcoticatest. De hennepplanten werden op uiterlijke kenmerken herkend als hennep en werden vervolgens, middels genoemde MMC-test, ook positief getest op de aanwezigheid van THC. [3]
Medeverdachte
[medeverdachte 2] [4] verklaart onder meer als volgt:
“Volgens mij zijn aan de [adres] te Haelen 781 of 718 planten aangetroffen. Mijn zus had geen woonadres en toen heeft ze aan mij gevraagd om een woning voor haar te regelen. Ik heb toen makelaar Vaessen gebeld om dat pand te huren. Bij die kwekerij zijn [medeverdachte 1] , mijn zus en ik betrokken. [medeverdachte 1] richtte de kwekerij in. Mijn zus en ik zouden samen 15% krijgen. Mijn zus en [medeverdachte 1] hadden een sleutel. [medeverdachte 1] was verantwoordelijk voor die hennepkwekerij. Hij heeft alles gefinancierd, maar er is nooit opbrengst geweest. Ik heb bemiddeld bij de huur van het pand. [medeverdachte 1] verzorgde de plantjes. Niemand woonde in dat pand. Op de dag van het knippen is de politie binnengevallen. De oogst was rijp.”
Verdachte [5] verklaarde op 28 juli 2011 onder meer dat zij het pand [adres] te Haelen heeft gehuurd van makelaar [bedrijf 2] te Roermond vanaf februari dat jaar. Ze heeft het pand gehuurd omdat ze vanuit Turkije weer in Nederland wilde gaan wonen. Haar broer [medeverdachte 2] zou een woning voor haar regelen. Ze verklaarde nooit in het pand gewoond of geslapen te hebben.
Verdachteverklaarde op 15 november 2011 [6] verder “Met [medeverdachte 1] moest ik alleen mee naar dat pand waar die hennepkwekerij was. Ik moest van [medeverdachte 1] een bezem pakken en buiten gaan vegen, zodat het leek alsof er iets gebeurde daar. [medeverdachte 1] ging dan binnen de plantjes water geven. Ik ben daar heel vaak met [medeverdachte 1] naar toe gegaan, zeker twee maanden. Het was dan om de dag of twee dagen niet en een dag wel. Eigenlijk ging ik altijd met [medeverdachte 1] . Af en toe is [medeverdachte 2] ook mee gegaan. Ze zeiden tegen mij dat ik in dat pand zou gaan wonen. Ik mocht van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] absoluut niet hun naam doorgeven. [medeverdachte 1] zei tegen mij: “wat er ook gebeurt, als de politie je oppakt of als de politie de kwekerij ontdekt, nooit mag je onze naam noemen.” [medeverdachte 1] zei dat ik, [medeverdachte 2] en hij een deel zouden krijgen. Ze zeiden de ene keer dat ik een auto zou krijgen en de andere keer geld. De kwekerij waar ik het over heb is de [adres] in Haelen. Die kwekerij was van [medeverdachte 2] en van [medeverdachte 1] .”
De rechtbank leidt de betrokkenheid van verdachte bij deze hennepkwekerij verder af uit de inhoud van het hieronder aangehaalde
tapgesprektussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] .
Tapgesprek 3 augustus 2011 te 21.09 uur [7]
[…] [naam verdachte] zegt: jij hebt mijn naam zwart gemaakt.. is dat niet voldoende is toch precies waard daarvoor of niet… is toch waar voor te kweken… wat heb ik ervoor terug gekregen…niks. [medeverdachte 2] zegt dat [naam verdachte] dat zelf wilde gaan doen en hij haar daartoe niet heeft gedwongen. [naam verdachte] zegt dat zij geen andere keus had.
De rechtbank merkt op dat gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, de rechtbank van oordeel is dat daar waar in bovengenoemde verklaringen van [medeverdachte 2] en verdachte zelf wordt gesproken over “ [medeverdachte 1] ” hiermee wordt bedoeld “ [medeverdachte 1] ”.
