4.3Het oordeel van de rechtbank
Via de Criminele Inlichtingen Eenheid en Meld Misdaad Anoniem werd in 2010 en 2011 informatie ontvangen over -kort gezegd- grootschalige hennepteelt door onder meer [verdachte] en [medeverdachte 1] . Dit leidde tot het onderzoek genaamd 65-Audi. Gedurende dit onderzoek werd gebruikt gemaakt van onder andere telefoontaps en observaties en werden diverse hennepkwekerijen aangetroffen. Het onderzoek 65-Audi leidde uiteindelijk tot de verdenking van hennepteelt, diefstal van stroom, criminele organisaties, oplichting, valsheid in geschrift en asbestdelicten tegen 17 verdachten. Medio 2014 en 2015 is reeds vonnis gewezen in 11 zaken. Vandaag wijst de rechtbank ook vonnis in de zaken van de zes hoofdverdachten, zijnde de verdachten die ook deelgenomen zouden hebben aan een criminele organisatie.
Verdachte is uiteindelijk gedagvaard wegens bedrijfsmatige hennepteelt met diefstal van stroom, hennephandel, deelname aan een criminele Opiumwet-organisatie, witwassen, deelname aan een criminele organisatie ex art. 140 Sr, oplichting, verduistering, valsheid in geschrift en bezit van een jammer. Gelet op het verweer van de verdediging, zal de rechtbank allereerst de betrouwbaarheid van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] bespreken. Vanwege de aard en samenhang van de diverse feiten, zal de rechtbank vervolgens de hennepteelt, de hennephandel en de criminele Opiumwet-organisatie bespreken (feiten 1 t/m 3 van 04/800080-11), gevolgd door de afzonderlijk ten laste gelegde hennepkwekerij te Maasbree (feit 5 van 04/800080-11) en de elektriciteitsdiefstallen (feiten 1 t/m 6 van 04/850427-12). De rechtbank zal vervolgens het witwassen (feit 4 van 04/800080-11) bespreken. De overige feiten zullen wel op de in de betreffende dagvaarding vermelde volgorde worden besproken.
Betrouwbaarheid verklaringen medeverdachte [medeverdachte 1]
Door de verdediging is aangevoerd dat de voor verdachte belastende verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] , voor zover afgelegd na de verklaringen waarin hij zich steeds op zijn zwijgrecht heeft beroepen, niet gebruikt mogen worden voor het bewijs. Gesteld wordt dat deze verklaringen niet betrouwbaar zijn. Enerzijds omdat [medeverdachte 1] zwaarwegende motieven had om belastende verklaringen over verdachte af te leggen, onder meer om een “deal” met het openbaar ministerie te bewerkstelligen (immers [medeverdachte 1] wilde in een soort getuigenbeschermingsprogramma komen), anderzijds omdat de verklaringen niet consistent zijn en [medeverdachte 1] ook in die verklaringen niet het achterste van zijn tong laat zien. Ook zou dit een manier van [medeverdachte 1] zijn om van zijn schuldeisers af te komen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Van een “deal” tussen [medeverdachte 1] en het openbaar ministerie is niet gebleken. [medeverdachte 1] heeft zich op enig moment tot de politie gewend in verband met in zijn richting en die van zijn familie geuite bedreigingen. Hiervan heeft hij aangifte gedaan en dit was voor de politie/het openbaar ministerie kennelijk reden om hem onder te brengen in het stelsel “Bewaken en Beveiligen.” Een stelsel waar iedere burger een beroep op kan doen.
Vervolgens heeft [medeverdachte 1] in de onderhavige zaak een aantal verklaringen afgelegd. Op kleine details komen de op verschillende tijdstippen afgelegde verklaringen wellicht niet helemaal overeen, maar in grote lijnen zijn de verklaringen consistent. Daarbij komt dat er overigens in het dossier bewijsmiddelen zijn die zijn verklaringen op diverse punten ondersteunen. Zo zijn er telefoontaps die naadloos aansluiten bij de door [medeverdachte 1] geschetste gang van zaken rondom bijvoorbeeld de verantwoordelijkheden bij de hennepkwekerijen.
Tevens laat [medeverdachte 1] in zijn verklaringen niet na om zijn eigen –niet onbelangrijke– rol
binnen de organisatie uit de doeken te doen, waarmee hij zichzelf strafrechtelijk zwaar belast. Dat hij niet geheel het achterste van zijn tong laat zien, zoals door de verdediging wordt gesteld (hetgeen de rechtbank overigens onderschrijft), kan hem niet worden tegengeworpen, nu [medeverdachte 1] als verdachte werd gehoord en hij het recht heeft te zwijgen. Dat hij geen volledige openheid heeft gegeven impliceert niet dat wat er wel is verklaard onbetrouwbaar is.
Dit betekent, nu de rechtbank de verklaringen van [medeverdachte 1] voldoende betrouwbaar acht, zij deze ook voor het bewijs zal gebruiken.
Gedurende het opsporingsonderzoek is een groot aantal telefoongesprekken opgenomen en beluisterd. In het dossier bevinden zich dan ook veel verslagen van
tapgesprekken. De rechtbank zal diverse van die tapverslagen gebruiken voor het bewijs. De rechtbank zal daarbij als uitgangspunt nemen dat de politie heeft geconcludeerd dat de gebruiker van het telefoonnummer
[telefoonnummer][verdachte]betrof en de gebruiker van de telefoonnummers
[telefoonnummer 2]en
[telefoonnummer 3][medeverdachte 1]betrof. Bovendien vermelden deze identificatie-processen-verbaal dat zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] ook andere telefoonnummers gebruikten. Tijdens het uitluisteren van de telefoongesprekken, waarbij [verdachte] dan wel [medeverdachte 1] gebruik maakte van andere telefoonnummers, werd door de betrokken uitwerkende verbalisant een stemvergelijking gedaan. Daar waar het ging om [verdachte] dan wel [medeverdachte 1] werd dit in het uitgewerkte tapgesprek als zodanig vermeld.
Hennep en criminele Opiumwet-organisatie (feiten 1, 2 en 3 van 04/800080-11)
Deze feiten gaan over de verwijten dat verdachte, in vereniging met anderen, hennep heeft gekweekt in de panden aan de [adres 9] te Horn, [adres 10] te Haelen, [adres 11] te Sint Odiliënberg, en de [adres 12] te Roermond, en voorts dat verdachte een drogerij aan de [adres 7] te Susteren heeft geëxploiteerd, dat hij, in vereniging met anderen, 104,32 kilogram hennep heeft verhandeld en dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie gericht op hennepteelt en hennephandel.
Hierna zal de rechtbank deze verwijten bespreken. Vanwege de nauwe samenhang zullen ze gezamenlijk worden besproken. Daarbij gaat de rechtbank ook (grotendeels) in op de zaken van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] , die (deels) dezelfde feiten op hun dagvaarding hebben staan, in verband met de onderlinge samenhang en het verwijt dat zij ook lid zouden zijn van een criminele organisatie gericht op softdrugs.
Toetsingskader criminele organisatie
Om te kunnen spreken van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en daarmee ook artikel 11a van de Opiumwet is een aantal aspecten van belang. Vereist is dat er sprake is van een gestructureerd samenwerkingsverband tussen twee of meer personen. Dat samenwerkingsverband moet over een zekere duurzaamheid beschikken. Het oogmerk van de criminele organisatie dient gericht te zijn op het plegen van misdrijven. Een betrokkene moet weten, in de zin van onvoorwaardelijke opzet, dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft maar hij hoeft niet enige vorm van opzet te hebben gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven. Voor deelname aan de criminele organisatie is niet vereist dat een betrokkene deelneemt aan de misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie is gericht. Evenmin is vereist dat een betrokkene samenwerkt of bekend is met alle personen die deel uitmaken van de criminele organisatie. Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van een misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en – dus – het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. Daarbij moet worden opgemerkt dat niet iedere bijdrage kan leiden tot het oordeel dat iemand deel uitmaakt van de organisatie. De bijdrage moet een zekere duur en intensiteit hebben.
De rechtbank constateert allereerst dát er een organisatie was waarvan, in elk geval, verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] deel uitmaakten. Zulks blijkt alleen al uit de op 27 november 2013 afgelegde verklaring van medeverdachte
[medeverdachte 1], die onder meer inhoudt: “Van de organisatie maakten deel uit: [verdachte] , [medeverdachte 8] en ik. Dat was de top. [verdachte] stuurde alles aan. De activiteiten bestonden uit het telen van hennep en alles wat daarbij komt kijken. Ik faciliteerde hem om bepaalde dingen af te dekken en ben betrokken geweest bij onder andere het verkrijgen van de panden voor de hennepteelt. [verdachte] had het voor het zeggen. Hij had de zeggenschap. Het team was zo goed, dat er eigenlijk niets gezegd hoefde te worden. [medeverdachte 8] deed de stroom, de verzorging en het opzetten. Iedereen had zijn taak en kende zijn taak. Stel dat er over de telefoon gesproken moest worden, omdat we elkaar niet konden treffen, dan was het “de fiets was mooi en heeft weinig kilometers.” Dat betekent dat het pand geschikt is en dat er niet in gekweekt was. In totaal zijn er 18 kwekerijen geweest in de periode dat ik met [verdachte] samenwerkte.”
Het oogmerk van de organisatie: hennep
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of deze organisatie ook daadwerkelijk een criminele organisatie is. Daartoe is, zoals hiervoor reeds naar voren gebracht, van belang of dit samenwerkingsverband ziet op het plegen van misdrijven, en zo ja, welke. De organisatie waar verdachte deel van uitmaakte zou gericht zijn op hennepteelt en de handel in hennep. De rechtbank zal nu dan ook de feiten bespreken die op de hennepteelt betrekking hebben.
De hennepplantage aan de [adres 9] te Horn
Op 9 maart 2011 komt er een melding bij de politie van de verhuurder van het pand, de heer [naam verhuurder] , dat hij een hennepkwekerij heeft aangetroffen in zijn bedrijfspand op de [adres 9] in Horn.[naam verhuurder] had dit pand verhuurd aan [naam huurder 1] , die het pand weer had onderverhuurd aan EFE Personeelsdiensten uitzendbureau. Volgens de Kamer van Koophandel (KvK) was [medeverdachte 4] , de zus van [medeverdachte 1] , bestuurder van dit bedrijf.
Op 9 maart 2011 gaat de politie ter plaatse op het adres [adres 9] te Horn. Op de begane grond van het bedrijfspand werd een hennepkwekerij aangetroffen. Het bedrijfspand was verdeeld in twee ruimtes, waarvan het achterste gedeelte ingericht was als een hennepkwekerij. In de kwekerij werden in een eerste ruimte 588 hennepplanten en in een tweede ruimte 697 hennepplanten aangetroffen.Uit beide ruimtes afzonderlijk werd telkens één hennepplant onderworpen aan een MMC Narcoticatest. De hennepplanten werden op uiterlijke kenmerken herkend als hennep en werden vervolgens, middels genoemde MMC-test, ook positief getest op de aanwezigheid van THC.
Medeverdachte
[medeverdachte 1]verklaart onder meer als volgt: “Ik heb het pand geregeld via [naam huurder 1] van de [naam bedrijf 1] . [medeverdachte 8] heeft de kwekerij opgezet. Het waren 1285 planten en ze stonden er net twee dagen. [verdachte] betaalde de kosten. Afspraak was 15% ging naar mij, 15% naar [medeverdachte 8] en 10% naar [naam huurder 1] (Rb; de eigenaar van de [naam bedrijf 1] ). De rest was voor [verdachte] . Alleen [medeverdachte 8] had een sleutel, hij was de kwekerij nog aan het opzetten. EFE werd op naam gezet van [medeverdachte 4] als bestuurder. [medeverdachte 4] moest die op haar naam zetten om uit te proberen. [verdachte] was 99% aandeelhouder en zijn vader 1%. [medeverdachte 4] moest in het bedrijf, omdat er iemand in moest. Ze heeft er geen verstand van. Dat is ook het belangrijkste, dat je niet weet hoe het werkt en wat er gebeurt. EFE Personeelsdiensten was een lege BV. Ik heb die opgekocht en [verdachte] heeft die betaald. EFE is er tussen gezet om jullie uit het zicht te houden. EFE was een bestaand bedrijf dat is overgenomen om de constructie op te zetten. De [adres 9] was een proef.”
De hennepplantage aan de [adres 10] te Haelen
Op 19 april 2011 werd in het pand aan de [adres 10] te Haelen een hennepkwekerij aangetroffen op de eerste en tweede verdieping van het pand, verdeeld over drie ruimtes met in totaal 781 planten.Uit de drie ruimtes werd telkens afzonderlijk één hennepplant onderworpen aan een MMC Narcoticatest. De hennepplanten werden op uiterlijke kenmerken herkend als hennep en werden vervolgens, middels genoemde MMC-test, ook positief getest op de aanwezigheid van THC.
Uit onderzoek is gebleken dat de telefoon van [verdachte] met nummer [telefoonnummer] op 24 maart 2011 en 5 april 2011 met 30 contacten, waarvan 18 gesprekken en 12 sms-berichten, op de mast komt, waar de woning aan de [adres 10] te Haelen onder valt.
Medeverdachte
[medeverdachte 1]verklaart onder meer als volgt: “Volgens mij zijn aan de [adres 10] te Haelen 781 of 718 planten aangetroffen. Mijn zus had geen woonadres en toen heeft ze aan mij gevraagd om een woning voor haar te regelen. Ik heb toen makelaar [naam makelaar] gebeld om dat pand te huren. Bij die kwekerij zijn [verdachte] , mijn zus en ik betrokken. [verdachte] richtte de kwekerij in. Mijn zus en ik zouden samen 15% krijgen. Mijn zus en [verdachte] hadden een sleutel. [verdachte] was verantwoordelijk voor die hennepkwekerij. Hij heeft alles gefinancierd, maar er is nooit opbrengst geweest. Ik heb bemiddeld bij de huur van het pand. [verdachte] verzorgde de plantjes. Niemand woonde in dat pand. De dag van het knippen is de politie binnengevallen. De oogst was rijp.”
De hennepplantage aan de [adres 11] te Sint Odiliënberg
Op 20 juli 2011 is de politie binnengetreden op het adres [adres 11] te Sint Odiliënberg. In het pand werd een gebruiksklare inrichting voor hennepteelt aangetroffen. De inrichting was onderverdeeld in vier afzonderlijke – voor de teelt van hennep bestemde – ruimtes en werd aangetroffen op de eerste etage en op de zolder. In de woning bleken na telling in de vier ruimtes gezamenlijk 1049 hennepplanten aanwezig te zijn.Uit deze ruimtes werd telkens afzonderlijk één henneptop onderworpen aan een MMC Narcoticatest. De hennepplanten werden op uiterlijke kenmerken herkend als hennep en werden vervolgens, middels genoemde MMC-test, ook positief getest op de aanwezigheid van THC.
