ECLI:NL:RBLIM:2016:4216

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 mei 2016
Publicatiedatum
19 mei 2016
Zaaknummer
04/800190-11
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepteelt, valsheid in geschrift en vrijspraak van elektriciteitsdiefstal en deelname aan een criminele organisatie

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 18 mei 2016, stond de verdachte terecht voor meerdere feiten, waaronder hennepteelt, valsheid in geschrift, elektriciteitsdiefstal, deelname aan een criminele organisatie en witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een ander opzettelijk hennep had geteeld in een pand in Melick, waar 518 hennepplanten werden aangetroffen. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldiging van elektriciteitsdiefstal, omdat niet bewezen kon worden dat hij op de hoogte was van de illegale stroomafname. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift door valse werkgeversverklaringen en salarisspecificaties op te maken ten behoeve van medeverdachten, maar sprak hem vrij van deelname aan een criminele organisatie en witwassen. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op, met een proeftijd van 3 jaar, en hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde voor de elektriciteitsdiefstal, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte van dat feit was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaatsen Roermond en Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 04/800190-11
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 mei 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te Susteren op [geboortedatum] ,
wonende te [adres verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. E.H.C.K. Reijans, advocaat kantoorhoudende te Echt.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 2, 3, 9 en 10 maart 2016 en op 4 mei 2016 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte, al dan niet samen met anderen:
een hennepkwekerij in Melick heeft geëxploiteerd dan wel daaraan medeplichtig is geweest;
elektriciteit heeft gestolen in Melick;
heeft deelgenomen aan een criminele organisatie gericht op (gewoonte)witwassen en valsheid in geschrift;
een pand aan de [adres 1] te Roermond, een BMW X5, een BMW M3 en geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen) heeft witgewassen, terwijl hij hiervan al dan niet een gewoonte heeft gemaakt;
een werkgeversverklaring en salarisspecificatie van [naam bedrijf 1] , een salarisspecificatie van [naam bedrijf 2] en een factuur van [naam bedrijf 3] valselijk heeft opgemaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de
feiten 1 primair, 2, 3, 4 en 5wettig en overtuigend bewezen.
In het bijzonder heeft de officier van justitie (onder meer) het volgende aangevoerd. Het ter beschikking stellen van een ruimte ten behoeve van een hennepkwekerij, het telkens toegang verschaffen aan de exploitanten van de kwekerij tot de betreffende woning en het maken van een afspraak dat de winst zou worden verdeeld, zijn omstandigheden die leiden tot een bewezenverklaring van het medeplegen (
feit 1). Het telen van hennep gaat vrijwel altijd gepaard met diefstal van stroom. Het is dan ook zeer onwaarschijnlijk dat verdachte geen weet had van de elektriciteitsdiefstal (
feit 2). Verdachte heeft als facilitator opgetreden voor de familie [naam medeverdachte] . Door het op verzoek opmaken van valse salarisspecificaties, werkgeversverklaringen en rekeningen, heeft verdachte deel uitgemaakt van een criminele organisatie, gericht op gewoontewitwassen en valsheid in geschrift (
feit 3). Door het (in opdracht) opmaken van valse documenten ten behoeve van het verkrijgen van het pand aan de [adres 1] te Roermond, de BMW M3 en de BMW X5 heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan witwassen (
feit 4).
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ter zaken de
feiten 1 primair en 2 tot en met 4; de valsheid in geschrift (
feit 5) kan bewezen worden verklaard.
