ECLI:NL:RBLIM:2016:4215

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 mei 2016
Publicatiedatum
19 mei 2016
Zaaknummer
04/804180-11 en 04/850428-12 (ttg)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grote strafzaak tegen verdachte voor grootschalige hennepteelt, deelname aan criminele organisatie, witwassen, elektriciteitsdiefstal, valsheid in geschrift, verduistering, oplichting en asbestmisdrijven

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 mei 2016 uitspraak gedaan in een complexe strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een grootschalige hennepteelt en een criminele organisatie. De verdachte werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie, witwassen, elektriciteitsdiefstal, valsheid in geschrift, verduistering, oplichting en asbestmisdrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen hennepkwekerijen heeft geëxploiteerd in verschillende gemeenten, waaronder Horn, Haelen, Sint Odiliënberg en Roermond. De hennepteelt vond plaats in panden die door de verdachte werden geregeld, en de verdachte speelde een belangrijke rol in de organisatie door de medeverdachte [medeverdachte 1] te faciliteren en op de hoogte te houden van de ontwikkelingen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het stelen van elektriciteit voor de hennepkwekerijen, wat leidde tot aanzienlijke schade voor de energieleverancier. Daarnaast heeft de verdachte valse documenten opgemaakt om criminele inkomsten te verbergen en heeft hij verschillende ondernemers opgelicht door hen te laten geloven dat betalingen zouden plaatsvinden, terwijl dit nooit gebeurde. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de meeste tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens zijn er schadevergoedingen opgelegd aan de benadeelde partijen, waaronder de energieleverancier en de ondernemers die slachtoffer zijn geworden van de oplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaatsen Roermond en Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 04/804180-11 en 04/850428-12 (ter terechtzitting gevoegd)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 mei 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte 1] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
domicilie kiezende te [adresgegevens] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.P.A. van Schaik, advocaat kantoorhoudende te Veenendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 februari 2016 en op 4 mei 2016 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte, (met uitzondering van feiten 8 en 11 van parketnummer 04/850428-12) al dan niet samen met anderen:
Ten aanzien van parketnummer 04/804180-11:
als beroep of bedrijf, (vier) hennepkwekerijen in Horn, Haelen, Sint Odiliënberg en Roermond en een hennepdrogerij in Susteren heeft geëxploiteerd;
104,32 kilogram hennep heeft verhandeld;
heeft deelgenomen aan een criminele organisatie gericht op softdrugs;
een pand aan de [adres 1] te Horn en/of geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen) heeft witgewassen, terwijl hij hiervan al dan niet een gewoonte heeft gemaakt;
Ten aanzien van parketnummer 04/850428-12:
een hennepkwekerij in Maasbree heeft geëxploiteerd;
t/m 6. elektriciteit heeft gestolen in Horn, Haelen, Sint Odiliënberg, Roermond en Maasbree;
7. heeft deelgenomen aan een criminele organisatie gericht op (gewoonte)witwassen en valsheid in geschrift;
8. een werkgeversverklaring, salarisspecificatie en Europees schadeformulier valselijk heeft opgemaakt;
9. in totaal zes bedrijven heeft opgelicht;
10. een boxer-automaat heeft verduisterd;
11. gebruik heeft gemaakt van een vals Europees schadeformulier;
12. [benadeelde partij x] heeft opgelicht;
13. opzettelijk of door schuld asbest in de bodem en/of de lucht heeft gebracht, terwijl dat een gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander oplevert;
14. asbesthoudende dakplaten heeft verwijderd waardoor nadelige gevolgen voor het milieu zijn of konden ontstaan;
15. de sloop van een dak, waarin asbest was verwerkt, niet door een daarvoor gecertificeerd bedrijf heeft laten verrichten;
16. het dak van een loods heeft afgebroken zonder te beschikken over een asbestinventarisatierapport.