Medeverdachte
[medeverdachte 1]verklaart op 25 oktober 2013 onder meer als volgt: “Meneer [medeverdachte 11] was betrokken bij het pand op de [adres 11] in Sint Odiliënberg en heeft het pand gehuurd. Ik heb de makelaar gebeld en een afspraak gemaakt en we zijn met meneer [medeverdachte 11] daar naar toe gegaan. Ook de echtgenote van meneer [medeverdachte 11] was erbij. Zij wisten ook dat er gekweekt zou gaan worden in dat pand. Er zijn ook afspraken gemaakt met hem. [verdachte] heeft die afspraken gemaakt. Uiteindelijk hebben we een afspraak gemaakt en zijn we met de makelaar, de pandeigenaar en de eigenaresse daar geweest. [verdachte] was er niet bij. Er is borg betaald en huur betaald. Meneer [medeverdachte 11] heeft dit betaald. [verdachte] heeft het eerst aan hem gegeven en daarna heeft hij het betaald. Daarna zijn er 1.100 of 1.200 planten ingezet. Het pand is gehuurd en na zes weken is de kwekerij opgerold.”
Op 26 november 2013 verklaart medeverdachte
[medeverdachte 1]als volgt: “ [medeverdachte 8] heeft de kwekerij opgebouwd en verzorgd. [verdachte] heeft gefinancierd. Ik heb bemiddeld bij het huren van het pand. De eerste oogst is gelijk opgerold. Er is geen opbrengst geweest. Wiet is verdriet.”
Medeverdachte
[medeverdachte 1]verklaart op 10 november 2011 dat hij ‘ [medeverdachte 11] ’ meestal ‘ [bijnaam medeverdachte 11] ’ noemt.
De rechtbank leidt de betrokkenheid van verdachte bij deze hennepkwekerij verder af uit de inhoud van de hieronder aangehaalde
tapgesprekkenen
sms-berichten. De rechtbank zal een opsomming geven van de informatie die zij tevens redengevend acht.
20 juli 2011 te 11.59 uur
[medeverdachte 1] belt naar [verdachte] . [medeverdachte 1] zegt dat hij gisteren samen met opa naar de lange was geweest en hem had gevraagd te bellen.
[medeverdachte 1] : en ik heb gezegd van als we niet reageren zal de man op eigen initiatief komen.
[verdachte] : ja.
[medeverdachte 1] : daarom zei opa van laten jou even bellen om te vragen wat te doen.
[verdachte] : ja.
[medeverdachte 1] : want weet he wat we hebben bedacht. Tenminste als jij het goed vindt.. ik ga hem een bericht sturen zeggende van dat ik maandag een afspraak heb bij de bank.. en dat ik hem dan daarna bellen zal om door geven wanneer ie kan komen.
[verdachte] : ja kijk maar, doe maar iets… want niet reageren zou niet goed zijn.
[medeverdachte 1] : niets schrijven is slechter dan niets schrijven.
[verdachte] : ja.
Op de achtergrond aan de kant van [medeverdachte 1] zegt
[medeverdachte 11] : want ik bel hem maar hij neemt niet op..
[medeverdachte 1] : ik zal hem een smsje sturen oké.
[verdachte] : oké.
[medeverdachte 1] : ik bel je dadelijk even op.
[verdachte] : oké, dat is goed.
20 juli 2011 te 13.29 uur
[medeverdachte 11] belt naar zijn echtgenote en vertelt dat de politie een inval heeft gedaan in die woning. [medeverdachte 11] vertelt dat een half uur nadat hij de woning had verlaten de politie aldaar is binnengetreden en toen zij er later langsreden zij zagen dat al het weed in de vrachtwagen werd geladen.
Gebelde: is dinges gekomen… hoe heet die jongen nou
[medeverdachte 11] : wie
Gebelde: die eigenaar… hoe heet die nou
[medeverdachte 11] : een Turk?
Gebelde: [verdachte] … [verdachte] …
[medeverdachte 11] : oh die… die zitten nog allemaal in Turkije joh… maar wat jij moet begrijpen is dat het naar Filistijnen is gegaan…
20 juli 2011 te 18.11 uur
[medeverdachte 1] belt naar [verdachte] .
[verdachte] : is ie eraan.
[medeverdachte 1] : ja.
[verdachte] : ja?
[medeverdachte 1] : ik had je vanmorgen toch gebeld.
[verdachte] : ja.
[medeverdachte 1] : na anderhalf uurtje ofzo.. wou je laten weten.. maar wachtte er even mee om je stemming niet te verpesten zo vroeg in de ochtend.. maar hoe ben jij het te weten komen.
[verdachte] : maar… hoe… staat geschreven.
[medeverdachte 1] : ja?
[verdachte] : ja?
[medeverdachte 1] : ja kijk.. ik zei je toch van we gaan sms sturen enzo..
[verdachte] : ja.
[medeverdachte 1] : dat heeft hij gedaan… een smsje gestuurd.. een seconde later belde hij in.
[verdachte] : en wat zei hij.
[medeverdachte 1] : hij zei tegen opa dat de smerissen die bij hem waren gekomen en hij vroeg van waarom dan waarop hij zei dat ze naar binnen wilden.
[verdachte] : ja?
[medeverdachte 1] : en toen zijn wij daar langs gereden en zij waren daar aan het dingussen dus.. ik het ook tegen die dinges gezegd.. die lange…
[verdachte] : ja.
[medeverdachte 1] : die heb ik ook meteen verteld van zus en zo gebeurd en als ie wilde konden we gaan kijken maar hij zei neen neen is goed..
[verdachte] : hm
[medeverdachte 1] : en die zegt nu ook van wat moet ik doen en dit en dat… ik zei van er valt niets te doen.. je weet wat de afspraken zijn en hij zei van niet deswege maar wat moet ik nu doen.. ik zei van niets… ja wat moet ie doen? Opdat ik weet..
[verdachte] : daar was niemand aanwezig he..
[medeverdachte 1] : neen.. hij was weg.. weet je wat het is jongen… toen we je belden was ie net aangekomen.. en na 5 a 10 minuten hebben ze het dus ingevallen.
[verdachte] : oké.. dan moet ie die dinges weggooien…
[medeverdachte 1] : nee dat zit goed. Ik heb het zelf volledig eruitgetrokken/eruitgehaald.. en heb het die ander ook gezegd van dat ie er uit moest halen.. en gooi jij het maar daar in de zee..
[verdachte] : goed.
[medeverdachte 1] : shit joh.. maar goed.. mijn ouders zijn hier ik kan even niet vrij praten tegen jou.
[verdachte] : bel me straks.
[medeverdachte 1] : oké doe ik.
20 juli 2011 te 18.18 uur
[medeverdachte 1] belt naar [verdachte] .
[verdachte] : ja.
[medeverdachte 1] : zeg het eens.
[verdachte] : ga al die dinges… mocht het niet weg zijn.. die je verstuurde toch… waar je iets schreef enzo.
[medeverdachte 1] : ja.
[verdachte] : maak dat allemaal schoon.. en doe opnieuw.. weet ik veel doe iets
[medeverdachte 1] : oké is goed..
[verdachte] : want dan kunnen ze zien waar je met die ooit bent heen gereden.
[medeverdachte 1] : is goed.. ik haal hem eruit oké
[verdachte] : en zeg tegen die rund dat ie weg moet ofzo.. weet ik veel..
[medeverdachte 1] : oké is goed joh.
20 juli 2011
Op 20 juli 2011 worden op het toestel van [medeverdachte 1] sms-berichten ontvangen van [verdachte] , met als inhoud:
- regel het netjes af. En ik ben echt kwaad, serieus, jullie zijn uitgeteld als ik terug ben.
- En ik ben echt vet kwaad.
20 juli 2011 te 21.30 uur
[medeverdachte 1] belt naar [verdachte] .
[medeverdachte 1] : ik heb alles gedingest en heb nu een onderverhuurcontract opgemaakt.
[verdachte] : ja
[medeverdachte 1] : die ga ik nu uitprinten en geef ik die aan
[verdachte] : aan wie
[medeverdachte 1] : aan (onverstaanbaar) [bijnaam medeverdachte 11]
[verdachte] : wat
[medeverdachte 1] : ik ga het onderverhuurcontract aan [bijnaam medeverdachte 11] geven en die gaat er dan mee…
[verdachte] : oh.. oké.. de wagen aan een ander dingessen.. ja…
[medeverdachte 1] : ja
[verdachte] : jajaja
[medeverdachte 1] : en je hebt die lange.. die…eh… die andere wagen toch.. die ik heb..
[verdachte] : ja
[medeverdachte 1] : daarvan is de belasting nog niet betaald..
[verdachte] : laat hem dat maar zelf betalen verdomme
[medeverdachte 1] : je weet wel wat ik bedoel he
[verdachte] : jajaja
[medeverdachte 1] : die waar ik duizend lira schuld aan ben verschuldigd.
[verdachte] : laat hem dat maar zelf betalen
[medeverdachte 1] : ja!
[verdachte] : ja, zeg maar tegen hem.. ik ga sowieso neuken.. doe iets he ouwe voor ik terug ben.. er moet iets zijn he als ik terug ben.. ik heb zelf ook helemaal niets bij me..
[medeverdachte 1] : neen dat is goed.. want ik ga nu.. had tegen mij gezegd van het regel het… waarop ik het heb genomen maar ik weet niet zeker als ik dat kan, ik hou er niets aan over zei ik..
[verdachte] : ja hij weet toch.. anders pakt ie zelf wel.
[medeverdachte 1] : oké.
[verdachte] : dus hij moet maar gewoon zelf betalen.. en zorg dat hij die betaalt.
[medeverdachte 1] : ik zal hem morgen laten betalen.
[verdachte] : doe iets he.. iets.. ehh… ik hoef jou niets te zeggen he.. ik ben echt vet ontstemd.. ik denk dat ik maandag terugkom.
22 juli 2011 te 16.53 uur
[medeverdachte 1] : hey… volgende.. ff volgende.
[verdachte] : ja
[medeverdachte 1] : die [bijnaam medeverdachte 11] .. zit te lullen en te lullen
[verdachte] : huh
[medeverdachte 1] : heeft een bericht gestuurd naar die Lange
[verdachte] : wat
[medeverdachte 1] : een gestuurd naar die Lange.. luister jongen ik heb mijn best gedaan voor hem.. dat wil zeggen die (onverstaanbaar) volledig voorbereid en gegeven aan hem... en dan zegt hij van als jullie niet pal staan voor mij zal ik babbelen.. ik zei van
[verdachte] : wat pal staan
[medeverdachte 1] : ik zei van wat bedoel je van pal staan.. zegt ie dat ie nog 600 lira schuld heeft aan justitie en zij hem niet zullen laten gaan en dit en dat als ie daarheen gaat.. ik zei hem van weet de overeenkomst.. ik heb het je uitgelegd enal.. dus wat bedoel je met spreken en dit en dat… eerst was alles goed.. dus wat is nou het probleem.. wat kan de ander doen als het nu eenmaal niet is gelukt.. wat moet de ander doen met de schade.
[verdachte] : ja.
[medeverdachte 1] : zegt hij van dat de grootste lul te verwerken krijgt.. zei ik van hij is toch ook de lul.. het is toch niet dat zomaar…
[verdachte] : wat is nou zijn schade verdomme, hoezo hij is de lul… was hij een gesettelde zakenman ofzo.. wat had ie nou eigenlijk.
[verdachte] : en ik zal die wagen op een dag van hem pakken als je wilt.
[verdachte] : jazeker.
[medeverdachte 1] : ik overweeg het ergens te plaatsen.. want daarom moet hij er mee rijden… ik neuk hem in zijn kont verdomme.
[verdachte] : ja ja… euhm.. zeg.. zeg hem.. pak hem alles maar af uit zijn handen.
[medeverdachte 1] : Ja, zo is het toch.
[verdachte] : zeg hem maar.. jij hebt het mij toch verteld.
[medeverdachte 1] : ja.
[verdachte] : zeg hem van ik heb het tegen [verdachte] verteld en die zij onmiddellijk gaat en pak zijn wagen af en als ik terug ben zal hij het bezuren.. hij mag praten zoveel als hij wilt… moet je zeggen.
[medeverdachte 1] : en ik…
[verdachte] : en sterker nog.. zeg hem van dat ik heb gezegd dat als hij nu niet praat, dat ik juist dan zijn mond vol zal schijten…
[medeverdachte 1] : ja ja.. ik zei hem van [bijnaam medeverdachte 11] wat je doet is erg beschamend want hoe kan jij zoiets.
[verdachte] : verdomme.. hoe vaak heb ik hem wel niet geld gegeven.. in zijn hand..
[medeverdachte 1] : mijn beste… ik zweer je.. al sinds je weg bent heb ik hem… en dat kun je hem ook vragen… jij had toch gezegd van geef hem 200… ik heb hem 100 gegeven.. en dan 50 voor brandstof... en nog eens 50.. en 50 nog eens… gewoon zonder mokken gegeven.. want daarom.. omdat ie tenslotte dinges.. een armoedzaaier was… en dit en dat… en zoveel goeds gedaan voor hem… zegt hij tenslotte.. heb ik tegen hem gezegd van als jij wilt praten moet je dat doen… echt.. ik zweer het dat heb ik tegen hem gezegd, want de Lange heeft mij vandaag gebeld namelijk en gezegd dat hij berichten kreeg met een dreigende toon..
[verdachte] : ja.
[medeverdachte 1] : ik zei hem van LAN (opm. vertaler: denigrerend/knul/ezelszoon) schaam je je niet… JOH.. hij het verspreid in gans Roermond.. heel Roermond weet het nu…
[verdachte] : echt waar?
[medeverdachte 1] : de Koran mag me vervloeken… HEEELLL Roermond weet het… ik zweer het… laat Roermond even links.. hij heeft zelfs in Maastricht aan vijf à zes mensen gevraagd van wat moet ik doen.. hoe moet ik doen… dit dat.
[verdachte] : echt waar… en heeft hij ook namen genoemd…
[medeverdachte 1] : hij heeft hier aan een iemand gezegd van ik heb het met hun gedaan..
[verdachte] : oh.. ga hem meteen vinden.
[medeverdachte 1] : wat.
[verdachte] : ga hem meteen vinden.. nu.. je weet wat je moet zeggen he.. dat hoef ik niet uit te leggen.
[medeverdachte 1] : jaah.. jahh… hoef je niet.
[verdachte] : vind hem maar meteen en zeg hem dat ik dat heb gehoord.. zegt hem van dinges heeft me gebeld omdat zij zus en zo had vernomen.. je weet toch? Vertel maar wat er zal gebeuren.
[medeverdachte 1] : jaja.. dinges had mij ook gezegd.. die kale.. Zafer..
[verdachte] : wie?
[medeverdachte 1] : Zafer!!
[verdachte] : oh die..
