4.3Het oordeel van de rechtbank
Via de Criminele Inlichtingen Eenheid en Meld Misdaad Anoniem werd in 2010 en 2011 informatie ontvangen over -kort gezegd- grootschalige hennepteelt door onder meer [medeverdachte 1] en [verdachte 1] . Dit leidde tot het onderzoek genaamd 65-Audi. Gedurende dit onderzoek werd gebruikt gemaakt van onder andere telefoontaps en observaties en werden diverse hennepkwekerijen aangetroffen. Het onderzoek 65-Audi leidde uiteindelijk tot de verdenking van hennepteelt, diefstal van stroom, criminele organisaties, oplichting, valsheid in geschrift en asbestdelicten tegen 17 verdachten. Medio 2014 en 2015 is reeds vonnis gewezen in 11 zaken. Vandaag wijst de rechtbank ook vonnis in de zaken van de zes hoofdverdachten, zijnde de verdachten die ook deelgenomen zouden hebben aan een criminele organisatie.
Verdachte is uiteindelijk gedagvaard wegens bedrijfsmatige hennepteelt met diefstal van stroom, hennephandel, deelname aan een criminele Opiumwet-organisatie, witwassen, deelname aan een criminele organisatie ex art. 140 Sr, valsheid in geschrift, oplichting, verduistering en vier asbestdelicten. Vanwege de aard en samenhang van de diverse feiten, zal de rechtbank allereerst de hennepteelt, de hennephandel en de criminele Opiumwet-organisatie bespreken (feiten 1 t/m 3 van 04/804180-11) gevolgd door de afzonderlijk ten laste gelegde hennepkwekerij te Maasbree (feit 1 van 04/850428-12) en de elektriciteitsdiefstallen (feiten 2 t/m 6 van 04/850428-12). De rechtbank zal vervolgens het witwassen (feit 4 van 04/804180-11), de valsheid in geschrift (feit 8 van 04/850428-12) en de criminele organisatie ex art. 140 Sr (feit 7 04/850428-12) bespreken. De overige feiten zullen wel op de in de dagvaarding vermelde volgorde worden besproken.
Gedurende het opsporingsonderzoek is een groot aantal telefoongesprekken opgenomen en beluisterd. In het dossier bevinden zich dan ook veel verslagen van tapgesprekken. De rechtbank zal diverse van die tapverslagen gebruiken voor het bewijs. De rechtbank zal daarbij als uitgangspunt nemen dat de gebruiker van het telefoonnummer
[telefoonnummer 1][medeverdachte 1]betrof en de gebruiker van de telefoonnummers
[telefoonnummer 2]en
[telefoonnummer 3][verdachte 1]. Bovendien vermelden de identificatie-processen-verbaal dat zowel [medeverdachte 1] als [verdachte 1] ook andere telefoonnummers gebruikten. Tijdens het uitluisteren van de telefoongesprekken waarbij [medeverdachte 1] dan wel [verdachte 1] gebruik maakte van andere telefoonnummers, werd door de betrokken uitwerkende verbalisant een stemvergelijking gedaan. Daar waar het ging om [medeverdachte 1] dan wel [verdachte 1] werd dit in het uitgewerkte tapgesprek als zodanig vermeld.
Hennep en criminele Opiumwet-organisatie (feiten 1, 2 en 3 van 04/804180-11)
Deze feiten gaan over de verwijten dat verdachte met anderen hennep heeft gekweekt in de panden aan de [adres 4] te Horn, [adres 5] te Haelen, [adres 6] te Sint Odiliënberg, en de [adres 7] te Roermond, en voorts dat verdachte een drogerij aan de [adres 8] te Susteren heeft geëxploiteerd, dat hij met anderen 104,32 kilogram hennep heeft verhandeld en dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie gericht op hennepteelt en hennephandel.
Hierna zal de rechtbank deze verwijten bespreken. Vanwege de nauwe samenhang zullen ze gezamenlijk worden besproken. Daarbij gaat de rechtbank ook (grotendeels) in op de zaken van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] die (deels) dezelfde feiten op hun dagvaarding hebben staan in verband met de onderlinge samenhang en het verwijt dat zij ook lid zouden zijn van een criminele organisatie gericht op hennepteelt en hennephandel.
Toetsingskader criminele organisatie
Om te kunnen spreken van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en daarmee ook artikel 11a van de Opiumwet is een aantal aspecten van belang. Vereist is dat sprake is van een gestructureerd samenwerkingsverband tussen twee of meer personen. Dat samenwerkingsverband moet over een zekere duurzaamheid beschikken. Het oogmerk van de criminele organisatie dient gericht te zijn op het plegen van misdrijven. Een betrokkene moet weten, in de zin van onvoorwaardelijke opzet, dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, maar hij hoeft niet enige vorm van opzet te hebben gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven. Voor deelname aan de criminele organisatie is niet vereist dat een betrokkene deelneemt aan de misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie is gericht. Evenmin is vereist dat een betrokkene samenwerkt of bekend is met alle personen die deel uitmaken van de criminele organisatie. Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van een misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en – dus – het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. Daarbij moet worden opgemerkt dat niet iedere bijdrage kan leiden tot het oordeel dat iemand deel uitmaakt van de organisatie. De bijdrage moet een zekere duur en intensiteit hebben.
De rechtbank constateert allereerst dát er een organisatie was waarvan, in elk geval, verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] deel uitmaakten. Zulks blijkt alleen al uit de op 27 november 2013 afgelegde verklaring van
verdachte, die onder meer inhoudt: “Van de organisatie maakten deel uit: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en ik. Dat was de top. [medeverdachte 1] stuurde alles aan. De activiteiten bestonden uit het telen van hennep en alles wat daarbij komt kijken. Ik faciliteerde hem om bepaalde dingen af te dekken en ben betrokken geweest bij onder andere het verkrijgen van de panden voor de hennepteelt. [medeverdachte 1] had het voor het zeggen. Hij had de zeggenschap. Het team was zo goed, dat er eigenlijk niets gezegd hoefde te worden. [medeverdachte 2] deed de stroom, de verzorging en het opzetten. Iedereen had zijn taak en kende zijn taak. Stel dat er over de telefoon gesproken moest worden, omdat we elkaar niet konden treffen, dan was het “de fiets was mooi en heeft weinig kilometers.” Dat betekent dat het pand geschikt is en dat er niet in gekweekt was. In totaal zijn er 18 kwekerijen geweest in de periode dat ik met [medeverdachte 1] samenwerkte.”
Het oogmerk van de organisatie: hennep
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of deze organisatie ook daadwerkelijk een criminele organisatie is. Daartoe is, zoals hiervoor reeds naar voren gebracht, van belang of dit samenwerkingsverband ziet op het plegen van misdrijven, en zo ja, welke. De organisatie waar verdachte deel van uitmaakte zou gericht zijn op hennepteelt en de handel in hennep. De rechtbank zal nu dan ook de feiten bespreken die daarop betrekking hebben.
De hennepplantage aan de [adres 4] te Horn
Op 9 maart 2011 komt er een melding bij de politie van de verhuurder van het pand, de heer [naam verhuurder] , dat hij een hennepkwekerij in zijn bedrijfspand aan de [adres 4] in Horn heeft aangetroffen.[naam verhuurder] had dit pand verhuurd aan [naam huurder 1] , die het pand weer had onderverhuurd aan [bedrijf 2] . Volgens de Kamer van Koophandel (KvK) was [medeverdachte 3] (Rb: de zus van verdachte) bestuurder van dit bedrijf.
Op 9 maart 2011 gaat de politie ter plaatse op het adres [adres 4] te Horn. Op de begane grond van het bedrijfspand werd een hennepkwekerij aangetroffen. Het bedrijfspand was verdeeld in 2 ruimtes, waarvan het achterste gedeelte ingericht was als een hennepkwekerij. In de kwekerij werden in een eerste ruimte 588 hennepplanten en in een tweede ruimte 697 hennepplanten aangetroffen.Uit beide ruimtes afzonderlijk werd één hennepplant onderworpen aan een MMC Narcoticatest. De hennepplanten werden op uiterlijke kenmerken herkend als hennep en werden vervolgens, middels genoemde MMC-test, ook positief getest op de aanwezigheid van THC.
Verdachteverklaart onder meer als volgt: “Ik heb het pand geregeld via [naam huurder 1] van de [bedrijf 3] . [medeverdachte 2] heeft de kwekerij opgezet. Het waren 1285 planten en ze stonden er net twee dagen. [medeverdachte 1] betaalde de kosten. Afspraak was 15% ging naar mij, 15% naar [medeverdachte 2] en 10% naar [naam huurder 1] (Rb; de eigenaar van de [bedrijf 3] ). De rest was voor [medeverdachte 1] . Alleen [medeverdachte 2] had een sleutel, hij was de kwekerij nog aan het opzetten. [bedrijf 2] werd op naam gezet van [medeverdachte 3] als bestuurder. [medeverdachte 3] moest die op haar naam zetten om uit te proberen. [medeverdachte 1] was 99% aandeelhouder en zijn vader 1%. [medeverdachte 3] moest in het bedrijf, omdat er iemand in moest. Ze heeft er geen verstand van. Dat is ook het belangrijkste, dat je niet weet hoe het werkt en wat er gebeurt. [bedrijf 2] was een lege BV. Ik heb die opgekocht en [medeverdachte 1] heeft die betaald. [bedrijf 2] is er tussen gezet om jullie uit het zicht te houden. [bedrijf 2] was een bestaand bedrijf dat is overgenomen om de constructie op te zetten. De [adres 4] was een proef.”