3.De voorvragen

De raadsman heeft naar voren gebracht dat, voor zover de officier van justitie tevens diverse panden als onderdeel van het witwassen (feit 4 van 04/804180-11) beschouwt, zulks onvoldoende feitelijk en onvoldoende duidelijk ten laste is gelegd en derhalve dient te leiden tot nietigheid van de dagvaarding met betrekking tot dat deel van de tenlastelegging.
De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte wordt verweten dat hij – kort gezegd – een pand aan de [adres 1] te Horn en/of geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen) heeft witgewassen. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak voor het witwassen van genoemd pand en tot bewezenverklaring van het witwassen van geld. De raadsman heeft ten aanzien van die onderdelen hetzelfde standpunt ingenomen. Deze onderdelen komen ook overeen met hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd. Hoewel de officier van justitie in haar requisitoir bijvoorbeeld ook het pand aan de [adres 2] 4 te Roermond heeft benoemd, heeft de rechtbank dit niet opgevat als een uitbreiding of dergelijke van het feit; wellicht dat zulks een onderbouwing betrof voor hetgeen zij al dan niet bewezen achtte en derhalve als overweging in het kader van de bewijsvraag moest worden beschouwd. In zoverre is dan ook voor iedereen duidelijk gebleken op welke voorwerpen de tenlastelegging ziet, zodat de dagvaarding ook met betrekking tot dit onderdeel voldoende feitelijk en duidelijk is en daarmee voldoet aan de eisen van art. 261 Sv. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 (met uitzondering van de hennepdrogerij te Susteren), 2, 3 en 4 primair (met uitzondering van het pand [adres 1] te Horn) van 04/804180-11 en de feiten 2, 3, 4, 5, 7, 8 (met uitzondering van het Europees schadeformulier), 9, 10, 12, 13 primair, 14 en 15 van 04/850428-11 wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden vrijgesproken van de feiten 1, 6, 11 en 16 van 04/850428-12. In het bijzonder heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd.
De officier van justitie acht ten aanzien van
feit 1(van 04/850428-11) wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen als beroep of bedrijf hennepkwekerijen in Horn, Haelen, Sint Odiliënberg en Roermond heeft geëxploiteerd. Volgens de officier van justitie bevat het dossier echter onvoldoende bewijsmiddelen om tot de vaststelling te komen dat verdachte (mede)eigenaar was van de drogerij in Susteren, zodat zij vrijspraak vordert ten aanzien van dit onderdeel. De officier van justitie acht ten aanzien van
feit 2(van 04/850428-11) bewezen dat verdachte samen met anderen een hoeveelheid (van 90 kilogram) hennep heeft geleverd, zulks op basis van de verklaring van verdachte, de nauwe samenwerking met medeverdachte [medeverdachte 1] in die periode waarin ook de hennepkwekerijen zijn ontdekt en de tapgesprekken tussen hen beiden en de tapgesprekken waarin over verdachte wordt gesproken. Ten aanzien van de stroomdiefstal (
feiten 2 tot en met 5 van 04/850428-12) is het een feit van algemene bekendheid dat de elektriciteit ten behoeve van een hennepkwekerij veelal op illegale wijze wordt afgenomen. Dit gegeven in samenhang met de verklaring van verdachte dat hij wist dat [medeverdachte 2] de stroom regelde in de panden die hij regelde voor de hennepteelt, is voldoende om te kunnen spreken van medeplegen. De officier van justitie acht
feit 10(van 04/850428-12) wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte, de verklaring van verdachte en het aantreffen van de boxer-automaat bij de doorzoeking op de [adres 3] te Roermond. De handelingen die verdachte heeft verricht ten aanzien van de boxer-automaat zijn een essentiële bijdrage aan de verduistering. Verdachte heeft de automaat immers niet teruggebracht. De oplichting van [benadeelde partij x] (
feit 12van 04/850428-11) kan worden bewezen. De verklaring van [getuige] (waarin wordt aangegeven dat hij het verzoek kreeg om de aanrijding niet te bespreken met de ouders van verdachte en dat aan hem een onjuist telefoonnummer werd verstrekt) en de verklaring van verdachte dat dit wel vaker gebeurde, bevestigen de rol van verdachte in het geheel. De omstandigheid dat de betrokkene de zus van verdachte betreft, werkt mee in de overtuiging, gezien de verklaring van [getuige] en het gegeven dat hij de verzekeringszaken regelde voor de familie. Ter zake de asbest-feiten acht de officier van justitie gelet op de bewijsmiddelen in het dossier bewezen dat verdachte geweten heeft of moet hebben geweten dat het om asbest ging. Het behoeft verder geen betoog dat er maatregelen getroffen hadden moeten worden ter bescherming van het milieu en het personeel en dat is niet gebeurd. Derhalve kunnen deze feiten – met uitzondering van feit 16 – wettig en overtuigend bewezen worden verklaard (
feit 13 primair, 14 en 15 van 04/850428-11).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feiten 1 en 2 van 04/804180-11 en feiten 1 tot en met 6 en feiten 10 tot en met 16 van 04/850428-12. De feiten 3 (criminele Opiumwet-organisatie) en 4 (witwassen, doch met uitzondering van het pand [adres 1] te Horn) van 04/804180-11 kunnen bewezen verklaard worden, evenals de feiten 7 (criminele organisatie), 8 (valsheid in geschrift, doch met uitzondering van het Europees schadeformulier) en 9 (oplichting, doch met uitzondering van [naam aangever 1] ) van 04/850428-12. In het bijzonder waar de standpunten van de verdediging en officier van justitie afwijken, heeft de raadsman daartoe het navolgende aangevoerd.
Wat betreft de hennepteelt (
feit 1 van 04/804180-11) heeft verdachte alleen panden geregeld en die rol is onvoldoende om hem als medepleger aan te merken. Voor de levering van 104 kilogram hennep (
feit 2 van 04/804180-11) ontbreekt zowel een nauwe en bewuste samenwerking als opzet bij verdachte. Bij de stroomdiefstal (
feiten 2 tot en met 6 van 04/850428-12) is de faciliterende rol van verdachte onvoldoende om te kunnen spreken van medeplegen van en, al dan niet voorwaardelijk, opzet op het stelen van stroom; er ontbreken immers concrete gedragingen ten aanzien van de diefstallen. De boxer-automaat (
feit 10 van 04/850428-12) was reeds, voltooid, wederrechtelijk toegeëigend; verdachte heeft hierin geen rol gehad. Voor de oplichting van [benadeelde partij x] (
feit 12 van 04/850428-12) is te veel twijfel over de opzet van verdachte en het medeplegen. Ter zake de diverse asbest-feiten (
feiten 13 tot en met 16 van 04/850428-12) was verdachte niet betrokken bij het voortraject daarvan in 2010. Bovendien had verdachte het vermoeden dat het om asbestplaten ging, waardoor hij externe bedrijven inschakelde, die vervolgens simpelweg aan de slag gingen, waardoor verdachte er vanuit kon gaan dat geen sprake was van asbestgevaar.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Via de Criminele Inlichtingen Eenheid en Meld Misdaad Anoniem werd in 2010 en 2011 informatie ontvangen over -kort gezegd- grootschalige hennepteelt door onder meer [medeverdachte 1] en [verdachte 1] . Dit leidde tot het onderzoek genaamd 65-Audi. Gedurende dit onderzoek werd gebruikt gemaakt van onder andere telefoontaps en observaties en werden diverse hennepkwekerijen aangetroffen. Het onderzoek 65-Audi leidde uiteindelijk tot de verdenking van hennepteelt, diefstal van stroom, criminele organisaties, oplichting, valsheid in geschrift en asbestdelicten tegen 17 verdachten. Medio 2014 en 2015 is reeds vonnis gewezen in 11 zaken. Vandaag wijst de rechtbank ook vonnis in de zaken van de zes hoofdverdachten, zijnde de verdachten die ook deelgenomen zouden hebben aan een criminele organisatie.
Verdachte is uiteindelijk gedagvaard wegens bedrijfsmatige hennepteelt met diefstal van stroom, hennephandel, deelname aan een criminele Opiumwet-organisatie, witwassen, deelname aan een criminele organisatie ex art. 140 Sr, valsheid in geschrift, oplichting, verduistering en vier asbestdelicten. Vanwege de aard en samenhang van de diverse feiten, zal de rechtbank allereerst de hennepteelt, de hennephandel en de criminele Opiumwet-organisatie bespreken (feiten 1 t/m 3 van 04/804180-11) gevolgd door de afzonderlijk ten laste gelegde hennepkwekerij te Maasbree (feit 1 van 04/850428-12) en de elektriciteitsdiefstallen (feiten 2 t/m 6 van 04/850428-12). De rechtbank zal vervolgens het witwassen (feit 4 van 04/804180-11), de valsheid in geschrift (feit 8 van 04/850428-12) en de criminele organisatie ex art. 140 Sr (feit 7 04/850428-12) bespreken. De overige feiten zullen wel op de in de dagvaarding vermelde volgorde worden besproken.
Telefoontaps
Gedurende het opsporingsonderzoek is een groot aantal telefoongesprekken opgenomen en beluisterd. In het dossier bevinden zich dan ook veel verslagen van tapgesprekken. De rechtbank zal diverse van die tapverslagen gebruiken voor het bewijs. De rechtbank zal daarbij als uitgangspunt nemen dat de gebruiker van het telefoonnummer
[telefoonnummer 1][medeverdachte 1] [2] betrof en de gebruiker van de telefoonnummers
[telefoonnummer 2]en
[telefoonnummer 3][verdachte 1] [3] . Bovendien vermelden de identificatie-processen-verbaal dat zowel [medeverdachte 1] als [verdachte 1] ook andere telefoonnummers gebruikten. Tijdens het uitluisteren van de telefoongesprekken waarbij [medeverdachte 1] dan wel [verdachte 1] gebruik maakte van andere telefoonnummers, werd door de betrokken uitwerkende verbalisant een stemvergelijking gedaan. Daar waar het ging om [medeverdachte 1] dan wel [verdachte 1] werd dit in het uitgewerkte tapgesprek als zodanig vermeld.
Hennep en criminele Opiumwet-organisatie (feiten 1, 2 en 3 van 04/804180-11)
Deze feiten gaan over de verwijten dat verdachte met anderen hennep heeft gekweekt in de panden aan de [adres 4] te Horn, [adres 5] te Haelen, [adres 6] te Sint Odiliënberg, en de [adres 7] te Roermond, en voorts dat verdachte een drogerij aan de [adres 8] te Susteren heeft geëxploiteerd, dat hij met anderen 104,32 kilogram hennep heeft verhandeld en dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie gericht op hennepteelt en hennephandel.
Hierna zal de rechtbank deze verwijten bespreken. Vanwege de nauwe samenhang zullen ze gezamenlijk worden besproken. Daarbij gaat de rechtbank ook (grotendeels) in op de zaken van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] die (deels) dezelfde feiten op hun dagvaarding hebben staan in verband met de onderlinge samenhang en het verwijt dat zij ook lid zouden zijn van een criminele organisatie gericht op hennepteelt en hennephandel.
Toetsingskader criminele organisatie
Om te kunnen spreken van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en daarmee ook artikel 11a van de Opiumwet is een aantal aspecten van belang. Vereist is dat sprake is van een gestructureerd samenwerkingsverband tussen twee of meer personen. Dat samenwerkingsverband moet over een zekere duurzaamheid beschikken. Het oogmerk van de criminele organisatie dient gericht te zijn op het plegen van misdrijven. Een betrokkene moet weten, in de zin van onvoorwaardelijke opzet, dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, maar hij hoeft niet enige vorm van opzet te hebben gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven. Voor deelname aan de criminele organisatie is niet vereist dat een betrokkene deelneemt aan de misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie is gericht. Evenmin is vereist dat een betrokkene samenwerkt of bekend is met alle personen die deel uitmaken van de criminele organisatie. Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van een misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en – dus – het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. Daarbij moet worden opgemerkt dat niet iedere bijdrage kan leiden tot het oordeel dat iemand deel uitmaakt van de organisatie. De bijdrage moet een zekere duur en intensiteit hebben.
De organisatie
De rechtbank constateert allereerst dát er een organisatie was waarvan, in elk geval, verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] deel uitmaakten. Zulks blijkt alleen al uit de op 27 november 2013 afgelegde verklaring van
verdachte [4] , die onder meer inhoudt: “Van de organisatie maakten deel uit: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en ik. Dat was de top. [medeverdachte 1] stuurde alles aan. De activiteiten bestonden uit het telen van hennep en alles wat daarbij komt kijken. Ik faciliteerde hem om bepaalde dingen af te dekken en ben betrokken geweest bij onder andere het verkrijgen van de panden voor de hennepteelt. [medeverdachte 1] had het voor het zeggen. Hij had de zeggenschap. Het team was zo goed, dat er eigenlijk niets gezegd hoefde te worden. [medeverdachte 2] deed de stroom, de verzorging en het opzetten. Iedereen had zijn taak en kende zijn taak. Stel dat er over de telefoon gesproken moest worden, omdat we elkaar niet konden treffen, dan was het “de fiets was mooi en heeft weinig kilometers.” Dat betekent dat het pand geschikt is en dat er niet in gekweekt was. In totaal zijn er 18 kwekerijen geweest in de periode dat ik met [medeverdachte 1] samenwerkte.”
Het oogmerk van de organisatie: hennep
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of deze organisatie ook daadwerkelijk een criminele organisatie is. Daartoe is, zoals hiervoor reeds naar voren gebracht, van belang of dit samenwerkingsverband ziet op het plegen van misdrijven, en zo ja, welke. De organisatie waar verdachte deel van uitmaakte zou gericht zijn op hennepteelt en de handel in hennep. De rechtbank zal nu dan ook de feiten bespreken die daarop betrekking hebben.
De hennepplantage aan de [adres 4] te Horn
Op 9 maart 2011 komt er een melding bij de politie van de verhuurder van het pand, de heer [naam verhuurder] , dat hij een hennepkwekerij in zijn bedrijfspand aan de [adres 4] in Horn heeft aangetroffen. [5] [naam verhuurder] had dit pand verhuurd aan [naam huurder 1] , die het pand weer had onderverhuurd aan [bedrijf 2] . Volgens de Kamer van Koophandel (KvK) was [medeverdachte 3] (Rb: de zus van verdachte) bestuurder van dit bedrijf. [6]
Op 9 maart 2011 gaat de politie ter plaatse op het adres [adres 4] te Horn. Op de begane grond van het bedrijfspand werd een hennepkwekerij aangetroffen. Het bedrijfspand was verdeeld in 2 ruimtes, waarvan het achterste gedeelte ingericht was als een hennepkwekerij. In de kwekerij werden in een eerste ruimte 588 hennepplanten en in een tweede ruimte 697 hennepplanten aangetroffen. [7] Uit beide ruimtes afzonderlijk werd één hennepplant onderworpen aan een MMC Narcoticatest. De hennepplanten werden op uiterlijke kenmerken herkend als hennep en werden vervolgens, middels genoemde MMC-test, ook positief getest op de aanwezigheid van THC. [8]
Verdachte [9] verklaart onder meer als volgt: “Ik heb het pand geregeld via [naam huurder 1] van de [bedrijf 3] . [medeverdachte 2] heeft de kwekerij opgezet. Het waren 1285 planten en ze stonden er net twee dagen. [medeverdachte 1] betaalde de kosten. Afspraak was 15% ging naar mij, 15% naar [medeverdachte 2] en 10% naar [naam huurder 1] (Rb; de eigenaar van de [bedrijf 3] ). De rest was voor [medeverdachte 1] . Alleen [medeverdachte 2] had een sleutel, hij was de kwekerij nog aan het opzetten. [bedrijf 2] werd op naam gezet van [medeverdachte 3] als bestuurder. [medeverdachte 3] moest die op haar naam zetten om uit te proberen. [medeverdachte 1] was 99% aandeelhouder en zijn vader 1%. [medeverdachte 3] moest in het bedrijf, omdat er iemand in moest. Ze heeft er geen verstand van. Dat is ook het belangrijkste, dat je niet weet hoe het werkt en wat er gebeurt. [bedrijf 2] was een lege BV. Ik heb die opgekocht en [medeverdachte 1] heeft die betaald. [bedrijf 2] is er tussen gezet om jullie uit het zicht te houden. [bedrijf 2] was een bestaand bedrijf dat is overgenomen om de constructie op te zetten. De [adres 4] was een proef.”
De hennepplantage aan de [adres 5] te Haelen
Op 19 april 2011 werd in het pand aan de [adres 5] te Haelen een hennepkwekerij aangetroffen op de eerste en tweede verdieping van het pand, verdeeld over 3 ruimtes met in totaal 781 planten. [10] Uit de drie ruimtes werd afzonderlijk één hennepplant onderworpen aan een MMC Narcoticatest. De hennepplanten werden op uiterlijke kenmerken herkend als hennep en werden vervolgens, middels genoemde MMC-test, ook positief getest op de aanwezigheid van THC. [11]
Verdachte [12] verklaart onder meer als volgt: “Volgens mij zijn aan de [adres 5] te Haelen 781 of 718 planten aangetroffen. Mijn zus had geen woonadres en toen heeft ze aan mij gevraagd om een woning voor haar te regelen. Ik heb toen makelaar [naam makelaar] gebeld om dat pand te huren. Bij die kwekerij zijn [medeverdachte 1] , mijn zus en ik betrokken. [medeverdachte 1] richtte de kwekerij in. Mijn zus en ik zouden samen 15% krijgen. Mijn zus en [medeverdachte 1] hadden een sleutel. [medeverdachte 1] was verantwoordelijk voor die hennepkwekerij. Hij heeft alles gefinancierd, maar er is nooit opbrengst geweest. Ik heb bemiddeld bij de huur van het pand. [medeverdachte 1] verzorgde de plantjes. Niemand woonde in dat pand. De dag van het knippen is de politie binnengevallen. De oogst was rijp.”
De hennepplantage aan de [adres 6] te Sint Odiliënberg
Op 20 juli 2011 is de politie binnengetreden op het adres [adres 6] te Sint Odiliënberg. In het pand werd een gebruiksklare inrichting voor hennepteelt aangetroffen. De inrichting was onderverdeeld in vier afzonderlijke – voor de teelt van hennep bestemde – ruimtes en werd aangetroffen op de eerste etage en op de zolder. In de woning bleken na telling in de vier ruimtes gezamenlijk 1049 hennepplanten aanwezig te zijn. [13] Uit deze ruimtes werd afzonderlijk telkens één henneptop onderworpen aan een MMC Narcoticatest. De hennepplanten werden op uiterlijke kenmerken herkend als hennep en werden vervolgens, middels genoemde MMC-test, ook positief getest op de aanwezigheid van THC. [14]
Verdachte [15] verklaart op 25 oktober 2013 onder meer als volgt: “Meneer [medeverdachte 4] was betrokken bij het pand op de [adres 6] in Sint Odiliënberg en heeft het pand gehuurd. Ik heb de makelaar gebeld en een afspraak gemaakt en we zijn met meneer [medeverdachte 4] daar naar toe gegaan. Ook de echtgenote van meneer [medeverdachte 4] was erbij. Zij wisten ook dat er gekweekt zou gaan worden in dat pand. Er zijn ook afspraken gemaakt met hem. [medeverdachte 1] heeft die afspraken gemaakt. Uiteindelijk hebben we een afspraak gemaakt en zijn we met de makelaar, de pandeigenaar en de eigenaresse daar geweest. [medeverdachte 1] was er niet bij. Er is borg betaald en huur betaald. Meneer [medeverdachte 4] heeft dit betaald. [medeverdachte 1] heeft het eerst aan hem gegeven en daarna heeft hij het betaald. Daarna zijn er 1.100 of 1.200 planten ingezet. Het pand is gehuurd en na zes weken is de kwekerij opgerold.”