In het bijzonder heeft de raadsman (onder meer) het volgende aangevoerd. Verdachte heeft ten behoeve van de hennepteelt een ruimte ter beschikking gesteld, hetgeen hem medeplichtig maakt hieraan (
feit 1); subsidiair zou hij enkel medepleger kunnen zijn van het aanwezig hebben van hennep. Daarbij ontbrak echter het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening van de stroom (
feit 2). Het bestaan van een criminele organisatie (
feit 3) wordt betwist; subsidiair verrichtte verdachte slechts incidenteel diensten, hetgeen hem geen deelnemer maakt. Die ondergeschikte rol is ook van belang voor het witwassen (
feit 4), waarbij hij nimmer enige macht of zeggenschap had over de auto’s en panden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Via de Criminele Inlichtingen Eenheid en Meld Misdaad Anoniem werd in 2010 en 2011 informatie ontvangen over -kort gezegd- grootschalige hennepteelt door onder meer [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Dit leidde tot het onderzoek genaamd 65-Audi. Gedurende dit onderzoek werd gebruikt gemaakt van onder andere telefoontaps en observaties en werden diverse hennepkwekerijen aangetroffen. Het onderzoek 65-Audi leidde uiteindelijk tot de verdenking van hennepteelt, diefstal van stroom, criminele organisaties, oplichting, valsheid in geschrift en asbestdelicten tegen 17 verdachten. Medio 2014 en 2015 is reeds vonnis gewezen in 11 zaken. Vandaag wijst de rechtbank ook vonnis in de zaken van de zes hoofdverdachten, zijnde de verdachten die ook deelgenomen zouden hebben aan een criminele organisatie.
Vanwege de aard en samenhang van diverse feiten zal de rechtbank bij haar beoordeling een andere volgorde aanhouden dan de tenlastelegging. Allereerst zal zij de hennepkwekerij (feit 1) en de daarbij behorende elektriciteitsdiefstal (feit 2) bespreken, om te vervolgen met de valsheid in geschrift (feit 5). De rechtbank zal daarna het witwassen (feit 4) en de criminele organisatie (feit 3) bespreken, aangezien die mede zijn gebaseerd op de valsheid in geschrift (feit 5).
Hennepplantage aan de [adres 2] te Melick (feit 1)
Op 10 november 2011 werd in het pand aan de [adres 2] te Melick in een ruimte in de kelder een hennepkwekerij aangetroffen, bestaande uit 518 hennepplanten. [2] De plantdelen werden op uiterlijke kenmerken herkend als cannabis en werden vervolgens, middels MMC-test, ook positief getest op de aanwezigheid van THC. [3]
Verdachteverklaarde op 29 maart 2012 als volgt: [4] “ [medeverdachte 3] had mij gevraagd of hij op die locatie een hennepkwekerij mocht opzetten. [medeverdachte 3] is dus de eigenaar van de hennepkwekerij. De hennepkwekerij zat in een ruimte in de kelder. Ik heb geen idee hoeveel planten er stonden, want ik heb ze er niet neergezet. Ik had geen rol in de opbouw. De opbouw is ergens in augustus 2011 begonnen. De bouw van de kwekerij heeft ongeveer vier weken geduurd. Uit financiële nood heb ik hennep laten kweken in mijn woning. Ik had met [medeverdachte 3] afgesproken dat we de winst zouden delen. Er zijn geen exacte bedragen genoemd. Verder had ik met [medeverdachte 3] afgesproken dat er zoveel mogelijk gewerkt zou worden aan de hennepkwekerij in de uren dat ik buitenshuis was.” Ter terechtzitting bevestigt verdachte dat hij op de hoogte was van de hennepkwekerij in de kelder, waar hij ook zijn kantoorruimte had. [5]
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen sprake is van medeplegen, nu verdachte enkel een ruimte ter beschikking heeft gesteld, hetgeen hem alleen maar medeplichtig maakt. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat hij enkel medepleger kan zijn van het aanwezig hebben van hennep.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting dat verdachte een zo wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de hennepteelt dat een nauwe en bewuste samenwerking met een ander kan worden bewezen. Immers, verdachte heeft niet enkel een ruimte ter beschikking gesteld, maar hij heeft ook een sleutel gegeven van zijn woning. Verder was afgesproken dat hij ook zou meedelen in de winst. De hennepkwekerij bevond zich bovendien in dezelfde ruimte als zijn kantoorruimte. Het gebrek aan uitvoeringshandelingen wordt dan ook gecompenseerd door zijn intellectuele bijdrage. Dit tezamen impliceert een grotere rol dan die van medeplichtige en maakt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van medeplegen van het telen van hennep. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte een en ander heeft gedaan in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Verdachte zal daarom van dit onderdeel worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander hennep heeft geteeld aan de [adres 2] te Melick.