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen sprake is van medeplegen. Wel kan sprake zijn van medeplichtigheid, zoals subsidiair ten laste gelegd, echter niet met beroeps- of bedrijfsmatig karakter. Echter uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte een zo wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de hennepteelt dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Immers, verdachte heeft niet enkel het pand op haar naam gehuurd, maar ook wist ze dat er in het pand hennep werd gekweekt, waarbij ze, zo blijkt uit voornoemd tapgesprek, er bewust voor gekozen heeft die situatie in stand te houden. Zo kwam ze regelmatig in het pand samen met medeverdachte [medeverdachte 1] die de hennepplantjes verzorgde. Zij heeft de woning bewoonbaar doen lijken door buiten te gaan vegen. Verder zou ze meedelen in de winst. Dit tezamen maakt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van medeplegen van het telen van hennep. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
De rechtbank acht - evenals de raadsman en de officier van justitie - niet bewezen dat verdachte een en ander heeft gedaan in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Verdachte zal daarom van dit onderdeel worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat verdachte samen met anderen hennep heeft geteeld aan de [adres] te Haelen.
Criminele organisatie ex art. 11a (oud) van de Opiumwet (feit 2)
Om te kunnen spreken van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en daarmee ook artikel 11a van de Opiumwet is een aantal aspecten van belang. Vereist is dat sprake is van een gestructureerd samenwerkingsverband tussen twee of meer personen. Dat samenwerkingsverband moet over een zekere duurzaamheid beschikken. Het oogmerk van de criminele organisatie dient gericht te zijn op het plegen van misdrijven. Een betrokkene moet weten, in de zin van onvoorwaardelijke opzet, dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, maar hoeft niet enige vorm van opzet te hebben gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven. Voor deelname aan de criminele organisatie is niet vereist dat een betrokkene deelneemt aan de misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie is gericht. Evenmin is vereist dat een betrokkene samenwerkt of bekend is met alle personen die deel uitmaken van de criminele organisatie. Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van een misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en – dus – het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. Daarbij moet worden opgemerkt dat niet iedere bijdrage kan leiden tot het oordeel dat iemand deel uitmaakt van de organisatie. De bijdrage moet een zekere duur en intensiteit hebben.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van wat de rechtbank hiervoor onder feit 1 heeft overwogen acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] betrokken is geweest bij het (medeplegen van het) telen van hennep in het pand aan de [adres] te Haelen. Behoudens betrokkenheid bij deze hennepkwekerij, kan de rechtbank in het dossier geen bewijs vinden voor enige andere relevante bijdrage van verdachte aan een criminele organisatie. Gelet hierop zijn er onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat verdachtes bijdrage een zekere duur en intensiteit heeft gehad, zodat zij van dit feit moet worden vrijgesproken.
Diefstal stroom te Haelen (feit 4)
Er is aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit door [bedrijf 2] vanwege afname van elektriciteit buiten de meter om in het pand aan de [adres] te Haelen. Verdachte heeft verklaard dat zij een brief van de energieleverancier had gekregen. Het betrof een boete van 5.000,00 euro. [medeverdachte 2] had gezegd dat ze deze boete maar aan hem moest geven zodat hij de brief kon doorgeven aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zou de boete betalen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan deze diefstal. Vast is komen te staan dat in de door verdachte gehuurde maar niet door haar bewoonde woning illegaal stroom werd afgenomen, zulks ten behoeve van een daar in werking zijnde hennepkwekerij. Uit het strafdossier blijkt echter niet dat verdachte wetenschap had van de diefstal van elektriciteit ten tijde van het in werking zijn van de hennepplantage. Het enkele gegeven dat verdachte de woning huurde en achteraf een boete van de energieleverancier krijgt, maakt dat niet anders. Ook de omstandigheid dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het telen van hennep in dit pand is onvoldoende om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van diefstal van elektriciteit ten behoeve van die kwekerij. De aanwezigheid van een hennepplantage van deze omvang impliceert bijna, gelet op de grote hoeveelheid elektriciteit die nodig is voor een dergelijke plantage, dat ook elektriciteit moet worden gestolen, maar dit is –naar het oordeel van de rechtbank- geen feit van algemene bekendheid. Verdachte zal daarom van dit ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
Witwassen (feit 6)
Verdachte wordt verweten dat zij een BMW M3 en geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen) heeft witgewassen. In de kern bezien betreft witwassen het verbergen of verhullen van de illegale herkomst van gelden of voorwerpen, met als doel om die opbrengsten van misdrijven aan het zicht van politie en justitie te onttrekken. Verdachte zou door het op naam zetten van de BMW M3 meegewerkt hebben aan een constructie om die auto en het geld waarmee die auto betaald werd wit te wassen.