De hennepplantage aan de [adres 5] te Haelen
Op 19 april 2011 werd in het pand aan de [adres 5] te Haelen een hennepkwekerij aangetroffen op de eerste en tweede verdieping van het pand, verdeeld over 3 ruimtes met in totaal 781 planten.Uit de drie ruimtes werd afzonderlijk één hennepplant onderworpen aan een MMC Narcoticatest. De hennepplanten werden op uiterlijke kenmerken herkend als hennep en werden vervolgens, middels genoemde MMC-test, ook positief getest op de aanwezigheid van THC.
Verdachteverklaart onder meer als volgt: “Volgens mij zijn aan de [adres 5] te Haelen 781 of 718 planten aangetroffen. Mijn zus had geen woonadres en toen heeft ze aan mij gevraagd om een woning voor haar te regelen. Ik heb toen makelaar [naam makelaar] gebeld om dat pand te huren. Bij die kwekerij zijn [medeverdachte 1] , mijn zus en ik betrokken. [medeverdachte 1] richtte de kwekerij in. Mijn zus en ik zouden samen 15% krijgen. Mijn zus en [medeverdachte 1] hadden een sleutel. [medeverdachte 1] was verantwoordelijk voor die hennepkwekerij. Hij heeft alles gefinancierd, maar er is nooit opbrengst geweest. Ik heb bemiddeld bij de huur van het pand. [medeverdachte 1] verzorgde de plantjes. Niemand woonde in dat pand. De dag van het knippen is de politie binnengevallen. De oogst was rijp.”
De hennepplantage aan de [adres 6] te Sint Odiliënberg
Op 20 juli 2011 is de politie binnengetreden op het adres [adres 6] te Sint Odiliënberg. In het pand werd een gebruiksklare inrichting voor hennepteelt aangetroffen. De inrichting was onderverdeeld in vier afzonderlijke – voor de teelt van hennep bestemde – ruimtes en werd aangetroffen op de eerste etage en op de zolder. In de woning bleken na telling in de vier ruimtes gezamenlijk 1049 hennepplanten aanwezig te zijn.Uit deze ruimtes werd afzonderlijk telkens één henneptop onderworpen aan een MMC Narcoticatest. De hennepplanten werden op uiterlijke kenmerken herkend als hennep en werden vervolgens, middels genoemde MMC-test, ook positief getest op de aanwezigheid van THC.
Verdachteverklaart op 25 oktober 2013 onder meer als volgt: “Meneer [medeverdachte 4] was betrokken bij het pand op de [adres 6] in Sint Odiliënberg en heeft het pand gehuurd. Ik heb de makelaar gebeld en een afspraak gemaakt en we zijn met meneer [medeverdachte 4] daar naar toe gegaan. Ook de echtgenote van meneer [medeverdachte 4] was erbij. Zij wisten ook dat er gekweekt zou gaan worden in dat pand. Er zijn ook afspraken gemaakt met hem. [medeverdachte 1] heeft die afspraken gemaakt. Uiteindelijk hebben we een afspraak gemaakt en zijn we met de makelaar, de pandeigenaar en de eigenaresse daar geweest. [medeverdachte 1] was er niet bij. Er is borg betaald en huur betaald. Meneer [medeverdachte 4] heeft dit betaald. [medeverdachte 1] heeft het eerst aan hem gegeven en daarna heeft hij het betaald. Daarna zijn er 1.100 of 1.200 planten ingezet. Het pand is gehuurd en na zes weken is de kwekerij opgerold.”
Op 26 november 2013 verklaart
verdachteals volgt: “ [medeverdachte 2] heeft de kwekerij opgebouwd en verzorgd. [medeverdachte 1] heeft gefinancierd. Ik heb bemiddeld bij het huren van het pand. De eerste oogst is gelijk opgerold. Er is geen opbrengst geweest. Wiet is verdriet.”
De hennepplantage aan de [adres 7] te Roermond
Op 29 augustus 2011 is de politie binnengetreden op het adres [adres 7] te Roermond. In twee afzonderlijke ruimtes werden 529 (ruimte 1) en 576 (ruimte 2) hennepplanten aangetroffen.Uit de twee ruimtes werd afzonderlijk telkens één (gedeeltelijk voldragen) bloemtop onderworpen aan een MMC Narcoticatest. De toppen werden op uiterlijke kenmerken herkend als hennep en werden vervolgens, middels genoemde MMC-test, ook positief getest op de aanwezigheid van THC.
Op 25 oktober 2013 verklaart
verdachteals volgt: “De [adres 7] had ik via [naam makelaar] geregeld. Dit pand is gehuurd op naam van [naam huurder 2] . Hij is door de politie aangehouden in het pand, toen de inval plaatsvond. Hij zat daar destijds binnen met zijn hond. De huren van de panden werden door [medeverdachte 1] betaald. Het pand aan de [adres 7] werd via [naam huurder 2] betaald.”
Op 26 november 2013 verklaart
verdachteals volgt: “ [naam huurder 2] verzorgde de planten en woonde daar. Hij kreeg een aandeel van 15%. We hebben het over een periode van een jaar. Daarbij waren betrokken [medeverdachte 1] , [naam huurder 2] , [naam huurder 1] en ik voor de bemiddeling. Er stonden 1100 planten. De opbrengst was iets van 270.000,00 euro. Er komt een oogst uit en dat wordt nat verkocht. Voor elke partij die er uit de kwekerij kwam, kwam een opkoper. [medeverdachte 1] regelde de verkoop.”
De rechtbank constateert dat sprake was van vier hennepplantages waarbij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] betrokken waren. Daaruit blijkt naar het oordeel dan ook direct van het oogmerk van hun organisatie, namelijk de hennepteelt.
De samenstelling van en de rollen in de organisatie
De rechtbank ziet zich vervolgens ook nog voor de vraag gesteld naar de samenstelling van de organisatie, de rollen van de leden en de (onderliggende) verhoudingen daarbij. Hierbij slaat de rechtbank acht op het volgende.
Op 25 oktober 2013 verklaart
verdachteals volgt: “Op een gegeven moment stelde [medeverdachte 1] aan mij voor dat ik voor hen panden zou regelen voor de hennepteelt. Afspraak was dat ik bij elke oogst 15% zou krijgen. Het pand op de [adres 7] was het eerste pand dat ik had gehuurd bij [naam makelaar] . Daarna kwam de [adres 5] in Haelen, de [adres 4] in Horn en daarna Sint Odiliënberg. [medeverdachte 1] betaalde de huren van de panden. Op een bepaald moment vroeg mijn zus [medeverdachte 3] of ik een woning voor haar kon regelen. Zij heeft de [adres 5] gekregen. Zij zou daar eerst gewoon gaan wonen, maar ze zat financieel slecht en daarom zijn in overleg met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] daar 781 planten neergezet. Bij de [adres 6] in Sint Odiliënberg was meneer [medeverdachte 4] betrokken. Met de heer [medeverdachte 4] zijn ook afspraken over het kweken in zijn woning. [medeverdachte 1] heeft die afspraken gemaakt. [medeverdachte 1] gaf het geld voor de huur aan [medeverdachte 4] en die betaalde vervolgens de verhuurder. Ik regelde dat de panden gehuurd werden. [medeverdachte 1] regelde de rest. [medeverdachte 1] financierde ook alles.”
Op 27 november 2013 verklaart
verdachteals volgt: “Van de organisatie maakten deel uit: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en ik. Dat was de top. [medeverdachte 1] stuurde alles aan. De activiteiten bestonden uit het telen van hennep en alles wat daarbij komt kijken. Ik faciliteerde hem om bepaalde dingen af te dekken en ben betrokken geweest bij onder andere het verkrijgen van de panden voor de hennepteelt. [medeverdachte 1] had het voor het zeggen. Hij had de zeggenschap. Het team was zo goed, dat er eigenlijk niets gezegd hoefde te worden. [medeverdachte 2] deed de stroom, de verzorging en het opzetten. Iedereen had zijn taak en kende zijn taak. Stel dat er over de telefoon gesproken moest worden, omdat we elkaar niet konden treffen, dan was het “de fiets was mooi en heeft weinig kilometers.” Dat betekent dat het pand geschikt is en dat er niet in gekweekt was.”