[medeverdachte 1] : die zei mij dat [medeverdachte 11] dat had gezegd… ik zie van nee joh niet met hem..
[verdachte] : bel hem meteen op en zeg dat dinges.
[medeverdachte 1] : jaja ik neem hem gewoon alles af… ik zal zeggen van dat is nog.. we zullen de rekening nog vereffenen zodra hij er is.
[verdachte] : ja, zegt dat exact zo.
[medeverdachte 1] : ik zal hem zeggen van wil je de rekeningen vereffenen.. die zullen geheid vereffend worden als hij terug is.. want terugkomen zal ie en dan moet je kijken wat je wil… 600 of 1000.. verreken je dan wel.
[verdachte] : ja.. zeg hem maar van die zou nog 3 weken blijven, maar komt a.s. week terug.
[…]
[verdachte] : maar… ga dinges maar meteen bellen.. dat ik je gebeld hebt.
[medeverdachte 1] : ja..ja.. oké.. maar ik zeg het je maar dat je niet denkt dat ik op eigen houtje iets doe.
[verdachte] : neen oke… maar hij moet niet verder dingessen.. laat ons nou niet ook nog eens met hem bezighouden.
[medeverdachte 1] : nee daarom.. ik denk ook dat het beter zo is dat ik tegen hem zeg van luister.. hij komt terug.. en dan praten jullie… want maandag gaat hij daarheen he… naar de juten.. ik zal hem zeggen van ga maar.
[verdachte] : hij hij.. zij zullen hem daar niets doen.
[medeverdachte 1] : neen.. een half uurtje huilen en klaar is kees.
[verdachte] : klaar.. mijn schulden niet kunnen betalen enzo.. klaar
[medeverdachte 1] : ik ga hem een beetje lekker maken… zal hem zeggen van ga maar praten..
[verdachte] : ja oké.. maar zeg hem wat ik heb je gezegd..
[medeverdachte 1] : zal ik dat doen?
[verdachte] : jazeker.. zeg hem maar… wanneer gaat hij daarheen.
[medeverdachte 1] : maandag.
[verdachte] : naar Turkije.. is goed… bel hem maar.. en dinges.. zeg hem maar dat ik heb je heb gebeld en dat ik heb gehoord.. zeg hem dat maar eerst en of hij weet hoe laat het is.
[medeverdachte 1] : jaja.
[verdachte] : zet hem ook niet al te veel onder druk.
[medeverdachte 1] : neen neen daarom.. ik zal hem ook zeggen van pas op.. hij heeft daar in Turkije naaste verwanten.. en kan alles volgen.
[verdachte] : precies ja.
[medeverdachte 1] : snap je.
[verdachte] : maar zeg hem van hij heeft dinges.. daar zijn er toch twee van.. die kan hij later lezen.
[medeverdachte 1] : ja daarom.
[verdachte] : zeg hem dat exact zo.. ze hem dat alles maar.
[medeverdachte 1] : maar echt mijn beste… een echte hoerenzoon blijkt het te zijn.
[verdachte] : echt waar.
[medeverdachte 1] : al sinds je weg bent.. ik heb jou ook gelijk die dag gebeld.. toen jij daar was.. ik heb je toch gezegd van ze doen zus en zo.. als jij hier bent kunnen ze geen flikker uithalen, maar achter je rug om zijn het opeens leeuwen.
[verdachte] : ja.. wacht maar tot ik terug kom..
[medeverdachte 1] : je weet mijn beste… is voor mij allemaal geen probleem.. ik probeer zo oprecht mogelijk te zijn naar jou toe.. gewoon eerlijk.
24 juli 2011 te 10.31 uur
Op 24 juli 2011 wordt op het toestel van [medeverdachte 1] sms-bericht ontvangen, afkomstig van het toestelnummer: [telefoonnummer 4] in gebruik bij [verdachte] , met als inhoud:
- heb je tegen die hond gezegd wat ik je had gezegd te vertellen. En ook dat me neef dat kan zien wat hij gezegd heeft.
Hierop wordt geantwoord:
- ja, mijn beste heb hem dat gezegd. Ik zal je straks bellen.
24 juli 2011 te 20.49 uur
[medeverdachte 1] belt naar [medeverdachte 11] . [medeverdachte 11] zegt dat hij zich morgen om 10 uur gaat melden. [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 11] of hij weet wat hem te doen staat. [medeverdachte 11] zegt dat hij dat weet.
24 juli 2011 te 20.50 uur
[medeverdachte 1] belt naar [verdachte] .
[medeverdachte 1] vertelt op licht ongeruste wijze dat hij met [medeverdachte 11] heeft gesproken en [medeverdachte 11] bij hem de indruk heeft gewekt enkel de naam van [medeverdachte 1] te zullen doorgeven bij de politie, zonder het noemen van [verdachte] of die Nederlander. [verdachte] vraagt naar de auto en verzoekt [medeverdachte 1] een list te bedenken om de auto af te pakken van [medeverdachte 11] . [verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] [medeverdachte 11] persoonlijk moet zien te spreken en [medeverdachte 11] duidelijk moet maken van dat als hem iets overkomt het voor [verdachte] zal zijn alsof hem dit wordt aangedaan en hij dan de pineut is. [medeverdachte 1] zegt dat als zij zijn naam horen zouden zij meteen bij hem op de stoep staan.
[verdachte] : gooi daarom wat je in je handen hebt meteen weg.
[medeverdachte 1] : dat heb ik meteen gedaan op de dag dat je dat zei.
[verdachte] : en veeg het daar goed schoon, ook wat je nog onder je handen hebt, snap je.
[medeverdachte 1] : die eerloze.. ik snap het niet wat heb ik nou te dealen met jou.
[verdachte] : ik snap het ook niet.. waarom heeft hij de pik voorzien op jou.
[medeverdachte 1] : weet je tegen wie hij dat heeft gezegd.. tegen [naam 1] .. die kwam me toe zeggende van wat hij tegen hem had verteld.
[verdachte] : echt waar?
[medeverdachte 1] : ja.. echt waar.. dus die [naam 1] kwam mij waarschuwen van pas maar op wat ie allemaal vertelt.
[verdachte] : weet [naam 1] wie wie is.
[medeverdachte 1] : Ja zeker weet ie wie wie?
[verdachte] : dan weet ie ook wie die jongen en meisje geslagen heeft.
[medeverdachte 1] : ja.
[verdachte] : ok.
[verdachte] adviseert [medeverdachte 1] [medeverdachte 11] te benadrukken dat wat hem wordt aangedaan geldt als dat het [verdachte] , [naam 2] en [medeverdachte 2] wordt aangedaan. [medeverdachte 1] zegt dat hij bedacht dat het goed zou zijn als [naam 2] [medeverdachte 11] een smsje ofzo zou sturen. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] bij [medeverdachte 11] moet benadrukken dat ingeval [medeverdachte 11] verklaart hij tegen [medeverdachte 11] zal verklaren en ook naar voren zal brengen dat het [medeverdachte 11] was die alles heeft geregeld en uiteindelijk hij enkel een tolk was voor [medeverdachte 11] en [medeverdachte 11] ook die jongen heeft mishandeld. Daarnaast moet [medeverdachte 1] ook de gemeenschappelijke groeten doen van [verdachte] , [naam 2] en [medeverdachte 2] . [verdachte] concludeert dat dat voldoende zou moeten zijn.
30 juli 2011 te 15.52 uur
[medeverdachte 1] belt naar [verdachte] . [medeverdachte 1] vraagt of [verdachte] al vertrokken is. [verdachte] zegt ja en is onderweg naar Izmir en waarschijnlijk maandag in Nederland zal arriveren. [verdachte] vraagt of alles daar in orde is en [medeverdachte 1] bevestigt dat. [verdachte] vraagt of [medeverdachte 1] nog iets gehoord heeft van die dinges. [medeverdachte 1] zegt van die fiets van mij. Volgende week.. komende week toch.. ja ja volgende week heeft hij die..
[verdachte] vraagt of [medeverdachte 1] nog iets van die hond gehoord heeft. [medeverdachte 1] zegt nee niets. [verdachte] vraagt of ‘hij’ wel of niet is gegaan. [medeverdachte 1] zegt dat hij is gegaan. [medeverdachte 1] legt uit dat hij (opm. tolk bedoeld wordt [medeverdachte 11] ) zelf heeft gebracht en opgehaald en dat het al met al 45 minuten of zo heeft geduurd. [verdachte] vraagt of ‘hij’ nog papieren bij zich had, waarop [medeverdachte 1] nee zegt. [medeverdachte 1] zegt dat [verdachte] ook zal ervaren hoe het is als ie terug is: hij krijgt namelijk ook te pas en te onpas vragen en steunbetuiging van derden over wat er is gebeurd. [verdachte] vraagt of daarbij ook de naam van die X-factor voorkomt. [medeverdachte 1] zegt dat dat niet het geval is en dat hij enkel zijn eigen naam noemt. [verdachte] zegt dat dat ook niet uitmaakt omdat als hij terug is ‘hij’ een schop onder de reet kan krijgen.
De hennepplantage aan de [adres 12] te Roermond.
Op 29 augustus 2011 is de politie binnengetreden op het adres [adres 12] te Roermond. In twee afzonderlijke ruimtes werden 529 (ruimte 1) en 576 (ruimte 2) hennepplanten aangetroffen.Uit de twee ruimtes werd telkens afzonderlijk één (gedeeltelijk voldragen) bloemtop onderworpen aan een MMC Narcoticatest. De toppen werden op uiterlijke kenmerken herkend als hennep en werden vervolgens, middels genoemde MMC-test, ook positief getest op de aanwezigheid van THC.
Op 25 oktober 2013 verklaart medeverdachte
[medeverdachte 1]als volgt: “De [adres 12] had ik via [naam makelaar] geregeld. Dit pand is gehuurd op naam van [naam huurder 2] . Hij is door de politie aangehouden in het pand, toen de inval plaatsvond. Hij zat daar destijds binnen met zijn hond. De huren van de panden werden door [verdachte] betaald. Het pand aan de [adres 12] werd via [naam huurder 2] betaald.”
Op 26 november 2013 verklaart medeverdachte
[medeverdachte 1]onder meer als volgt: “ [naam huurder 2] verzorgde de planten en woonde daar. Hij kreeg een aandeel van 15%. We hebben het over een periode van een jaar. Daarbij waren betrokken [verdachte] , [naam huurder 2] , Marcel en ik voor de bemiddeling. Er stonden 1.100 planten. De opbrengst was iets van 270.000,00 euro. Er komt een oogst uit en dat wordt nat verkocht. Voor elke partij die er uit de kwekerij kwam, kwam een opkoper. [verdachte] regelde de verkoop.”
De rechtbank constateert dat sprake was van vier hennepplantages waarbij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] betrokken waren. Daaruit blijkt naar het oordeel dan ook direct van het oogmerk van hun organisatie, namelijk de hennepteelt.
De samenstelling van en de rollen in de organisatie
De rechtbank ziet zich vervolgens ook nog voor de vraag gesteld hoe de samenstelling van de organisatie was, de rollen van de leden en de (onderlinge) verhoudingen daarbij. Hierbij slaat de rechtbank acht op het volgende.
Op 25 oktober 2013 verklaart medeverdachte
[medeverdachte 1]als volgt: “Op een gegeven moment stelde [verdachte] aan mij voor dat ik voor hen panden zou regelen voor de hennepteelt. Afspraak was dat ik bij elke oogst 15% zou krijgen. Het pand op de [adres 12] was het eerste pand dat ik had gehuurd bij [naam makelaar] . Daarna kwam de [adres 10] in Haelen, de [adres 9] in Horn en daarna Sint Odiliënberg. [verdachte] betaalde de huren van de panden. Op een bepaald moment vroeg mijn zus [medeverdachte 4] of ik een woning voor haar kon regelen. Zij heeft de [adres 10] gekregen. Zij zou daar eerst gewoon gaan wonen, maar ze zat financieel slecht en daarom zijn in overleg met [verdachte] en [medeverdachte 4] daar 781 planten neergezet. Bij de [adres 11] in Sint Odiliënberg was meneer [medeverdachte 11] betrokken. Met de heer [medeverdachte 11] zijn ook afspraken over het kweken in zijn woning. [verdachte] heeft die afspraken gemaakt. [verdachte] gaf het geld voor de huur aan [medeverdachte 11] en die betaalde vervolgens de verhuurder. Ik regelde dat de panden gehuurd werden. [verdachte] regelde de rest. [verdachte] financierde ook alles.”
Op 27 november 2013 verklaart medeverdachte
[medeverdachte 1]als volgt: “Van de organisatie maakten deel uit: [verdachte] , [medeverdachte 8] en ik. Dat was de top. [verdachte] stuurde alles aan. De activiteiten bestonden uit het telen van hennep en alles wat daarbij komt kijken. Ik faciliteerde hem om bepaalde dingen af te dekken en ben betrokken geweest bij onder andere het verkrijgen van de panden voor de hennepteelt. [verdachte] had het voor het zeggen. Hij had de zeggenschap. Het team was zo goed, dat er eigenlijk niets gezegd hoefde te worden. [medeverdachte 8] deed de stroom, de verzorging en het opzetten. Iedereen had zijn taak en kende zijn taak. Stel dat er over de telefoon gesproken moest worden, omdat we elkaar niet konden treffen, dan was het “de fiets was mooi en heeft weinig kilometers.” Dat betekent dat het pand geschikt is en dat er niet in gekweekt was.”
Bovengenoemde verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] over onder meer zijn rol en de rol van verdachte binnen de organisatie, worden ondersteund door meerdere tapgesprekken en verklaringen van andere medeverdachten. Zo verklaarde
medeverdachte [medeverdachte 4]bijvoorbeeld dat het net was alsof [verdachte] de koning was. [verdachte] gaf de opdrachten aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] zei dat zij zijn naam maar moest noemen bij de politie, maar dat ze de naam van [verdachte] niet mocht noemen.Over de boete van de energieleverancier van 5.000,00 euro (met betrekking tot het pand [adres 10] te Haelen) verklaarde [medeverdachte 4] dat [medeverdachte 1] had gezegd dat ze deze boete aan hem moest geven en dat hij die wel zou doorgeven aan [verdachte] . [verdachte] zou de boete afbetalen in termijnen van 250,00 euro per maand. Verder verklaarde ze: “er zijn mensen in Roermond die, als [verdachte] ergens binnenkomt, uit respect voor hem opstaan.”
Dat verdachte een sturende rol had en dat zijn aandeel wijst op een hoger geplaatste rol binnen de organisatie blijkt onder meer ook uit de volgende
tapgesprekken. De rechtbank merkt daarbij op dat medeverdachte [medeverdachte 1] op 10 november 2011 verklaarde dat hij ‘ [medeverdachte 11] ’ meestal ‘ [bijnaam medeverdachte 11] ’ noemt.