In zijn arrest van 2 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3474) heeft de Hoge Raad de vereisten voor het aannemen van medeplegen op een rij gezet, in het bijzonder ingeval geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, maar de bijdrage door de verdachte is geleverd vóór of na het tenlastegelegde feit. In dat geval moet er sprake zijn van nauwe en bewuste samenwerking en de intellectuele en/of materiele bijdrage van de persoon die de handeling niet zelf heeft verricht moet van voldoende gewicht zijn. Daarbij kan rekening gehouden worden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de BMW M3 in Duitsland op naam van verdachte geregistreerd is geweest. Deze tenaamstelling heeft plaatsgevonden in Duitsland en niet is gebleken dat verdachte enige andere handelingen ten aanzien van deze auto heeft verricht. Voor zover de enkele tenaamstelling al voldoende zou zijn voor (een vermoeden van) witwassen – het antwoord op die vraag kan thans in het midden worden gelaten – dan nog kan niet bewezen worden dat verdachte dit – al dan niet als medepleger – heeft gedaan in Roermond of elders in Nederland, zoals ten laste gelegd. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken hiervan. Voor zover de tenlastelegging ook ziet op het witwassen van ander geld dan waarmee de auto is aangeschaft, is niet gebleken dat verdachte witwashandelingen heeft verricht ten aanzien van enig geldbedrag. Verdachte zal dan ook integraal worden vrijgesproken van het witwassen, zowel in de primaire (opzet) als subsidiaire (schuld) variant.
Criminele organisatie ex art. 140 Sr (feit 5)
Om te kunnen spreken van lidmaatschap van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is een aantal aspecten van belang. Het moet gaan om een:
  • gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband;
  • gericht op het plegen van misdrijven;
  • waaraan verdachte willens en wetens een bijdrage levert.
Nog los van de vraag of er sprake is geweest van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband tussen verdachte en medeverdachten, welk samenwerkingsverband het oogmerk had het (gewoonte)witwassen en/of het plegen van valsheid in geschrift, is het de vraag of verdachte, hieraan een bijdrage heeft geleverd. De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het witwassen. Verder bevindt zich in het dossier geen bewijs voor enige andere bijdrage van verdachte aan een criminele organisatie, ook niet ten aanzien van het plegen van valsheid in geschrifte of door het op naam zetten van TT International B.V. Nu er geen enkel bewijs is voor enig relevante bijdrage van verdachte aan een criminele organisatie gericht op het witwassen en valsheid in geschrift dient zij van dit feit te worden vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.primair:in de periode van 9 maart 2011 tot en met 19 april 2011 tezamen en in vereniging met anderen, te Haelen, (in een pand gelegen aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 781 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, opzettelijk heeft geteeld.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
1.primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaren.