Op 26 november 2013 verklaart
verdachte [16] als volgt: “ [medeverdachte 2] heeft de kwekerij opgebouwd en verzorgd. [medeverdachte 1] heeft gefinancierd. Ik heb bemiddeld bij het huren van het pand. De eerste oogst is gelijk opgerold. Er is geen opbrengst geweest. Wiet is verdriet.”
De hennepplantage aan de [adres 7] te Roermond
Op 29 augustus 2011 is de politie binnengetreden op het adres [adres 7] te Roermond. In twee afzonderlijke ruimtes werden 529 (ruimte 1) en 576 (ruimte 2) hennepplanten aangetroffen. [17] Uit de twee ruimtes werd afzonderlijk telkens één (gedeeltelijk voldragen) bloemtop onderworpen aan een MMC Narcoticatest. De toppen werden op uiterlijke kenmerken herkend als hennep en werden vervolgens, middels genoemde MMC-test, ook positief getest op de aanwezigheid van THC. [18]
Op 25 oktober 2013 verklaart
verdachte [19] als volgt: “De [adres 7] had ik via [naam makelaar] geregeld. Dit pand is gehuurd op naam van [naam huurder 2] . Hij is door de politie aangehouden in het pand, toen de inval plaatsvond. Hij zat daar destijds binnen met zijn hond. De huren van de panden werden door [medeverdachte 1] betaald. Het pand aan de [adres 7] werd via [naam huurder 2] betaald.”
Op 26 november 2013 verklaart
verdachte [20] als volgt: “ [naam huurder 2] verzorgde de planten en woonde daar. Hij kreeg een aandeel van 15%. We hebben het over een periode van een jaar. Daarbij waren betrokken [medeverdachte 1] , [naam huurder 2] , [naam huurder 1] en ik voor de bemiddeling. Er stonden 1100 planten. De opbrengst was iets van 270.000,00 euro. Er komt een oogst uit en dat wordt nat verkocht. Voor elke partij die er uit de kwekerij kwam, kwam een opkoper. [medeverdachte 1] regelde de verkoop.”
De rechtbank constateert dat sprake was van vier hennepplantages waarbij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] betrokken waren. Daaruit blijkt naar het oordeel dan ook direct van het oogmerk van hun organisatie, namelijk de hennepteelt.
De samenstelling van en de rollen in de organisatie
De rechtbank ziet zich vervolgens ook nog voor de vraag gesteld naar de samenstelling van de organisatie, de rollen van de leden en de (onderliggende) verhoudingen daarbij. Hierbij slaat de rechtbank acht op het volgende.
Op 25 oktober 2013 verklaart
verdachte [21] als volgt: “Op een gegeven moment stelde [medeverdachte 1] aan mij voor dat ik voor hen panden zou regelen voor de hennepteelt. Afspraak was dat ik bij elke oogst 15% zou krijgen. Het pand op de [adres 7] was het eerste pand dat ik had gehuurd bij [naam makelaar] . Daarna kwam de [adres 5] in Haelen, de [adres 4] in Horn en daarna Sint Odiliënberg. [medeverdachte 1] betaalde de huren van de panden. Op een bepaald moment vroeg mijn zus [medeverdachte 3] of ik een woning voor haar kon regelen. Zij heeft de [adres 5] gekregen. Zij zou daar eerst gewoon gaan wonen, maar ze zat financieel slecht en daarom zijn in overleg met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] daar 781 planten neergezet. Bij de [adres 6] in Sint Odiliënberg was meneer [medeverdachte 4] betrokken. Met de heer [medeverdachte 4] zijn ook afspraken over het kweken in zijn woning. [medeverdachte 1] heeft die afspraken gemaakt. [medeverdachte 1] gaf het geld voor de huur aan [medeverdachte 4] en die betaalde vervolgens de verhuurder. Ik regelde dat de panden gehuurd werden. [medeverdachte 1] regelde de rest. [medeverdachte 1] financierde ook alles.”
Op 27 november 2013 verklaart
verdachte [22] als volgt: “Van de organisatie maakten deel uit: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en ik. Dat was de top. [medeverdachte 1] stuurde alles aan. De activiteiten bestonden uit het telen van hennep en alles wat daarbij komt kijken. Ik faciliteerde hem om bepaalde dingen af te dekken en ben betrokken geweest bij onder andere het verkrijgen van de panden voor de hennepteelt. [medeverdachte 1] had het voor het zeggen. Hij had de zeggenschap. Het team was zo goed, dat er eigenlijk niets gezegd hoefde te worden. [medeverdachte 2] deed de stroom, de verzorging en het opzetten. Iedereen had zijn taak en kende zijn taak. Stel dat er over de telefoon gesproken moest worden, omdat we elkaar niet konden treffen, dan was het “de fiets was mooi en heeft weinig kilometers.” Dat betekent dat het pand geschikt is en dat er niet in gekweekt was.”
Bovengenoemde verklaringen van verdachte over onder meer zijn rol en de rol van medeverdachte [medeverdachte 1] binnen de organisatie, worden ondersteund door verklaringen van andere medeverdachten. Zo verklaarde
medeverdachte [medeverdachte 3]bijvoorbeeld dat het net was alsof [medeverdachte 1] de koning was. [medeverdachte 1] gaf de opdrachten aan [verdachte 1] en [verdachte 1] zei dat zij zijn naam maar moest noemen bij de politie, maar dat ze de naam van [medeverdachte 1] niet mocht noemen. [23] Over de boete van de energieleverancier van 5.000,00 euro (met betrekking tot het pand [adres 5] te Haelen) verklaarde [medeverdachte 3] dat [verdachte 1] had gezegd dat ze deze boete aan hem moest geven en dat hij die wel zou doorgeven aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zou de boete afbetalen in termijnen van 250,00 euro per maand. Verder verklaarde ze: “Er zijn mensen in Roermond die, als [medeverdachte 1] ergens binnenkomt, uit respect voor hem opstaan.” [24]
Dat medeverdachte [medeverdachte 1] een sturende rol had en dat zijn aandeel wijst op een hoger geplaatste rol binnen de organisatie blijkt onder meer ook uit de volgende
tapgesprekken. De rechtbank merkt daarbij op dat verdachte op 10 november 2011 verklaarde dat hij ‘ [medeverdachte 4] ’ meestal ‘ [bijnaam] ’ noemt. [25]
3 juli 2011 te 21.06 uur [26]
[medeverdachte 4] zegt onder andere: jeetje man.. jullie werken als ware jullie maffia.. je belt de een en de ander belt je meteen terug.. [verdachte 1] antwoordt hierop: jaahh.. organisatie he jongen.
5 juli 2011 te 19.13 uur [27]
[…]
[verdachte 1] : Jongen kijk… je hebt toch die [bijnaam] ..
[medeverdachte 1] : Ja.
[verdachte 1] : die andere heeft hem beloofd dat als deze eruitgaat hij hem 15 zal geven.
[medeverdachte 1] : dat is goed… als hij dat heeft beloofd is dat geen probleem.
[verdachte 1] : hij zegt dus van ik zeg het tegen je dat hij 15 gaat geven.
[medeverdachte 1] : oke.. is geen probleem.. zeg maar tegen [bijnaam] van ik heb [medeverdachte 1] gesproken en alles
verteld… zeg hem maar hij is er niet echt tevreden mee.
[verdachte 1] : ik zeg gewoon zo van waarom ben je het mij niet komen vragen en heb je het die Nederlander gevraagd.
[medeverdachte 1] : zeg dat maar zo.. en ze van dat ik heb gezegd van hebben jullie mijn vertrek afgewacht om te schooieren.. snap je… en zeg maar hij zou je ook 200 euro geven maar dat doet ie ook niet meer.
[verdachte 1] : okee.
[medeverdachte 1] : zeg maar van ik moet nog 200 euro krijgen van iemand.. van [naam] .. en dat aan jou geven.. dat doe ik niet meer.. en dat je mag sterven.. en ..en .. dat ik bezig ben een ticket te regelen.. volgende week komt hij… zeg dat maar letterlijk zo… ook tegen die Nederlander.. zeg maar van hoe durven jullie een besluit te geven… Wie is nou de baas hier…
[verdachte 1] : jongen.. echt.. ik heb het twee keer uitdrukkelijk gevraagd.
[medeverdachte 1] : zij lopen naast hun schoenen.. maar als ik terug ben… dan zal ik het ze inpeperen.
[verdachte 1] : ik zei hem van wie neemt hier nou de besluiten… Jij? Let op wat je spreekt en beloof niets waar je je niet aan kan houden.. Ik zei niets verkeerds en hij zei van waar bemoei jij je mee. Ik zei van ik bemoei me nergens mee.
[medeverdachte 1] : zeg het maar exact zoals ik het jou gezegd heb.
[verdachte 1] : oke is goed.
[medeverdachte 1] : snap je.. verder alles goed.
[verdachte 1] : verder zijn er geen problemen jongen.
[medeverdachte 1] : je kijkt ook de mails na.. zijn er geen problemen?
[verdachte 1] : ja ik lees alles jongen.. ik was vandaag in Horn.
[medeverdachte 1] : ja.
[verdachte 1] : ik ben daarheen gegaan.. geen vuiltje aan de lucht.. heb de post doorgekeken. Niets… ik bel je vader als er iets is.. maar niets aan de hand.
[medeverdachte 1] : verder alles in orde dus.
20 juli 2011 te 13.29 uur [28]
[medeverdachte 4] belt naar zijn echtgenote en vertelt dat de politie een inval heeft gedaan in die woning. [medeverdachte 4] vertelt dat een half uur nadat hij de woning had verlaten de politie aldaar is binnengetreden en toen zij er later langsreden zij zagen dat al het weed in de vrachtwagen werd geladen.
Gebelde: is dinges gekomen… hoe heet die jongen nou
[medeverdachte 4] : wie
Gebelde: die eigenaar… hoe heet die nou
[medeverdachte 4] : een Turk?
Gebelde: [medeverdachte 1] … [medeverdachte 1] …
[medeverdachte 4] : oh die… die zitten nog allemaal in Turkije joh… maar wat jij moet begrijpen is dat het naar Filistijnen is gegaan…
20 juli 2011 te 18.11 uur [29]
[verdachte 1] belt naar [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 1] : is ie eraan.
[verdachte 1] : ja.
[medeverdachte 1] : ja?
[verdachte 1] : ik had je vanmorgen toch gebeld.
[medeverdachte 1] : ja.
[verdachte 1] : na anderhalf uurtje ofzo.. wou je laten weten.. maar wachtte er even mee om je stemming niet te verpesten zo vroeg in de ochtend.. maar hoe ben jij het te weten komen.
[medeverdachte 1] : maar… hoe… staat geschreven.
[verdachte 1] : ja?
[medeverdachte 1] : ja?
[verdachte 1] : ja kijk.. ik zei je toch van we gaan sms sturen en zo..
[medeverdachte 1] : ja.
[verdachte 1] : dat heeft hij gedaan… een smsje gestuurd.. een seconde later belde hij in.
[medeverdachte 1] : en wat zei hij.
[verdachte 1] : hij zei tegen opa dat de smerissen die bij hem waren gekomen en hij vroeg van waarom dan waarop hij zei dat ze naar binnen wilden.
[medeverdachte 1] : ja?
[verdachte 1] : en toen zijn wij daar langs gereden en zij waren daar aan het dingussen dus.. ik het ook tegen die dinges gezegd.. die lange…
[medeverdachte 1] : ja.
[verdachte 1] : die heb ik ook meteen verteld van zus en zo gebeurd en als ie wilde konden we gaan kijken maar hij zei neen neen is goed..
[medeverdachte 1] : hm
[verdachte 1] : en die zegt nu ook van wat moet ik doen en dit en dat… ik zei van er valt niets te doen.. je weet wat de afspraken zijn en hij zei van niet deswege maar wat moet ik nu doen.. ik zei van niets… ja wat moet ie doen? Opdat ik weet..
[medeverdachte 1] : daar was niemand aanwezig he..
[verdachte 1] : neen.. hij was weg.. weet je wat het is jongen… toen we je belden was ie net aangekomen.. en na 5 à 10 minuten hebben ze het dus ingevallen.
[medeverdachte 1] : oké.. dan moet ie die dinges weggooien…
[verdachte 1] : nee dat zit goed. Ik heb het zelf volledig eruitgetrokken/eruitgehaald.. en heb het die ander ook gezegd van dat ie er uit moest halen.. en gooi jij het maar daar in de zee..
[medeverdachte 1] : goed.
[verdachte 1] : shit joh.. maar goed.. mijn ouders zijn hier ik kan even niet vrij praten tegen jou.
[medeverdachte 1] : bel me straks.
[verdachte 1] : oké doe ik.
20 juli 2011 te 18.18 uur [30]
[verdachte 1] belt naar [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 1] : ja.
[verdachte 1] : zeg het eens.
[medeverdachte 1] : ga al die dinges… mocht het niet weg zijn.. die je verstuurde toch… waar je iets schreef enzo.
[verdachte 1] : ja.
[medeverdachte 1] : maak dat allemaal schoon.. en doe opnieuw.. weet ik veel doe iets.
[verdachte 1] : oké is goed..
[medeverdachte 1] : want dan kunnen ze zien waar je met die ooit bent heen gereden.
[verdachte 1] : is goed.. ik haal hem eruit oké.
[medeverdachte 1] : en zeg tegen die rund dat ie weg moet ofzo.. weet ik veel..
[verdachte 1] : oké is goed joh.
20 juli 2011 te 21.30 uur [31]
[verdachte 1] belt naar [medeverdachte 1] .
[verdachte 1] : ik heb alles gedingest en heb nu een onderverhuurcontract opgemaakt.
[medeverdachte 1] : ja
[verdachte 1] : die ga ik nu uitprinten en geef ik die aan
[medeverdachte 1] : aan wie
[verdachte 1] : aan (onverstaandbaar) [bijnaam]
[medeverdachte 1] : wat
[verdachte 1] : ik ga het onderverhuurcontract aan [bijnaam] geven en die gaat er dan mee…
[medeverdachte 1] : oh.. oké.. de wagen aan een ander dingessen.. ja…
[verdachte 1] : ja
[medeverdachte 1] : jajaja
[verdachte 1] : en je hebt die lange.. die…eh… die andere wagen toch.. die ik heb..
[medeverdachte 1] : ja
[verdachte 1] : daarvan is de belasting nog niet betaald..
[medeverdachte 1] : laat hem dat maar zelf betalen verdomme
[verdachte 1] : je weet wel wat ik bedoel he
[medeverdachte 1] : jajaja
[verdachte 1] : die waar ik duizend lira schuld aan ben verschuldigd.
[medeverdachte 1] : laat hem dat maar zelf betalen
[verdachte 1] : ja!
[medeverdachte 1] : ja, zeg maar tegen hem.. ik ga sowieso neuken.. doe iets he ouwe voor ik terug ben.. er moet iets zijn he als ik terug ben.. ik heb zelf ook helemaal niets bij me..
[verdachte 1] : neen dat is goed.. want ik ga nu.. had tegen mij gezegd van het regel het… waarop ik het heb genomen maar ik weet niet zeker als ik dat kan, ik hou er niets aan over zei ik..
[medeverdachte 1] : ja hij weet toch.. anders pakt ie zelf wel.
[verdachte 1] : oké.
[medeverdachte 1] : dus hij moet maar gewoon zelf betalen.. en zorg dat hij die betaalt.
[verdachte 1] : ik zal hem morgen laten betalen.
[medeverdachte 1] : doe iets he.. iets.. ehh… ik hoef jou niets te zeggen he.. ik ben echt vet ontstemd.. ik denk dat ik maandag terugkom.
20 juli 2011 [32]
Op 20 juli 2011 worden op het toestel van [verdachte 1] sms-berichten ontvangen van [medeverdachte 1] , met als inhoud:
  • regel het netjes af. En ik ben echt kwaad, serieus, jullie zijn uitgeteld als ik terug ben.
  • En ik ben echt vet kwaad.
De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op voornoemde verklaringen, tapgesprekken en sms-berichten in onderlinge samenhang bezien staat hiermee vast welke rol verdachte vervulde binnen de organisatie. Verdachte regelde de panden, faciliteerde medeverdachte [medeverdachte 1] en verving hem waar nodig. Verder hield hij [medeverdachte 1] op de hoogte van de ontwikkelingen binnen de organisatie. Daarmee staat wel vast dat hij een belangrijke rol speelde binnen de organisatie. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft een sturende rol en zijn aandeel wijst op een hooggeplaatste rol binnen de organisatie. Hij neemt beslissingen op een niveau dat de rechtbank niet bij de andere leden van de organisatie ziet. Hij gaf opdrachten aan verdachte, had de zeggenschap en financierde de hennepkwekerijen.
Is er sprake van medeplegen bij de hennepteelt?
De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat op de vier genoemde adressen hennepkwekerijen werden geëxploiteerd en dat daarbij diverse personen, waaronder ook verdachte, betrokken waren. Hiervoor heeft de rechtbank tevens geconstateerd wat de rol van verdachte daarbij en in de organisatie was. De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of de rol van verdachte bij de hennepplantages ook daadwerkelijk als medeplegen aangemerkt kan worden. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
In het arrest van de Hoge Raad van 2 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3474) zijn de vereisten voor het aannemen van medeplegen nog eens op een rij gezet, met name voor het geval er geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, maar de bijdrage door de verdachte is geleverd vóór of na het tenlastegelegde feit. Er moet sprake zijn van nauwe en bewuste samenwerking. De Hoge Raad benadrukt dat de intellectuele en/of materiele bijdrage van de persoon die de handeling niet zelf heeft verricht van voldoende gewicht moet zijn. Daarbij kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
Met in achtneming van dit toetsingskader komt de rechtbank tot het navolgende. Ten aanzien van de rol van verdachte met betrekking tot de hennepkwekerijen in zijn algemeenheid kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat verdachte niet alleen panden heeft geregeld ten behoeve van de hennepteelt, maar dat hij ook meedeelde in de winsten en was hij de rechterhand van de persoon die de leiding had: medeverdachte [medeverdachte 1] . Hij faciliteerde hem, verving hem waar nodig en hield hem op de hoogte van de ontwikkelingen binnen de organisatie. Medeverdachte [medeverdachte 1] was belast met de aansturing en financiering van de kwekerijen en had een leidende rol in het geheel. Andere personen waren weer belast met het aansluiten van elektriciteit, het inrichten van de kwekerijen en het bewaken van de panden. Bij elke kwekerij afzonderlijk was naar het oordeel van de rechtbank op dat moment een hecht samenwerkingsverband tussen verdachte en zijn medeverdachten, waarin verdachte in een vaste modus operandi met de medeverdachte(n) samenwerkte en daarin een eigen en onmisbare rol vervulde. Dit tezamen maakt dat verdachte een zo wezenlijke bijdrage heeft geleverd dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen, en dus van medeplegen, bij alle vier de hennepkwekerijen.
Evenzeer is de rechtbank ervan overtuigd dat een en ander is gedaan in de uitoefening van een beroep of bedrijf, gelet op de omvang van de plantages en de professionele inrichting ervan. Dit is duidelijk niet het werk geweest van personen die “het er bij deden” maar van professionals die daar beroepshalve mee bezig waren.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van bedrijfsmatige hennepteelt aan de [adres 4] te Horn, de [adres 5] te Haelen, de [adres 6] te Sint Odiliënberg en de [adres 7] te Roermond, zoals ten laste gelegd onder feit 1 van 04/804180-11.
Hennepdeal en de hennepdrogerij aan de [adres 8] te Susteren
Met de officier van justitie (voor zover het de hennepdrogerij betreft) en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op grond van de stukken in het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich – kort gezegd – schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) de overdracht van 104,32 kilogram hennep (feit 2 van 04/804180-11) en het exploiteren van een hennepdrogerij (onderdeel van feit 1 van 04/804180-11). Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het
tapgesprekvan 26 april 2011 te 21.46 uur tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] komt het volgende naar voren. [medeverdachte 1] belt naar verdachte: [verdachte 1] zegt dat hij ‘hem’ een sms had gestuurd en dat ‘hij’ zei dat dat geen probleem was, zeg maar de tijd. [medeverdachte 1] zegt zeg maar tussen 2 en 4 en zeg maar dat hij ( [medeverdachte 1] ) ‘hem’ altijd een uurtje van te voren belt. Zeg hem dat het wel 100% moet lukken. [verdachte 1] zegt dat ‘hij’ nu net had geschreven en zegt “dit is een schoon nummer. Hoeveel is en wat moet je beuren.” [medeverdachte 1] zegt zeg maar gewoon. Zeg maar de afspraak van verleden keer. Zeg maar dezelfde auto, zelfde prijs. Is ook een 5 serie. [verdachte 1] zegt ik heb horloge tegen hem gezegd. Die horloge die ik heb. [medeverdachte 1] zegt is goed hij kan die horloge inruilen voor die auto. Is geen probleem.