3 juli 2011 te 21.06 uur
[medeverdachte 11] zegt onder andere: jeetje man.. jullie werken als ware jullie maffia.. je belt de een en de ander belt je meteen terug.. [medeverdachte 1] antwoordt hierop: jaahh.. organisatie he jongen.
5 juli 2011 te 19.13 uur
[…]
[medeverdachte 1] : Jongen kijk… je hebt toch die [bijnaam medeverdachte 11] ..
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 1] : die andere heeft hem beloofd dat als deze eruitgaat hij hem 15 zal geven.
[verdachte] : dat is goed… als hij dat heeft beloofd is dat geen probleem.
[medeverdachte 1] : hij zegt dus van ik zeg het tegen je dat hij 15 gaat geven.
[verdachte] : oke.. is geen probleem.. zeg maar tegen [bijnaam medeverdachte 11] van ik heb [verdachte] gesproken en alles
verteld… zeg hem maar hij is er niet echt tevreden mee.
[medeverdachte 1] : ik zeg gewoon zo van waarom ben je het mij niet komen vragen en heb je het die Nederlander gevraagd.
[verdachte] : zeg dat maar zo.. en ze van dat ik heb gezegd van hebben jullie mijn vertrek afgewacht om te schooieren.. snap je… en zeg maar hij zou je ook 200 euro geven maar dat doet ie ook niet meer.
[medeverdachte 1] : okee.
[verdachte] : zeg maar van ik moet nog 200 euro krijgen van iemand.. van [naam 4] .. en dat aan jou geven.. dat doe ik niet meer.. en dat je mag sterven.. en ..en .. dat ik bezig ben een ticket te regelen.. volgende week komt hij… zeg dat maar letterlijk zo… ook tegen die Nederlander.. zeg maar van hoe durven jullie een besluit te geven… Wie is nou de baas hier…
[medeverdachte 1] : jongen.. echt.. ik heb het twee keer uitdrukkelijk gevraagd.
[verdachte] : zij lopen naast hun schoenen.. maar als ik terug ben… dan zal ik het ze inpeperen.
[medeverdachte 1] : ik zei hem van wie neemt hier nou de besluiten… Jij? Let op wat je spreekt en beloof niets waar je je niet aan kan houden.. Ik zei niets verkeerds en hij zei van waar bemoei jij je mee. Ik zei van ik bemoei me nergens mee.
[verdachte] : zeg het maar extact zoals ik het jou gezegd heb.
[medeverdachte 1] : oke is goed.
[verdachte] : snap je.. verder alles goed.
[medeverdachte 1] : verder zijn er geen problemen jongen.
[verdachte] : je kijkt ook de mails na.. zijn er geen problemen?
[medeverdachte 1] : ja ik lees alles jongen.. ik was vandaag in Horn.
[verdachte] : ja.
[medeverdachte 1] : ik ben daarheen gegaan.. geen vuiltje aan de lucht.. heb de post doorgekeken. Niets… ik bel je vader als er iets is.. maar niets aan de hand.
[verdachte] : verder alles in orde dus.
20 juli 2011 te 13.29 uur
[medeverdachte 11] belt naar zijn echtgenote en vertelt dat de politie een inval heeft gedaan in die woning. [medeverdachte 11] vertelt dat een half uur nadat hij de woning had verlaten de politie aldaar is binnengetreden en toen zij er later langsreden zij zagen dat al het weed in de vrachtwagen werd geladen.
Gebelde: is dinges gekomen… hoe heet die jongen nou
[medeverdachte 11] : wie
Gebelde: die eigenaar… hoe heet die nou
[medeverdachte 11] : een Turk?
Gebelde: [verdachte] … [verdachte] …
[medeverdachte 11] : oh die… die zitten nog allemaal in Turkije joh… maar wat jij moet begrijpen is dat het naar Filistijnen is gegaan…
20 juli 2011 te 18.11 uur
[medeverdachte 1] belt naar [verdachte] .
[verdachte] : is ie eraan.
[medeverdachte 1] : ja.
[verdachte] : ja?
[medeverdachte 1] : ik had je vanmorgen toch gebeld.
[verdachte] : ja.
[medeverdachte 1] : na anderhalf uurtje ofzo.. wou je laten weten.. maar wachtte er even mee om je stemming niet te verpesten zo vroeg in de ochtend.. maar hoe ben jij het te weten komen.
[verdachte] : maar… hoe… staat geschreven.
[medeverdachte 1] : ja?
[verdachte] : ja?
[medeverdachte 1] : ja kijk.. ik zei je toch van we gaan sms sturen enzo..
[verdachte] : ja.
[medeverdachte 1] : dat heeft hij gedaan… een smsje gestuurd.. een seconde later belde hij in.
[verdachte] : en wat zei hij.
[medeverdachte 1] : hij zei tegen opa dat de smerissen die bij hem waren gekomen en hij vroeg van waarom dan waarop hij zei dat ze naar binnen wilden.
[verdachte] : ja?
[medeverdachte 1] : en toen zijn wij daar langs gereden en zij waren daar aan het dingussen dus.. ik het ook tegen die dinges gezegd.. die lange…
[verdachte] : ja.
[medeverdachte 1] : die heb ik ook meteen verteld van zus en zo gebeurd en als ie wilde konden we gaan kijken maar hij zei neen neen is goed..
[verdachte] : hm
[medeverdachte 1] : en die zegt nu ook van wat moet ik doen en dit en dat… ik zei van er valt niets te doen.. je weet wat de afspraken zijn en hij zei van niet deswege maar wat moet ik nu doen.. ik zei van niets… ja wat moet ie doen? Opdat ik weet..
[verdachte] : daar was niemand aanwezig he..
[medeverdachte 1] : neen.. hij was weg.. weet je wat het is jongen… toen we je belden was ie net aangekomen.. en na 5 à 10 minuten hebben ze het dus ingevallen.
[verdachte] : oké.. dan moet ie die dinges weggooien…
[medeverdachte 1] : nee dat zit goed. Ik heb het zelf volledig eruitgetrokken/eruitgehaald.. en heb het die ander ook gezegd van dat ie er uit moest halen.. en gooi jij het maar daar in de zee..
[verdachte] : goed.
[medeverdachte 1] : shit joh.. maar goed.. mijn ouders zijn hier ik kan even niet vrij praten tegen jou.
[verdachte] : bel me straks.
[medeverdachte 1] : oké doe ik.
20 juli 2011 te 18.18 uur
[medeverdachte 1] belt naar [verdachte] .
[verdachte] : ja.
[medeverdachte 1] : zeg het eens.
[verdachte] : ga al die dinges… mocht het niet weg zijn.. die je verstuurde toch… waar je iets schreef enzo.
[medeverdachte 1] : ja.
[verdachte] : maak dat allemaal schoon.. en doe opnieuw.. weet ik veel doe iets.
[medeverdachte 1] : oké is goed..
[verdachte] : want dan kunnen ze zien waar je met die ooit bent heen gereden.
[medeverdachte 1] : is goed.. ik haal hem eruit oké.
[verdachte] : en zeg tegen die rund dat ie weg moet ofzo.. weet ik veel..
[medeverdachte 1] : oké is goed joh.
20 juli 2011 te 21.30 uur
[medeverdachte 1] belt naar [verdachte] .
[medeverdachte 1] : ik heb alles gedingest en heb nu een onderverhuurcontract opgemaakt.
[verdachte] : ja
[medeverdachte 1] : die ga ik nu uitprinten en geef ik die aan
[verdachte] : aan wie
[medeverdachte 1] : aan (onverstaandbaar) [bijnaam medeverdachte 11]
[verdachte] : wat
[medeverdachte 1] : ik ga het onderverhuurcontract aan [bijnaam medeverdachte 11] geven en die gaat er dan mee…
[verdachte] : oh.. oké.. de wagen aan een ander dingessen.. ja…
[medeverdachte 1] : ja
[verdachte] : jajaja
[medeverdachte 1] : en je hebt die lange.. die…eh… die andere wagen toch.. die ik heb..
[verdachte] : ja
[medeverdachte 1] : daarvan is de belasting nog niet betaald..
[verdachte] : laat hem dat maar zelf betalen verdomme
[medeverdachte 1] : je weet wel wat ik bedoel he
[verdachte] : jajaja
[medeverdachte 1] : die waar ik duizend lira schuld aan ben verschuldigd.
[verdachte] : laat hem dat maar zelf betalen
[medeverdachte 1] : ja!
[verdachte] : ja, zeg maar tegen hem.. ik ga sowieso neuken.. doe iets he ouwe voor ik terug ben.. er moet iets zijn he als ik terug ben.. ik heb zelf ook helemaal niets bij me..
[medeverdachte 1] : neen dat is goed.. want ik ga nu.. had tegen mij gezegd van het regel het… waarop ik het heb genomen maar ik weet niet zeker als ik dat kan, ik hou er niets aan over zei ik..
[verdachte] : ja hij weet toch.. anders pakt ie zelf wel.
[medeverdachte 1] : oké.
[verdachte] : dus hij moet maar gewoon zelf betalen.. en zorg dat hij die betaalt.
[medeverdachte 1] : ik zal hem morgen laten betalen.
[verdachte] : doe iets he.. iets.. ehh… ik hoef jou niets te zeggen he.. ik ben echt vet ontstemd.. ik denk dat ik maandag terugkom.
20 juli 2011
Op 20 juli 2011 worden op het toestel van [medeverdachte 1] sms-berichten ontvangen van [verdachte] , met als inhoud:
- regel het netjes af. En ik ben echt kwaad, serieus, jullie zijn uitgeteld als ik terug ben.
- En ik ben echt vet kwaad.
De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op voornoemde verklaringen, tapgesprekken en sms-berichten in onderlinge samenhang bezien staat hiermee vast welke rol verdachte vervult binnen de organisatie. Hij vervulde een sturende rol en zijn aandeel wijst op een hooggeplaatste rol binnen de organisatie. Verder nam hij beslissingen op een niveau dat de rechtbank niet bij de andere leden van de organisatie ziet. Hij gaf opdrachten aan [medeverdachte 1] , had de zeggenschap en financierde de hennepkwekerijen. Medeverdachte [medeverdachte 1] regelde de panden, faciliteerde hem en verving hem waar nodig. Hij hield verdachte op de hoogte van de ontwikkelingen binnen de organisatie. Daarmee staat wel vast dat hij ook een belangrijke rol speelde binnen de organisatie.
Is er sprake van medeplegen bij de hennepteelt?
De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat op de vier genoemde adressen hennepkwekerijen werden geëxploiteerd en dat daarbij diverse personen, waaronder ook verdachte, betrokken waren. Hiervoor heeft de rechtbank tevens geconstateerd wat de rol van verdachte daarbij en in de organisatie was. De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of de rol van verdachte ook daadwerkelijk als medeplegen aangemerkt kan worden bij de hennepplantages. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
In het arrest van de Hoge Raad van 2 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3474) zijn de vereisten voor het aannemen van medeplegen nog eens op een rij gezet, met name voor het geval er geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, maar de bijdrage door de verdachte is geleverd vóór of na het tenlastegelegde feit. Er moet sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking. De Hoge Raad benadrukt dat de intellectuele en/of materiele bijdrage van de persoon die de handeling niet zelf heeft verricht van voldoende gewicht moet zijn. Daarbij kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Met in achtneming van dit toetsingskader komt de rechtbank tot navolgende vaststellingen. Ten aanzien van de rol van verdachte met betrekking tot de hennepkwekerijen in zijn algemeenheid kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat hij een leidende en sturende rol vervulde. Uit de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] over de organisatie, die worden ondersteund door de tapgesprekken en sms-berichten, komt naar voren dat verdachte de aansturing en financiering van de kwekerijen op zich nam en dat hij een leidende rol had in het geheel. Dat verdachte niet feitelijk bij elke hennepkwekerij heeft geteeld, is niet van doorslaggevend belang. Andere personen waren weer belast met het aansluiten van elektriciteit, het inrichten van de kwekerijen, het huren van de panden en het bewaken van de panden. Bij elke kwekerij afzonderlijk was derhalve naar het oordeel van de rechtbank op dat moment een hecht samenwerkingsverband tussen verdachte en zijn medeverdachten, waarin verdachte in een vaste modus operandi met de medeverdachte(n) samenwerkte en daarin een eigen en onmisbare rol vervulde. Daarmee is zijn intellectuele- en materiële bijdrage aan al de hiervoor besproken hennepkwekerijen van dusdanig gewicht dat naar het oordeel van de rechtbank van medeplegen kan worden gesproken.
Evenzeer is de rechtbank ervan overtuigd dat een en ander is gedaan in de uitoefening van een beroep of bedrijf, gelet op de omvang van de plantages en de professionele inrichting ervan. Dit is duidelijk niet het werk geweest van personen die “het er bij deden” maar van professionals die daar beroepshalve mee bezig waren.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van bedrijfsmatige hennepteelt aan de [adres 9] te Horn, de [adres 10] te Haelen, de [adres 11] te Sint Odiliënberg en de [adres 12] te Roermond, zoals ten laste gelegd onder feit 1 van 04/800080-11.
Op 27 april 2011 te 21.15 uur vond een doorzoeking plaats in het pand aan de [adres 7] te Susteren en is 104,32 kilogram hennep aangetroffen in een als hennepdrogerij ingerichte verborgen ruimte in de garage van het pand. De garage ligt afgezonderd van de woning in de achtertuin van genoemd pand.De in beslag genomen henneptoppen, met een totaal gewicht van 104,32 kg (netto), werden op de uiterlijke kenmerken herkend als cannabis en werden vervolgens, middels MMC-test, ook positief getest op de aanwezigheid van THC.
Eerder die dag zijn er
observatiesuitgevoerd op de [adres 1] te Roermond, waarbij verschillende personenauto’s en personen (waaronder verdachte) bij deze woning zijn waargenomen, en later bij de [adres 7] te Susteren:
[adres 1] te Roermond:op 27 april 2011 omstreeks 15.08 uur worden er 3 auto’s geparkeerd bij het perceel met in iedere auto 1 bestuurder. De bestuurders uit de Ford Ka (op naam van [naam eigenaar 1] ) en uit de Audi A3 (op naam van [naam eigenaar 2] ) gaan de woning in. De Citroen Berlingo (op naam van [naam eigenaar 3] ) wordt vervolgens achteruit de geopende garagepoort in gereden, waarna de poort wordt gesloten. 15 min (15.26 uur) later rijdt de Berlingo weer naar buiten en wordt in de nabijheid van de woning geparkeerd. De bestuurder wordt vervolgens door verdachte de woning binnen gelaten.
Om 15.21 uur belt verdachte naar [medeverdachte 9] en [medeverdachte 9] zegt dat hij om de hoek is.