Bovengenoemde verklaringen van verdachte over onder meer zijn rol en de rol van medeverdachte [medeverdachte 1] binnen de organisatie, worden ondersteund door verklaringen van andere medeverdachten. Zo verklaarde
medeverdachte [medeverdachte 3]bijvoorbeeld dat het net was alsof [medeverdachte 1] de koning was. [medeverdachte 1] gaf de opdrachten aan [verdachte 1] en [verdachte 1] zei dat zij zijn naam maar moest noemen bij de politie, maar dat ze de naam van [medeverdachte 1] niet mocht noemen.Over de boete van de energieleverancier van 5.000,00 euro (met betrekking tot het pand [adres 5] te Haelen) verklaarde [medeverdachte 3] dat [verdachte 1] had gezegd dat ze deze boete aan hem moest geven en dat hij die wel zou doorgeven aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zou de boete afbetalen in termijnen van 250,00 euro per maand. Verder verklaarde ze: “Er zijn mensen in Roermond die, als [medeverdachte 1] ergens binnenkomt, uit respect voor hem opstaan.”
Dat medeverdachte [medeverdachte 1] een sturende rol had en dat zijn aandeel wijst op een hoger geplaatste rol binnen de organisatie blijkt onder meer ook uit de volgende
tapgesprekken. De rechtbank merkt daarbij op dat verdachte op 10 november 2011 verklaarde dat hij ‘ [medeverdachte 4] ’ meestal ‘ [bijnaam] ’ noemt.
3 juli 2011 te 21.06 uur
[medeverdachte 4] zegt onder andere: jeetje man.. jullie werken als ware jullie maffia.. je belt de een en de ander belt je meteen terug.. [verdachte 1] antwoordt hierop: jaahh.. organisatie he jongen.
5 juli 2011 te 19.13 uur
[…]
[verdachte 1] : Jongen kijk… je hebt toch die [bijnaam] ..
[medeverdachte 1] : Ja.
[verdachte 1] : die andere heeft hem beloofd dat als deze eruitgaat hij hem 15 zal geven.
[medeverdachte 1] : dat is goed… als hij dat heeft beloofd is dat geen probleem.
[verdachte 1] : hij zegt dus van ik zeg het tegen je dat hij 15 gaat geven.
[medeverdachte 1] : oke.. is geen probleem.. zeg maar tegen [bijnaam] van ik heb [medeverdachte 1] gesproken en alles
verteld… zeg hem maar hij is er niet echt tevreden mee.
[verdachte 1] : ik zeg gewoon zo van waarom ben je het mij niet komen vragen en heb je het die Nederlander gevraagd.
[medeverdachte 1] : zeg dat maar zo.. en ze van dat ik heb gezegd van hebben jullie mijn vertrek afgewacht om te schooieren.. snap je… en zeg maar hij zou je ook 200 euro geven maar dat doet ie ook niet meer.
[verdachte 1] : okee.
[medeverdachte 1] : zeg maar van ik moet nog 200 euro krijgen van iemand.. van [naam] .. en dat aan jou geven.. dat doe ik niet meer.. en dat je mag sterven.. en ..en .. dat ik bezig ben een ticket te regelen.. volgende week komt hij… zeg dat maar letterlijk zo… ook tegen die Nederlander.. zeg maar van hoe durven jullie een besluit te geven… Wie is nou de baas hier…
[verdachte 1] : jongen.. echt.. ik heb het twee keer uitdrukkelijk gevraagd.
[medeverdachte 1] : zij lopen naast hun schoenen.. maar als ik terug ben… dan zal ik het ze inpeperen.
[verdachte 1] : ik zei hem van wie neemt hier nou de besluiten… Jij? Let op wat je spreekt en beloof niets waar je je niet aan kan houden.. Ik zei niets verkeerds en hij zei van waar bemoei jij je mee. Ik zei van ik bemoei me nergens mee.
[medeverdachte 1] : zeg het maar exact zoals ik het jou gezegd heb.
[verdachte 1] : oke is goed.
[medeverdachte 1] : snap je.. verder alles goed.
[verdachte 1] : verder zijn er geen problemen jongen.
[medeverdachte 1] : je kijkt ook de mails na.. zijn er geen problemen?
[verdachte 1] : ja ik lees alles jongen.. ik was vandaag in Horn.
[medeverdachte 1] : ja.
[verdachte 1] : ik ben daarheen gegaan.. geen vuiltje aan de lucht.. heb de post doorgekeken. Niets… ik bel je vader als er iets is.. maar niets aan de hand.
[medeverdachte 1] : verder alles in orde dus.
20 juli 2011 te 13.29 uur
[medeverdachte 4] belt naar zijn echtgenote en vertelt dat de politie een inval heeft gedaan in die woning. [medeverdachte 4] vertelt dat een half uur nadat hij de woning had verlaten de politie aldaar is binnengetreden en toen zij er later langsreden zij zagen dat al het weed in de vrachtwagen werd geladen.
Gebelde: is dinges gekomen… hoe heet die jongen nou
[medeverdachte 4] : wie
Gebelde: die eigenaar… hoe heet die nou
[medeverdachte 4] : een Turk?
Gebelde: [medeverdachte 1] … [medeverdachte 1] …
[medeverdachte 4] : oh die… die zitten nog allemaal in Turkije joh… maar wat jij moet begrijpen is dat het naar Filistijnen is gegaan…
20 juli 2011 te 18.11 uur
[verdachte 1] belt naar [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 1] : is ie eraan.
[verdachte 1] : ja.
[medeverdachte 1] : ja?
[verdachte 1] : ik had je vanmorgen toch gebeld.
[medeverdachte 1] : ja.
[verdachte 1] : na anderhalf uurtje ofzo.. wou je laten weten.. maar wachtte er even mee om je stemming niet te verpesten zo vroeg in de ochtend.. maar hoe ben jij het te weten komen.
[medeverdachte 1] : maar… hoe… staat geschreven.
[verdachte 1] : ja?
[medeverdachte 1] : ja?
[verdachte 1] : ja kijk.. ik zei je toch van we gaan sms sturen en zo..
[medeverdachte 1] : ja.
[verdachte 1] : dat heeft hij gedaan… een smsje gestuurd.. een seconde later belde hij in.
[medeverdachte 1] : en wat zei hij.
[verdachte 1] : hij zei tegen opa dat de smerissen die bij hem waren gekomen en hij vroeg van waarom dan waarop hij zei dat ze naar binnen wilden.
[medeverdachte 1] : ja?
[verdachte 1] : en toen zijn wij daar langs gereden en zij waren daar aan het dingussen dus.. ik het ook tegen die dinges gezegd.. die lange…
[medeverdachte 1] : ja.
[verdachte 1] : die heb ik ook meteen verteld van zus en zo gebeurd en als ie wilde konden we gaan kijken maar hij zei neen neen is goed..
[medeverdachte 1] : hm
[verdachte 1] : en die zegt nu ook van wat moet ik doen en dit en dat… ik zei van er valt niets te doen.. je weet wat de afspraken zijn en hij zei van niet deswege maar wat moet ik nu doen.. ik zei van niets… ja wat moet ie doen? Opdat ik weet..
[medeverdachte 1] : daar was niemand aanwezig he..
[verdachte 1] : neen.. hij was weg.. weet je wat het is jongen… toen we je belden was ie net aangekomen.. en na 5 à 10 minuten hebben ze het dus ingevallen.
[medeverdachte 1] : oké.. dan moet ie die dinges weggooien…
[verdachte 1] : nee dat zit goed. Ik heb het zelf volledig eruitgetrokken/eruitgehaald.. en heb het die ander ook gezegd van dat ie er uit moest halen.. en gooi jij het maar daar in de zee..
[medeverdachte 1] : goed.
[verdachte 1] : shit joh.. maar goed.. mijn ouders zijn hier ik kan even niet vrij praten tegen jou.
[medeverdachte 1] : bel me straks.
[verdachte 1] : oké doe ik.
20 juli 2011 te 18.18 uur
[verdachte 1] belt naar [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 1] : ja.
[verdachte 1] : zeg het eens.
[medeverdachte 1] : ga al die dinges… mocht het niet weg zijn.. die je verstuurde toch… waar je iets schreef enzo.
[verdachte 1] : ja.
[medeverdachte 1] : maak dat allemaal schoon.. en doe opnieuw.. weet ik veel doe iets.
[verdachte 1] : oké is goed..
[medeverdachte 1] : want dan kunnen ze zien waar je met die ooit bent heen gereden.
[verdachte 1] : is goed.. ik haal hem eruit oké.
[medeverdachte 1] : en zeg tegen die rund dat ie weg moet ofzo.. weet ik veel..
[verdachte 1] : oké is goed joh.
20 juli 2011 te 21.30 uur
[verdachte 1] belt naar [medeverdachte 1] .
[verdachte 1] : ik heb alles gedingest en heb nu een onderverhuurcontract opgemaakt.
[medeverdachte 1] : ja
[verdachte 1] : die ga ik nu uitprinten en geef ik die aan
[medeverdachte 1] : aan wie
[verdachte 1] : aan (onverstaandbaar) [bijnaam]
[medeverdachte 1] : wat
[verdachte 1] : ik ga het onderverhuurcontract aan [bijnaam] geven en die gaat er dan mee…
[medeverdachte 1] : oh.. oké.. de wagen aan een ander dingessen.. ja…
[verdachte 1] : ja
[medeverdachte 1] : jajaja
[verdachte 1] : en je hebt die lange.. die…eh… die andere wagen toch.. die ik heb..
[medeverdachte 1] : ja
[verdachte 1] : daarvan is de belasting nog niet betaald..