[medeverdachte 1] zegt is geen probleem maar hij moet de afspraak van verleden keer is hetzelfde. Zeg maar dat ik het 100% zeker moet weten anders komt iemand anders het halen.
[verdachte 1] vraagt ja, bij mij thuis? [medeverdachte 1] zegt je weet toch de afspraak van verleden keer, wat heb ik jou nou gezegd. [verdachte 1] zegt ja, ja is goed. Ik laat je nog weten.
Op 27 april 2011 – een dag later – zijn er diverse
observatiesuitgevoerd op de [adres 3] te Roermond (woning van medeverdachte [medeverdachte 1] ), waarbij verschillende personenauto’s en personen (waaronder medeverdachte [medeverdachte 1] ) bij de woning zijn waargenomen. Zo is waargenomen dat een Honda Concerto korte tijd in de garage van de woning geweest. Deze Honda reed, na in de garage te zijn geweest, vervolgens naar de woning aan de [adres 8] te Susteren, waar werd waargenomen dat er kennelijk spullen werden uitgeladen en de garage werden binnen gebracht. Later die dag is 104,32 kilogram hennep aangetroffen in een als hennepdrogerij ingerichte verborgen ruimte in de garage van het pand [adres 8] te Susteren.
Verdachteheeft verklaard bij de politie dat hij niet bij de overdracht van de hennep betrokken is geweest en dat hij niks te maken heeft met de aangetroffen hennepdrogerij in Susteren.
De rechtbank acht geen bewijs voorhanden dat verdachte enige uitvoeringshandeling heeft verricht die hem in verband brengt met de overdracht van 104,32 kilogram hennep. Weliswaar blijkt uit voornoemd tapgesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] dat er gesproken wordt over een ‘afspraak’ en was verdachte kennelijk wel op de hoogte, maar uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte directe betrokkenheid heeft gehad bij de overdracht van 104,32 kilo hennep. Evenmin kan op basis van deze bewijsmiddelen worden vastgesteld dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de aangetroffen hennepdrogerij. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de hennepdeal (feit 2 van 04/804180-11) en het bezit van de ruim 100 kilogram hennep in de drogerij (onderdeel van feit 1 van 04/804180-11).
Conclusies ten aanzien van de criminele organisatie
Voldoende is dat komt vast te staan dat sprake was van een duurzaam samenwerkingsverband met een gezamenlijk crimineel doel. Dat is naar het oordeel van de rechtbank in deze het geval. Op grond van wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen staat vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] betrokken zijn geweest bij het telen van hennep in de panden aan de [adres 4] te Horn, [adres 5] te Haelen, de [adres 6] te Sint Odiliënberg en de [adres 7] te Roermond. De manier waarop dat is gebeurd getuigt van een gestructureerd samenwerkingsverband. Uit het dossier blijkt dat personen een specifieke rol speelden in de organisatie en dat er sprake was van een onderlinge taakverdeling, expertise en hiërarchie. Verdachte vervulde in de criminele organisatie ook een wezenlijke rol. Hij was vooral belast met het huren van de panden ten behoeve van de hennepteelt. Hij faciliteerde medeverdachte [medeverdachte 1] en verving hem waar nodig. Verder hield hij [medeverdachte 1] op de hoogte van de ontwikkelingen binnen de organisatie. Andere personen waren weer belast met de aansturing en financiering van de kwekerijen, met het aansluiten van elektriciteit, het inrichten van de kwekerijen en het bewaken van de panden. Verder maakte men binnen de organisatie in de onderlinge telefonische contacten gebruik van versluierde taal en gebruikte men bijnamen. Het samenwerkingsverband tussen deze personen getuigt derhalve van een doordachte aanpak. Het team was volgens verdachte zo goed dat er niks gezegd hoefde te worden. Iedereen had zijn taak en kende zijn taak. Zonder gestructureerde samenwerking tussen meerdere personen is dit niet te organiseren. Duurzaam is het samenwerkingsverband ook. Met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verdachte gedurende een langere periode samengewerkt. De bewezenverklaarde periode strekt zich uit van 13 augustus 2010 tot en met 8 november 2011, een aanzienlijke periode dus.
Op voornoemde gronden acht de rechtbank verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] schuldig aan deelname aan een criminele organisatie gericht op softdrugs.
Hennepteelt en stroomdiefstal te Maasbree (feiten 1 en 6 van 04/850428-12)
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op grond van de stukken in het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich – kort gezegd – schuldig heeft gemaakt aan het exploiteren van een hennepkwekerij aan de [adres 9] te Maasbree. De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen onvoldoende kan worden afgeleid dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de aangetroffen hennepkwekerij te Maasbree en de geconstateerde fraude aan de elektriciteitsmeter. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1 en 6 ten laste gelegde.
Stroomdiefstal (feiten 2 tot en met 5 van 04/850428-12)
Op grond van wat de rechtbank hiervoor bij feit 1 van 04/804180-11 heeft overwogen staat vast dat verdachte samen met anderen betrokken is geweest bij het (medeplegen van) het telen van hennep in de panden aan de [adres 4] te Horn, [adres 5] te Haelen, de [adres 6] te Sint Odiliënberg en de [adres 7] te Roermond.
Door [bedrijf 22] zijn verschillende aangiftes gedaan vanwege afname van elektriciteit buiten de meter om in de panden aan de [adres 4] te Horn, [adres 5] te Haelen, de [adres 6] te Sint Odiliënberg en de [adres 7] te Roermond. Uit deze aangiftes blijkt het volgende.
[adres 4] Horn: [bedrijf 22] deed
aangifte [33] van diefstal van energie. Deze aangifte vermeldt onder meer dat de fraude-inspecteur op 9 maart 2011 een onderzoek heeft ingesteld naar de meetinrichting aan de [adres 4] te Horn. Daarbij constateerde hij verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Hij zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken, dat er een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt en dat de hoofdbeveiliging was verzwaard. De illegale aansluiting liep buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepplantage en voorzag deze van elektriciteit. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd. De hennepplantage was ingericht in twee verschillende ruimtes en de aangetroffen teelt was tenminste zeven dagen oud in beide ruimtes. Uit de berekening blijkt dat minimaal 7.260 kWh is illegaal weggenomen. De
factuurvan [bedrijf 22] [34] bedraagt 1.163,68 euro van welk bedrag 539,42 euro verbruik elektriciteit betreft.
[adres 5] Haelen: [bedrijf 22] deed
aangifte [35] van diefstal van energie. Deze aangifte vermeldt onder meer dat de fraude-inspecteur op 19 april 2011 een onderzoek heeft ingesteld naar de meetinrichting aan de [adres 5] te Haelen. Daarbij constateerde hij verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Hij zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken, dat er een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt en dat de hoofdbeveiliging was verzwaard. De illegale aansluiting liep buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepplantage en voorzag deze van elektriciteit. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd. De hennepplantage was ingericht in drie verschillende ruimtes en de aangetroffen teelt was tenminste 63 dagen oud in alle drie de ruimtes. Uit de berekening blijkt dat minimaal 34.592 kWh illegaal is weggenomen. De
factuurvan [bedrijf 22] [36] bedraagt 3.677,60 euro, van welk bedrag 2.570,19 euro verbruik elektriciteit betreft.
[adres 6] St. Odiliënberg: [bedrijf 22] deed
aangifte [37] van diefstal van energie. Deze aangifte vermeldt onder meer dat de fraude-inspecteur op 20 juli 2011 een onderzoek heeft ingesteld naar de meetinrichting aan de [adres 6] te Sint Odiliënberg. Daarbij constateerde hij verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie, namelijk een ongeoorloofde opening van het deksel van de aansluitkast, een illegale aftakking vóór de hoofdbeveiliging en verzwaring van de hoofdbeveiliging. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage en het huishoudelijk verbruik niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd. Uit de berekening blijkt dat minimaal 46.276 kWh illegaal is afgenomen. De
factuurvan [bedrijf 22] [38] bedraagt 4.189.75 euro, waarvan 3.290,22 euro het elektriciteitsverbruik betreft.
[adres 7] Roermond: [bedrijf 22] deed
aangifte [39] van diefstal van energie. Deze aangifte vermeldt onder meer dat de fraude-inspecteur op 29 augustus 2011 een onderzoek heeft ingesteld naar de meetinrichting aan de [adres 7] te Roermond. Daarbij constateerde hij verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Hij trof aan een illegale aftakking op de hoofdkabel en vermogensfraude. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct geregistreerd. Uit onderzoek blijkt dat er minimaal 87.752 kWh illegaal is afgenomen, uitgaande van één voorgaande oogst in beide ruimtes en de aangetroffen teelten van tenminste 63 dagen oud in beide ruimtes. De
factuurvan [bedrijf 22] [40] bedraagt 8.715,79 euro van welk bedrag 6.239,17 euro verbruik elektriciteit betreft.
Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de diefstallen van stroom acht de rechtbank voorts de volgende afgelegde verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] redengevend.
Ten aanzien van de [adres 5] te Haelen verklaarde medeverdachte
[medeverdachte 3] [41] - zakelijk weergegeven - dat zij een brief van de energieleverancier had gekregen. Het was een boete van 5.000,00 euro en [verdachte 1] zei dat zij deze boete maar aan hem moest geven zodat hij die wel zou doorgeven aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zou de boete afbetalen in termijnen van 250,00 euro per maand.
Verdachteverklaarde verder ten aanzien van deze hennepkwekerij dat de dag dat er geknipt zou worden, de politie is binnengevallen. [42]
Ten aanzien van de [adres 6] te Sint Odiliënberg verklaarde
verdachte [43] - zakelijk weergegeven - dat [medeverdachte 2] de hennepkwekerij heeft opgebouwd en verzorgd. [medeverdachte 1] heeft gefinancierd en [verdachte 1] heeft bemiddeld bij het huren van het pand. De eerste oogst is gelijk opgerold. De elektriciteit is door niemand betaald, er is een regeling getroffen door [medeverdachte 4] .
Op 27 november 2013 verklaarde
verdachte [44] als volgt: “Van de organisatie maakten deel uit: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en ik. Dat was de top. [medeverdachte 1] stuurde alles aan. De activiteiten bestonden uit het telen van hennep en alles wat daarbij komt kijken. Ik faciliteerde hem om bepaalde dingen af te dekken en ben betrokken geweest bij onder andere het verkrijgen van de panden voor de hennepteelt. [medeverdachte 1] had het voor het zeggen. Hij had de zeggenschap. Het team was zo goed, dat er eigenlijk niets gezegd hoefde te worden. [medeverdachte 2] deed de stroom, de verzorging en het opzetten. Iedereen had zijn taak en kende zijn taak.”
Ter terechtzitting van 29 februari 2016 verklaarde
verdachtedat hij op enig moment wist dat er illegaal stroom werd afgetapt.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan deze diefstallen. Vast staat dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het telen van hennep in deze panden en dat hij in dit verband deel uit maakte van een criminele organisatie. Op basis van de aangiftes van [bedrijf 22] is vast komen te staan dat in deze panden ten behoeve van de daar aanwezige hennepkwekerij illegaal stroom werd afgenomen. Hoewel verdachte niet zelf de elektriciteitsvoorziening heeft aangelegd en zijn betrokkenheid bij de diefstal van elektriciteit niet bij elke hennepkwekerij afzonderlijk kan worden afgeleid, bestond er bij elke kwekerij afzonderlijk naar het oordeel van de rechtbank op dat moment een hecht samenwerkingsverband tussen verdachte en zijn medeverdachten, waarin verdachte in een vaste modus operandi met de medeverdachte(n) samenwerkte en daarin een eigen rol vervulde. Verdachte was vooral belast met het regelen van panden, deelde mee in de winsten en was de rechterhand van medeverdachte [medeverdachte 1] . Hij faciliteerde hem, verving hem waar nodig en hield hem op de hoogte van de ontwikkelingen binnen de organisatie. Andere personen waren weer belast met onder meer de aansturing en financiering van de kwekerijen en het aansluiten van stroom. Verdachte verklaarde hierover zelf dat het team zo goed was dat er niks gezegd hoefde te worden. Iedereen had zijn taak en kende zijn taak. Gelet op deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank bewezen dat verdachte wetenschap had ten aanzien van alle diefstallen van elektriciteit in de panden aan de [adres 4] te Horn, [adres 5] te Haelen, de [adres 6] te Sint Odiliënberg en de [adres 7] te Roermond.
De rechtbank overweegt in het bijzonder ten aanzien van de [adres 7] te Roermond met betrekking tot de ten laste gelegde periode dat verdachte heeft verklaard dat er in het pand drie keer is gekweekt. [45] De rechtbank gaat dan ook uit van de periode 25 april 2011 tot en met 29 augustus 2011.
De rechtbank komt derhalve tot een bewezenverklaring van de onder 2, 3, 4, en 5 aan verdachte verweten feiten.
Witwassen (feit 4 van 04/804180-11)
Verdachte wordt verweten dat hij een pand aan de [adres 1] te Horn en geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen) heeft witgewassen, terwijl hij hiervan al dan niet een gewoonte heeft gemaakt. In de kern bezien betreft witwassen het verbergen of verhullen van de illegale herkomst van gelden of voorwerpen, met als doel om die opbrengsten van misdrijven aan het zicht van politie en justitie te onttrekken. Verdachte zou, zowel individueel als middels de bedrijven [bedrijf 4] en [bedrijf 5] , hebben meegewerkt aan constructies om criminele gelden wit te wassen.
Criminele herkomst gelden
Verdachte [46] verklaarde onder meer als volgt: “ [medeverdachte 1] verdiende zijn geld met criminele activiteiten. Ik weet dat, omdat ik er zelf bij betrokken ben geweest. Hij heeft in werkelijkheid geen reguliere werkzaamheden verricht.”
Verdachte [47] verklaarde verder onder meer als volgt, nadat verdachte verklaarde over zijn betrokkenheid bij hennepkwekerijen: “Ik ben in 2011 in beeld gekomen, maar daarvoor leefde [medeverdachte 1] ook al. Daarvoor deed hij ook hetzelfde werk. In de hennep? Ja, natuurlijk.”
[bedrijf 4] .
In het dossier bevindt zich een
salarisspecificatie [48] van [bedrijf 4] betreffende werknemer [medeverdachte 1] , in dienst getreden op 17 juli 2009, inhoudende een specificatie van het loon over augustus 2009.
Verdachte [49] verklaarde hierover onder meer als volgt: “U vraagt mij hoe [medeverdachte 1] op de loonlijst van [bedrijf 4] is gekomen. Ik zette hem op de loonlijst. [medeverdachte 1] kon hierdoor zijn pand kopen aan de [adres 2] . Hij vroeg aan mij of ik hem op de loonlijst kon zetten en ik heb dat gedaan. Voor een huis van 260.000,00 euro heb je een bruto bedrag van 4.500,00 euro nodig. [medeverdachte 1] betaalde mij gewoon het bedrag van 4.500,00 euro maandelijks in contanten, ik stortte dat op de rekening van het bedrijf, betaalde de premie en maakte hem het geld over. De hypotheek is verstrekt door de ING. Dat was in 2009. Het was valsheid in geschrift.”
Verdachte [50] verklaarde verder onder meer als volgt: “In 2009 ben ik met [medeverdachte 1] in gesprek gegaan. Ik had toen een bedrijf genaamd [bedrijf 4] . Op zijn verzoek heb ik [medeverdachte 1] toen op de loonlijst gezet van [bedrijf 4] . Hij heeft de premies en het salaris zelf betaald. Daarna heeft hij een pand op de [adres 2] gekocht. Hij heeft geen werkzaamheden voor [bedrijf 4] verricht. Het was dus inderdaad een soort papieren constructie; hij kwam tekort voor zijn hypotheek.”
De rechtbank overweegt als volgt. In het voorgaande heeft de rechtbank reeds geconcludeerd tot bewezenverklaring van grootschalige hennepteelt in het kader van een criminele organisatie, samen met medeverdachte [medeverdachte 1] . Het is een feit van algemene bekendheid dat met hennepteelt veel geld verdiend wordt op een illegale wijze. Teneinde die inkomsten in het reguliere betalingsverkeer te brengen, dient dat geld witgewassen te worden. Dat kan op verschillende manieren. Verdachte was op de hoogte van de hennepactiviteiten en de criminele inkomsten van [medeverdachte 1] . Niet alleen ten tijde van de bewezenverklaarde hennepkwekerijen, maar ook reeds daaraan voorafgaand. Met die wetenschap heeft verdachte [medeverdachte 1] op de loonlijst van [bedrijf 4] gezet, contante –illegale– gelden van [medeverdachte 1] ontvangen en die vervolgens als salaris uitbetaald aan [medeverdachte 1] , terwijl die nooit daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht. Deze constructie is onmiskenbaar bedoeld om een op het eerste oog legale geldstroom te creëren richting [medeverdachte 1] . Onder die omstandigheden is dan ook sprake van witwassen.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte 1] drugsgelden heeft witgewassen, in de primair ten laste gelegde opzet-variant. De rechtbank acht overigens niet bewezen dat verdachte daarvan een gewoonte heeft gemaakt. Deze betalingen vonden kennelijk alleen plaats in 2009, naar eigen zeggen had verdachte immers in 2010 geen contact met [medeverdachte 1] . Het tegendeel blijkt ook niet uit het dossier. Deze gefingeerde loonbetalingen hebben dan ook alleen plaatsgevonden gedurende een aantal maanden in 2009, hetgeen naar de rechtbank onvoldoende is om te concluderen tot gewoontewitwassen.
De rechtbank heeft ook geconstateerd dat verdachte betrokken was bij verschillende contante betalingen en stortingen van, gelet op het voorgaande, kennelijk illegale gelden ten behoeve van de financiering van een BMW X5 en BMW M3 in Duitsland. Mocht zulks voldoende kunnen zijn voor (een vermoeden van) witwassen van die gelden, dan nog kan niet bewezen worden dat verdachte dit – al dan niet als medepleger – heeft gedaan in Roermond of elders Nederland, zoals ten laste gelegd, immers de handelingen die verdachte in dit kader heeft verricht zijn allemaal in Duitsland verricht.
Voorts heeft verdachte verklaard zelf ook een beperkte hoeveelheid geld verdiend te hebben met zijn criminele activiteiten en dat hij wel eens contante stortingen op de privérekening van [medeverdachte 1] heeft gedaan. Ten aanzien van deze gelden is echter niet gebleken van handelingen die gekwalificeerd kunnen worden als het verbergen of verhullen van herkomst met als doel die gelden te onttrekken aan het zicht van de autoriteiten.
De bewezenverklaring van het witwassen van drugsgelden is dan ook beperkt tot de gelden die Ünalan in het kader van de gefingeerde dienstbetrekking van [medeverdachte 1] bij [bedrijf 4] aan hem heeft overgemaakt.