Diefstal stroom (feit 2)
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit en overweegt daartoe als volgt.
Er is aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit door [benadeelde parij] vanwege afname van elektriciteit buiten de meter om in het pand aan de [adres 2] te Melick. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij geen idee heeft door wie en wanneer de (illegale) elektrische installatie is aangelegd en dat hij geen stroom heeft gestolen. Ter terechtzitting bevestigde verdachte dat hij niet op de hoogte was van elektriciteitsdiefstal en dat hij zeker weet dat dit niet via de meterkast is gebeurd, nu de meterkast zich in zijn privé-woning bevindt en daar nooit iemand is geweest.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast is komen te staan dat ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal stroom werd afgenomen. Uit het strafdossier blijkt echter naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte wetenschap had van de elektriciteitsdiefstal. Uit de aanwezigheid van een extra meterkast nabij de hennepkwekerij, blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer dat sprake was van elektriciteitsdiefstal. Uit het dossier blijkt verder niet waar de stroomvoorziening vandaan kwam en waar precies de illegale aftakking op de hoofdkabel is gemaakt. De rechtbank dient in het licht hiervan dan ook uit te gaan van de verklaring van verdachte dat, wat hier ook van zij, hij niet op de hoogte was van de diefstal, mede nu niet blijkt dat dit via de meterkast in zijn privéwoning is gebeurd. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van (het medeplegen van) diefstal van elektriciteit ten behoeve van die hennepkwekerij. De rechtbank merkt daarbij nog op dat het enkele feit dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het telen van hennep in dit pand niet voldoende is om ook te kunnen komen tot een bewezenverklaring van diefstal van elektriciteit ten behoeve van die kwekerij. De aanwezigheid van een hennepplantage impliceert evenmin automatisch dat ook elektriciteit wordt afgetapt.
Valsheid in geschrift (feit 5)
In het dossier bevinden zich onder meer de volgende documenten:
a. een
werkgeversverklaring [6] die – zakelijk weergegeven – onder meer vermeldt dat T. [naam medeverdachte] sinds 1 april 2005 in dienst is als bedrijfsleider bij Café-zaal [naam bedrijf 1] te Roermond. Deze werkgeversverklaring is gedateerd op 30 september 2005 en ondertekend op naam van [getuige 1] ;
een
salarisspecificatie [7] van [naam bedrijf 1] , betreffende werknemer T. [naam medeverdachte] , bedrijfsleider, inhoudende een specificatie van het loon over september 2005;
een
salarisspecificatie [8] van [naam bedrijf 2] , betreffende werknemer K. [naam medeverdachte] , directeur, inhoudende een specificatie van het loon over april 2009;
een
rekening [9] van [naam bedrijf 3] , [adres 2] te Melick, d.d. 13 juli 2010, gericht aan T. [medeverdachte 1] , die onder meer vermeldt dat in rekening wordt gebracht een BMW M3 voor een bedrag van 35.000 euro, waarbij sprake is van een gereduceerde prijs i.v.m. motorschade en met als opschrift “Voldaan.”
Verdachte [10] verklaarde onder meer als volgt: “U toont mij de (hiervoor onder a. weergegeven, Rb) werkgeversverklaring. Dat is een formulier waaruit blijkt dat café [naam bedrijf 1] [medeverdachte 1] de mogelijkheid geeft om een hypotheek aan te vragen. Een werkgeversverklaring wordt eigenlijk alleen maar opgemaakt voor het aanvragen van een hypotheek. Ik herken mijn handschrift hierop. Ik heb deze opgemaakt en ondertekend op naam van mijn toenmalige vriendin [getuige 1] . Deze verklaring is tot stand gekomen op verzoek van de aanvrager van de hypotheek, [medeverdachte 1] , omdat hij een pand wilde gaan kopen. U toont mij tevens de (hiervoor onder b. weergegeven, Rb) salarisspecificatie van [medeverdachte 1] . Die is door mij vervaardigd en is de basis voor de werkgeversverklaring die we hiervoor bespraken.”