[medeverdachte 1] : laat hem dat maar zelf betalen verdomme
[verdachte 1] : je weet wel wat ik bedoel he
[medeverdachte 1] : jajaja
[verdachte 1] : die waar ik duizend lira schuld aan ben verschuldigd.
[medeverdachte 1] : laat hem dat maar zelf betalen
[verdachte 1] : ja!
[medeverdachte 1] : ja, zeg maar tegen hem.. ik ga sowieso neuken.. doe iets he ouwe voor ik terug ben.. er moet iets zijn he als ik terug ben.. ik heb zelf ook helemaal niets bij me..
[verdachte 1] : neen dat is goed.. want ik ga nu.. had tegen mij gezegd van het regel het… waarop ik het heb genomen maar ik weet niet zeker als ik dat kan, ik hou er niets aan over zei ik..
[medeverdachte 1] : ja hij weet toch.. anders pakt ie zelf wel.
[verdachte 1] : oké.
[medeverdachte 1] : dus hij moet maar gewoon zelf betalen.. en zorg dat hij die betaalt.
[verdachte 1] : ik zal hem morgen laten betalen.
[medeverdachte 1] : doe iets he.. iets.. ehh… ik hoef jou niets te zeggen he.. ik ben echt vet ontstemd.. ik denk dat ik maandag terugkom.
20 juli 2011
Op 20 juli 2011 worden op het toestel van [verdachte 1] sms-berichten ontvangen van [medeverdachte 1] , met als inhoud:
- regel het netjes af. En ik ben echt kwaad, serieus, jullie zijn uitgeteld als ik terug ben.
- En ik ben echt vet kwaad.
De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op voornoemde verklaringen, tapgesprekken en sms-berichten in onderlinge samenhang bezien staat hiermee vast welke rol verdachte vervulde binnen de organisatie. Verdachte regelde de panden, faciliteerde medeverdachte [medeverdachte 1] en verving hem waar nodig. Verder hield hij [medeverdachte 1] op de hoogte van de ontwikkelingen binnen de organisatie. Daarmee staat wel vast dat hij een belangrijke rol speelde binnen de organisatie. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft een sturende rol en zijn aandeel wijst op een hooggeplaatste rol binnen de organisatie. Hij neemt beslissingen op een niveau dat de rechtbank niet bij de andere leden van de organisatie ziet. Hij gaf opdrachten aan verdachte, had de zeggenschap en financierde de hennepkwekerijen.
Is er sprake van medeplegen bij de hennepteelt?
De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat op de vier genoemde adressen hennepkwekerijen werden geëxploiteerd en dat daarbij diverse personen, waaronder ook verdachte, betrokken waren. Hiervoor heeft de rechtbank tevens geconstateerd wat de rol van verdachte daarbij en in de organisatie was. De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of de rol van verdachte bij de hennepplantages ook daadwerkelijk als medeplegen aangemerkt kan worden. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
In het arrest van de Hoge Raad van 2 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3474) zijn de vereisten voor het aannemen van medeplegen nog eens op een rij gezet, met name voor het geval er geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, maar de bijdrage door de verdachte is geleverd vóór of na het tenlastegelegde feit. Er moet sprake zijn van nauwe en bewuste samenwerking. De Hoge Raad benadrukt dat de intellectuele en/of materiele bijdrage van de persoon die de handeling niet zelf heeft verricht van voldoende gewicht moet zijn. Daarbij kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict. Met in achtneming van dit toetsingskader komt de rechtbank tot het navolgende. Ten aanzien van de rol van verdachte met betrekking tot de hennepkwekerijen in zijn algemeenheid kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat verdachte niet alleen panden heeft geregeld ten behoeve van de hennepteelt, maar dat hij ook meedeelde in de winsten en was hij de rechterhand van de persoon die de leiding had: medeverdachte [medeverdachte 1] . Hij faciliteerde hem, verving hem waar nodig en hield hem op de hoogte van de ontwikkelingen binnen de organisatie. Medeverdachte [medeverdachte 1] was belast met de aansturing en financiering van de kwekerijen en had een leidende rol in het geheel. Andere personen waren weer belast met het aansluiten van elektriciteit, het inrichten van de kwekerijen en het bewaken van de panden. Bij elke kwekerij afzonderlijk was naar het oordeel van de rechtbank op dat moment een hecht samenwerkingsverband tussen verdachte en zijn medeverdachten, waarin verdachte in een vaste modus operandi met de medeverdachte(n) samenwerkte en daarin een eigen en onmisbare rol vervulde. Dit tezamen maakt dat verdachte een zo wezenlijke bijdrage heeft geleverd dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen, en dus van medeplegen, bij alle vier de hennepkwekerijen.
Evenzeer is de rechtbank ervan overtuigd dat een en ander is gedaan in de uitoefening van een beroep of bedrijf, gelet op de omvang van de plantages en de professionele inrichting ervan. Dit is duidelijk niet het werk geweest van personen die “het er bij deden” maar van professionals die daar beroepshalve mee bezig waren.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van bedrijfsmatige hennepteelt aan de [adres 4] te Horn, de [adres 5] te Haelen, de [adres 6] te Sint Odiliënberg en de [adres 7] te Roermond, zoals ten laste gelegd onder feit 1 van 04/804180-11.
Hennepdeal en de hennepdrogerij aan de [adres 8] te Susteren
Met de officier van justitie (voor zover het de hennepdrogerij betreft) en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op grond van de stukken in het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich – kort gezegd – schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) de overdracht van 104,32 kilogram hennep (feit 2 van 04/804180-11) en het exploiteren van een hennepdrogerij (onderdeel van feit 1 van 04/804180-11). Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het
tapgesprekvan 26 april 2011 te 21.46 uur tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] komt het volgende naar voren. [medeverdachte 1] belt naar verdachte: [verdachte 1] zegt dat hij ‘hem’ een sms had gestuurd en dat ‘hij’ zei dat dat geen probleem was, zeg maar de tijd. [medeverdachte 1] zegt zeg maar tussen 2 en 4 en zeg maar dat hij ( [medeverdachte 1] ) ‘hem’ altijd een uurtje van te voren belt. Zeg hem dat het wel 100% moet lukken. [verdachte 1] zegt dat ‘hij’ nu net had geschreven en zegt “dit is een schoon nummer. Hoeveel is en wat moet je beuren.” [medeverdachte 1] zegt zeg maar gewoon. Zeg maar de afspraak van verleden keer. Zeg maar dezelfde auto, zelfde prijs. Is ook een 5 serie. [verdachte 1] zegt ik heb horloge tegen hem gezegd. Die horloge die ik heb. [medeverdachte 1] zegt is goed hij kan die horloge inruilen voor die auto. Is geen probleem.
[medeverdachte 1] zegt is geen probleem maar hij moet de afspraak van verleden keer is hetzelfde. Zeg maar dat ik het 100% zeker moet weten anders komt iemand anders het halen.
[verdachte 1] vraagt ja, bij mij thuis? [medeverdachte 1] zegt je weet toch de afspraak van verleden keer, wat heb ik jou nou gezegd. [verdachte 1] zegt ja, ja is goed. Ik laat je nog weten.
Op 27 april 2011 – een dag later – zijn er diverse
observatiesuitgevoerd op de [adres 3] te Roermond (woning van medeverdachte [medeverdachte 1] ), waarbij verschillende personenauto’s en personen (waaronder medeverdachte [medeverdachte 1] ) bij de woning zijn waargenomen. Zo is waargenomen dat een Honda Concerto korte tijd in de garage van de woning geweest. Deze Honda reed, na in de garage te zijn geweest, vervolgens naar de woning aan de [adres 8] te Susteren, waar werd waargenomen dat er kennelijk spullen werden uitgeladen en de garage werden binnen gebracht. Later die dag is 104,32 kilogram hennep aangetroffen in een als hennepdrogerij ingerichte verborgen ruimte in de garage van het pand [adres 8] te Susteren.
Verdachteheeft verklaard bij de politie dat hij niet bij de overdracht van de hennep betrokken is geweest en dat hij niks te maken heeft met de aangetroffen hennepdrogerij in Susteren.
De rechtbank acht geen bewijs voorhanden dat verdachte enige uitvoeringshandeling heeft verricht die hem in verband brengt met de overdracht van 104,32 kilogram hennep. Weliswaar blijkt uit voornoemd tapgesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] dat er gesproken wordt over een ‘afspraak’ en was verdachte kennelijk wel op de hoogte, maar uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte directe betrokkenheid heeft gehad bij de overdracht van 104,32 kilo hennep. Evenmin kan op basis van deze bewijsmiddelen worden vastgesteld dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de aangetroffen hennepdrogerij. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de hennepdeal (feit 2 van 04/804180-11) en het bezit van de ruim 100 kilogram hennep in de drogerij (onderdeel van feit 1 van 04/804180-11).