Vervolg observatie [adres 1] te Roermond:Omstreeks 15.27 uur stoppen een Honda Concerto (op naam van [naam eigenaar 4] ) en een Volkswagen Polo (op naam van Lease BV). De bijrijder van de Honda en de bestuurder van de Polo stappen uit en de Honda wordt achteruit de oprit van het perceel opgereden, waarna de bestuurder met de andere twee mannen de woning binnen gaat. Enkele minuten later komt de bestuurder van de Honda de garage uit en wordt de Honda achteruit naar binnen gereden en de poort gesloten. Enkele minuten later rijdt de Honda weer naar buiten. De voordeur van het perceel wordt geopend door verdachte. De bestuurder van de Ford en de bestuurder van de Polo stappen in de Polo, waarna deze vertrekt. Kort daarna vertrekt ook de Honda. Vervolgens bleef de Polo op de [adres 1] staan totdat de Honda naast de Polo kwam staan en beide bestuurders kort contact hebben en beide na elkaar vertrekken.
[adres 7] te Susteren:op 27 april 2011 omstreeks 16.15 uur rijden de Honda en de Polo achter elkaar Susteren in. De Polo rijdt vervolgens richting het noorden en de Honda wordt vervolgens gezien achteruit op de oprit van de [adres 7] te Susteren. Het linker voorportier staat open evenals de achterklep en er waren twee mannen doende met kennelijk goederen vanuit de Honda te dragen in de richting van de woning. Omstreeks 16.26 uur rijdt de Honda weg met dezelfde bestuurder en omstreeks 16.50 uur rijdt deze het woonwagenkamp aan de [adres 13] te Maasbracht op. De Honda rijdt omstreeks 16.56 uur weer richting Susteren en komt om 17.11 uur weer aan bij het perceel [adres 7] te Susteren. De Honda vertrekt pas weer omstreeks 19.20 uur. Omstreeks 21.05 uur werd de observatie beëindigd.
Op de beelden van de observatie van de [adres 1] te Roermond wordt verdachte [medeverdachte 9] vervolgens herkend (man die naar voordeur loopt, flink postuur en wit trainingspak met donkere capuchon)
.
De rechtbank acht verder de inhoud van de hieronder aangehaalde
tapgesprekkenen
sms-berichtenredengevend voor de bewezenverklaring. Dat met “NN persoon” met telefoonnummer [telefoonnummer 5] [medeverdachte 9] wordt bedoeld, staat voor de rechtbank vast, gelet op de volgende omstandigheden. Verdachte spreekt met een man die hij “ [medeverdachte 9] ” noemt. Verdachte belt op enig moment met [medeverdachte 9] en [medeverdachte 9] zegt dat “hij om de hoek is.” Even later wordt [medeverdachte 9] op de beelden van een observatie bij de [adres 1] herkend als [medeverdachte 9] . De rechtbank zal derhalve “NN persoon/NN man met telefoonnummer [telefoonnummer 5] ” hierna aanduiden met “ [medeverdachte 9] .”
26 april 2011 vanaf 18.06 uur (sms-berichten)
[verdachte] : weetje al iets pik anders moet ik nu gaan rijden.
[medeverdachte 9] : Kijk als kan 780 pik.
[verdachte] : Ik ga kijken hoe het daar achter zit en anders pak jij de auto maar. Is gwn kut wil niet gaan janken bij hem om van de prijs af te doen.. Laat het je zo weten.
[verdachte] : 785 is goed want ik krijg die mensen niet te pakken nu…kost me voor niks geld nu maarja.
[medeverdachte 9] : Ok laat maar weten hoe laat.
[verdachte] : Ok is wel zeker he, dan schrijven we m morgen over bij postkantoor.
[medeverdachte 9] : ja is goed.
27 april 2011 vanaf 11.54 uur (sms-berichten/telefoongesprek)
[medeverdachte 9] : Tussen 1 en 2 wordt het pik
[verdachte] wordt gebeld door [medeverdachte 9] en zegt onder meer: “is goed jongen, dan ben ik tussen 1 en 2.. of ja zeg maar rond half 2 bij jou, is goed?
[verdachte] : Word iets later als 2 uur pik, ik sms je half uur ervoor.
[medeverdachte 9] : Is goed pik.
[verdachte] : om 3 uur daar waar ik zei pik.
[medeverdachte 9] : Ok heb wel wat papieren te kort maar dat regelen we iets later kon er nu even niet bij.
[verdachte] : Ok.
[getuige 8]verklaart op vrijdag 29 april 2011 - zakelijk weergegeven - dat afgelopen woensdag de eerste keer was dat er verdovende middelen lagen in de garage. Op 27 april 2011 zijn er 2 tot 3 jongens de hele middag bezig geweest in het “hok.”
Geconfronteerd met de hennepdrogerij aan de [adres 7] te Susteren, verklaart
[medeverdachte 1]- zakelijk weergegeven - dat hij het pand niet kent, maar wel weet dat [medeverdachte 9] daarmee te maken had.
Hennepdeal: overwegingen en conclusie
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in samenhang bezien, komt de rechtbank tot de navolgende vaststellingen. Op 26 en 27 april 2011 is er contact tussen verdachte en [medeverdachte 9] over het maken van een afspraak dat er “iets” zou worden gebracht. Er wordt gesproken in versluierde taal. Vervolgens vinden er observaties plaats op 27 april 2011 bij de woning van verdachte aan de [adres 1] te Roermond, waarbij verschillende personenauto’s en personen (waaronder verdachte) bij deze woning zijn waargenomen, waaronder een Honda Concerto die korte tijd in de garage van de woning is geweest. Deze Honda reed, na in de garage te zijn geweest, vervolgens naar de betreffende woning in Susteren, waar werd waargenomen dat er kennelijk spullen worden uitgeladen en naar de woning gebracht. Vervolgens wordt er 104,32 kilogram hennep aangetroffen in een als hennepdrogerij ingerichte verborgen ruimte in de garage van het pand [adres 7] te Susteren. [getuige 8] verklaart dat “de jongens” die hele middag bezig zijn geweest in het “hok.” Uit de observatie blijkt dat de Honda pas weer omstreeks 19.20 uur vertrekt. In het dossier is geen redelijke alternatieve verklaring aangetroffen voor wat mogelijk - anders dan die hoeveelheid hennep – uit de auto is geladen en in het hok is neergezet. Er is verder niets anders aangetroffen in het hok dan tassen met hennep, hennep op droogrekken en toebehoren voor de drogerij. Gelet op de bevindingen van het observatieteam in combinatie met de tapgesprekken en sms-berichten in diezelfde periode is de rechtbank dan ook van oordeel dat kan worden vastgesteld dat voornoemde handelingen betrekking hebben op de overdracht van de in Susteren aangetroffen hennep en dat verdachte daarbij betrokken was. Verder betrekt de rechtbank bij haar oordeelsvorming dat verdachte geen enkele verklaring heeft willen geven, terwijl de aangedragen informatie wel van dien aard is dat deze om een verklaring vraagt.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte hennep heeft geleverd zoals onder feit 2 (van 04/800080-11) ten laste is gelegd. Nu de rechtbank uit de bewijsmiddelen niet kan vaststellen hoeveel hennep er daadwerkelijk werd geleverd, omdat een deel natte en een deel gedroogde henneptoppen in de garage van het pand aan de [adres 7] zijn aangetroffen,acht zij het leveren van
een hoeveelheidhennep bewezen.
De hennepdrogerij aan de [adres 7] te Susteren
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op grond van de stukken in het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – (het medeplegen van) het exploiteren van een hennepdrogerij. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Nu de rechtbank bewezen acht dat er in de garage behorend bij het pand aan de [adres 1] te Roermond een overdracht van een hoeveelheid hennep heeft plaatsgevonden die nadien is aangetroffen in de garage behorend bij het pand aan de [adres 7] te Susteren, waarbij verdachte betrokken is geweest (
feit 2, hennepdeal), zal verdachte van het exploiteren van een hennepdrogerij in laatstgenoemd pand (
onderdeel van feit 1 van 04/800080-11) worden vrijgesproken. Een verkoper van hennep kan immers niet als (medeplegende) koper van diezelfde hennep worden aangemerkt.
Conclusies ten aanzien van de criminele organisatie
Voldoende is dat komt vast te staan dat sprake was van een duurzaam samenwerkingsverband met een gezamenlijk crimineel doel. Dat is naar het oordeel van de rechtbank in deze het geval. Op grond van wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen staat vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] met anderen (onder meer Van Moorsel) betrokken zijn geweest bij het telen van hennep in de panden aan de [adres 9] te Horn, [adres 10] te Haelen, de [adres 11] te Sint Odiliënberg en de [adres 12] te Roermond. De manier waarop dat is gebeurd getuigt van een gestructureerd samenwerkingsverband. Uit het dossier blijkt dat personen een specifieke rol speelden in de organisatie en dat er sprake was van een onderlinge taakverdeling, expertise en hiërarchie. Verdachte vervulde in de criminele organisatie ook een wezenlijke rol. Hij was vooral belast met de aansturing en financiering van de kwekerijen. Zijn aandeel wijst op een hooggeplaatste rol binnen de organisatie. Hij neemt beslissingen op een niveau dat de rechtbank niet bij de andere leden van de criminele organisatie ziet. Hij gaf opdrachten aan medeverdachte [medeverdachte 1] en had de zeggenschap. Andere personen waren weer belast met het aansluiten van elektriciteit, het inrichten van de kwekerijen, het huren van de panden ten behoeve van de hennepteelt en het bewaken van de panden. Verder maakte men binnen de organisatie in de onderlinge telefonische contacten gebruik van versluierde taal en gebruikte men bijnamen. Het samenwerkingsverband tussen de betreffende personen getuigt derhalve van een doordachte aanpak. Het team was volgens medeverdachte [medeverdachte 1] zo goed dat er niks gezegd hoefde te worden. Iedereen had zijn taak en kende zijn taak. Zonder gestructureerde samenwerking tussen meerdere personen is dit niet te organiseren. Duurzaam is het samenwerkingsverband ook. Met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verdachte gedurende een langere periode samengewerkt. De bewezenverklaarde periode strekt zich uit van 13 augustus 2010 tot en met 8 november 2011, een aanzienlijke duur dus.
Op voornoemde gronden acht de rechtbank verdachte schuldig aan deelname aan een criminele organisatie gericht op hennepteelt en hennephandel.
Hennepkwekerij aan de [adres 8] te Maasbree (feit 5 van 04/800080-11)
Op 13 augustus 2010 kwam er een
meldingvan de huiseigenaresse [getuige 2] dat zij een hennepkwekerij had aangetroffen in het pand aan de [adres 8] te Maasbree.[getuige 2] had de woning per 15 februari 2010 verhuurd aan [medeverdachte 6] - [medeverdachte 7] .
Op 13 augustus ging de politie ter plaatse. In het pand werd een hennepkwekerij aangetroffen met 1154 hennepplanten en 31 stekken. Deze waren verdeeld over vier ruimtes met 182 planten, 210 planten, 31 stekjes en 762 planten.Uit de ruimtes 2, 3, en 6 werden 9 planttoppen afzonderlijk onderworpen aan een
MMC Narcoticatest. De toppen werden op uiterlijke kenmerken herkend als cannabis en werden vervolgens, middels genoemde MMC-test, ook positief getest op de aanwezigheid van THC.
Medeverdachte [medeverdachte 6]verklaarde op 9 november 2011dat hij het huis gehuurd had op zijn naam en dat hij daar de hennepplanten verzorgde. Hij kreeg betaald en moest in ruil daarvoor de planten water geven. Op 10 november 2011 verklaarde [medeverdachte 6] verder dat er twee personen voor wie hij werkte de baas waren, [verdachte] en [medeverdachte 10] .[verdachte] was de grote baas. Hij was de eigenaar van de growshop en betaalde bijna overal voor. Hij regelde alles en was het aanspreekpunt voor iedereen. Hij kwam de zaak opmeten en regelde vervolgens dat de kwekerij werd opgebouwd en geïnstalleerd.
Bij de rechter-commissaris verklaarde
[medeverdachte 6]verder dat hij in 2009 naar Nederlands was gevlucht en dat hij na 6-7 maanden kennis maakte met [medeverdachte 10] , die hem uiteindelijk voorstelde aan [verdachte] . Zij stelden voor dat [medeverdachte 6] op zijn naam een huis zou huren waar zij dan een hennepplantage wilden inrichten. Afgesproken werd dat hij in het huis zou gaan wonen, op de hennepplantage zou passen en de planten indien nodig water zou geven. [medeverdachte 10] en [verdachte] zouden de financiële middelen ter beschikking stellen en de winst zou tussen hen drieën worden gedeeld. Aan de winst hebben ze hem uiteindelijk niet laten deelnemen, omdat bij de eerste hennepteelt meer dan de helft van de planten is doodgegaan. Bij de tweede hennepteelt hebben [medeverdachte 10] en [verdachte] de planten opgehaald terwijl hij niet thuis was. [verdachte] heeft samen met [medeverdachte 10] een keer de huur voor het huis betaald. [verdachte] heeft het geld voor de huur aan hem gegeven, zodat hij die kon betalen. Bovendien gaf [verdachte] zo nu en dan geld aan hem, zodat hij levensmiddelen en andere dagelijkse benodigdheden kon kopen. Hij gaf wekelijks geld aan hem, soms ook twee keer per week. De eigenaars van de hennepteelt waren dus [verdachte] en [medeverdachte 10] . [verdachte] kwam ongeveer een keer per week om te kijken hoe alles eruit zag.
Getuige[medeverdachte 7]verklaarde als volgt: “Ik wist van de hennepkwekerij. Na confrontatie met een foto van [verdachte]: Hij was erbij toen de kwekerij aangelegd werd en is wel eens met die dikke BMW in Maasbree bij de hennepkwekerij geweest. Hij zal ongeveer 28 jaar oud zijn.”
De verdediging heeft aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte alles met betrekking tot de hennepkwekerij regelde en het aanspreekpunt was. Hij was degene die ervoor zorgde dat de hennepkwekerij werd gefinancierd, opgebouwd en geïnstalleerd, hij betaalde de huur van het pand en deelde mee in de winst. Bovendien kwam hij één keer per week kijken hoe alles eruit zag. Dit tezamen – mede in het licht gezien van het hiervoor besproken arrest van de Hoge Raad van 2 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3474) – maakt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte een zo wezenlijk bijdrage heeft geleverd aan het telen van hennep, dat een nauwe en bewuste samenwerking met anderen kan worden aangenomen, en dat derhalve sprake is van medeplegen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen hennep heeft geteeld aan de [adres 8] te Maasbree. De rechtbank acht ook bewezen, gelet op de professionaliteit waarmee een en ander geschiedde, de hoeveelheid planten en het feit dat alleen met het doel een hennepkwekerij in te richten een huis werd gehuurd, dat dit feit bedrijfsmatig werd gepleegd.
Diefstal van stroom (feiten 1 t/m 6 van 04/850427-12)
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het exploiteren van een hennepdrogerij aan de [adres 7] te Susteren, kan evenmin op basis van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de geconstateerde fraude aan de elektriciteitsmeter. Verdachte zal daarom van feit 3 worden vrijgesproken.