Verdachte [11] verklaarde verder onder meer als volgt: “Het is mij bekend dat [medeverdachte 1] een pand aan de [adres 1] te Roermond heeft gekocht. De aankoop van dit pand is gefinancierd met een hypotheek van de ING. Het klopt dat ik een werkgeversverklaring en een salarisspecificatie op naam van café [naam bedrijf 1] valselijk heb opgemaakt. De vader van [medeverdachte 1] leidde dat café; [medeverdachte 1] kwam daar niet.”
Verdachte [12] verklaarde verder onder meer als volgt: “U toont mij de (hiervoor onder c. weergegeven, Rb) salarisspecificatie. Ik herken die salarisspecificatie en ik kan u zeggen dat ik die, op verzoek van [medeverdachte 4] heb opgemaakt. [medeverdachte 4] heeft nooit als directeur gewerkt voor [naam bedrijf 2] . Deze strook was nodig omdat de BMW X5 in Duitsland gefinancierd moest worden.”
Verdachte [13] verklaarde verder onder meer als volgt: “U toont mij de (hiervoor onder d. weergegeven, Rb) rekening van de BMW M3. Ik herken deze rekening en heb deze opgemaakt. Dit is gebeurd op verzoek van [medeverdachte 1] . Feitelijk heeft [naam bedrijf 3] deze auto nooit gekocht in Duitsland. Ze hebben deze auto ook nooit in de handelsvoorraad o.i.d. gehad. De gehele constructie is opgezet om de BTW zoveel mogelijk te kunnen ontlopen. Op de rekening staat een BTW-bedrag vermeld. Dat bedrag zou [medeverdachte 1] aan [naam 1] betalen, omdat [naam 1] dat belastingtechnisch ook zou moeten afdragen. Ik weet echter dat [naam 1] dat geld nooit van Tamer heeft gekregen. [naam 1] is op enig moment weer, zonder enig vermogen, terug gegaan naar Frankrijk. De enige die hier voordeel uit heeft gekregen is [medeverdachte 1] .”
De rechtbank overweegt als volgt. Bij de politie heeft verdachte erkend voormelde werkgeversverklaring, salarisspecificaties en factuur valselijk te hebben opgemaakt. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] zijn immers nooit in dienst geweest bij café [naam bedrijf 1] respectievelijk [naam bedrijf 2] en [medeverdachte 1] heeft betreffende BMW M3 nooit daadwerkelijk gekocht van en betaald aan DBS. Ter terechtzitting heeft verdachte zijn verklaringen, in het bijzonder ten aanzien van de factuur van DBS, enigszins genuanceerd in die zin dat hij aangaf zich de gang van zaken rondom die factuur niet meer te kunnen herinneren. De rechtbank zal verdachte echter houden aan zijn bekennende verklaring bij de politie, te meer nu verdachte in die verklaringen vrij specifiek verklaart. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van valsheid in geschrift ten aanzien van alle in de tenlastelegging onder feit 5 genoemde documenten.
Witwassen (feit 4)
Verdachte wordt verweten dat hij een pand aan de [adres 1] te Roermond, een BMW X5, een BMW M3 en geld heeft witgewassen. Bij witwassen gaat het om het verbergen of verhullen van de illegale herkomst van gelden of voorwerpen, met als doel om die opbrengsten van misdrijven aan het zicht van politie en justitie te onttrekken. Verdachte zou door zijn medewerking aan het valselijk opmaken van documenten hebben meegewerkt aan constructies om de genoemde goederen en geld wit te wassen.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte voor medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] diverse documenten in strijd met de waarheid heeft opgemaakt. Nu die documenten nodig waren – kort gezegd – ter verkrijging van financieringen, ter ontduiking van BTW-afdrachten of ter staving van niet daadwerkelijk plaatsgevonden verkopen, wekt dit de indruk dat het hierbij ging om het “creëren” van legale geldstromen. Onder die omstandigheden zou een vermoeden van witwassen kunnen ontstaan. Alvorens in te gaan op het daadwerkelijke witwassen, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld, mocht de rechtbank al concluderen tot witwassen, of verdachte daarbij medepleger was.