Conclusies ten aanzien van de criminele organisatie
Voldoende is dat komt vast te staan dat sprake was van een duurzaam samenwerkingsverband met een gezamenlijk crimineel doel. Dat is naar het oordeel van de rechtbank in deze het geval. Op grond van wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen staat vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] betrokken zijn geweest bij het telen van hennep in de panden aan de [adres 4] te Horn, [adres 5] te Haelen, de [adres 6] te Sint Odiliënberg en de [adres 7] te Roermond. De manier waarop dat is gebeurd getuigt van een gestructureerd samenwerkingsverband. Uit het dossier blijkt dat personen een specifieke rol speelden in de organisatie en dat er sprake was van een onderlinge taakverdeling, expertise en hiërarchie. Verdachte vervulde in de criminele organisatie ook een wezenlijke rol. Hij was vooral belast met het huren van de panden ten behoeve van de hennepteelt. Hij faciliteerde medeverdachte [medeverdachte 1] en verving hem waar nodig. Verder hield hij [medeverdachte 1] op de hoogte van de ontwikkelingen binnen de organisatie. Andere personen waren weer belast met de aansturing en financiering van de kwekerijen, met het aansluiten van elektriciteit, het inrichten van de kwekerijen en het bewaken van de panden. Verder maakte men binnen de organisatie in de onderlinge telefonische contacten gebruik van versluierde taal en gebruikte men bijnamen. Het samenwerkingsverband tussen deze personen getuigt derhalve van een doordachte aanpak. Het team was volgens verdachte zo goed dat er niks gezegd hoefde te worden. Iedereen had zijn taak en kende zijn taak. Zonder gestructureerde samenwerking tussen meerdere personen is dit niet te organiseren. Duurzaam is het samenwerkingsverband ook. Met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verdachte gedurende een langere periode samengewerkt. De bewezenverklaarde periode strekt zich uit van 13 augustus 2010 tot en met 8 november 2011, een aanzienlijke periode dus.
Op voornoemde gronden acht de rechtbank verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] schuldig aan deelname aan een criminele organisatie gericht op softdrugs.
Hennepteelt en stroomdiefstal te Maasbree (feiten 1 en 6 van 04/850428-12)
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op grond van de stukken in het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich – kort gezegd – schuldig heeft gemaakt aan het exploiteren van een hennepkwekerij aan de [adres 9] te Maasbree. De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen onvoldoende kan worden afgeleid dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de aangetroffen hennepkwekerij te Maasbree en de geconstateerde fraude aan de elektriciteitsmeter. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1 en 6 ten laste gelegde.
Stroomdiefstal (feiten 2 tot en met 5 van 04/850428-12)
Op grond van wat de rechtbank hiervoor bij feit 1 van 04/804180-11 heeft overwogen staat vast dat verdachte samen met anderen betrokken is geweest bij het (medeplegen van) het telen van hennep in de panden aan de [adres 4] te Horn, [adres 5] te Haelen, de [adres 6] te Sint Odiliënberg en de [adres 7] te Roermond.
Door [bedrijf 22] zijn verschillende aangiftes gedaan vanwege afname van elektriciteit buiten de meter om in de panden aan de [adres 4] te Horn, [adres 5] te Haelen, de [adres 6] te Sint Odiliënberg en de [adres 7] te Roermond. Uit deze aangiftes blijkt het volgende.
[adres 4] Horn: [bedrijf 22] deed
aangiftevan diefstal van energie. Deze aangifte vermeldt onder meer dat de fraude-inspecteur op 9 maart 2011 een onderzoek heeft ingesteld naar de meetinrichting aan de [adres 4] te Horn. Daarbij constateerde hij verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Hij zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken, dat er een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt en dat de hoofdbeveiliging was verzwaard. De illegale aansluiting liep buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepplantage en voorzag deze van elektriciteit. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd. De hennepplantage was ingericht in twee verschillende ruimtes en de aangetroffen teelt was tenminste zeven dagen oud in beide ruimtes. Uit de berekening blijkt dat minimaal 7.260 kWh is illegaal weggenomen. De
factuurvan [bedrijf 22]bedraagt 1.163,68 euro van welk bedrag 539,42 euro verbruik elektriciteit betreft.
[adres 5] Haelen: [bedrijf 22] deed
aangiftevan diefstal van energie. Deze aangifte vermeldt onder meer dat de fraude-inspecteur op 19 april 2011 een onderzoek heeft ingesteld naar de meetinrichting aan de [adres 5] te Haelen. Daarbij constateerde hij verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Hij zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken, dat er een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt en dat de hoofdbeveiliging was verzwaard. De illegale aansluiting liep buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepplantage en voorzag deze van elektriciteit. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd. De hennepplantage was ingericht in drie verschillende ruimtes en de aangetroffen teelt was tenminste 63 dagen oud in alle drie de ruimtes. Uit de berekening blijkt dat minimaal 34.592 kWh illegaal is weggenomen. De
factuurvan [bedrijf 22]bedraagt 3.677,60 euro, van welk bedrag 2.570,19 euro verbruik elektriciteit betreft.
[adres 6] St. Odiliënberg: [bedrijf 22] deed
aangiftevan diefstal van energie. Deze aangifte vermeldt onder meer dat de fraude-inspecteur op 20 juli 2011 een onderzoek heeft ingesteld naar de meetinrichting aan de [adres 6] te Sint Odiliënberg. Daarbij constateerde hij verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie, namelijk een ongeoorloofde opening van het deksel van de aansluitkast, een illegale aftakking vóór de hoofdbeveiliging en verzwaring van de hoofdbeveiliging. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage en het huishoudelijk verbruik niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd. Uit de berekening blijkt dat minimaal 46.276 kWh illegaal is afgenomen. De
factuurvan [bedrijf 22]bedraagt 4.189.75 euro, waarvan 3.290,22 euro het elektriciteitsverbruik betreft.
[adres 7] Roermond: [bedrijf 22] deed
aangiftevan diefstal van energie. Deze aangifte vermeldt onder meer dat de fraude-inspecteur op 29 augustus 2011 een onderzoek heeft ingesteld naar de meetinrichting aan de [adres 7] te Roermond. Daarbij constateerde hij verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Hij trof aan een illegale aftakking op de hoofdkabel en vermogensfraude. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct geregistreerd. Uit onderzoek blijkt dat er minimaal 87.752 kWh illegaal is afgenomen, uitgaande van één voorgaande oogst in beide ruimtes en de aangetroffen teelten van tenminste 63 dagen oud in beide ruimtes. De
factuurvan [bedrijf 22]bedraagt 8.715,79 euro van welk bedrag 6.239,17 euro verbruik elektriciteit betreft.
Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de diefstallen van stroom acht de rechtbank voorts de volgende afgelegde verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] redengevend.
Ten aanzien van de [adres 5] te Haelen verklaarde medeverdachte
[medeverdachte 3]- zakelijk weergegeven - dat zij een brief van de energieleverancier had gekregen. Het was een boete van 5.000,00 euro en [verdachte 1] zei dat zij deze boete maar aan hem moest geven zodat hij die wel zou doorgeven aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zou de boete afbetalen in termijnen van 250,00 euro per maand.
Verdachteverklaarde verder ten aanzien van deze hennepkwekerij dat de dag dat er geknipt zou worden, de politie is binnengevallen.
Ten aanzien van de [adres 6] te Sint Odiliënberg verklaarde
verdachte- zakelijk weergegeven - dat [medeverdachte 2] de hennepkwekerij heeft opgebouwd en verzorgd. [medeverdachte 1] heeft gefinancierd en [verdachte 1] heeft bemiddeld bij het huren van het pand. De eerste oogst is gelijk opgerold. De elektriciteit is door niemand betaald, er is een regeling getroffen door [medeverdachte 4] .
Op 27 november 2013 verklaarde
verdachteals volgt: “Van de organisatie maakten deel uit: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en ik. Dat was de top. [medeverdachte 1] stuurde alles aan. De activiteiten bestonden uit het telen van hennep en alles wat daarbij komt kijken. Ik faciliteerde hem om bepaalde dingen af te dekken en ben betrokken geweest bij onder andere het verkrijgen van de panden voor de hennepteelt. [medeverdachte 1] had het voor het zeggen. Hij had de zeggenschap. Het team was zo goed, dat er eigenlijk niets gezegd hoefde te worden. [medeverdachte 2] deed de stroom, de verzorging en het opzetten. Iedereen had zijn taak en kende zijn taak.”
Ter terechtzitting van 29 februari 2016 verklaarde
verdachtedat hij op enig moment wist dat er illegaal stroom werd afgetapt.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan deze diefstallen. Vast staat dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het telen van hennep in deze panden en dat hij in dit verband deel uit maakte van een criminele organisatie. Op basis van de aangiftes van [bedrijf 22] is vast komen te staan dat in deze panden ten behoeve van de daar aanwezige hennepkwekerij illegaal stroom werd afgenomen. Hoewel verdachte niet zelf de elektriciteitsvoorziening heeft aangelegd en zijn betrokkenheid bij de diefstal van elektriciteit niet bij elke hennepkwekerij afzonderlijk kan worden afgeleid, bestond er bij elke kwekerij afzonderlijk naar het oordeel van de rechtbank op dat moment een hecht samenwerkingsverband tussen verdachte en zijn medeverdachten, waarin verdachte in een vaste modus operandi met de medeverdachte(n) samenwerkte en daarin een eigen rol vervulde. Verdachte was vooral belast met het regelen van panden, deelde mee in de winsten en was de rechterhand van medeverdachte [medeverdachte 1] . Hij faciliteerde hem, verving hem waar nodig en hield hem op de hoogte van de ontwikkelingen binnen de organisatie. Andere personen waren weer belast met onder meer de aansturing en financiering van de kwekerijen en het aansluiten van stroom. Verdachte verklaarde hierover zelf dat het team zo goed was dat er niks gezegd hoefde te worden. Iedereen had zijn taak en kende zijn taak. Gelet op deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank bewezen dat verdachte wetenschap had ten aanzien van alle diefstallen van elektriciteit in de panden aan de [adres 4] te Horn, [adres 5] te Haelen, de [adres 6] te Sint Odiliënberg en de [adres 7] te Roermond.