Op grond van wat de rechtbank hiervoor bij feit 1 van 04/800080-11 heeft overwogen staat vast dat verdachte samen met anderen betrokken is geweest bij het (medeplegen van) het telen van hennep in de panden aan de [adres 9] te Horn, [adres 10] te Haelen, de [adres 11] te Sint Odiliënberg, de [adres 12] te Roermond en de [adres 8] te Maasbree.
Door Enexis B.V. zijn verschillende
aangiftesgedaan vanwege afname van elektriciteit buiten de meter om in de hiervoor genoemde panden. Uit deze aangiftes blijkt het volgende.
[adres 9] Horn: Enexis deed
aangiftevan diefstal van energie. Deze aangifte vermeldt onder meer dat de fraude-inspecteur op 9 maart 2011 een onderzoek heeft ingesteld naar de meetinrichting aan de [adres 9] te Horn. Daarbij constateerde hij verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Hij zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken, dat er een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt en dat de hoofdbeveiliging was verzwaard. De illegale aansluiting liep buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepplantage en voorzag deze van elektriciteit. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd. De hennepplantage was ingericht in twee verschillende ruimtes en de aangetroffen teelt was tenminste zeven dagen oud in beide ruimtes. Uit de berekening blijkt dat minimaal 7.260 kWh is illegaal weggenomen. De
factuur van Enexisbedraagt 1.163,68 euro van welk bedrag 539,42 euro verbruik elektriciteit betreft.
[adres 10] Haelen: Enexis deed
aangiftevan diefstal van energie. Deze aangifte vermeldt – zakelijk weergegeven – dat de fraude-inspecteur op 19 april 2011 een onderzoek heeft ingesteld naar de meetinrichting aan de [adres 10] te Haelen. Daarbij constateerde hij verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Hij zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken, dat er een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt en dat de hoofdbeveiliging was verzwaard. De illegale aansluiting liep buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepplantage en voorzag deze van elektriciteit. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd. De hennepplantage was ingericht in drie verschillende ruimtes en de aangetroffen teelt was tenminste 63 dagen oud in alle drie de ruimtes. Uit de berekening blijkt dat minimaal 34.592 kWh illegaal is weggenomen. De
factuur van Enexisbedraagt 3.677,60 euro van welk bedrag 2.570,19 euro verbruik elektriciteit betreft.
[adres 11] St. Odiliënberg: Enexis deed
aangiftevan diefstal van energie. Deze aangifte vermeldt – zakelijk weergegeven – dat de fraude-inspecteur op 20 juli 2011 een onderzoek heeft ingesteld naar de meetinrichting aan de [adres 11] te Sint Odiliënberg. Daarbij constateerde hij verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie, namelijk een ongeoorloofde opening van het deksel van de aansluitkast, een illegale aftakking vóór de hoofdbeveiliging en verzwaring van de hoofdbeveiliging. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage en het huishoudelijk verbruik niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd. Uit de berekening blijkt dat minimaal 46.276 kWh illegaal is afgenomen. De
factuur van Enexisbedraagt 4.189.75 euro, waarvan 3.290,22 euro het elektriciteitsverbruik betreft.
[adres 12] Roermond:
Enexisdeed
aangiftevan diefstal van energie. Deze aangifte vermeldt – zakelijk weergegeven – dat de fraude-inspecteur op 29 augustus 2011 een onderzoek heeft ingesteld naar de meetinrichting aan de [adres 12] te Roermond. Daarbij constateerde hij verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Hij trof aan een illegale aftakking op de hoofdkabel en vermogensfraude. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct geregistreerd. Uit onderzoek blijkt dat er minimaal 87.752 kWh illegaal is afgenomen, uitgaande van één voorgaande oogst in beide ruimtes en de aangetroffen teelten van tenminste 63 dagen oud in beide ruimtes. De
factuur van Enexisbedraagt 8.715,79 euro van welk bedrag 6.239,17 euro verbruik elektriciteit betreft.
[adres 8] Maasbree: Enexis deed
aangiftevan diefstal van energie. Deze aangifte vermeldt – zakelijk weergegeven – dat een monteur van Enexis op 13 augustus 2010 een onderzoek heeft ingesteld naar de meetinrichting aan de [adres 8] te Maasbree. Daarbij constateerde de monteur verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Hij zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken, dat aan de onderzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt en dat de hoofdbeveiliging verzwaard was. De illegale elektriciteitsaansluiting liep buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepplantage en voorzag deze van elektriciteit. De hennepplantage was ingericht in verschillende ruimtes en vermoedelijk is sprake van tenminste twee eerdere oogsten in alle ruimtes. De aangetroffen teelt was tenminste 35 dagen oud in alle ruimtes. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct geregistreerd. Volgens berekening is er minimaal 121.906 kWh illegaal afgenomen. De bijgevoegde
factuurbedraagt 10.904,37 euro waarvan 9.240,47 euro ziet op het elektriciteitsverbruik.
Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de diefstallen van stroom acht de rechtbank voorts de volgende afgelegde verklaringen van medeverdachten redengevend.
Ten aanzien van de [adres 10] te Haelen verklaarde medeverdachte
[medeverdachte 4]- zakelijk weergegeven - dat zij een brief van de energieleverancier had gekregen. Het was een boete van 5.000,00 euro en [medeverdachte 1] zei dat zij deze boete maar aan hem moest geven zodat hij die wel zou doorgeven aan [verdachte] . [verdachte] zou de boete afbetalen in termijnen van 250,00 euro per maand.
Ten aanzien van de [adres 11] te Sint Odiliënberg verklaarde medeverdachte
[medeverdachte 1]- zakelijk weergegeven - dat [medeverdachte 8] de hennepkwekerij heeft opgebouwd en verzorgd. [verdachte] heeft gefinancierd en [medeverdachte 1] heeft bemiddeld bij het huren van het pand. De eerste oogst is gelijk opgerold. De elektriciteit is door niemand betaald, er is een regeling getroffen door [medeverdachte 11] .
Op 27 november 2013 verklaarde medeverdachte
[medeverdachte 1]als volgt: “Van de organisatie maakten deel uit: [verdachte] , [medeverdachte 8] en ik. Dat was de top. [verdachte] stuurde alles aan. De activiteiten bestonden uit het telen van hennep en alles wat daarbij komt kijken. Ik faciliteerde hem om bepaalde dingen af te dekken en ben betrokken geweest bij onder andere het verkrijgen van de panden voor de hennepteelt. [verdachte] had het voor het zeggen. Hij had de zeggenschap. Het team was zo goed, dat er eigenlijk niets gezegd hoefde te worden. [medeverdachte 8] deed de stroom, de verzorging en het opzetten. Iedereen had zijn taak en kende zijn taak.”
Ten aanzien van de [adres 8] te Maasbree verklaarde medeverdachte
[medeverdachte 6]
– zakelijk weergeven - dat [verdachte] de grote baas was. Hij regelde alles en was het aanspreekpunt voor iedereen. Hij kwam de zaak opmeten en regelde vervolgens dat de kwekerij werd opgebouwd en geïnstalleerd.Hij is komen opmeten, hij gaf [medeverdachte 6] iedere keer het geld voor de huur en voor Essent. [verdachte] betaalde alles.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan deze diefstallen. Vast staat dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het telen van hennep in deze panden en dat hij in dit verband deel uit maakte van een criminele organisatie. Op basis van de aangiftes van Enexis B.V. is vast komen te staan dat in deze panden ten behoeve van de daar aanwezige hennepkwekerij illegaal stroom werd afgenomen. De feitelijke betrokkenheid van verdachte bestaat uit het betalen van de stroomrekening van de [adres 8] te Maasbree en de boete van de energieleverancier aan de [adres 10] te Haelen. Hoewel verdachte niet zelf de elektriciteitsvoorziening heeft aangelegd en zijn betrokkenheid bij de diefstal van elektriciteit niet bij elke hennepkwekerij afzonderlijk kan worden afgeleid, bestond er bij elke kwekerij afzonderlijk op dat moment een hecht samenwerkingsverband tussen verdachte en zijn medeverdachten, waarin verdachte in een vaste modus operandi met de medeverdachte(n) samenwerkte en daarin een eigen rol vervulde. Verdachte was vooral belast met de aansturing en financiering van de kwekerijen en andere personen waren weer belast met onder meer het aansluiten van stroom. Verdachte regelde alles en had de zeggenschap. Gelet op deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank bewezen dat verdachte wetenschap had ten aanzien van alle diefstallen van elektriciteit in de panden aan de [adres 9] te Horn, [adres 10] te Haelen, de [adres 11] te Sint Odiliënberg, de [adres 12] te Roermond en de [adres 8] te Maasbree.
De rechtbank overweegt in het bijzonder ten aanzien van de [adres 12] te Roermond met betrekking tot de ten laste gelegde periode dat medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat er in het pand drie keer is gekweekt.De rechtbank gaat dan ook in de bewezenverklaring uit van de periode 25 april 2011 tot en met 29 augustus 2011.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2, 4, 5 en 6 (van 04/850427-12) aan verdachte verweten feiten.
Witwassen (feit 4 van 04/800080-11)
Met betrekking tot het witwassen in de periode 1 december 2005 tot en met 8 november 2011 stelt de rechtbank het volgende vast.
Aanschaf pand [adres 1] te Roermond
Op 6 december 2005 heeft verdachte het pand [adres 1] in Roermond gekocht voor 230.000,00 euro. Voor de aanschaf van dit pand is een hypotheek van 255.000,00 euro afgesloten bij de Direktbank hypotheken. Voor deze hypotheek is verdachte op jaarbasis een bedrag van 9.690,00 euro aan rente verschuldigd. Deze rente wordt maandelijks afgeschreven van zijn bankrekening [rekeningnummer 4] bij ABN.Er vinden geen aflossingen plaats.
In het dossier bevindt zich een
werkgeversverklaringdie onder meer vermeldt dat [verdachte] sinds 1 april 2005 in dienst is als bedrijfsleider bij Café-zaal [naam café] te Roermond met een jaarsalaris van 45.663,78 euro. Deze werkgeversverklaring is gedateerd op 30 september 2005 en ondertekend op naam van [getuige 4] . Tevens bevindt zich in het dossier een
salarisspecificatievan [naam café] , betreffende werknemer [verdachte] , bedrijfsleider, inhoudende een specificatie van het loon over september 2005 ten bedrage van 3.523,44 euro bruto.
[medeverdachte 5]verklaarde onder meer als volgt: “U toont mij de (hiervoor weergegeven, Rb) werkgeversverklaring. Dat is een formulier waaruit blijkt dat café [naam café] [verdachte] de mogelijkheid geeft om een hypotheek aan te vragen. Een werkgeversverklaring wordt eigenlijk alleen maar opgemaakt voor het aanvragen van een hypotheek. Ik herken mijn handschrift hierop. Ik heb deze opgemaakt en ondertekend op naam van mijn toenmalige vriendin [getuige 4] . Deze verklaring is tot stand gekomen op verzoek van de aanvrager van de hypotheek, [verdachte] , omdat hij een pand wilde gaan kopen. U toont mij tevens de (hiervoor weergegeven, Rb) salarisspecificatie van [verdachte] . Die is door mij vervaardigd en is de basis voor de werkgeversverklaring die we hiervoor bespraken.
[medeverdachte 5]verklaarde verder onder meer als volgt: “Het is mij bekend dat [verdachte] een pand aan de [adres 1] te Roermond heeft gekocht. De aankoop van dit pand is gefinancierd met een hypotheek van de ING. Het klopt dat ik een werkgeversverklaring en een salarisspecificatie op naam van café [naam café] valselijk heb opgemaakt. De vader van [verdachte] leidde dat café; [verdachte] kwam daar niet.
Verdachteverklaarde ter terechtzitting van 3 maart 2016 – zakelijk weergegeven – dat hij [medeverdachte 5] gevraagd heeft of het mogelijk was een hypotheek te krijgen en of hij (Rb: [medeverdachte 5] ) hem daarbij kon helpen. De betreffende werkgeversverklaring heeft verdachte vervolgens ingediend bij de bank.
De rechtbank constateert dat verdachte meent dat dit de ING Bank was, maar in tegenstelling tot de andere drie hypotheken die hij nadien afsloot bij de ING, is deze hypotheek verstrekt door Direktbank.
Uit de verklaringen van [medeverdachte 5] en verdachte blijkt enerzijds meer dan voldoende dat de werkgeversverklaring en salarisspecificatie van café [naam café] ten behoeve van verdachte valselijk zijn opgemaakt en anderzijds dat verdachte die, in elk geval de werkgeversverklaring, heeft gebruikt voor de aanvraag van een hypotheek.
De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een valse werkgeversverklaring om een hypotheek te krijgen voor de aanschaf van het pand [adres 1] .
Storting 60.000,00 euro op de rekening van verdachte
Op 1 november 2006 boekte een oom van verdachte, [naam oom verdachte] , wonend in Turkije,
60.000,00 euro over naar de bankrekening van verdachte. Een dag later schreef verdachte
22.340,00 euro over naar girorekening [rekeningnummer 1] van [naam bedrijf 2] c.v. met omschrijving “voorraad overname [naam bedrijf 2] CV.” Op dezelfde dag nam verdachte 20.000,00 euro van zijn bankrekening op en een dag later nog eens 30.000,00 euro.
Om de reden van de overboeking van de 60.000,00 euro toe te lichten legde de vader van verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] , een schriftelijke verklaring over van [naam 5] , inhoudende “In 2006 heb ik samen met zijn zwager [medeverdachte 2] en mijn neef [verdachte] besloten om in Nederland handel te verrichten. Naar aanleiding van dit besluit hebben wij in november 2006 een bedrag van 60.000,00 euro via de Ziraat Bank naar Nederland overgemaakt. Van dit bedrag was 25.000,00 euro een geldlening en het restant 35.000,00 euro was bestemd voor de aankoop van een auto”.Echter bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 2] werd een verklaring van [naam oom verdachte] aangetroffen inhoudende:
“Overeenkomst tussen [medeverdachte 2] en [naam oom verdachte] , opgemaakt in Izmir op 15-10-2006:
De ondergetekenden:
de heer [medeverdachte 2] , hierna “ [medeverdachte 2] ”
de heer [naam oom verdachte] , hierna “ [naam oom verdachte] ”.
Overeengekomen is dat de heer [naam oom verdachte] een bedrag van 60.000,00 euro overmaakt op bankrekening 595063411. Van dit bedrag is 35.000,00 euro bestemd om een BMW 645 I aan te kopen voor de heer [naam oom verdachte] en 25.000,00 euro is een geldlening van de heer [naam oom verdachte] aan de heer [medeverdachte 2] .”