In zijn arrest van 2 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3474) heeft de Hoge Raad de vereisten voor het aannemen van medeplegen op een rij gezet, in het bijzonder ingeval geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, maar de bijdrage door de verdachte is geleverd vóór of na het tenlastegelegde feit. In dat geval moet sprake zijn van nauwe en bewuste samenwerking en de intellectuele en/of materiele bijdrage van de persoon die de handeling niet zelf heeft verricht moet van voldoende gewicht zijn. Daarbij kan rekening gehouden worden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
Verdachte heeft geen uitvoeringshandelingen verricht, maar heeft voorafgaand wel een bijdrage geleverd aan mogelijke witwasconstructies. Verdachte werd kennelijk daar waar nodig ingeschakeld door anderen voor het maken van valse documenten, overigens door verschillende personen en ten behoeve van verschillende situaties. Verdachte had vervolgens geen invloed meer op en bemoeienis met het verdere daadwerkelijke gebruik van die documenten. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet gesproken kan worden van een wezenlijke bijdrage van verdachte aan eventuele witwashandelingen. Integendeel, de rol van verdachte zou naar het oordeel van de rechtbank enkel gezien kunnen worden als het voorafgaand helpen in de zin van medeplichtigheid. Aan verdachte is echter enkel het medeplegen ten laste gelegd. Zulks kan naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen worden en verdachte zal dan ook vrijgesproken worden van het witwassen, zowel in de primaire (opzet) als subsidiaire (schuld) variant.
Criminele organisatie (feit 3)
Om te kunnen spreken van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is een aantal aspecten van belang. Vereist is dat sprake is van een gestructureerd samenwerkingsverband tussen twee of meer personen. Dat samenwerkingsverband moet over een zekere duurzaamheid beschikken. Het oogmerk van de criminele organisatie dient gericht te zijn op het plegen van misdrijven. Een betrokkene moet weten, in de zin van onvoorwaardelijke opzet, dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft maar hij hoeft niet enige vorm van opzet te hebben gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven. Voor deelname aan de criminele organisatie is niet vereist dat een betrokkene deelneemt aan de misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie is gericht. Evenmin is vereist dat een betrokkene samenwerkt of bekend is met alle personen die deel uitmaken van de criminele organisatie. Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van een misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en – dus – het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. Daarbij moet worden opgemerkt dat niet iedere bijdrage kan leiden tot het oordeel dat iemand deel uitmaakt van de organisatie. De bijdrage moet een zekere duur en intensiteit hebben.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen dat verdachte deel uitmaakte van een georganiseerd en gestructureerd samenwerkingsverband dat het oogmerk had op het plegen van de misdrijven witwassen en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van meermalen plegen van valsheid in geschrift door verdachte en enkele medeverdachten. Verdachte is vrijgesproken van het witwassen en uit het strafdossier blijkt ook niet dat verdachte op enige andere wijze een bijdrage aan het plegen van dit delict heeft geleverd. Hij heeft wel op verzoek van enkele medeverdachten salarisspecificaties, een werkgeversverklaring en een factuur valselijk opgemaakt. Het enkele feit dat verdachte en enkele medeverdachten gezamenlijk valsheid in geschrift hebben gepleegd, is echter naar het oordeel van de rechtbank een gevolg van hun individuele beslissingen en maakt dat nog geen activiteit van een criminele organisatie. De enkele keren waarbij gezamenlijk valsheid in geschrift werd gepleegd, kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden gekwalificeerd als een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur die het oogmerk heeft tot het plegen van witwassen en valsheid in geschrift. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van feit 3.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.op 10 november 2011 tezamen en in vereniging met een ander te Melick opzettelijk heeft geteeld in een pand gelegen aan de [adres 2] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 518 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
5.hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 5 maart 2012 in de gemeente Roermond of elders in Nederland,
  • een werkgeversverklaring en een salarisspecificatie van [naam bedrijf 1] en
  • een salarisspecificatie van [naam bedrijf 2] en
  • een factuur van [naam bedrijf 3] ,
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers
  • heeft verdachte valselijk op genoemde werkgeversverklaring van [naam bedrijf 1] de handtekening en naam van [getuige 1] , geplaatst en heeft verdachte op genoemde werkgeversverklaring en salarisspecificatie van [naam bedrijf 1] in strijd met de waarheid vermeld dat [medeverdachte 1] werknemer was en
  • heeft verdachte op voornoemde salarisspecificatie van [naam bedrijf 2] in strijd met de waarheid vermeld dat [medeverdachte 4] werknemer was en
  • heeft verdachte op voornoemde factuur van [naam bedrijf 3] in strijd met de waarheid vermeld dat 35.000 euro, is betaald door [medeverdachte 1] en ontvangen door [naam bedrijf 3] ,
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
1.primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel;

5.valsheid in geschrift, meermalen gepleegd

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier va-n justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaren.