De rechtbank overweegt in het bijzonder ten aanzien van de [adres 7] te Roermond met betrekking tot de ten laste gelegde periode dat verdachte heeft verklaard dat er in het pand drie keer is gekweekt.De rechtbank gaat dan ook uit van de periode 25 april 2011 tot en met 29 augustus 2011.
De rechtbank komt derhalve tot een bewezenverklaring van de onder 2, 3, 4, en 5 aan verdachte verweten feiten.
Witwassen (feit 4 van 04/804180-11)
Verdachte wordt verweten dat hij een pand aan de [adres 1] te Horn en geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen) heeft witgewassen, terwijl hij hiervan al dan niet een gewoonte heeft gemaakt. In de kern bezien betreft witwassen het verbergen of verhullen van de illegale herkomst van gelden of voorwerpen, met als doel om die opbrengsten van misdrijven aan het zicht van politie en justitie te onttrekken. Verdachte zou, zowel individueel als middels de bedrijven [bedrijf 4] en [bedrijf 5] , hebben meegewerkt aan constructies om criminele gelden wit te wassen.
Criminele herkomst gelden
Verdachteverklaarde onder meer als volgt: “ [medeverdachte 1] verdiende zijn geld met criminele activiteiten. Ik weet dat, omdat ik er zelf bij betrokken ben geweest. Hij heeft in werkelijkheid geen reguliere werkzaamheden verricht.”
Verdachteverklaarde verder onder meer als volgt, nadat verdachte verklaarde over zijn betrokkenheid bij hennepkwekerijen: “Ik ben in 2011 in beeld gekomen, maar daarvoor leefde [medeverdachte 1] ook al. Daarvoor deed hij ook hetzelfde werk. In de hennep? Ja, natuurlijk.”
[bedrijf 4] .
In het dossier bevindt zich een
salarisspecificatievan [bedrijf 4] betreffende werknemer [medeverdachte 1] , in dienst getreden op 17 juli 2009, inhoudende een specificatie van het loon over augustus 2009.
Verdachteverklaarde hierover onder meer als volgt: “U vraagt mij hoe [medeverdachte 1] op de loonlijst van [bedrijf 4] is gekomen. Ik zette hem op de loonlijst. [medeverdachte 1] kon hierdoor zijn pand kopen aan de [adres 2] . Hij vroeg aan mij of ik hem op de loonlijst kon zetten en ik heb dat gedaan. Voor een huis van 260.000,00 euro heb je een bruto bedrag van 4.500,00 euro nodig. [medeverdachte 1] betaalde mij gewoon het bedrag van 4.500,00 euro maandelijks in contanten, ik stortte dat op de rekening van het bedrijf, betaalde de premie en maakte hem het geld over. De hypotheek is verstrekt door de ING. Dat was in 2009. Het was valsheid in geschrift.”
Verdachteverklaarde verder onder meer als volgt: “In 2009 ben ik met [medeverdachte 1] in gesprek gegaan. Ik had toen een bedrijf genaamd [bedrijf 4] . Op zijn verzoek heb ik [medeverdachte 1] toen op de loonlijst gezet van [bedrijf 4] . Hij heeft de premies en het salaris zelf betaald. Daarna heeft hij een pand op de [adres 2] gekocht. Hij heeft geen werkzaamheden voor [bedrijf 4] verricht. Het was dus inderdaad een soort papieren constructie; hij kwam tekort voor zijn hypotheek.”
De rechtbank overweegt als volgt. In het voorgaande heeft de rechtbank reeds geconcludeerd tot bewezenverklaring van grootschalige hennepteelt in het kader van een criminele organisatie, samen met medeverdachte [medeverdachte 1] . Het is een feit van algemene bekendheid dat met hennepteelt veel geld verdiend wordt op een illegale wijze. Teneinde die inkomsten in het reguliere betalingsverkeer te brengen, dient dat geld witgewassen te worden. Dat kan op verschillende manieren. Verdachte was op de hoogte van de hennepactiviteiten en de criminele inkomsten van [medeverdachte 1] . Niet alleen ten tijde van de bewezenverklaarde hennepkwekerijen, maar ook reeds daaraan voorafgaand. Met die wetenschap heeft verdachte [medeverdachte 1] op de loonlijst van [bedrijf 4] gezet, contante –illegale– gelden van [medeverdachte 1] ontvangen en die vervolgens als salaris uitbetaald aan [medeverdachte 1] , terwijl die nooit daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht. Deze constructie is onmiskenbaar bedoeld om een op het eerste oog legale geldstroom te creëren richting [medeverdachte 1] . Onder die omstandigheden is dan ook sprake van witwassen.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte 1] drugsgelden heeft witgewassen, in de primair ten laste gelegde opzet-variant. De rechtbank acht overigens niet bewezen dat verdachte daarvan een gewoonte heeft gemaakt. Deze betalingen vonden kennelijk alleen plaats in 2009, naar eigen zeggen had verdachte immers in 2010 geen contact met [medeverdachte 1] . Het tegendeel blijkt ook niet uit het dossier. Deze gefingeerde loonbetalingen hebben dan ook alleen plaatsgevonden gedurende een aantal maanden in 2009, hetgeen naar de rechtbank onvoldoende is om te concluderen tot gewoontewitwassen.
De rechtbank heeft ook geconstateerd dat verdachte betrokken was bij verschillende contante betalingen en stortingen van, gelet op het voorgaande, kennelijk illegale gelden ten behoeve van de financiering van een BMW X5 en BMW M3 in Duitsland. Mocht zulks voldoende kunnen zijn voor (een vermoeden van) witwassen van die gelden, dan nog kan niet bewezen worden dat verdachte dit – al dan niet als medepleger – heeft gedaan in Roermond of elders Nederland, zoals ten laste gelegd, immers de handelingen die verdachte in dit kader heeft verricht zijn allemaal in Duitsland verricht.
Voorts heeft verdachte verklaard zelf ook een beperkte hoeveelheid geld verdiend te hebben met zijn criminele activiteiten en dat hij wel eens contante stortingen op de privérekening van [medeverdachte 1] heeft gedaan. Ten aanzien van deze gelden is echter niet gebleken van handelingen die gekwalificeerd kunnen worden als het verbergen of verhullen van herkomst met als doel die gelden te onttrekken aan het zicht van de autoriteiten.
De bewezenverklaring van het witwassen van drugsgelden is dan ook beperkt tot de gelden die Ünalan in het kader van de gefingeerde dienstbetrekking van [medeverdachte 1] bij [bedrijf 4] aan hem heeft overgemaakt.
Ten slotte is de rechtbank, evenals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is te achten dat verdachte zodanige handelingen heeft verricht ten aanzien van het pand aan de [adres 1] te Horn dat sprake is van witwassen, in welke vorm dan ook. Verdachte zal derhalve van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Valsheid in geschrift (feit 8 van 04/850428-12)
In het dossier bevindt zich een
werkgeversverklaringdie onder meer vermeldt dat [medeverdachte 1] sinds 17 juni 2009 in dienst is als sales manager bij [bedrijf 4] te Roermond. Deze werkgeversverklaring is gedateerd op 31 augustus 2009, ondertekend op naam van [naam getuige 2] , directeur, en voorzien van een handgeschreven opschrift [nummer] . Tevens bevindt zich in het dossier een
salarisspecificatievan [bedrijf 4] betreffende werknemer [medeverdachte 1] , in dienst getreden op 17 juli 2009, inhoudende een specificatie van het loon over augustus 2009, en voorzien van handgeschreven opschrift [nummer] .
In het dossier bevindt zich ook een
jaaropgavevan een ING-hypotheek ten name van [medeverdachte 1] . Deze jaaropgave vermeldt onder meer dat deze betrekking heeft op het jaar 2009 en deze is voorzien van hypotheeknummer K 090-789525.
[naam getuige 2]verklaarde onder meer als volgt: “U toont mij een werkgeversverklaring (zoals hiervoor weergegeven, Rb). Dat zijn niet mijn handtekening en telefoonnummer die daarop staan. Dat is het handschrift van [verdachte 1] . U toont mij een loonstrook (zoals hiervoor weergegeven, Rb). Die heb ik nooit eerder gezien.”