Daartoe heeft de officier van justitie in het bijzonder aangevoerd de stellige overtuiging te hebben dat verdachte haar rol kleiner maakt dan zij is. Anderzijds is ook rekening gehouden met de omstandigheid dat zij duidelijk geen hoofdrol had en veel minder financieel voordeel heeft genoten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de zware belasting van de schorsingsvoorwaarden gedurende anderhalf jaar, het feit dat verdachte medewerking heeft verleend aan het onderzoek, het feit dat zij geen hoofdverdachte maar een katvanger was waarvan gebruik werd gemaakt en dat zij first offender is. Voorts heeft verdachte een reeks aan boetes ontvangen van de auto die op haar naam heeft gestaan. Ten slotte zijn de familieverhoudingen sterk onder druk komen te staan en vreest verdachte voor haar en haar zoontjes leven.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf zal de rechtbank letten op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. In het bijzonder overweegt de rechtbank het navolgende.
Verdachte heeft samen met anderen 781 hennepplanten geteeld, een zeer grote hoeveelheid. Hennep betreft een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Het kweken van een softdrug als hennep is een strafbaar feit dat in het algemeen overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert en bovendien veelal gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Bij de strafmaat zal de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening houden met de grote hoeveelheid aangetroffen planten.
Bij de bepaling van de straf zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS). Het oriëntatiepunt voor een hennepkwekerij met 500 tot 1.000 hennepplanten is een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
In het voordeel van verdachte zal de rechtbank rekening houden met het feit dat verdachte blijkens haar strafblad d.d. 2 februari 2016, niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank houdt eveneens rekening met het gegeven dat zij in het geheel een beperktere rol heeft gehad dan haar medeverdachten. Weliswaar heeft zij bij het telen van de hennep nauw en bewust met hen samengewerkt, maar is zij daarbij vooral katvanger geweest. Zo zou verdachte wel meedelen in de winst van de hennepplantage, maar is niet komen vast te staan dat zij heeft geholpen bij de opbouw van de kwekerij.
De rechtbank is verder van oordeel dat de redelijke termijn is overschreden. De rechtbank sluit zich, bij de beoordeling van de vraag welke consequentie daaraan moet worden verbonden, aan bij de thans geldende jurisprudentie van de Hoge Raad. In zijn arrest van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) heeft de Hoge Raad een aantal uitgangspunten ten aanzien van de redelijke termijn en de consequenties van overschrijding daarvan weergegeven. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf. De overschrijding van de redelijke termijn is deels veroorzaakt doordat er in deze strafzaak een omvangrijk onderzoek is geweest, waarbij een groot aantal getuigen – mede op verzoek van de verdediging – is gehoord. Daarom zal de rechtbank in de strafmaat in beperkte mate rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis passend is.

7.De benadeelde partij

[bedrijf 2] vordert ter zake feit 4 (diefstal stroom aan de [adres] te Haelen) een schadevergoeding van 4.445,60 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2011, zulks met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, alsmede met toewijzing van kosten rechtsbijstand van 768,00 euro.