Ten slotte is de rechtbank, evenals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is te achten dat verdachte zodanige handelingen heeft verricht ten aanzien van het pand aan de [adres 1] te Horn dat sprake is van witwassen, in welke vorm dan ook. Verdachte zal derhalve van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Valsheid in geschrift (feit 8 van 04/850428-12)
In het dossier bevindt zich een
werkgeversverklaring [51] die onder meer vermeldt dat [medeverdachte 1] sinds 17 juni 2009 in dienst is als sales manager bij [bedrijf 4] te Roermond. Deze werkgeversverklaring is gedateerd op 31 augustus 2009, ondertekend op naam van [naam getuige 2] , directeur, en voorzien van een handgeschreven opschrift [nummer] . Tevens bevindt zich in het dossier een
salarisspecificatie [52] van [bedrijf 4] betreffende werknemer [medeverdachte 1] , in dienst getreden op 17 juli 2009, inhoudende een specificatie van het loon over augustus 2009, en voorzien van handgeschreven opschrift [nummer] .
In het dossier bevindt zich ook een
jaaropgave [53] van een ING-hypotheek ten name van [medeverdachte 1] . Deze jaaropgave vermeldt onder meer dat deze betrekking heeft op het jaar 2009 en deze is voorzien van hypotheeknummer K 090-789525.
[naam getuige 2] [54] verklaarde onder meer als volgt: “U toont mij een werkgeversverklaring (zoals hiervoor weergegeven, Rb). Dat zijn niet mijn handtekening en telefoonnummer die daarop staan. Dat is het handschrift van [verdachte 1] . U toont mij een loonstrook (zoals hiervoor weergegeven, Rb). Die heb ik nooit eerder gezien.”
Verdachte [55] verklaarde onder meer als volgt: “U vraagt mij hoe [medeverdachte 1] op de loonlijst van [bedrijf 4] is gekomen. Ik zette hem op de loonlijst. [medeverdachte 1] kon hierdoor zijn pand kopen aan de [adres 2] . Hij vroeg aan mij of ik hem op de loonlijst kon zetten en ik heb dat gedaan. Voor een huis van 260.000,00 euro heb je een bruto bedrag van 4.500,00 euro nodig. [medeverdachte 1] betaalde mij gewoon het bedrag van 4.500,00 euro maandelijks in contanten, ik stortte dat op de rekening van het bedrijf, betaalde de premie en maakte hem het geld over. De hypotheek is verstrekt door de ING. Dat was in 2009. Het was valsheid in geschrift.”
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de verklaringen van [naam getuige 2] en verdachte blijkt dat de opgemaakte werkgeversverklaring en salarisspecificatie vals zijn. [medeverdachte 1] heeft immers geen werkzaamheden verricht voor [bedrijf 4] . De rechtbank concludeert voor deze onderdelen dan ook tot bewezenverklaring van het opmaken van deze valse geschriften.
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank echter van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte bij het vermeende valselijk opgemaakt Europees schadeformulier onvoldoende blijkt uit het dossier. Van dit onderdeel zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Criminele organisatie ex art. 140 (feit 7 van 04/850428-12)
Volgens de officier van justitie is verdachte lid van een criminele organisatie die zich zou bezighouden met witwassen en het plegen van valsheid in geschrift.
Om te kunnen spreken van lidmaatschap van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is een aantal aspecten van belang. Het moet – kort gezegd en net als bij een criminele Opiumwet-organisatie – gaan om een:
  • gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband;
  • gericht op het plegen van misdrijven;
  • waaraan verdachte willens en wetens een bijdrage levert.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat sprake is van witwassen van geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen) en valsheid in geschrift door verdachte en zijn medeverdachten. Ook heeft de rechtbank vastgesteld dat er sprake is van een criminele opiumwetorganisatie waarvan verdachte deel uitmaakte en die zich bezighield met de verwerving van inkomsten door middel van de hennepteelt.
De rechtbank is echter van oordeel dat het witwassen van geld en het plegen van valsheid in geschrift uitsluitend het gevolg lijken te zijn van de hennepteelt en de daaruit voortvloeiende winsten. Het enkele feit dat verdachte en enkele medeverdachten (samen) hebben witgewassen en valsheid in geschrift hebben gepleegd, is naar het oordeel van de rechtbank een gevolg van hun individuele beslissingen en maakt dat nog geen activiteit van een criminele organisatie. De enkele keren waarbij gezamenlijk werd witgewassen dan wel valsheid in geschrift werd gepleegd, kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden gekwalificeerd als een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur die het oogmerk heeft tot het plegen van witwassen en valsheid in geschrift. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van feit 7.
Oplichtingen (feit 9 van 04/850428-12)
Verdachte heeft dienaangaande een bekennende verklaring afgelegd, met uitzondering van de oplichting van [naam aangever 1] . De rechtbank concludeert echter tot integrale bewezenverklaring. Daartoe wordt het volgende overwogen:
Verdachte [56] verklaarde onder meer als volgt: “In 2011 ben ik als bestuurder van [bedrijf 5] aangetreden. Er heeft indertijd een aantal renovaties plaatsgevonden aan het pand aan de [adres 1] , zoals (onder meer, Rb) het aanleggen van gazon, het vernieuwen van het dak, reclameborden en installatie. [bedrijf 5] is puur en alleen opgericht voor de renovatie van de [adres 1] . Op papier was ik alleen bevoegd. Uiteindelijk was dit samen met [medeverdachte 1] . Ik heb niet zelf bedacht hoe dat pand gerenoveerd moest worden; hij zei tegen mij dat het dak vernieuwd moest worden. Ik kreeg mijn opdrachten van [medeverdachte 1] . Ik was inderdaad de tussenschakel tussen [medeverdachte 1] en de uitvoerders van de werkzaamheden en ik gaf dus namens [medeverdachte 1] opdrachten aan anderen. U vraagt mij wat er precies is gebeurd aan renovatiewerkzaamheden. Er zit een nieuw dak op het pand. Bij de inval op 8 november zagen jullie dat ze bezig waren met het dak. Daarvóór waren er al stenen of klinkers besteld en het gazon is aangelegd, met een pomp om het gras te kunnen sproeien. Verder is in het pand een installatie ingebouwd van een gas- en waterleiding en er zijn reclameborden gemaakt. Er hebben inderdaad allerlei mensen werkzaamheden verricht op verzoek van [bedrijf 5] en ik heb die mensen inderdaad namens [bedrijf 5] benaderd, in opdracht van [medeverdachte 1] . Die mensen zijn nooit betaald geworden en [bedrijf 5] is voor zover ik weet failliet, dus die mensen kunnen grof gezegd fluiten naar hun centen. Dit was inderdaad een vooropgezet plan. Uiteindelijk is dat in overleg met [medeverdachte 1] zo gegaan.”
[naam aangever 1] deed namens
[naam aangever 1] [57] aangifte van oplichting en verklaarde onder meer als volgt: “Op 13 september 2011 heb ik in opdracht van [verdachte 1] een offerte aan hem verzonden, naar het e-mailadres [bedrijf 5] @live.nl. Na telefonisch contact heb ik de offerte aangepast tot een bedrag van 6.599,00 euro met betaling bij levering. Kort daarna ontving ik een fax waarop ik zag dat [verdachte 1] de offerte ondertekend had voor akkoord. Twee dagen voor de levering ben ik naar [verdachte 1] gereden, aan de [adres 1] in Horn, omdat ik een fout had gemaakt met de lichtbakken. Ik heb hem 500,00 euro korting geboden. Vervolgens zag en hoorde ik dat [verdachte 1] met [medeverdachte 1] overlegde of hij de korting kon accepteren. Vervolgens kwam [verdachte 1] terug en zei hij mij dat hij akkoord ging met de ‘verkeerde’ lichtbakken en met de korting die ik hem bood. Op 6 oktober 2011 ben ik wederom naar het bedrijf gereden, nu om de lichtbakken te monteren. Nadat ik twee lichtbakken had gemonteerd, ben ik naar [verdachte 1] gegaan en heb ik hem gevraagd of hij mij het verschuldigde bedrag kon overmaken. Hij stemde hiermee in en we zijn naar zijn computer gelopen. Ik zag dat hij een Random Reader had, hier een pinpas instak en iets intoetste. Ik zag ook dat hij mijn rekening pakte, met daarop het rekeningnummer en het uiteindelijk te betalen bedrag van 5.950,00 euro. Door de handelingen van [verdachte 1] , kreeg ik het vertrouwen dat hij het geld overmaakte naar mijn rekening. Hij overhandigde mij ook een schermafdruk waarop te zien was dat er een opdracht was gegeven voor overboeking van 5.950,00 euro naar het rekeningnummer van mijn bedrijf. Ik ben vervolgens verder gegaan en heb de twee overige lichtbakken gemonteerd. Op 10 oktober 2011 zag ik dat het geld nog niet op mijn rekening stond. Ik heb contact opgenomen met [verdachte 1] en in oktober kreeg ik verschillende sms-berichten van [verdachte 1] waarin hij zei dat hij zou zorgen dat ik mijn geld zou ontvangen. Tot op heden heb ik mijn geld nooit ontvangen.” Als bijlage is gevoegd een
rekening [58] ten bedrage van 5.950,00 euro, inclusief BTW. Als bijlage is tevens gevoegd een (kennelijke, Rb)
schermafdruk [59] , die onder meer vermeldt: “goedgekeurde betalingsopdracht, overboeking, rekening: [rekeningnummer] , naam: [naam aangever 1] , bedrag: 5.950,00 euro, uitvoeren: 6 november 2011.”
De rechtbank overweegt als volgt. Vanaf september 2011 tot en met de aanhouding van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben diverse renovatiewerkzaamheden plaatsgevonden aan en rondom het pand aan de [adres 1] in Horn. De betreffende uitvoerende bedrijven zijn, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, telkens niet betaald voor hun leveringen en diensten. Verdachte, die geen eigenaar is van het pand en derhalve feitelijk ook geen direct voordeel heeft in de zin van waardevermeerdering van zijn eigendom, heeft zich telkens niet alleen als bonafide opdrachtgever voorgedaan, maar is daartoe ook aangetreden als bestuurder van [bedrijf 5] BV, enkel en alleen met het oog op die renovatiewerkzaamheden, terwijl het van meet af aan een vooropgezet plan was om geen betalingen te verrichten. Hij heeft diverse bedrijven telkens aan het lijntje gehouden met de toezegging dat de betalingen voor de leveringen en diensten nog zouden plaatsvinden. Dit ging zo ver dat hij in het bijzijn van [naam aangever 1] heeft doen voorkomen dat hij de verschuldigde factuur via internetbankieren voldeed. De verklaring van [naam aangever 1] hierover wordt bevestigd door de door hem overgelegde schermafdruk. Uiteindelijk bleek echter nog steeds geen betaling verricht te zijn. Met deze listige kunstgrepen en samenweefsels van verdichtsels acht de rechtbank oplichting in deze wettig en overtuigend bewezen.
De hiervoor weergegeven verklaring van verdachte en de aangifte van [naam aangever 1] , inclusief de daarbij gevoegde bijlagen, in onderling verband en samenhang bezien met de aangiftes van [bedrijf 6] [60] , [bedrijf 21] VOF [61] in combinatie met een daaraan gerelateerd proces-verbaal van bevindingen [62] , [bedrijf 8] [63] , [bedrijf 9] [64] en [bedrijf 10] [65] leiden de rechtbank dan ook tot bewezenverklaring van de oplichtingen zoals ten laste gelegd onder feit 9.
Verduistering boxer-automaat (feit 10 van 04/850428-12)
[naam aangever 2] deed namens
[bedrijf 11]aangifte [66] van verduistering en verklaarde onder meer als volgt: “Op 20 juni 2011 werd ik benaderd door ene [verdachte 1] , die bij mij een boxer-automaat wilde huren van 24 tot en met 26 juni 2011, op naam van [bedrijf 12] , gevestigd aan de [adres 1] te Horn. Conform afspraak heb ik deze op 24 juni 2011 afgeleverd op voornoemd adres. Ik sprak daar met een man die zei dat hij [verdachte 1] was. [verdachte 1] vertelde mij dat deze automaat zolang hier moest staan, omdat de zaal welke men gehuurd had voor een bedrijfsfeestje nog niet vrij was. [verdachte 1] overhandigde mij 350 euro contant, nagenoeg het hele huurbedrag. Ik zou de automaat op 27 juni 2011 komen ophalen, maar op die dag kreeg ik omstreeks 00.54 uur een mail van [verdachte 1] waarin hij vroeg of hij de automaat enkele dagen langer kon huren en wel tot 1 juli 2011. Ik heb hem vervolgens een mail gestuurd waarin ik akkoord was en hem tevens doorgaf wat daarvan de meerprijs was. Op 30 juni 2011 om 20.31 uur kreeg ik van [verdachte 1] een mail waarin hij schreef dat de boxer-automaat van de plaats waar ik hem had afgeleverd, dus op de [adres 1] te Horn, gestolen was. Hij zou aangifte daarvan doen en zou later telefonisch contact met mij opnemen. Sinds 1 juli 2011 heb ik van [verdachte 1] nog een mail ontvangen, terwijl ik hem nog diverse mails en sms-jes heb gestuurd en hem diverse malen heb gebeld. Nagenoeg bij alle gesprekken maakte [verdachte 1] mij duidelijk dat hij de boxer-automaat zou gaan vergoeden, maar steeds kwam hij met excuses. Hij vertelde mij zelfs enkele malen dat hij het schadebedrag had overgemaakt, maar ik heb tot op heden geen geld ontvangen. Ik heb ook nog steeds geen bevestiging van een aangifte.”
Op 8 november 2011 werd tijdens een
doorzoekingaan de [adres 3] te Roermond een boxbal-machine aangetroffen en in beslag genomen. [67] Deze is vervolgens aan de [bedrijf 11] in bewaring gegeven. [68]
Verdachteverklaarde ter terechtzitting van 29 februari 2016 onder meer als volgt: “Ik heb die automaat gehuurd voor de verjaardag van [medeverdachte 1] . Ik heb inderdaad gebeld met de mededeling dat de automaat gestolen was. [medeverdachte 1] zei mij dat, maar ik dacht wel al dat hij niet gestolen was. Uiteindelijk bleek hij ook niet gestolen.”
De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte heeft, al dan niet namens of voor een ander, een boxer-automaat gehuurd. Tegen het einde van de huurperiode heeft hij vervolgens aan de verhuurder medegedeeld dat de boxer-automaat gestolen was. Uiteindelijk werd de boxer-automaat bij [medeverdachte 1] aangetroffen. Nu de aangetroffen automaat in bewaring is gegeven aan de verhuurder, gaat de rechtbank er vanuit dat het ook daadwerkelijk dezelfde automaat betreft. Verdachte was als huurder verantwoordelijk voor de automaat en heeft onjuiste mededelingen gedaan aan de verhuurder. Bovendien heeft verdachte verhuurder telkens aan het lijntje gehouden wat betreft het doen van aangifte en vergoeding van de schade. Onder deze omstandigheden is de rechtbank ervan overtuigd dat het wel degelijk verdachte is geweest die de boxer-automaat heeft verduisterd. De rechtbank acht onderhavig feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Gebruik vals geschrift / oplichting [benadeelde partij x] (feiten 11 en 12 van 04/850428-12 )
Verdachte zal, zoals hiervoor reeds overwogen, worden vrijgesproken van het valselijk opmaken van het Europees schadeformulier (één onderdeel van feit 8 van 04/850428-12). Dit formulier ligt ook ten grondslag aan de feiten 11 en 12 van 04/850428-12, namelijk dat hij dat formulier gebruikt heeft en dat hij met behulp van dat formulier [benadeelde partij x] opgelicht heeft. De rechtbank acht, evenals de raadsman, evenmin voldoende bewijs voorhanden dat verdachte dit formulier vervolgens wel gebruikt zou hebben. Uit zowel de aangifte van [benadeelde partij x] als de verklaringen van diverse medewerkers van de verzekeringskantoren kan zulks niet worden afgeleid. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van deze feiten.
Asbest (feiten 13 t/m 15 van 04/850428-12)
In de feiten 13, 14, 15 en 16 op de dagvaarding wordt verdachte kort gezegd verweten dat hij zich bij het verwijderen van de asbesthoudende dakplaten van het dak van de loods aan de [adres 1] te Horn (gemeente Leudal) niets gelegen heeft laten liggen aan de asbestregelgeving en daarmee diverse belangen heeft geschonden, zoals het belang van de volksgezondheid, het milieu en de inperking van gevaren waaraan werknemers worden blootgesteld.
De rechtbank stelt twee zaken voorop.
Ten eerste gaat het in dezen daadwerkelijk om asbest. Dit blijkt uit een op 8 november 2011 uitgevoerde inventarisatie door [bedrijf 24] BV in opdracht van [bedrijf 14] . [69] Daaruit komt naar voren dat alle aangetroffen materialen (golfplaten, reststukken) 10-15% chrysotiel (witte asbest) bevatten, waarbij de concentratie van asbeststof is ingedeeld in risicoklasse 2.
Ten tweede wist verdachte dat het om asbesthoudende dakplaten ging, hoewel hij dat ontkent. Niet alleen is hij hierop gewezen door getuige [getuige 2] , mede-eigenaar van [bedrijf 21] VOF te Heel. [70] Deze getuige verklaart dat hij eind oktober / begin november was gebeld door een zekere [verdachte 1] , die gebruik maakte van het e-mailadres [emailadres] . Deze [verdachte 1] vroeg of [getuige 2] de oude dakplaten van het pand aan de [adres 1] te Horn kon verwijderen en vervolgens nieuwe door [getuige 2] te leveren dakplaten op het dak kon monteren. [getuige 2] zei toen tegen verdachte dat het verwijderen van de oude platen door een gespecialiseerd bedrijf moest gebeuren, omdat er, aldus [getuige 2] , asbest in zat. Zo verklaart [getuige 2] : “ [verdachte 1] moet weten dat het om asbest ging. Ik heb hem dit gezegd.” Daarnaast heeft verdachte op 7 oktober 2010 (bij de gemeente ingekomen op 11 oktober 2010) op naam van de heer Verhoek – overigens fonetisch nagenoeg gelijkluidend als ‘ [verdachte 1] ’ – bij de gemeente Leudal een sloopvergunning aangevraagd voor het golfplaten dak van de loods aan meergenoemd adres aan de [adres 1] . [71] Dat deze aanvraag van verdachte is, blijkt hieruit dat het op het aanvraagformulier vermelde burgerservicenummer 158856533 van verdachte is. Op het formulier is achter de voorgedrukte vraag
‘Zit er asbest in het te slopen (gedeelte van het) bouwwerk?’het vakje
‘ja’aangekruist. Daarnaast blijkt uit een telefoontap van 18 oktober 2011 [72] dat verdachte, die op dat moment bezig is met het aanzoeken van bedrijven die het oude bestaande dak van meergenoemde loods aan de [adres 1] kunnen vervangen, tegen de NN-persoon waar hij mee spreekt zegt “dat er een soort asbestplaten op liggen.”
Nu verdachte ter terechtzitting van 29 februari 2016 heeft verklaard dat hij op 7 november 2011 de oude golfplaten samen met anderen van het dak van de loods aan de [adres 1] te Horn (gemeente Leudal) heeft verwijderd en dat – derhalve – niet door een daartoe gecertificeerd bedrijf heeft laten doen, heeft hij dit, in de wetenschap dat er asbest in zat, opzettelijk gedaan. De feiten 13 (primair), 14 en 15 zijn daarmee wettig en overtuigend bewezen. Van feit 16 zal verdachte echter worden vrijgesproken. Voor een bewezenverklaring van dit feit is immers vereist dat verdachte niet de beschikking had over een asbestinventarisatierapport. Nu deze inventarisatie in het kader van de sloopvergunningsaanvraag wél is uitgevoerd – de rechtbank verwijst naar het rapport dat is opgemaakt door [bedrijf 15] in opdracht van [bedrijf 16] [73] – kan verdachte voor dit feit niet strafrechtelijk aansprakelijk worden gehouden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
T.a.v. parketnummer 04/804180-11:

1.

in de periode van 9 maart 2011 tot en met 29 augustus 2011, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, tezamen en in vereniging met anderen,
 te Horn, (in een pand gelegen aan de [adres 4] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1285 hennepplanten,
 te Haelen, (in een pand gelegen aan de [adres 5] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 781 hennepplanten,
 te Sint Odiliënberg, (in een pand gelegen aan de [adres 6] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1050 hennepplanten,
 in de gemeente Roermond, (in een pand gelegen aan de [adres 7] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1110 hennepplanten,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, opzettelijk heeft geteeld, terwijl het feit telkens betrekking had op een grote hoeveelheid van dit middel;

3.

hij in de periode van 13 augustus 2010 tot en met 8 november 2011 in de gemeente Roermond en elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, bestaande uit [verdachte 1] en een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in art. 11, derde lid, namelijk het meermalen telkens bewerken en aanwezig hebben van een middel als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij in de periode van 31 augustus 2009 tot en met 8 november 2011, in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een ander, voorwerpen, te weten hoeveelheden geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), verworven, voorhanden gehad, overgedragen, terwijl hij en zijn mededader wisten dat dat dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
T.a.v. parketnummer 04/850428-12:

2.

hij in de periode van 15 februari 2011 tot en met 9 maart 2011 te Horn tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (stroom), toebehorende aan [bedrijf 22] ;

3.

hij in de periode van 2 maart 2011 tot en met 9 maart 2011 te Haelen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (stroom) toebehorende aan [bedrijf 22] ;

4.

hij in de periode van 18 mei 2011 tot en met 20 juli 2011 te Sint Odiliënberg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (stroom), toebehorende aan [bedrijf 22] ;

5.

hij in de periode van 25 april 2011 tot en met 29 augustus 2011 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (stroom) toebehorende aan [bedrijf 22] ;

8.

hij in de periode van 31 augustus 2009 tot en met 8 november 2011 in de gemeente Roermond of elders in Nederland, een werkgeversverklaring en een salarisspecificatie van [bedrijf 4] , elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers
  • heeft verdachte valselijk op genoemde werkgeversverklaring van [bedrijf 4] de handtekening en naam van [naam getuige 2] , geplaatst en
  • heeft verdachte in strijd met de waarheid op voornoemde werkgeversverklaring en salarisspecificatie vermeld dat [medeverdachte 1] werknemer was,
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

9.

hij in de periode van 1 september 2011 tot en met 8 november 2011 te Horn, tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen en telkens door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
  • [bedrijf 6] heeft bewogen tot het verlenen van diensten, te weten bestratingswerkzaamheden en,
  • [naam aangever 1] heeft bewogen tot de afgifte van goederen, te weten lichtbakken en het verlenen van diensten, te weten het ontwerpen en afhangen van lichtbakken en,
  • [getuige 2] [bedrijf 17] heeft bewogen tot de afgifte van goederen, te weten dakbevestigingsmaterialen en het verlenen van diensten, te weten dakbedekkingswerkzaamheden en,
  • [bedrijf 18] heeft bewogen tot het verlenen van diensten, te weten het aanleggen van een gazon en bekiezeling en,
  • [bedrijf 9] heeft bewogen tot het verlenen van diensten, te weten het leggen van waterleiding en gasleiding, elektro werkzaamheden en het aansluiten van een heater en,
  • [bedrijf 10] heeft bewogen tot het verlenen van diensten, te weten het aanleggen van een gazon met beregeningsinstallatie en het aanleggen van een grindvlakte,
hebbende verdachte en zijn mededader toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide koper(s) en opdrachtgever(s), waardoor voornoemde
  • [bedrijf 6] en,
  • [naam aangever 1] en,
  • [getuige 2] [bedrijf 17] en,
  • [bedrijf 8] en,
  • [bedrijf 9] en,
  • [bedrijf 10] ,
werden bewogen tot bovenomschreven afgifte en het bovenomschreven verlenen van diensten;

10.

hij in de periode van 1 juli 2011 tot en met 8 november 2011 in de gemeente Leudal en/of in de gemeente Roermond, opzettelijk een boxer-automaat, toebehorende aan [bedrijf 19] , welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als huurder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

13.primair:

hij in de periode van 7 november 2011 tot en met 12 december 2011 in de gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, bij sloop van het dak van een loods aan de [adres 1] opzettelijk en wederrechtelijk een stof op de bodem en in de lucht heeft gebracht, te weten asbest, immers hebben hij en zijn medeverdachte(n) ondeskundig en/of onvoorzichtig asbesthoudende platen van het dak verwijderd en zijn deze platen vervolgens gebroken en beschadigd waarna reststukken asbest in en rondom het pand zijn aangetroffen, terwijl daarvan gevaar voor de openbare gezondheid te duchten was;
14.
hij in de periode van 7 november 2011 tot en met 12 december 2011 in de gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk, als degene(n) bij wie afvalstoffen ontstonden, handelingen met betrekking tot die afvalstoffen heeft verricht of nagelaten waarvan hij wist dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden ontstaan, immers hebben hij en zijn medeverdachten bij de sloop van het dak van een loods aan de [adres 1] asbesthoudende platen van het dak verwijderd en zijn deze platen vervolgens gebroken en beschadigd waarna reststukken asbest in en rondom het pand zijn aangetroffen;

15.

hij in de periode van 7 november 2011 tot en met 12 december 2011 in de gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van een bouwwerk of een object, te weten de sloop van een dak van een loods aan de [adres 1] , waarin asbest was verwerkt, terwijl de concentratie van asbeststof was ingedeeld in risicoklasse 2 als bedoeld in art. 4.48 onderscheidenlijk art. 4.53a van het Arbeidsomstandighedenbesluit, opzettelijk, niet heeft laten verrichten door een bedrijf dat in het bezit was van een certificaat als bedoeld in art. 4.54d, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van parketnummer 04/804180-11:
1. medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel, meermalen gepleegd;
3. deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11a, derde lid, van de Opiumwet;
4.
primair: medeplegen van witwassen;
Ten aanzien van parketnummer 04/850428-12:
2. diefstal door twee of meer verenigde personen;
3. diefstal door twee of meer verenigde personen;
4. diefstal door twee of meer verenigde personen;
5. diefstal door twee of meer verenigde personen;
8. valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
9. medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
10. verduistering;
13.
primair: opzettelijk en wederrechtelijk een stof op of in de bodem, in de lucht of in het oppervlaktewater brengen, terwijl daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is;
13. medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
13. medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1, eerste lid van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf en/of de maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek van voorarrest, alsmede opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Daartoe heeft de officier van justitie in het bijzonder aangevoerd dat sprake is van een enorme lijst van feiten, met als rode draad “geld.” Men verdiende veel geld met hennepteelt, maar deed ook alles om op andere manieren aan geld te komen, zoals door middel van oplichtingen. Verdachte had een grote rol hierin en mag beschouwd worden als de tweede man in de organisatie. Rekening is gehouden met het aantal feiten, de omvang ervan, de schade aan de maatschappij, slachtoffers en milieu. Met de deels bekennende verklaringen van verdachte is zeer beperkt rekening gehouden en ook het tijdsverloop dient slechts in beperkte mate invloed te hebben, nu dit deels verklaarbaar is door het omvangrijke onderzoek en de vele getuigen die gehoord moesten worden. Ten slotte zijn de dreigingen jegens verdachte weliswaar bijzonder vervelend, maar wel grotendeels een consequentie van eigen keuzes uit het verleden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat wel degelijk rekening gehouden dient te worden met het tijdsverloop, de verklaringen van verdachte en zijn huidige persoonlijke omstandigheden ten gevolge van de bedreigingen. Voorts verzocht de raadsman om de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf zal de rechtbank letten op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. In het bijzonder overweegt de rechtbank het navolgende.
Verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met het telen van hennep. Verdachte regelde de panden ten behoeve van de hennepteelt. Hij faciliteerde medeverdachte [medeverdachte 1] die een leidinggevende rol vervulde, verving hem waar nodig en hield hem op de hoogte van de ontwikkelingen binnen de organisatie. Daarmee staat vast dat hij een belangrijke rol speelde binnen de organisatie. Daarnaast heeft verdachte de voor de hennepkwekerijen benodigde elektriciteit weggenomen en daardoor de elektriciteitsmaatschappij [bedrijf 22] benadeeld.
Het gebruik van hennep vormt, door het toenemende THC-gehalte, een gevaar voor de gezondheid van de gebruikers en leidt door het verslavende karakter van het gebruik tot criminaliteit. Verdachte heeft hier kennelijk niet bij stilgestaan en alleen uit louter financieel gewin gehandeld. In het dossier is bewijs voorhanden met betrekking tot meerdere hennepkwekerijen, van aanzienlijke omvang en op professionele wijze ingericht, die aan verdachte te relateren zijn.
De teelt van hennep zorgt regelmatig voor overlast en voor gevaarlijke situaties. Vaak vindt de teelt immers in gewone woonhuizen plaats, zoals in casu, waarvan de omgeving overlast ondervindt of kan ondervinden. Ook zijn de voorzieningen vaak niet adequaat zodat bijvoorbeeld brandgevaar ontstaat voor de thuisteler en/of zijn buren. Verdachte heeft er echter nadrukkelijk voor gekozen om op criminele wijze zijn geld te verdienen en de geldende regels aan zijn laars te lappen. Dit soort criminele organisaties hebben bovendien veelal een ontwrichtende werking op de maatschappij, doordat zij in belangrijke mate bijdragen aan het zwartgeldcircuit dat alleen via inzet van (andere) criminele middelen kan worden witgewassen, hetgeen door verdachte ook is gedaan.
Los van de criminele organisatie heeft verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] een aantal mensen opgelicht. Bij de benadeelden werden doelbewust goederen en diensten besteld, terwijl het van meet af aan een vooropgezet plan was om hen niet te betalen. Alleen met dit doel werd een bedrijf opgericht, met verdachte als bestuurder, omdat –aldus verdachte; “het voor bedrijven gemakkelijker is een betalingstermijn te krijgen, want particulieren moeten veelal direct bij levering betalen.” Verdachte speelde in deze constructie een grote rol en hield diverse bedrijven aan het lijntje zonder dat hij zijn betalingsverplichting nakwam. De door verdachte benadeelde bedrijven hebben zodoende aanzienlijke geldbedragen verloren. Dit heeft, naast (grote) financiële gevolgen, ook emotionele gevolgen gehad voor de benadeelden, zeker omdat het kleinere ondernemingen betrof.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Verdachte heeft een werkgeversverklaring en een salarisspecificatie valselijk opgemaakt terwijl hij wist dat deze documenten zouden worden gebruikt ten behoeve van het verkrijgen van een hypotheek. Dat men in het economisch, fiscaal, zakelijk en juridisch verkeer moet kunnen vertrouwen op de echtheid en juistheid van overgelegde stukken, is vanzelfsprekend en behoeft verder geen betoog. Verdachte heeft voorts een boxer-automaat verduisterd, waardoor opnieuw een ondernemer is benadeeld. Tenslotte heeft verdachte zich bij het verwijderen van asbesthoudende dakplaten van het dak van een loods niets gelegen laten liggen aan de asbestregelgeving en daarmee diverse belangen geschonden, zoals het belang van de volksgezondheid, het milieu en de inperking van gevaren waaraan werknemers worden blootgesteld. Dit zijn ernstige feiten.
De rechtbank beschouwt het hele complex van strafbare handelingen van verdachte als zeer verwerpelijk. Met het plegen van deze strafbare feiten is sprake geweest van een jarenlang patroon waarbij verdachte alleen oog had voor het op criminele wijze verdienen van geld, daarbij de belangen van de vele benadeelden volstrekt negerend. De rechtbank is van oordeel dat al deze ernstige feiten een forse gevangenisstraf rechtvaardigen.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf, zal de rechtbank evenwel rekening houden met de omstandigheid dat de redelijke termijn is overschreden. De rechtbank sluit zich, bij de beoordeling van de vraag welke consequentie daaraan moet worden verbonden, aan bij de thans geldende jurisprudentie van de Hoge Raad. In zijn arrest van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) heeft de Hoge Raad een aantal uitgangspunten ten aanzien van de redelijke termijn en de consequenties van overschrijding daarvan weergegeven. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf. De overschrijding van de redelijke termijn is deels veroorzaakt doordat er in deze strafzaak een omvangrijk onderzoek is geweest, waarbij een groot aantal getuigen – mede op verzoek van de verdediging – is gehoord. Daarom zal de rechtbank in de strafmaat in beperkte mate rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
De rechtbank acht geen termen aanwezig om -zoals door de officier van justitie gevorderd- de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.