[naam 5]verklaarde nadien over deze overeenkomst: “Omdat ik geen aandeelhouder van [naam rechtspersoon 1] Ltd was, is de overeenkomst tussen [naam oom verdachte] en [medeverdachte 2] gesloten.”
[naam oom verdachte]verklaarde: “Ik heb de 60.000,00 euro overgemaakt. Het geld was van [naam 5] en [naam 6] . De herkomst van dit bedrag. De inkomsten uit 8-9 bedrijven, promotiegeld van Efes Pilsen. Voor zover ik weet zouden ze handel gaan drijven. Ik heb geen idee of dat de 60.000,00 euro uit de brief is.”
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen over de herkomst van het geld niet consistent en deels onjuist zijn. Zo zijn er twee versies van de ‘overeenkomst’ en is de verwijzing naar [naam rechtspersoon 1] door [naam 5] onjuist omdat deze rechtspersoon pas in 2008 is opgericht.
Aankoop BMW X5
Op 7 mei 2008 heeft verdachte een aanbetaling gedaan voor de aanschaf van een BMW X5, ter waarde van 81.400,52 euro. Uit de aankoopfactuur blijkt dat op 7 mei 2008 20.000,00 euro contant is betaald. Bij aflevering op 2 oktober 2008 werd nog eens contant 4.970,02 euro betaald.
Verdachteverklaarde bij de rechter-commissaris op 21 december 2014: “Het klopt dat voor die BMW 24.970,00 euro is betaald. Dat heb ik contant betaald.” De aankoopfactuur en het kenteken van de BMW staan op naam van [medeverdachte 2] .
Bij de
doorzoekingvan de woning van [medeverdachte 2] werden twee mapjes bankafschriften aangetroffen van een bankrekening bij de Kreissparkasse in Heinsberg nummer [rekeningnummer 2] , over de periode juli tot en met september 2009. Van deze rekening werden de maandelijkse aflossingen betaald, een bedrag van 1.451,02 euro. Kort voor iedere betaling werd een contante storting gedaan ter grootte van ongeveer het verschuldigde maandbedrag, veelal met vermelding “Barumsatz.”Verdachteheeft ter zitting van 3 maart 2016 verklaard: “Ik heb wel vaker geld gestort voor aflossing.”
[medeverdachte 1]heeft op 27 november 2013 verklaard: “Die X5 stond op naam van [medeverdachte 2] . [verdachte] maakte gebruik van de auto. [verdachte] betaalde de maandelijkse kosten van deze auto via de bank of via de BMW garage in Heinsberg in contanten. Via de bank waren het altijd kasstoringen van 1.500,00 euro. [verdachte] stortte dit geld op de rekening van zijn vader in Heinsberg, de Sparkasse. Daar werd het automatisch geïncasseerd door de leasemaatschappij. Ik ben een paar keer met [verdachte] meegegaan naar Heinsberg, geld brengen, ook bij de BMW-garage. Het bedrag was iets van 6.000,00 euro toen, dat waren achterstallige leasekosten.” Verdachte verklaarde ter zitting van 3 maart 2016 dat de verklaring van [medeverdachte 1] met betrekking tot achterstallige kosten best zou kunnen kloppen.
Uit een
brief van [naam 7]van 26 oktober 2011 blijkt dat in de loop van 2011 achterstand bij de aflossingen is ontstaan. In een bestand dat op de computer van verdachte is aangetroffen, schrijft verdachte aan de BMW-Bank dat hij het tot 15 januari 2012 openstaande bedrag van 21.363,85 euro zal betalen en inmiddels een bedrag van 5.500,00 euro bij de firma Kohl heeft betaald.
De rechtbank leidt uit deze bewijsmiddelen af dat verdachte de BMW X5, heeft aangekocht en gefinancierd op naam van zijn vader. Hij heeft een deel van de koopsom en een deel van de achterstallige termijnen contant betaald, in totaal 30.470,00 euro. Daarnaast heeft hij tot in 2011 geld gestort op de rekening van zijn vader voor de betalingen aan de BMW Bank, naar schatting 30 termijnen, in totaal 43.530,60 euro.
Aanschaf pand [adres 3] te Roermond (2009)
Op 1 mei 2009 heeft verdachte het pand [adres 3] te Roermond gekocht voor 140.000,00 euro.Hij heeft voor de aanschaf van dit pand een hypotheek genomen bij de ING, hypotheeknummer [hypotheeknummer 1] , voor een bedrag van 165.230,00 euro. Voor deze hypotheek is verdachte op jaarbasis een bedrag van 7.600,44 euro verschuldigd.De hypotheek werd verstrekt op grond van onder meer een werkgeversverklaring, opgesteld op 13 maart 2009 door [getuige 9] van [naam bedrijf 8] . In deze verklaring is vermeld dat verdachte sinds 11 augustus 2008 voor onbepaalde tijd als sales intercedent in dienst was met een jaarinkomen van 39.871,44 euro.[getuige 9] verklaarde over het dienstverband: “Vanaf maart 2008 tot en met december 2008 zijn er activiteiten geweest in [naam bedrijf 8] . En het bedrijf is pas in 2009 uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. Ik was de eigenaar. Ik had maar één vaste medewerker. Dat was [verdachte] , ik weet zijn achternaam niet zeker. [verdachte] werd volgens mij per bank betaald. De arbeidsovereenkomst met [verdachte] is in december 2008, begin 2009 beëindigd. Toen de werkgeversverklaring is ingevuld op 13 maart 2009, had ik geen activiteiten. Ik heb de werkgeversklaring ingevuld volgens mij gewoon voor een hypotheek.”In het overzicht van de ABN-rekening van verdachte is te zien dat er loonbetalingen van Fox zijn tot en met april 2009.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, toen de werkgeversverklaring is opgesteld en deze door hem ten behoeve van de hypotheekofferte is overgelegd bij de ING Bank, feitelijk geen werkzaamheden voor [naam bedrijf 8] verrichtte. Hierdoor heeft verdachte voorgewend dat hij de betalingsverplichtingen voortvloeiend uit de hypotheek zou kunnen betalen van zijn loon bij [naam bedrijf 8] .
Aanschaf [adres 5] te Roermond
Op 9 oktober 2009 heeft verdachte het pand [adres 5] in Roermond gekocht voor
200.000,00 euro.Hij heeft voor de aanschaf van dit pand een hypotheek genomen bij de ING, hypotheeknummer [hypotheeknummer 2] , voor een bedrag van 218.122,00 euro. Voor deze hypotheek is verdachte op jaarbasis een bedrag van 9.810,12 euro verschuldigd. Dit wordt in maandelijkse termijnen geïncasseerd via rekeningnummer [rekeningnummer 3] van de ING Bank. Er wordt niet afgelost.+
In het dossier bevindt zich een
werkgeversverklaringdie – zakelijk weergegeven – vermeldt dat [verdachte] sinds 17 juni 2009 in dienst is als sales manager bij [naam rechtspersoon 2] met een jaarsalaris van 58.085,66 euro. Deze werkgeversverklaring is gedateerd op 31 augustus 2009 en ondertekend door [getuige 10] , directeur. Op de werkgeversverklaring is met pen geschreven: [hypotheeknummer 2] .
[getuige 10]verklaarde: “Ik heb [naam rechtspersoon 2] samen met [medeverdachte 1] opgezet. Het idee om dat bedrijf op te richten kwam van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zei dat hij schulden had en daarom zelf geen zaak kon beginnen. Hij wilde daarom dat ik het bedrijf op mijn naam zou zetten samen met hem. De handtekening op de werkgeversverklaring van [naam rechtspersoon 2] , waarbij [verdachte] als werknemer, sales manager, staat vermeld, is niet mijn handtekening.”
[medeverdachte 1]verklaarde op 25 oktober 2013: “In 2009 had ik een bedrijf: [naam rechtspersoon 2] . [verdachte] heeft een maand of twee a drie op de loonlijst van dit bedrijf gestaan. Hij kwam zelf bij mij met de vraag om hem op de loonlijst te zetten. Ik heb hem toen wel gevraagd waarom hij op de loonlijst wilde. Hij heeft de premies zelf betaald en ook het salaris heeft hij zelf betaald. Daarna heeft hij een pand op de [adres 5] gekocht. Nee, hij heeft geen werkzaamheden voor [naam rechtspersoon 2] verricht. Hij kwam tekort voor zijn hypotheek. Ik heb [naam rechtspersoon 2] overgenomen samen met mijn ex-zwager [getuige 10] . Mijn zwager [getuige 10] heeft het overgenomen. Ik stond bij Stichting Administratiekantoor [naam rechtspersoon 2] . De reden van deze constructie was dat ik in 2007 failliet verklaard was.”
Op 27 november 2013 verklaarde
[medeverdachte 1]: “Ik zette hem ( [verdachte] , de Rb) op de loonlijst. De premies en de salarissen werden netjes op papier overgemaakt. [verdachte] kon hierdoor zijn pand kopen aan de [adres 5] . Ik heb een melding bij de belastingdienst gedaan, salarisstroken, arbeidscontract. Ik heb opdracht gegeven bij het loonhuis, volgens mij in Brussel, om die documenten op te maken. Je weet dat het huis 260.000,00 euro is, dan heb je een bruto bedrag van 4.500,00 euro nodig. [verdachte] zei dat hij een huis wilde kopen voor dat bedrag en daarop heb ik een inschatting gemaakt van het benodigde salaris. [verdachte] betaalde mij gewoon het precieze bedrag van 4.500,00 euro. Ik betaalde netjes de premies en maakt hem het geld over. Ik kreeg die bedragen elke maand in contanten, briefjes van 20,00 en 50,00 euro.”
De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte niet heeft gewerkt voor [naam rechtspersoon 2] en dat hij gebruik heeft gemaakt van onder meer een valse werkgeversverklaring om een hypotheek te krijgen voor de aanschaf van het pand [adres 5] in Roermond.
Aanschaf horloge (2009)
Op 1 april 2009 heeft verdachte een horloge Audemars Piquet Royal Offshore gekocht voor 14.500,00 euro. Dit horloge is met de nota op naam van verdachte aangetroffen in een keukenla van de woning van verdachte op de [adres 1] in Roermond.
Aankoop BMW M3 (2010)
Op 7 juli 2010 heeft verdachte een tweedehands BMW M3, ter waarde van 54.600,00 euro, cabrio, chassisnummer [chassisnummer] gekocht op naam van [naam bedrijf 3] . Uit de
aankoopfactuurblijkt dat de aankoopsom contant is betaald aan de firma Paluch&Greilich in Hamm, Duitsland.Verdachteverklaarde ter zitting van 3 maart 2016 - zakelijk weergegeven - dat hij deze auto inderdaad contant heeft betaald namens [naam bedrijf 3] en dat de auto voor een vriend van [medeverdachte 5] was, iemand uit Frankrijk. Daarom heeft verdachte de auto opgehaald. De auto beviel niet. Bij de BMW garage bleek dat er motorschade was. Daarom heeft hij minder betaald voor die auto.
[medeverdachte 1]verklaarde op 27 november 2013: “Die M3 is contant betaald voor 59.000,00 euro. [verdachte] en ik hebben die samen opgehaald. Ik ben toen met de X5 teruggereden. De auto is gekocht op naam van [naam 8] BV of zoiets. We hebben dat geld daar samen met de verkoper contant gestort bij de Sparkasse in de buurt van Frankfurt.”
In het dossier bevindt zich een
tweede nota, gedateerd 13 juli 2010, betreffende de verkoop van [naam bedrijf 3] aan verdachte van de BMW M3.
Beide facturen zijn aangetroffen in de woning van verdachte aan de [adres 1] in Roermond en in beslag genomen (vindplaats A 1201-02: middelste lade onder de kookplaat in de keuken van [adres 1] ).
[medeverdachte 5]verklaarde op 29 maart 2012 dat verdachte graag een auto wilde kopen in Duitsland. Hij vervolgde met: “Hij wilde echter geen BTW betalen en hij vroeg aan mij of ik een bedrijf/iemand wist, op wiens naam hij die auto kan kopen in Duitsland. Ik bracht [verdachte] toen in contact met [naam 8] en er werd afgesproken dat [verdachte] op naam van het bedrijf van [naam 8] de auto zou bestellen. Dit is toen ook zo gebeurd. Afgesproken werd dat de niet te betalen BTW gedeeld zou worden. Eenmaal in Nederland werd er voor de levering van de auto aan [verdachte] een nieuwe factuur gemaakt door [naam bedrijf 3] . Op deze factuur staat een heel ander bedrag vermeld. Ik heb die factuur gemaakt.” Aan [medeverdachte 5] wordt een rekening (nr. 10177) getoond (zie p. 7865) en hij verklaart: “Ik herken deze rekening en ik heb deze opgemaakt. Op die rekening staat dat de auto is geleverd aan [verdachte] voor 35.000,00 euro. Verder staat dat de auto is geleverd tegen een gereduceerde prijs in verband motorschade/defect. Dit is gebeurd op verzoek van [verdachte] . De hele constructie is opgezet om de BTW zoveel mogelijk te kunnen ontlopen.”
[medeverdachte 1]verklaart over de gang van zaken – zakelijk weergegeven – dat het een constructie was om de btw af te trekken. “De rekening van [naam 8] is per fax binnengekomen. [medeverdachte 5] werkte toen nog. Dit was eigenlijk een fake rekening. Wat betreft de motorschade, dat is in onderling overleg gegaan. Dan leek het alsof [verdachte] een kapotte auto kocht voor een lager bedrag, terwijl hij in werkelijkheid een goede auto kocht voor een hoger bedrag. Dat is dus ook een fake rekening.”
De rechtbank leidt uit deze bewijsmiddelen af dat niet [naam bedrijf 3] , maar verdachte de BMW-M3 heeft gekocht van de firma Pauch&Greilich in Duitsland voor 54.600,00 euro.
Met de hierboven beschreven transacties in de periode van 1 december 2005 tot en met 8 november 2011 zijn de volgende bedragen gemoeid:
- ruim 98.000,00 euro aan betalingen voor rente voor de hypotheken tot en met november 2011;
- ruim 60.000,00 euro deels geïnvesteerd in [naam bedrijf 2] en deels contant opgenomen;
- 74.000,00 euro aan contante betalingen en periodieke betalingen aan de BMW-bank in de periode van 7 mei 2008 tot in 2011;
- 14.500,00 euro voor het horloge op 1 april 2009;
- 54.600,00 voor de BMW M3, op 7 mei 2010.
In totaal gaat het om circa 301.100,00 euro.
In deze periode is in totaal 171.348,50 euro contant op de ABN-rekening van verdachte gestort.