Verdachteverklaarde onder meer als volgt: “U vraagt mij hoe [medeverdachte 1] op de loonlijst van [bedrijf 4] is gekomen. Ik zette hem op de loonlijst. [medeverdachte 1] kon hierdoor zijn pand kopen aan de [adres 2] . Hij vroeg aan mij of ik hem op de loonlijst kon zetten en ik heb dat gedaan. Voor een huis van 260.000,00 euro heb je een bruto bedrag van 4.500,00 euro nodig. [medeverdachte 1] betaalde mij gewoon het bedrag van 4.500,00 euro maandelijks in contanten, ik stortte dat op de rekening van het bedrijf, betaalde de premie en maakte hem het geld over. De hypotheek is verstrekt door de ING. Dat was in 2009. Het was valsheid in geschrift.”
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de verklaringen van [naam getuige 2] en verdachte blijkt dat de opgemaakte werkgeversverklaring en salarisspecificatie vals zijn. [medeverdachte 1] heeft immers geen werkzaamheden verricht voor [bedrijf 4] . De rechtbank concludeert voor deze onderdelen dan ook tot bewezenverklaring van het opmaken van deze valse geschriften.
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank echter van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte bij het vermeende valselijk opgemaakt Europees schadeformulier onvoldoende blijkt uit het dossier. Van dit onderdeel zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Criminele organisatie ex art. 140 (feit 7 van 04/850428-12)
Volgens de officier van justitie is verdachte lid van een criminele organisatie die zich zou bezighouden met witwassen en het plegen van valsheid in geschrift.
Om te kunnen spreken van lidmaatschap van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is een aantal aspecten van belang. Het moet – kort gezegd en net als bij een criminele Opiumwet-organisatie – gaan om een:
- gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband;
- gericht op het plegen van misdrijven;
- waaraan verdachte willens en wetens een bijdrage levert.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat sprake is van witwassen van geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen) en valsheid in geschrift door verdachte en zijn medeverdachten. Ook heeft de rechtbank vastgesteld dat er sprake is van een criminele opiumwetorganisatie waarvan verdachte deel uitmaakte en die zich bezighield met de verwerving van inkomsten door middel van de hennepteelt.
De rechtbank is echter van oordeel dat het witwassen van geld en het plegen van valsheid in geschrift uitsluitend het gevolg lijken te zijn van de hennepteelt en de daaruit voortvloeiende winsten. Het enkele feit dat verdachte en enkele medeverdachten (samen) hebben witgewassen en valsheid in geschrift hebben gepleegd, is naar het oordeel van de rechtbank een gevolg van hun individuele beslissingen en maakt dat nog geen activiteit van een criminele organisatie. De enkele keren waarbij gezamenlijk werd witgewassen dan wel valsheid in geschrift werd gepleegd, kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden gekwalificeerd als een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur die het oogmerk heeft tot het plegen van witwassen en valsheid in geschrift. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van feit 7.
Oplichtingen (feit 9 van 04/850428-12)
Verdachte heeft dienaangaande een bekennende verklaring afgelegd, met uitzondering van de oplichting van [naam aangever 1] . De rechtbank concludeert echter tot integrale bewezenverklaring. Daartoe wordt het volgende overwogen:
Verdachteverklaarde onder meer als volgt: “In 2011 ben ik als bestuurder van [bedrijf 5] aangetreden. Er heeft indertijd een aantal renovaties plaatsgevonden aan het pand aan de [adres 1] , zoals (onder meer, Rb) het aanleggen van gazon, het vernieuwen van het dak, reclameborden en installatie. [bedrijf 5] is puur en alleen opgericht voor de renovatie van de [adres 1] . Op papier was ik alleen bevoegd. Uiteindelijk was dit samen met [medeverdachte 1] . Ik heb niet zelf bedacht hoe dat pand gerenoveerd moest worden; hij zei tegen mij dat het dak vernieuwd moest worden. Ik kreeg mijn opdrachten van [medeverdachte 1] . Ik was inderdaad de tussenschakel tussen [medeverdachte 1] en de uitvoerders van de werkzaamheden en ik gaf dus namens [medeverdachte 1] opdrachten aan anderen. U vraagt mij wat er precies is gebeurd aan renovatiewerkzaamheden. Er zit een nieuw dak op het pand. Bij de inval op 8 november zagen jullie dat ze bezig waren met het dak. Daarvóór waren er al stenen of klinkers besteld en het gazon is aangelegd, met een pomp om het gras te kunnen sproeien. Verder is in het pand een installatie ingebouwd van een gas- en waterleiding en er zijn reclameborden gemaakt. Er hebben inderdaad allerlei mensen werkzaamheden verricht op verzoek van [bedrijf 5] en ik heb die mensen inderdaad namens [bedrijf 5] benaderd, in opdracht van [medeverdachte 1] . Die mensen zijn nooit betaald geworden en [bedrijf 5] is voor zover ik weet failliet, dus die mensen kunnen grof gezegd fluiten naar hun centen. Dit was inderdaad een vooropgezet plan. Uiteindelijk is dat in overleg met [medeverdachte 1] zo gegaan.”
[naam aangever 1] deed namens
[naam aangever 1]aangifte van oplichting en verklaarde onder meer als volgt: “Op 13 september 2011 heb ik in opdracht van [verdachte 1] een offerte aan hem verzonden, naar het e-mailadres [bedrijf 5] @live.nl. Na telefonisch contact heb ik de offerte aangepast tot een bedrag van 6.599,00 euro met betaling bij levering. Kort daarna ontving ik een fax waarop ik zag dat [verdachte 1] de offerte ondertekend had voor akkoord. Twee dagen voor de levering ben ik naar [verdachte 1] gereden, aan de [adres 1] in Horn, omdat ik een fout had gemaakt met de lichtbakken. Ik heb hem 500,00 euro korting geboden. Vervolgens zag en hoorde ik dat [verdachte 1] met [medeverdachte 1] overlegde of hij de korting kon accepteren. Vervolgens kwam [verdachte 1] terug en zei hij mij dat hij akkoord ging met de ‘verkeerde’ lichtbakken en met de korting die ik hem bood. Op 6 oktober 2011 ben ik wederom naar het bedrijf gereden, nu om de lichtbakken te monteren. Nadat ik twee lichtbakken had gemonteerd, ben ik naar [verdachte 1] gegaan en heb ik hem gevraagd of hij mij het verschuldigde bedrag kon overmaken. Hij stemde hiermee in en we zijn naar zijn computer gelopen. Ik zag dat hij een Random Reader had, hier een pinpas instak en iets intoetste. Ik zag ook dat hij mijn rekening pakte, met daarop het rekeningnummer en het uiteindelijk te betalen bedrag van 5.950,00 euro. Door de handelingen van [verdachte 1] , kreeg ik het vertrouwen dat hij het geld overmaakte naar mijn rekening. Hij overhandigde mij ook een schermafdruk waarop te zien was dat er een opdracht was gegeven voor overboeking van 5.950,00 euro naar het rekeningnummer van mijn bedrijf. Ik ben vervolgens verder gegaan en heb de twee overige lichtbakken gemonteerd. Op 10 oktober 2011 zag ik dat het geld nog niet op mijn rekening stond. Ik heb contact opgenomen met [verdachte 1] en in oktober kreeg ik verschillende sms-berichten van [verdachte 1] waarin hij zei dat hij zou zorgen dat ik mijn geld zou ontvangen. Tot op heden heb ik mijn geld nooit ontvangen.” Als bijlage is gevoegd een
rekeningten bedrage van 5.950,00 euro, inclusief BTW. Als bijlage is tevens gevoegd een (kennelijke, Rb)
schermafdruk, die onder meer vermeldt: “goedgekeurde betalingsopdracht, overboeking, rekening: [rekeningnummer] , naam: [naam aangever 1] , bedrag: 5.950,00 euro, uitvoeren: 6 november 2011.”
De rechtbank overweegt als volgt. Vanaf september 2011 tot en met de aanhouding van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben diverse renovatiewerkzaamheden plaatsgevonden aan en rondom het pand aan de [adres 1] in Horn. De betreffende uitvoerende bedrijven zijn, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, telkens niet betaald voor hun leveringen en diensten. Verdachte, die geen eigenaar is van het pand en derhalve feitelijk ook geen direct voordeel heeft in de zin van waardevermeerdering van zijn eigendom, heeft zich telkens niet alleen als bonafide opdrachtgever voorgedaan, maar is daartoe ook aangetreden als bestuurder van [bedrijf 5] BV, enkel en alleen met het oog op die renovatiewerkzaamheden, terwijl het van meet af aan een vooropgezet plan was om geen betalingen te verrichten. Hij heeft diverse bedrijven telkens aan het lijntje gehouden met de toezegging dat de betalingen voor de leveringen en diensten nog zouden plaatsvinden. Dit ging zo ver dat hij in het bijzijn van [naam aangever 1] heeft doen voorkomen dat hij de verschuldigde factuur via internetbankieren voldeed. De verklaring van [naam aangever 1] hierover wordt bevestigd door de door hem overgelegde schermafdruk. Uiteindelijk bleek echter nog steeds geen betaling verricht te zijn. Met deze listige kunstgrepen en samenweefsels van verdichtsels acht de rechtbank oplichting in deze wettig en overtuigend bewezen.