Daartoe heeft de officier van justitie in het bijzonder aangevoerd dat verdachte vooral de faciliterende rol verweten wordt. Hij heeft zijn kennis en kunde ingezet ten behoeve van het plegen van strafbare feiten, terwijl hij ook nog eens een hennepkwekerij had en daarin recidivist is.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om oplegging van een forse taakstraf in combinatie met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Daarbij heeft hij naar voren gebracht dat, ook gelet op de aanvang van de periode, sprake is van een enorm tijdsverloop, dat verdachte een alleenstaande vader is en dat hij zich incidenteel heeft laten gebruiken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf zal de rechtbank letten op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. In het bijzonder overweegt de rechtbank het navolgende.
Verdachte heeft samen met een ander in zijn woning 518 hennepplanten geteeld. Hennep betreft een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Het kweken van een softdrug als hennep is een strafbaar feit dat in het algemeen overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert en bovendien veelal gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Door zijn handelen heeft verdachte blijk gegeven geen oog te hebben gehad voor die consequenties, maar enkel zijn eigen financieel belang heeft voorgestaan. Bij de strafmaat zal de rechtbank in het nadeel van verdachte ook rekening houden met de grote omvang van de hennepkwekerij.
Daarnaast heeft verdachte zich meerdere malen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Verdachte heeft op verzoek van zijn medeverdachten diverse salarisspecificaties, een werkgeversverklaring en een factuur valselijk opgemaakt ten behoeve van het verkrijgen van een hypotheek en de aankoop van een tweetal BMW’s. Dit zijn ernstige feiten. Dat men in het economisch, fiscaal, zakelijk en juridisch verkeer moet kunnen vertrouwen op de echtheid en juistheid van overgelegde stukken, is vanzelfsprekend en behoeft verder geen betoog. In het bijzonder neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij in het kader van zijn beroep als financieel en juridisch adviseur c.q. dienstverlener aan deze verzoeken gevolg heeft gegeven en in die professionele hoedanigheid niet één keer, maar meerdere malen documenten valselijk heeft opgemaakt.
Daar komt nog bij dat uit het strafblad van verdachte van 2 februari 2016 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het telen van hennep en het valselijk opmaken van documenten. Dit betreffen weliswaar oude veroordelingen, maar verdachte was in die zin een gewaarschuwd mens en is door deze veroordelingen duidelijk gewezen op het strafbare karakter van zijn handelen. Gelet op het voorgaande ligt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf naar het oordeel van de rechtbank dan ook in de rede.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf, zal de rechtbank evenwel rekening houden met de omstandigheid dat de redelijke termijn is overschreden. De rechtbank sluit zich, bij de beoordeling van de vraag welke consequentie daaraan moet worden verbonden, aan bij de thans geldende jurisprudentie van de Hoge Raad. In zijn arrest van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) heeft de Hoge Raad een aantal uitgangspunten ten aanzien van de redelijke termijn en de consequenties van overschrijding daarvan weergegeven. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf. De overschrijding van de redelijke termijn is deels veroorzaakt doordat er in deze strafzaak een omvangrijk onderzoek is geweest, waarbij een groot aantal getuigen – mede op verzoek van de verdediging – is gehoord. Daarom zal de rechtbank in de strafmaat in beperkte mate rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn, in die zin dat zij aan verdachte wel een gevangenisstraf zal opleggen, maar dan geheel voorwaardelijk.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden opleggen, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank zal aan verdachte een proeftijd opleggen van 3 jaar, gelet op zijn recidive en zijn verklaring ter terechtzitting dat hij thans bezig is met het opstarten van een nieuw administratiekantoor.