8.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De volgende benadeelde partijen vorderen (materiële) schadevergoeding ter zake de genoemde feiten onder parketnummer 04/850428-12:
Feit
Benadeelde partij
Vordering
Feit 3
[bedrijf 22]
4.445,60
Feit 9
[bedrijf 6] ( [naam benadeelde partij 5] )
29.486,77
Feit 9
[bedrijf 20] ( [naam bendaalde partij 2] )
3.294,05
Feit 9
[bedrijf 10] BV ( [naam benadeelde partij 3] )
9.559,16
Feit 9
[naam aangever 1] ( [naam aangever 1] )
5.950,00
Feit 9
[bedrijf 21] VOF ( [.] [getuige 2] )
6.781,06
Feit 9
[bedrijf 8] ( [naam benadeelde partij 4] )
1.700,00
Feit 12
[benadeelde partij x] Schadeverzekeringen N.V.
8.410,10
[bedrijf 22] vordert in het bijzonder vermeerdering met de wettelijke rente vanaf 19 april 2011 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, alsmede toewijzing van kosten rechtsbijstand van 768,00 euro.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vorderingen van [bedrijf 6] , [bedrijf 20] , [bedrijf 10] BV, [bedrijf 21] VOF en [bedrijf 8] . De vordering van [naam aangever 1] kan worden toegewezen tot een bedrag van 5.000,00 euro (de factuur exclusief btw) en de vordering van [bedrijf 22] kan worden toegewezen tot een bedrag van 2.160,98 euro (1/9e van de post ‘illegaal afgenomen energie,’ met toewijzing van de overige posten, inclusief kosten rechtsbijstand).
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van alle vorderingen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel met vervangende hechtenis.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de btw-bedragen bij de ondernemers (feit 9) niet toewijsbaar zijn. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de vorderingen ter zake feit 9. Ter zake de vordering van [bedrijf 22] heeft de raadsman geen expliciet standpunt kenbaar gemaakt.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde partij x] Schadeverzekeringen N.V. (feit 12)
Aangezien verdachte zal worden vrijgesproken van het aan de vordering van [benadeelde partij x] Schadeverzekeringen N.V. ten grondslag liggende feitencomplex (feit 12), dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard. Gelet hierop zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten die door de verdachte ter verdediging tegen de vordering zijn gemaakt, begroot tot heden op nihil.
[bedrijf 22]
Ten laste van verdachte is feit 3 (art. 311 Sr) bewezen verklaard. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. Met betrekking tot de toewijsbaarheid en de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank het volgende.
[bedrijf 22] heeft haar vordering, in het bijzonder de posten ‘illegaal afgenomen energie’ en ‘netwerkkosten elektriciteit,’ gebaseerd op een bewezenverklaarde periode van elektriciteitsdiefstal van 9 weken. Tenlastegelegd en bewezen verklaard is echter een periode van één week. De rechtbank zal genoemde posten dan ook naar evenredigheid matigen, waardoor de post ‘illegaal afgenomen energie’ toewijsbaar is tot een bedrag van (1/9 * 2.570,19 =) 285,57 euro en de post ‘netwerkkosten elektriciteit’ toewijsbaar is tot een bedrag van (1/9 * 129,56 =) 14,40 euro. De vordering zal ter zake het meer gevorderde onder deze posten niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voorts is de post ‘netmeting’ naar het oordeel van de rechtbank niet voor toewijzing vatbaar. De kosten van de netmeting zijn immers in opdracht van de politie gemaakt en daarom te beschouwen als kosten van publieke opsporing. Deze behoren niet op individuele burgers te worden afgewenteld. Deze post zal derhalve worden afgewezen.
De overige posten, die door de verdediging niet zijn weersproken, zijn naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van 970,82 euro te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 9 maart 2011 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht samen met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk voor deze schade, in dier voege dat als de een heeft betaald, de ander zal zijn bevrijd.
De rechtbank zal aan verdachte (hoofdelijk) de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van 970,82 euro te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 9 maart 2011 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 19 dagen met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te betalen ten behoeve van [bedrijf 22]
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Bij de begroting hiervan zal de rechtbank, in tegenstelling tot de vordering van [bedrijf 22] , uitgaan van het liquidatietarief kanton, nu de vordering een bedrag van 25.000,00 euro niet te boven gaat en de rechtbank ook anderszins geen aanleiding ziet tot toepassing van het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven. De rechtbank zal genoemde kosten thans derhalve begroten op twee punten à 200,00 euro, zijnde 400,00 euro.
Opgelichte ondernemers (feit 9)
Ten laste van verdachte is feit 9 (art. 326 Sr) bewezen verklaard. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Ter zake de ontvankelijkheid van de diverse vorderingen gebaseerd op de oplichtingen (feit 9) overweegt de rechtbank ambtshalve als volgt. Enkele vorderingen zijn ingevuld op naam van particulieren, terwijl de gestelde schades geleden zijn door de diverse bedrijven. Uit de vorderingen zelf, in samenhang bezien met de daarbij gevoegde bijlagen zoals facturen en al dan niet uittreksels van de Kamer van Koophandel, alsmede de aangiftes die namens de diverse bedrijven zijn gedaan door dezelfde personen als diegene die de vorderingen hebben ingediend, leidt de rechtbank af dat al die vorderingen geacht dienen te worden als zijnde ingediend namens de betreffende bedrijven. De rechtbank acht de benadeelde partijen derhalve ook ontvankelijk en zal die vorderingen dan ook beoordelen als zijnde ingediend door de betreffende bedrijven.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid en de hoogte van de schadebedragen overweegt de rechtbank het volgende.
Onderhavige vorderingen zijn alle ingediend door ondernemers. Een onderdeel van die vorderingen, met uitzondering van die van [bedrijf 8] , zijn btw-bedragen. Btw is echter geen schade als de benadeelde partij een ondernemer is, omdat een ondernemer recht heeft op teruggave/verrekening van btw. De vorderingen zullen dan ook ten aanzien van de btw worden afgewezen.
De vordering van
[bedrijf 21] VOFbestaat uit twee facturen, waarvan de tweede factuur (nummer 11.11.30) betrekking heeft op schade geleden door gesprekken met de politie, bestaande kennelijk uit verloren arbeidsuren en transportkosten. Hoewel de vordering op dit punt niet is betwist, is de rechtbank van oordeel, mede gelet op hetgeen de rechtbank zal beslissen in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] dat deze posten onvoldoende zijn onderbouwd. De uren en uurtarieven zijn immers niet nader gespecificeerd en onduidelijk is waarop de post ‘transport’ ziet. De benadeelde zal ten aanzien van dit deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle vorderingen voor het overige als door de verdediging in zoverre ook niet weersproken voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank de schadebedragen zal vaststellen op:
-
24.778,80
inzake [bedrijf 6]
-
2.768,11
inzake [bedrijf 20]
-
8.200,38
inzake [bedrijf 10] BV
-
5.000,00
inzake [naam aangever 1]
-
5.088,37
inzake [bedrijf 21] VOF
-
1.700,00
inzake [bedrijf 8]
Verdachte is naar burgerlijk recht samen met zijn mededader aansprakelijk voor deze schades.
De rechtbank zal tevens aan de verdachte (hoofdelijk) de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen, bij niet betaling en verhaal te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft:
-
[bedrijf 6]
24.778,80
158 dagen
-
[bedrijf 20]
2.768,11
37 dagen
-
[bedrijf 10] BV
8.200,38
76 dagen
-
[naam aangever 1]
5.000,00
60 dagen
-
[bedrijf 21] VOF
5.088,37
60 dagen
-
[bedrijf 8]
1.700,00
27 dagen
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten door deze benadeelde partijen in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen:
47, 57, 63, 173a, 225, 310, 321, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht,
3, 11 en 11a van de Opiumwet,
9.2.2.1 en 10.1 van de Wet milieubeheer,
6 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005,
1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde onder
2(04/850425-12) en
1, 6, 7, 11, 12 en 16(04/850428-12);
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feiten 1, 3 en 4 primair (04/804180-11) en 2 t/m 5, 8, 9, 10, 13 primair, 14 en 15 (04/850427-12) tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • wijst af de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [bedrijf 22]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 22] (d.t.v. [naam advocatenburo] ), [adres 10] , van een bedrag van 970,82 euro te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 9 maart 2011 de dag der algehele voldoening;
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering ter zake het restant van de posten ‘illegaal afgenomen energie’ en ‘netwerkkosten elektriciteit;’
- wijst de vordering af voor het overige, zijnde de post ‘netmeting;’
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op 400,00 euro;
- legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde voornoemd van een bedrag van 970,82 euro te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 9 maart 2011 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 19 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voorzover hij of (een van) zijn mededader(s) / medeplichtige(n) heeft voldaan aan een van de hem/haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
Benadeelde partij [bedrijf 6]
- wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 6] (d.t.v. [naam benadeelde partij 5] ), [adres 11] te Beringe, van een bedrag van 24.778,80 euro;
- wijst de vordering af voor het overige;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde voornoemd, van een bedrag van 24.778,80 euro bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 158 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voorzover hij of (een van) zijn mededader(s) / medeplichtige(n) heeft voldaan aan een van de hem/haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
Benadeelde partij [bedrijf 20]
- wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 20] (d.t.v. [naam benadeelde partij 6] ), [adres 12] te Roosteren, van een bedrag van 2.768,11 euro;
- wijst de vordering af voor het overige;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde voornoemd, van een bedrag van 2.768,11 euro bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 37 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voorzover hij of (een van) zijn mededader(s) / medeplichtige(n) heeft voldaan aan een van de hem/haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
Benadeelde partij [bedrijf 10] BV
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[bedrijf 10] BVgedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 10] BV (d.t.v. [naam benadeelde partij 3] ), [adres 13] , van een bedrag van 8.200,38 euro;
- wijst de vordering af voor het overige;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde voornoemd, van een bedrag van 8.200,38 euro bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 76 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voorzover hij of (een van) zijn mededader(s) / medeplichtige(n) heeft voldaan aan een van de hem/haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
Benadeelde partij [naam aangever 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [naam aangever 1] (d.t.v. [naam aangever 1] ), [adres 14] , van een bedrag van 5.000,00 euro;
- wijst de vordering af voor het overige;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde voornoemd, van een bedrag van 5.000,00 euro bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voorzover hij of (een van) zijn mededader(s) / medeplichtige(n) heeft voldaan aan een van de hem/haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
Benadeelde partij [bedrijf 21] VOF
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[bedrijf 21] VOFgedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 21] VOF (d.t.v. [.] [getuige 2] ), [adres 15] , van een bedrag van 5.088,37 euro;
- wijst de vordering af voor het overige;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde voornoemd, van een bedrag van 5.088,37 euro bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voorzover hij of (een van) zijn mededader(s) / medeplichtige(n) heeft voldaan aan een van de hem/haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
Benadeelde partij [bedrijf 8]
- wijst de vordering van de benadeelde partij geheel toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 8] (d.t.v. [naam benadeelde partij 4] ), [adres 17] te Roermond, van een bedrag van 1.700,00 euro;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde voornoemd, van een bedrag van 1.700,00 euro bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voorzover hij of (een van) zijn mededader(s) / medeplichtige(n) heeft voldaan aan een van de hem/haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
Benadeelde partij [benadeelde partij x] Schadeverzekeringen N.V.
- verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij x] Schadeverzekeringen N.V.(d.t.v. [naam benadeelde partij 7] ), [adres 16] , niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. T.A.J.M. Provaas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zijlstra en mr. O.A.G. Corten, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 mei 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na nadere omschrijving ex art. 314a van het Wetboek van Strafvordering – ten laste gelegd dat:
T.a.v. parketnummer 04/804180-11
1.hij in of omstreeks de periode van 9 maart 2011 tot en met 29 augustus 2011, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- te Horn, in elk geval in de gemeente Leudal, (in een pand gelegen aan de [adres 4] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1285, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/of,
- te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, (in een pand gelegen aan de [adres 5] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 781, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/of
- te Susteren, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren (in een pand gelegen aan de [adres 8] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 104,32 kilogram hennep en/of
- te Sint Odiliënberg, in elk geval in de gemeente Roerdalen, (in een pand gelegen aan de [adres 6] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1050, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/of
- in de gemeente Roermond, (in een pand gelegen aan de [adres 7] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1110, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad; (art. 3 Opiumwet)
2.hij op of omstreeks 27 april 2011 in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht of afgeleverd of verstrekt of vervoerd een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 104,32 kilogram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II; (art. 3 Opiumwet)
3.hij in of omstreeks de periode van 13 augustus 2010 tot en met 8 november 2011 in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, bestaande uit [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in art. 11, derde, vierde en/of vijfde lid, namelijk het (meermalen) (telkens) bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het aanwezig hebben van middelen of een middel als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II; (art. 11a Opiumwet)
4.hij in of omstreeks de periode van 31 augustus 2009 tot en met 8 november 2011, in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers
heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) van (een) voorwerp(en), te weten een pand gelegen aan de [adres 1] te Horn en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft hij (telkens) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een) voorwerp(en), te weten een pand gelegen aan de [adres 1] te Horn en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), was,
en/of
heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) (een) voorwerp(en), te weten een pand gelegen aan de [adres 1] te Horn en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van (een) voorwerp(en), te weten een pand gelegen aan de [adres 1] te Horn en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), gebruik gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat pand en/of dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf; (art. 420bis jo. 420ter Wetboek van Strafrecht)
althans indien terzake het vorenstaande onder 4 geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 31 augustus 2009 tot en met 8 november 2011, in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) van (een) voorwerp(en), te weten een pand gelegen aan de [adres 1] te Horn en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans (telkens) heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een) voorwerp(en), te weten een pand gelegen aan de [adres 1] te Horn en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), was,
en/of
(telkens) (een) voorwerp(en), te weten een pand gelegen aan de [adres 1] te Horn en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van (een) voorwerp(en), te weten een pand gelegen aan de [adres 1] te Horn en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dat pand en/of dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf; (art. 420quater Wetboek van Strafrecht)
T.a.v. parketnummer 04/850428-12
1.hij op of omstreeks 13 augustus 2010 in de uitoefening van een beroep of bedrijf, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, te Maasbree, in elk geval in de gemeente Peel en Maas, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres 18] 2 B) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1185, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II; (art. 3 ahf/ond B, 11 lid 2 Opiumwet)
2.hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2011 tot en met 19 april 2011 te Horn, in elk geval in de gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (stroom), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 22] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); (art. 310, 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
3.hij in of omstreeks de periode van 2 maart 2011 tot en met 9 maart 2011 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (stroom), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 22] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); (art. 310, 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
4.hij in of omstreeks de periode van 18 mei 2011 tot en met 20 juli 2011 te Sint Odilienberg, in elk geval in de gemeente Roerdalen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (stroom), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 22] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); (art. 310, 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
5.hij in of omstreeks de periode van 25 april 2011 tot en met 29 augustus 2011 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (stroom), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 22] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); (art. 310, 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
6.hij in of omstreeks de periode van 5 maart 2010 tot en met 13 augustus 2010 te Maasbree, in elk geval in de gemeente Peel en Maas, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (stroom), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 22] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); (art. 310, 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
7.hij in of omstreeks de periode van 31 augustus 2009 tot en met 8 november 2011 in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door (onder meer) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
  • (gewoonte)witwassen (art. 420bis en/of 420ter van het Wetboek van Strafrecht) en/of
  • valsheid in geschriften (art. 225 lid 1 en 2 van het Wetboek van Strafrecht);
(art. 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
8.hij in of omstreeks de periode van 31 augustus 2009 tot en met 8 november 2011 in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland,
  • een werkgeversverklaring en/of
  • een salarisspecificatie van [bedrijf 4] en/of
  • een Europees schadeformulier,
althans enig(e) document(en), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers
  • heeft verdachte valselijk op genoemde werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie van [bedrijf 4] de handtekening en/of naam van [naam getuige 2] , althans een ander, geplaatst en/of
  • heeft verdachte in strijd met de waarheid op voornoemde werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie vermeld dat [medeverdachte 1] werknemer was en/of
  • heeft verdachte valselijk op voornoemd Europees schadeformulier de handtekening en/of naam van [medeverdachte 3] , althans een ander, geplaatst en/of
  • heeft verdachte in strijd met de waarheid op voornoemd Europees schadeformulier vermeld dat op 14 januari 2011 een aanrijding heeft plaatsgevonden,
zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken; (art. 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
9.hij in of omstreeks de periode van 1 september 2011 tot en met 8 november 2011 te Horn, in elk geval in de gemeente Leudal, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
  • [bedrijf 6] heeft/hebben bewogen tot het verlenen van (een) dienst(en), te weten bestratingswerkzaamheden en/of,
  • [naam aangever 1] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van goederen, te weten lichtbakken, en/of het verlenen van (een) dienst(en), te weten het ontwerpen en afhangen van lichtbakken en/of,
  • [getuige 2] [bedrijf 17] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van goederen, te weten dakbevestigingsmaterialen en/of het verlenen van (een) dienst(en), te weten dakbedekkingswerkzaamheden en/of,
  • [bedrijf 18] heeft/hebben bewogen tot het verlenen van (een) dienst(en), te weten het aanleggen van een gazon en/of bekiezeling en/of,
  • [bedrijf 9] heeft/hebben bewogen tot het verlenen van (een) dienst(en), te weten het leggen van waterleiding en gasleiding, electro werkzaamheden en/of het aansluiten van een heater en/of,
  • [bedrijf 10] heeft/hebben bewogen tot het verlenen van (een) dienst(en), te weten het aanleggen van een gazon met beregeningsinstallatie en/of het aanleggen van een grindvlakte,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide koper(s) en/of opdrachtgever(s), waardoor voornoemde
  • [bedrijf 6] en/of,
  • [naam aangever 1] en/of,
  • [getuige 2] [bedrijf 17] en/of,
  • [bedrijf 18] en/of,
  • [bedrijf 9] en/of,
  • [bedrijf 10] ,
(telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of het bovenomschreven verlenen van (een) dienst(en); (art. 47 lid 1 ahf/sub 1, 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
10.hij op of omstreeks 1 juli 2011 tot en met 8 november 2011 te Horn, in elk geval in de gemeente Leudal en/of in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een boxer-automaat, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 19] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), welk goed verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als huurder, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend; (art. 321, 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
11.hij in of omstreeks de periode van 14 januari 2011 tot en met 8 november 2011 in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst Europees schadeformulier, althans enig(e) document(en), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, voornoemd Europees schadeformulier heeft/hebben verstrekt en/of getoond aan [bedrijf 23] , althans aan (een) derde(n), en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat voornoemd Europees schadeformulier niet is ondertekend door [medeverdachte 3] en/of de op voornoemd Europees schadeformulier vermelde aanrijding niet heeft plaatsgevonden; (art. 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
12.hij in of omstreeks de periode van 14 januari 2011 tot en met 8 november 2011 in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij x] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een Europees schadeformulier opgemaakt en/of ondertekend en/of verstrekt en/of getoond aan [bedrijf 23] en/of BSB Assuradeuren, althans aan (een) derde(n), waardoor [benadeelde partij x] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte; (art. 47 lid 1 ahf/sub 1, 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
13.hij in of omstreeks de periode van 7 november 2011 tot en met 12 december 2011 in de gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, bij de sloop van het dak van een loods aan de [adres 1] opzettelijk en wederrechtelijk een stof op de bodem en/of in de lucht heeft/hebben gebracht, te weten asbest, immers heeft/hebben hij en/of zijn medeverdachte(n) ondeskundig en/of onvoorzichtig asbesthoudende platen van het dak verwijderd en/of zijn deze platen (vervolgens) gebroken en/of beschadigd waarna reststukken asbest in en rondom het gehele pand zijn aangetroffen, terwijl daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was; (art. 173a ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
althans indien terzake het vorenstaande onder 13 geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 7 november 2011 tot en met 12 december 2011 in de gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, grovelijk althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig en/of ondeskundig heeft/hebben gehandeld, immers heeft/hebben hij en/of zijn medeverdachte(n) bij de sloop van het dak van een loods aan de [adres 1] asbesthoudende platen van het dak verwijderd en/of zijn deze platen (vervolgens) gebroken en/of beschadigd waarna reststukken asbest in en rondom het gehele pand zijn aangetroffen, waardoor het aan zijn schuld en/of die van zijn medeverdachte(n) te wijten is dat wederrechtelijk een stof, te weten asbest en/of asbestvezels, op de bodem en/of in de lucht werd(en) gebracht, terwijl daarvan gevaar voor de volksgezondheid of levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was; (art. 173b ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
14.hij in of omstreeks de periode van 7 november 2011 tot en met 12 december 2011 in de gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, als degene(n) bij wie afvalstoffen ontstonden, handelingen met betrekking tot die afvalstoffen heeft/hebben verricht of nagelaten waarvan hij/zij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden ontstaan, immers heeft/hebben hij en/of zijn medeverdachte(n) bij de sloop van het dak van een loods aan de [adres 1] asbesthoudende platen van het dak verwijderd en/of zijn deze platen (vervolgens) gebroken en/of beschadigd waarna reststukken asbest in en rondom het gehele pand zijn aangetroffen; (art. 10.1 lid 2 Wet milieubeheer)
15.hij in op of omstreeks de periode van 7 november 2011 tot en met 12 december 2011 in de gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van een bouwwerk of een object, te weten de sloop van een dak van een loods aan de [adres 1] , waarin asbest of een asbesthoudend product was verwerkt, terwijl de concentratie van asbeststof was ingedeeld in risicoklasse 2 of 3 als bedoeld in art. 4.48 onderscheidenlijk art. 4.53a van het Arbeidsomstandighedenbesluit, al dan niet opzettelijk, niet heeft laten verrichten door een bedrijf dat in het bezit was van een certificaat als bedoeld in art. 4.54d, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit; (art. 6 lid 1 ahf/sub a Asbestverwijderingsbesluit 2005)
16.hij in of omstreeks de periode van 7 november 2011 tot en met 12 december 2011 in de gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als degene(n) die anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf een bouwwerk of object, te weten het dak van een loods aan de [adres 1] , geheel of gedeeltelijk heeft/hebben afgebroken en/of uit elkaar genomen, al dan niet opzettelijk, met betrekking tot genoemd bouwwerk of object, dan wel het gedeelte daarvan ten aanzien waarvan de handeling werd verricht, niet beschikte(n) over een asbestinventarisatierapport terwijl hij/ en/of zijn medeverdachte(n) wist(en) of redelijkerwijs kon(den) weten dat zich in dat bouwwerk of object asbest of een asbesthoudend product bevond. (art. 3 lid 1 Asbestverwijderingsbesluit)