Aangezien verdachte zal worden vrijgesproken van het aan de vordering ten grondslag liggende feitencomplex, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard. Gelet hierop zal de benadeelde worden veroordeeld in de kosten die door de verdachte ter verdediging tegen de vordering zijn gemaakt, begroot tot heden op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder
2, 3, 4, 5en
6ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 primair tot een voorwaardelijke
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [bedrijf 2] (d.t.v. [naam kantoor] Advocaten), p/a [adres] te Eindhoven, niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. T.A.J.M. Provaas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zijlstra en mr. O.A.G. Corten, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 mei 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat
1.zij in of omstreeks de periode van 9 maart 2011 tot en met 19 april 2011, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- te Horn, in elk geval in de gemeente Leudal, (in een pand gelegen aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1285, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/of,
- te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, (in een pand gelegen aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 781, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
althans indien terzake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 9 maart 2011 tot en met 19 april 11, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, met elkaar, althans één van hen,
- te Horn, in elk geval in de gemeente Leudal, (in een pand gelegen aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1285, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/of,
- te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, (in een pand gelegen aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 781, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad;
en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 9 maart 2011 tot en met 19 april 2011, in elk geval in het jaar 20011, te Horn, in elk geval in de gemeente Leudal en/of te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of onbekend gebleven persoon/personen voornoemd(e) pand(en) voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of de suggestie te wekken dat het pand gelegen aan de [adres] bewoond was. (art. 3 ahf/ond B, 11 lid 2 Opiumwet)
2.zij in of omstreeks de periode van 9 maart 2011 tot en met 19 april 2011 in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, bestaande uit [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in art. 11, derde, vierde en/of vijfde lid, namelijk het (meermalen) (telkens) bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het aanwezig hebben van middelen of een middel als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II; (art. 11a lid 1 Opiumwet)
3.zij in of omstreeks de periode van 15 februari 2011 tot en met 19 april 2011 te Horn, in elk geval in de gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (stroom), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); (art. 310, 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
4.zij in of omstreeks de periode van 2 maart 2011 tot en met 9 maart 2011 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (stroom), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); (art. 310, 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
5.zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 15 november 2011 in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door (onder meer) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of een of meer andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
  • (gewoonte)witwassen (art. 420bis en/of 420ter van het Wetboek van Strafrecht) en/of
  • valsheid in geschriften (art. 225 lid 1 en 2 van het Wetboek van Strafrecht);
(art. 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
6.zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 15 november 2011, in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers
heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) van (een) voorwerp(en), te weten een personenauto (merk BMW, type M3) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft zij (telkens) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een) voorwerp(en), te weten een personenauto (merk BMW, type M3) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), was,
en/of
heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) (een) voorwerp(en), te weten een personenauto (merk BMW, type M3) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van (een) voorwerp(en), te weten een personenauto (merk BMW, type M3) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), gebruik gemaakt,
terwijl zij en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en) dat die personenauto en/of dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf; (art. 420ter, 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
althans indien terzake het vorenstaande onder 6 geen veroordeling zou volgen:
zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 15 november 2011, in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
(telkens) van (een) voorwerp(en), te weten een personenauto (merk BMW, type M3) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans (telkens) heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een) voorwerp(en), te weten een personenauto (merk BMW, type M3) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), was,
en/of
(telkens) (een) voorwerp(en), te weten een personenauto (merk BMW, type M3) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van (een) voorwerp(en), te weten een personenauto (merk BMW, type M3) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij en/of haar mededader(s) (telkens) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat die personenauto en/of dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf. (art. 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 04/800178-11
Proces-verbaal van de openbare zitting van 18 mei 2016 in de zaak tegen:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
Raadsman is mr. B.C.A. Reijnders, advocaat, kantoorhoudende te Venlo.
Tegenwoordig:
mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe , voorzitter,
mr. A.M. Schutte , rechter,
mr. T.A.J.M. Provaas , rechter,
mr. M.M.M. Smits , officier van justitie,
mrs. J. Zijlstra en O.A.G. Corten , griffiers.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is wel/niet in de zittingzaal aanwezig.
De voorzitter spreekt het vonnis uit en geeft kennis dat de verdachte daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffiers.

Voetnoten

1.Voor zover de in dit vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders vermeld, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het procesdossier van de politie Limburg-Noord, Regionale Recherche, Onderzoek 65-Audi, met proces-verbaalnummer 2011105816, gesloten d.d. 29 maart 2012, geheel doorgenummerd (paginaverwijzingen conform de print van scan 02.04.2012 van origineel).
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2012, p. 1601-1613.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 mei 2011, p. 1791.
4.Aanvullend proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 26 november 2013, proces-verbaalnummer PL236F-2011105816-236, in het bijzonder blad 3-4.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam verdachte] d.d. 28 juli 2011, p. 1654-1661.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam verdachte] d.d. 15 november 2011, p. 1764-1768.
7.Geschrift, inhoudende een verslag van een tapgesprek, p. 1969.