7.De benadeelde partij

[benadeelde parij] vordert ter zake feit 2 (diefstal stroom aan de [adres 2] te Melick) een schadevergoeding van 3.436,93 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 november 2011 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, alsmede met toewijzing van kosten rechtsbijstand van 768,00 euro.
Aangezien verdachte zal worden vrijgesproken van het aan deze vordering ten grondslag liggende feitencomplex, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard. Gelet hierop zal de benadeelde worden veroordeeld in de kosten die door de verdachte ter verdediging tegen de vordering zijn gemaakt, begroot tot heden op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder
2, 3en
4ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feiten 1 primair en 5 tot een voorwaardelijke
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
  • heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [benadeelde parij] (d.t.v. Reinartz Advocaten), p/a postbus 4046, 5604 EA te Eindhoven, niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. T.A.J.M. Provaas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zijlstra en mr. O.A.G. Corten, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 mei 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat
1.hij op of omstreeks 10 november 2011 in de uitoefening van een beroep of bedrijf, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, te Melick, in elk geval in de gemeente Roerdalen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de Schuttehei no. 4) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 518, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
althans indien terzake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 10 november 2011 in de uitoefening van een beroep of bedrijf met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand gelegen aan de Schuttehei no. 4) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 518, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij Opiumwet behorende lijst II,
en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 10 november 2011, in elk geval in het jaar 2011, te Melick, in elk geval in de gemeente Roerdalen, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen. (art. 3 ahf/ond B, 11 lid 2 Opiumwet)
2.hij in of omstreeks de periode van 6 oktober 2011 tot en met 10 november 2011 te Melick, in elk geval in de gemeente Roerdalen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (stroom), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde parij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); (art. 310, 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
3.hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 5 maart 2012 in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door (onder meer) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of een of meer andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
  • (gewoonte)witwassen (artikel 420bis en/of 420ter van het Wetboek van Strafrecht) en/of
  • valsheid in geschriften (artikel 225 lid 1 en 2 van het Wetboek van Strafrecht);
(art. 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4.hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 5 maart 2012, in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers
heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) van (een) voorwerp(en), te weten een pand gelegen aan de [adres 1] te Roermond en/of een personenauto (merk BMW, type X5) en/of een personenauto (merk BMW, type M3) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft hij (telkens) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een) voorwerp(en), te weten een pand gelegen aan de [adres 1] te Roermond en/of een personenauto (merk BMW, type X5) en/of een personenauto (merk BMW, type M3) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), was,
en/of
heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) (een) voorwerp(en), te weten een pand gelegen aan de [adres 1] te Roermond en/of een personenauto (merk BMW, type X5) en/of een personenauto (merk BMW, type M3) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van (een) voorwerp(en), te weten een pand gelegen aan de [adres 1] te Roermond en/of een personenauto (merk BMW, type X5) en/of een personenauto (merk BMW, type M3) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), gebruik gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat pand en/of die personenauto('s) en/of dat geld - onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf; (art. 420ter, 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