Voetnoten

1.Voor zover de in dit vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde, wordt hierna in de voetnoten, verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders vermeld, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het procesdossier van de politie Limburg-Noord, Regionale Recherche, Onderzoek 65-Audi, met proces-verbaalnummer 2011105816, gesloten d.d. 29 maart 2012, geheel doorgenummerd (paginaverwijzingen conform de print van scan 02.04.2012 van origineel).
2.Proces-verbaal stemherkenning/identificatie [medeverdachte 1] , d.d. 23 augustus 2011, p. 245-247.
3.Proces-verbaal van stemherkenning/identificatie [verdachte 1] d.d. 31 oktober 2011, p. 264-267.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 27 november 2013, proces-verbaalnummer PL236F-2011105816-237.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 mei 2011, p. 1790-1793.
6.Geschrift, inhoudende een uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel, d.d. 21 januari 2011, p. 1820- 1821.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 mei 2011, p. 1790.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 mei 2011, p. 1791.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 26 november 2013, proces-verbaalnummer PL236F-2011105816-236, in het bijzonder blad 7-9.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2012, p. 1601-1613.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 mei 2011, p. 1791.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 26 november 2013, proces-verbaalnummer PL236F-2011105816-236, in het bijzonder blad 3-4.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 november 2011, p. 2514-2520.
14.Proces-verbaal Opiumwet d.d. 1 november 2011, p. 2582-2583.
15.Aanvullend proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 25 oktober 2013 (11.40 uur), proces-verbaalnummer PL2365-2011105816-234, in het bijzonder blad 5.
16.Aanvullend proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 26 november 2013, proces-verbaalnummer PL2365-2011105816-236, in het bijzonder blad 9-10.
17.Proces-verbaal relaas d.d. 10 november 2011, p. 2989-2997.
18.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 15 september 2011, p. 3057-3058.
19.Aanvullend proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 25 oktober 2013 (11.40 uur), proces-verbaalnummer PL2365-2011105816-234, in het bijzonder blad 4.
20.Aanvullend proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 26 november 2013 (11.10 uur), proces-verbaalnummer PL2365-2011105816-236, in het bijzonder blad 4-6.
21.Aanvullend-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 25 oktober 2013 (11.40 uur), proces-verbaalnummer PL236F-2011105816-234, blad 1-11.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 27 november 2013, proces-verbaalnummer PL236F-2011105816-237.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte S. [medeverdachte 3] d.d. 17 november 2011, p. 1764-1768.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte S. [medeverdachte 3] d.d. 17 november 2011, p. 6132-6135.
25.Procesverbaal verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 10 november 2011, p. 2821.
26.Geschrift, inhoudende een verslag van een tapgesprek, p. 2371.
27.Geschrift, inhoudende een verslag van een tapgesprek, p. 5835.
28.Geschrift, inhoudende een verslag van een tapgesprek, p. 2666.
29.Geschrift, inhoudende een verslag van een tapgesprek, p. 2674.
30.Geschrift, inhoudende een verslag van een tapgesprek, p. 2677.
31.Geschrift, inhoudende een verslag van een tapgesprek, p. 2695.
32.Geschrift, inhoudende een verslag van een sms-bericht, p. 2682 en p. 2683.
33.Geschrift getiteld ‘Aangifte’ d.d. 22 maart 2011 door [naam aangever 3] , medewerker Fraudebestrijding [bedrijf 22] , p. 1839-1863.
34.Geschrift getiteld ‘Factuur’ d.d. 22 maart 2011, voorzien van factuurnummer 90649932, gericht aan [naam huurder 1] ’s [bedrijf 3] , p. 1852-1853.
35.Geschrift getiteld ‘Aangifte’ d.d. 21 april 2011 door [naam aangever 3] , medewerker Fraudebestrijding [bedrijf 22] , p. 1630-1653.
36.Geschrift getiteld ‘Factuur’ d.d. 21 april 2011, voorzien van factuurnummer 90660114, gericht aan dhr/mevr. Ozem, p. 1651-1652.
37.Geschrift getiteld ‘Aangifte’ d.d. 25 juli 2011, opgesteld door [naam aangever 3] , medewerker fraudebestrijding [bedrijf 22] , p. 2537-2539.
38.Geschrift getiteld ‘Factuur’ d.d. 25 juli 2011, voorzien van factuurnummer 90686281, gericht aan B. [medeverdachte 4] , p. 2567-2568.
39.Geschrift getiteld ‘Aangifte’ d.d. 7 oktober 2011, opgesteld door [naam aangever 4] , medewerker fraudebestrijding, namens [bedrijf 22] , p. 3083-3085.
40.Geschrift getiteld ‘Factuur’ d.d. 7 oktober 2011, voorzien van factuurnummer 90706066, gericht aan [naam huurder 2] , afkomstig van [bedrijf 22] , p. 3117-3118.
41.Proces-verbaal van verhoor verdachte S. [medeverdachte 3] d.d. 17 november 2011, p. 1780-1783.
42.Aanvullend proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 26 november 2013, proces-verbaalnummer PL236F-2011105816-236, in het bijzonder blad 3-4.
43.Aanvullend proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 26 november 2013, proces-verbaalnummer PL2365-2011105816-236, in het bijzonder blad 9-10.
44.Aanvullend proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 27 november 2013, proces-verbaalnummer PL236F-2011105816-237.
45.Aanvullend proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 26 november 2013 (11.10 uur), proces-verbaalnummer PL2365-2011105816-236, in het bijzonder blad 4-6.
46.Aanvullend proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 27 november 2013 (10.04 uur), proces-verbaalnummer PL2365-2011105816-237, in het bijzonder bladzijden 8 en 9.
47.Aanvullend proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 25 oktober 2013 (11.40 uur), proces-verbaalnummer PL2365-2011105816-234, in het bijzonder bladzijde 9.
48.Geschrift, getiteld ‘Loonafrekening’ d.d. 28 augustus 2009, bijlage 32, p. 7984.
49.Aanvullend proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 27 november 2013 (10.04 uur), proces-verbaalnummer PL2365-2011105816-237, in het bijzonder bladzijden 8 en 9.
50.Aanvullend proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 25 oktober 2013 (11.40 uur), proces-verbaalnummer PL2365-2011105816-234, in het bijzonder bladzijden 1 en 2.
51.Geschrift, getiteld ‘Werkgeversverklaring’ d.d. 31 augustus 2009, bijlage 32, p. 7982-7983.
52.Geschrift, getiteld ‘Loonafrekening’ d.d. 28 augustus 2009, bijlage 32, p. 7984.
53.Geschrift, getiteld ‘Jaaropgave’ gedateerd februari 2010, bijlage 32, p. 7981.
54.Proces-verbaal verhoor verdachte [naam getuige 2] d.d. 27 maart 2012, p. 7988-7997.
55.Aanvullend proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 27 november 2013 (10.04 uur), proces-verbaalnummer PL2365-2011105816-237, in het bijzonder bladzijden 8 en 9.
56.Aanvullend proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 25 oktober 2013 (15.50 uur), proces-verbaalnummer PL2365-2011105816-235, in het bijzonder bladzijden 1 t/m 4.
57.Proces-verbaal van aangifte d.d. 11 november 2011, p. 5135-5138.
58.Geschrift d.d. 6 oktober 2011, gericht aan [bedrijf 5] BV t.a.v. [verdachte 1] , afkomstig van [naam aangever 1] , p. 5142.
59.Geschrift, ongedateerd, met opschrift “goedgekeurde betalingsopdracht,” p. 4155.
60.Proces-verbaal van aangifte d.d. 8 november 2011, p. 5076-5078.
61.Proces-verbaal van aangifte d.d. 30 november 2011, p. 5146-5150.
62.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2011, p. 5157.
63.Proces-verbaal van aangifte d.d. 6 december 2011, p. 5160-5163.
64.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 december 2011, p. 5194-5197.
65.Proces-verbaal van aangifte d.d. 9 januari 2012, p. 5228-5230.
66.Proces-verbaal aangifte d.d. 20 juli 2011, p. 5099-5103.
67.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 november 2011, p. 135-136 i.c.m. de bijgevoegde lijst van in beslag genomen goederen (p. 140-142) en de kennisgeving van inbeslagneming d.d. 9 november 2011 (p. 157).
68.Geschrift d.d. 15 november 2011, voorzien van proces-verbaalnummer 2011105816, inhoudende de inbewaringgeving van een boksbalmachine, p. 158.
69.Stukken gemeente Leudal, p. 6345-6545 c.q. Asbestinventarisatierapport Type A volgens de SC540 van [bedrijf 24] , d.d. 9 november 2011, p. 6487 e.v.
70.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , d.d. 24 november 2011, p. 6697-6703.
71.Geschrift, inhoudende een brief met onderwerp ‘Ontvangstbevestiging omgevingsvergunning op het adres [adres 1] in Horn,’ d.d. 20 oktober 2010, met bijlagen, p. 6432-6442.
72.Proces-verbaal onderzoek tapgesprekken, d.d. , p. 6546-6677; de specifieke weergave van de tap bevindt zich op p. 6649.
73.Stukken gemeente Leudal, p. 6345-6545 c.q. rapport Type A Asbestinventarisatie van [bedrijf 15] in opdracht van [bedrijf 25] , d.d. 7 oktober 2010, p. 6454 e.v.