De hiervoor weergegeven verklaring van verdachte en de aangifte van [naam aangever 1] , inclusief de daarbij gevoegde bijlagen, in onderling verband en samenhang bezien met de aangiftes van [bedrijf 6], [bedrijf 21] VOFin combinatie met een daaraan gerelateerd proces-verbaal van bevindingen, [bedrijf 8], [bedrijf 9]en [bedrijf 10]leiden de rechtbank dan ook tot bewezenverklaring van de oplichtingen zoals ten laste gelegd onder feit 9.
Verduistering boxer-automaat (feit 10 van 04/850428-12)
[naam aangever 2] deed namens
[bedrijf 11]aangiftevan verduistering en verklaarde onder meer als volgt: “Op 20 juni 2011 werd ik benaderd door ene [verdachte 1] , die bij mij een boxer-automaat wilde huren van 24 tot en met 26 juni 2011, op naam van [bedrijf 12] , gevestigd aan de [adres 1] te Horn. Conform afspraak heb ik deze op 24 juni 2011 afgeleverd op voornoemd adres. Ik sprak daar met een man die zei dat hij [verdachte 1] was. [verdachte 1] vertelde mij dat deze automaat zolang hier moest staan, omdat de zaal welke men gehuurd had voor een bedrijfsfeestje nog niet vrij was. [verdachte 1] overhandigde mij 350 euro contant, nagenoeg het hele huurbedrag. Ik zou de automaat op 27 juni 2011 komen ophalen, maar op die dag kreeg ik omstreeks 00.54 uur een mail van [verdachte 1] waarin hij vroeg of hij de automaat enkele dagen langer kon huren en wel tot 1 juli 2011. Ik heb hem vervolgens een mail gestuurd waarin ik akkoord was en hem tevens doorgaf wat daarvan de meerprijs was. Op 30 juni 2011 om 20.31 uur kreeg ik van [verdachte 1] een mail waarin hij schreef dat de boxer-automaat van de plaats waar ik hem had afgeleverd, dus op de [adres 1] te Horn, gestolen was. Hij zou aangifte daarvan doen en zou later telefonisch contact met mij opnemen. Sinds 1 juli 2011 heb ik van [verdachte 1] nog een mail ontvangen, terwijl ik hem nog diverse mails en sms-jes heb gestuurd en hem diverse malen heb gebeld. Nagenoeg bij alle gesprekken maakte [verdachte 1] mij duidelijk dat hij de boxer-automaat zou gaan vergoeden, maar steeds kwam hij met excuses. Hij vertelde mij zelfs enkele malen dat hij het schadebedrag had overgemaakt, maar ik heb tot op heden geen geld ontvangen. Ik heb ook nog steeds geen bevestiging van een aangifte.”
Op 8 november 2011 werd tijdens een
doorzoekingaan de [adres 3] te Roermond een boxbal-machine aangetroffen en in beslag genomen.Deze is vervolgens aan de [bedrijf 11] in bewaring gegeven.
Verdachteverklaarde ter terechtzitting van 29 februari 2016 onder meer als volgt: “Ik heb die automaat gehuurd voor de verjaardag van [medeverdachte 1] . Ik heb inderdaad gebeld met de mededeling dat de automaat gestolen was. [medeverdachte 1] zei mij dat, maar ik dacht wel al dat hij niet gestolen was. Uiteindelijk bleek hij ook niet gestolen.”
De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte heeft, al dan niet namens of voor een ander, een boxer-automaat gehuurd. Tegen het einde van de huurperiode heeft hij vervolgens aan de verhuurder medegedeeld dat de boxer-automaat gestolen was. Uiteindelijk werd de boxer-automaat bij [medeverdachte 1] aangetroffen. Nu de aangetroffen automaat in bewaring is gegeven aan de verhuurder, gaat de rechtbank er vanuit dat het ook daadwerkelijk dezelfde automaat betreft. Verdachte was als huurder verantwoordelijk voor de automaat en heeft onjuiste mededelingen gedaan aan de verhuurder. Bovendien heeft verdachte verhuurder telkens aan het lijntje gehouden wat betreft het doen van aangifte en vergoeding van de schade. Onder deze omstandigheden is de rechtbank ervan overtuigd dat het wel degelijk verdachte is geweest die de boxer-automaat heeft verduisterd. De rechtbank acht onderhavig feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Gebruik vals geschrift / oplichting [benadeelde partij x] (feiten 11 en 12 van 04/850428-12 )
Verdachte zal, zoals hiervoor reeds overwogen, worden vrijgesproken van het valselijk opmaken van het Europees schadeformulier (één onderdeel van feit 8 van 04/850428-12). Dit formulier ligt ook ten grondslag aan de feiten 11 en 12 van 04/850428-12, namelijk dat hij dat formulier gebruikt heeft en dat hij met behulp van dat formulier [benadeelde partij x] opgelicht heeft. De rechtbank acht, evenals de raadsman, evenmin voldoende bewijs voorhanden dat verdachte dit formulier vervolgens wel gebruikt zou hebben. Uit zowel de aangifte van [benadeelde partij x] als de verklaringen van diverse medewerkers van de verzekeringskantoren kan zulks niet worden afgeleid. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van deze feiten.
Asbest (feiten 13 t/m 15 van 04/850428-12)
In de feiten 13, 14, 15 en 16 op de dagvaarding wordt verdachte kort gezegd verweten dat hij zich bij het verwijderen van de asbesthoudende dakplaten van het dak van de loods aan de [adres 1] te Horn (gemeente Leudal) niets gelegen heeft laten liggen aan de asbestregelgeving en daarmee diverse belangen heeft geschonden, zoals het belang van de volksgezondheid, het milieu en de inperking van gevaren waaraan werknemers worden blootgesteld.
De rechtbank stelt twee zaken voorop.
Ten eerste gaat het in dezen daadwerkelijk om asbest. Dit blijkt uit een op 8 november 2011 uitgevoerde inventarisatie door [bedrijf 24] BV in opdracht van [bedrijf 14] .Daaruit komt naar voren dat alle aangetroffen materialen (golfplaten, reststukken) 10-15% chrysotiel (witte asbest) bevatten, waarbij de concentratie van asbeststof is ingedeeld in risicoklasse 2.
Ten tweede wist verdachte dat het om asbesthoudende dakplaten ging, hoewel hij dat ontkent. Niet alleen is hij hierop gewezen door getuige [getuige 2] , mede-eigenaar van [bedrijf 21] VOF te Heel.Deze getuige verklaart dat hij eind oktober / begin november was gebeld door een zekere [verdachte 1] , die gebruik maakte van het e-mailadres [emailadres] . Deze [verdachte 1] vroeg of [getuige 2] de oude dakplaten van het pand aan de [adres 1] te Horn kon verwijderen en vervolgens nieuwe door [getuige 2] te leveren dakplaten op het dak kon monteren. [getuige 2] zei toen tegen verdachte dat het verwijderen van de oude platen door een gespecialiseerd bedrijf moest gebeuren, omdat er, aldus [getuige 2] , asbest in zat. Zo verklaart [getuige 2] : “ [verdachte 1] moet weten dat het om asbest ging. Ik heb hem dit gezegd.” Daarnaast heeft verdachte op 7 oktober 2010 (bij de gemeente ingekomen op 11 oktober 2010) op naam van de heer Verhoek – overigens fonetisch nagenoeg gelijkluidend als ‘ [verdachte 1] ’ – bij de gemeente Leudal een sloopvergunning aangevraagd voor het golfplaten dak van de loods aan meergenoemd adres aan de [adres 1] .Dat deze aanvraag van verdachte is, blijkt hieruit dat het op het aanvraagformulier vermelde burgerservicenummer 158856533 van verdachte is. Op het formulier is achter de voorgedrukte vraag
‘Zit er asbest in het te slopen (gedeelte van het) bouwwerk?’het vakje
‘ja’aangekruist. Daarnaast blijkt uit een telefoontap van 18 oktober 2011dat verdachte, die op dat moment bezig is met het aanzoeken van bedrijven die het oude bestaande dak van meergenoemde loods aan de [adres 1] kunnen vervangen, tegen de NN-persoon waar hij mee spreekt zegt “dat er een soort asbestplaten op liggen.”
Nu verdachte ter terechtzitting van 29 februari 2016 heeft verklaard dat hij op 7 november 2011 de oude golfplaten samen met anderen van het dak van de loods aan de [adres 1] te Horn (gemeente Leudal) heeft verwijderd en dat – derhalve – niet door een daartoe gecertificeerd bedrijf heeft laten doen, heeft hij dit, in de wetenschap dat er asbest in zat, opzettelijk gedaan. De feiten 13 (primair), 14 en 15 zijn daarmee wettig en overtuigend bewezen. Van feit 16 zal verdachte echter worden vrijgesproken. Voor een bewezenverklaring van dit feit is immers vereist dat verdachte niet de beschikking had over een asbestinventarisatierapport. Nu deze inventarisatie in het kader van de sloopvergunningsaanvraag wél is uitgevoerd – de rechtbank verwijst naar het rapport dat is opgemaakt door [bedrijf 15] in opdracht van [bedrijf 16]– kan verdachte voor dit feit niet strafrechtelijk aansprakelijk worden gehouden.