althans indien terzake het vorenstaande onder 4 geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 5 maart 2012, in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) van (een) voorwerp(en), te weten een pand gelegen aan de [adres 1] te Roermond en/of een personenauto (merk BMW, type X5) en/of een personenauto (merk BMW, type M3) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans (telkens) heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een) voorwerp(en), te weten een pand gelegen aan de [adres 1] te Roermond en/of een personenauto (merk BMW, type X5) en/of een personenauto (merk BMW, type M3) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), was,
en/of
(telkens) (een) voorwerp(en), te weten een pand gelegen aan de [adres 1]
te Roermond en/of een personenauto (merk BMW, type X5) en/of een personenauto (merk BMW, type M3) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van (een) voorwerp(en), te weten een pand gelegen aan de [adres 1] te Roermond en/of een personenauto (merk BMW, type X5) en/of een personenauto (merk BMW, type M3) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dat pand en/of die personenauto('s) en/of dat geld - onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf; (art. 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
5.hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 5 maart 2012 in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland,
  • een werkgeversverklaring en/of een salarisspecificatie van [naam bedrijf 1] en/of
  • een salarisspecificatie van [naam bedrijf 2] en/of
  • een factuur van [naam bedrijf 3] ,
althans enig(e) document(en), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers
  • heeft verdachte valselijk op genoemde werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie van [naam bedrijf 1] de handtekening en/of naam van [getuige 1] , althans een ander, geplaatst en/of heeft verdachte op genoemde werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie van [naam bedrijf 1] in strijd met de waarheid vermeld dat [medeverdachte 1] werknemer was en/of
  • heeft verdachte op voornoemde salarisspecificatie van [naam bedrijf 2] in strijd met de waarheid vermeld dat [medeverdachte 4] werknemer was en/of
  • heeft verdachte op voornoemde factuur van [naam bedrijf 3] in strijd met de waarheid vermeld dat 35.000 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, is betaald door [medeverdachte 1] en/of ontvangen door [naam bedrijf 3] ,
zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. (art. 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 04/800190-11
Proces-verbaal van de openbare zitting van 18 mei 2016 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te Susteren op [geboortedatum] ,
wonende te [adres verdachte] .
Raadsman is mr. E.H.C.K. Reijans, advocaat, kantoorhoudende te Echt.
Tegenwoordig:
mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe , voorzitter,
mr. A.M. Schutte , rechter,
mr. T.A.J.M. Provaas , rechter,
mr. M.M.M. Smits , officier van justitie,
mrs. J. Zijlstra en O.A.G. Corten , griffiers.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is wel/niet in de zittingzaal aanwezig.
De voorzitter spreekt het vonnis uit en geeft kennis dat de verdachte daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffiers.

Voetnoten

1.Voor zover de in dit vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde, wordt hierna in de voetnoten, verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders vermeld, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het procesdossier van de politie Limburg-Noord, Regionale Recherche, Onderzoek 65-Audi, met proces-verbaalnummer 2011105816, gesloten d.d. 29 maart 2012, geheel doorgenummerd (paginaverwijzingen conform de print van scan 02.04.2012 van origineel).
2.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 22 maart 2012, p. 7385-7394.
3.Proces-verbaal Opiumwet d.d. 10 november 2011, p. 7452-7453.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 29 maart 2012, p. 6857-6861.
5.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 3 maart 2016.
6.Geschrift, getiteld ‘Werkgeversverklaring’ d.d. 30 september 2005, bijlage 16, p. 7792.
7.Geschrift, getiteld ‘Salarisspecificatie’ d.d. 30 september 2005, bijlage 16, p. 7793.
8.Geschrift, getiteld ‘Salarisspecificatie’ d.d. 30 april 2009, bijlage 16, p. 7786.
9.Geschrift, getiteld ‘Rekening.Nr.10177’ d.d. 13 juli 2010, p. 6856.
10.Proces-verbaal verhoor [verdachte] d.d. 28 maart 2012, bijlage 16, p. 7787-7791.
11.Proces-verbaal verhoor van getuigen bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Limburg, d.d. 18 februari 2014, inhoudende de verklaringen van getuigen [verdachte] , [medeverdachte 6] , [getuige 2] en [getuige 3] , opgemaakt door mr. M.J.H. van den Hombergh en de griffier, in het bijzonder p. 3.
12.Proces-verbaal verhoor [verdachte] d.d. 27 maart 2012, bijlage 16, p. 7780-7784.
13.Proces-verbaal verhoor [verdachte] d.d. 29 maart 2012, p. 6850-6854.