Vermoeden van witwassen
Voor de periode 1 januari 2010 tot en met 29 augustus 2011 is, zoals hiervoor is overwogen, bewezen verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan grootschalige en bedrijfsmatige hennepteelt en dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie waarin verdachte een leidende rol had. Met hennepteelt, zeker in deze omvang, zijn grote opbrengsten gemoeid. De omvang en professionaliteit van de organisatie, de leidende rol die verdachte daarin vervulde, de vele contante stortingen en het uitgavenpatroon, zijn sterke aanwijzingen voor de aanname dat verdachte ook voor 1 januari 2010 al veel geld verdiende met hennepteelt. Dat levert het vermoeden op van witwassen van geld, afkomstig van de handel in hennep in de periode van 1 december 2005 tot en met 8 november 2011.
Kader voor de beoordeling
Gezien de jurisprudentie mag in dit geval van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Die verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Verklaring verdachte voor de herkomst van het geld.
Volgens verdachte heeft hij in 2005 en 2006 gewerkt voor café [naam café] , handelsnaam van [naam rechtspersoon 3] , waarvan verdachte vanaf 16 maart 2005 de bestuurder was. In die tijd heeft hij naar eigen zeggen ook inkomsten genoten uit [naam bedrijf 2] (Weert). Dat was een eenmanszaak. Hij gebruikte zijn ABN-rekening ook voor de zaak. Iedere dag bracht hij de opbrengst naar de bank en stortte dit op zijn rekening. In 2008 en 2009 heeft hij een aantal maanden gewerkt voor [naam bedrijf 8] . In 2008 heeft hij ook voor [naam rechtspersoon 2] gewerkt. In 2010 en 2011 heeft hij voor [naam bedrijf 4] gewerkt. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij sponsorgelden ontving en huurinkomsten van de panden die zijn eigendom waren.
Beoordeling inkomsten
Op grond van wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat verdachte (legale) inkomsten uit loondienst heeft genoten uit werk bij café [naam café] en bij [naam rechtspersoon 2]
De overgelegde jaaropgave 2005 - 12.472,00 euro - en de salarisspecificaties van januari tot en met juni 2006 – 1.500,00 euro per maand- van café [naam café] doen niet af aan dit oordeel. Deze stroken immers niet met de verklaring van [medeverdachte 5] dat verdachte niet op de loonlijst stond bij het café en ook niet met het jaarsalaris vermeld in de werkgeversverklaring: 45.663,78 euro (voor de periode vanaf 1 april 2015 34.247,83 euro). Bovendien heeft verdachte in 2005 maandelijks een uitkering van het UWV ontvangen die in 2005 steeds ongeveer 700,00 euro bedroeg. Dit verenigt zich niet met een dienstverband bij café [naam café] vanaf 1 april in dat jaar.
Verdachte heeft verklaard dat hij in 2010 en 2011 heeft gewerkt voor [naam bedrijf 4] . Getuigen [getuige 11] en [getuige 12] , die de boekhouding van 2010 en begin 2011 hebben gedaan voor onder meer dit bedrijf, hebben bevestigd dat verdachte op de loonlijst stond. Zij verzorgden de salarisspecificaties op basis van een Excel-bestand dat werd aangeleverd door [medeverdachte 3] . Het loon werd contant uitbetaald. Er was geen kasadministratie. Op basis van het Excel-bestand kon geen kascontrole plaatsvinden. Dat bestand kan immers op elk tijdstip worden aangemaakt. Voor het jaar 2010 hebben de boekhouders de salarisadministratie tot en met augustus moeten reconstrueren omdat de vorige boekhouder, [medeverdachte 5] , de gegevens niet compleet aanleverde. De reconstructie vond plaats op basis van losse salarisspecificaties. Met ingang van september 2010 verzorgden zij de salarisspecificaties. Volgens hen werden de lonen pas vanaf april 2011 geboekt onder [naam rechtspersoon 4] De naam van [naam bedrijf 5] veranderde toen in [naam bedrijf 4] . Al het personeel werd overgeschreven.
In het licht hiervan valt niet goed in te zien dat er voor verdachte zowel een salarisspecificatie over december 2010 was van [naam rechtspersoon 5] als van [naam rechtspersoon 4] Op de salarisspecificatie van [naam rechtspersoon 5] van december 2010 wordt een bruto loon vermeld van 4.000,00 euro per maand.Cumulatief was het bruto loon tot en met december volgens deze specificatie 22.680,00 euro. De andere salarisspecificatie van verdachte over december 2010 van het loon bij [naam rechtspersoon 4] vermeldt als brutoloon 1.000,00 euro.Ook is er een jaaropgave over 2010 van [naam rechtspersoon 4] met als fiscaal loon 4.000,00 euro. Op sommige specificaties staat als datum indiensttreding 1 januari 2010 en op een andere staat 1 september 2010. Naast al deze onduidelijkheden over de loonbetaling zijn er bovendien onduidelijkheden over de verrichte werkzaamheden zoals waargenomen door werknemers van [naam bedrijf 4] . Zo verklaarde [getuige 13] dat de baas binnen dit bedrijf [medeverdachte 2] is en er verder geen andere bazen zijn. Hij werkte daar sinds 28 november 2009. Hij weet niet wat de rol van [verdachte] in het bedrijf is en heeft hem nog nooit op zijn werkplekken ontmoet.[naam 9] heeft gewerkt voor [naam bedrijf 4] sinds de winter van 2011. [verdachte] is zijn neef. Hij heeft hem nooit zien werken bij [naam bedrijf 4] .[getuige 14] heeft van begin 2010 tot februari 2011 gewerkt bij [naam bedrijf 5] of [naam bedrijf 4] . Hij herkent verdachte niet van een foto.[getuige 15] zegt te werken bij [naam bedrijf 4] vanaf 1 oktober 2009. [medeverdachte 2] is de baas. Verdachte is de zoon van [medeverdachte 2] en daar houdt het voor hem op. Hij kan niet zeggen wat de rol van [verdachte] is in het bedrijf. Heel af en toe doet hij montage en soms inkoop van materialen. Ventilatoren en zo. Dat zocht hij uit. En als men ergens gereedschap kon krijgen wat goedkoop was, dan vogelde hij dat ook wel uit.
Al met al kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat verdachte zoals hij ter zitting stelt in 2010 27.000,00 euro en in 2011 33.177,00 euro loon ontving op grond van een arbeidsovereenkomst bij [naam rechtspersoon 5] of [naam rechtspersoon 4]
Verdachte heeft verder ter zitting van 3 maart 2016 verklaard dat hij in 2005/2006 inkomsten had uit de growshops [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 6] en later uit [naam bedrijf 7] . Dat verdachte in de periode 2005/2006 inkomsten had uit de éénmanszaak [naam bedrijf 2] is niet aannemelijk. Verdachte heeft [naam bedrijf 2] pas eind 2006 overgenomen en het patroon van de contante stortingen wijzigt niet in de resterende maanden van 2006. In 2007 heeft verdachte mogelijk wel inkomsten genoten van [naam bedrijf 2] . Verdachte heeft echter niet concreet, zelfs niet globaal aangegeven hoeveel inkomen hij heeft genoten uit [naam bedrijf 2] . Ter zitting gewezen op de vele contante stortingen op zijn privérekening, verklaarde verdachte dat hij dagelijks de opbrengst op zijn privérekening stortte bij de bank. Daarvan is in het rekeningenoverzicht niets terug te vinden, want in 2007 zijn er 22 contante stortingen geweest. In hoeverre deze betrekking hebben op de inkomsten uit [naam bedrijf 2] en of dit legale inkomsten zijn, is door de rechtbank niet vast te stellen.
Wat betreft inkomsten uit [naam bedrijf 6] en [naam bedrijf 7] stelt de rechtbank vast dat deze anders dan [naam bedrijf 2] geen éénmanszaken waren, maar handelsnamen van [naam rechtspersoon 5] De boekhouders van [naam rechtspersoon 5] verklaarden geen boekhouding te hebben gedaan voor de [naam bedrijf 7] . De vraag is dus of er financieel wel een duidelijke scheiding was tussen de bedrijfsactiviteiten die onder verschillende handelsnamen door de BV’s werden verricht. Verdachte heeft niet concreet aangegeven welke inkomsten hij - anders dan als werknemer - uit deze B.V. heeft genoten en bij gebreke van een boekhouding is dit ook niet verifieerbaar.
Volgens verdachte heeft hij huurinkomsten genoten van zijn panden [adres 1] Roermond, [adres 3] Roermond en [adres 5] Roermond.
Verdachte heeft verklaard dat hij in 2006 zelf in het pand [adres 1] woonde en dat hij het later verhuurde aan zijn zussen voor 1.000,00 euro per maand. Voor het pand zijn geen verhuurovereenkomsten aangetroffen noch overgelegd. Vreemd genoeg bevindt zich in het dossier wel een huurovereenkomst waarin staat dat verdachte het pand [adres 1] , zijn eigendom, met ingang van 1 januari 2007 huurde van [medeverdachte 3] , één van zijn zussen.
Deze overeenkomst is volgens deze zus door verdachte opgemaakt. Zij tekende blindelings.
[medeverdachte 3] verklaart aanvankelijk gedurende één of twee jaar op de [adres 1] te wonen, in het begin samen met haar oudere zus. Zij had een huurovereenkomst met haar broer en betaalde hem 500,00 euro per maand. Dit gold ook voor haar zus. Verdachte overnachtte ook vaak op dit adres.Zij heeft zich – toen zij ging studeren - in september 2006 laten inschrijven op de [adres 1] . Vanaf dat moment woonde zij er op basis van een mondelinge huurovereenkomst voor 500,00 euro per maand. Geconfronteerd met het ontbreken van vrouwenspullen in de woning [adres 1] zegt zij daar sinds de zomer niet meer te wonen. Na 2010 betaalde zij de huur contant.
In 2006 en 2007 is in de rekeningenoverzichten, die deel uitmaken van het dossier, niets van huurbetalingen terug te vinden. Van februari 2008 tot en met november 2010 worden wel regelmatig bedragen overgemaakt naar de rekening van verdachte onder vermelding van Huur [adres 1] , in totaal ontvangen 8.850,00 euro in 2008, 5.750,00 euro in 2009 en 6.000,00 euro in 2010 en niets in 2011. Dit correspondeert niet met wat verdachte ter zitting opgaf aan huurinkomsten voor dit pand: 12.000,00 euro in 2010 en 4.000,00 euro in 2011.
Het bestaan van een huurovereenkomst met [medeverdachte 3] voor de [adres 1] zou kunnen worden afgeleid uit de huurbetalingen die in de jaren 2008, 2009 en 2010 zijn gedaan. Haar wisselende verklaringen over de periode dat zij daar zou hebben gewoond op basis van een huurovereenkomst vanaf september 2006 en haar verklaring dat zij daar tijdens haar verhoor op 5 maart 2012 nog woonde, corresponderen niet met deze betalingen. Daar komt bij dat [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in 2009 bevriend is geraakt met verdachte, dat deze op de [adres 1] in Roermond woonde en die woning niet verhuurd is geweest.De rechtbank komt op grond daarvan tot de conclusie dat de verklaring van verdachte dat hij de woning verhuurde voor 1.000,00 euro per maand in de periode 2007 tot 2011 hoogst onaannemelijk is.
Huurinkomsten uit de [adres 3] te Roermond.
Verdachte is sinds 1 mei 2009 eigenaar van dit pand. Volgens verdachte was op de begane grond een internetcafé gevestigd en op de etages kamerverhuur.In 2010 en 2011 zouden de huurinkomsten 32.400,00 euro per jaar zijn.
Op een usb-stick aangetroffen in de woonkamer van de [adres 1] werden bestanden gevonden met teksten van huurcontracten met [naam huurder 3] , [naam huurder 4] , [naam huurder 5] en [naam huurder 6] . Zij allen zouden per 1 mei 2009 woonruimte huren op de [adres 3] voor 400,00 euro per maand en 800,00 euro borg. De huur moest maandelijks op de ABN-rekening van verdachte worden overgemaakt.Van geen van deze huurders zijn betalingen aangetroffen op deze bankrekening. Op de rekeningenoverzichten zijn daarnaast nog enkele huur- en borgbetalingen te zien van 250,00 euro, mogelijk betrekking hebbend op [adres 3] . Verder is er een huurovereenkomst aangetroffen waarin [medeverdachte 4] met ingang van 1 oktober 2010 woonruimte huurt op de [adres 3] voor 300,00 euro per maand en op de overeenkomst de aantekening: per 1 november 2011 opgezegd. Ook hier is de verplichting opgenomen de huur te betalen op de ABN-rekening van verdachte.[medeverdachte 4] ontkent dat zij die overeenkomst heeft getekend en dat zij daar ooit heeft gewoond.Op de ABN-rekening van verdachte zijn geen huurbetalingen van [medeverdachte 4] te vinden.
Van het internetcafé [naam internetcafé] dat op de begane grond in het pand gevestigd was, is geen huurovereenkomst aangetroffen, maar in de periode van maart 2010 tot en met april 2011 is regelmatig, maar niet maandelijks, een huurbetaling te zien .
De rechtbank komt op grond van deze gegevens tot de conclusie dat de huurinkomsten van het pand [adres 3] in Roermond met uitzondering van die van internetcafé [naam internetcafé] niet aannemelijk zijn. De huurinkomsten zijn dan ook aanzienlijk beperkter dan wat uit de inkomensopgave 2010 en 2011 van verdachte volgt.
Ten slotte zouden er voor het pand [adres 5] ook huurinkomsten zijn in de jaren 2010 en 2011 ten bedrage van 12.000,00 euro per jaar, maar deze zijn evenmin onderbouwd. De rechtbank heeft geen huurovereenkomsten voor dit pand aangetroffen. Wel zijn er vanaf november 2009 op de bankrekeningen van verdachte onregelmatige huurbetalingen te zien afkomstig van [naam huurder 7] , [naam huurder 8] dan wel [naam huurder 9] variërend van 850,00 euro tot 1.000,00 euro, maar deze zijn niet iedere maand ontvangen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de benedenverdieping is verbouwd, dat de bovenverdieping van [adres 5] altijd verhuurd was en dat er drie of vier personen na elkaar hebben gewoond.
De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat huurinkomsten van de door verdachte gestelde omvang zeer onwaarschijnlijk zijn, niet concreet en niet of nauwelijks verder te verifiëren.
Eindconclusie
In de periode van 1 december 2005 tot en met 8 november 2011 heeft verdachte grote bedragen betaald aan hypotheeklasten, overname van een bedrijf, auto’s, aflossing van de financiering van een auto en aan de aanschaf van een horloge. Verdachte heeft in eerste instantie niets willen verklaren over de herkomst van het geld. Pas bij de inhoudelijke behandeling kwam verdachte met een verklaring, inhoudende dat hij heeft gewerkt bij café [naam café] , [naam bedrijf 8] , [naam rechtspersoon 2] B.V, bij [naam bedrijf 4] , dat hij growshops had: [naam bedrijf 2] / [naam bedrijf 6] , [naam bedrijf 7] , dat hij sponsorgelden ontving en huurinkomsten van de panden die zijn eigendom waren.
De rechtbank is echter van mening dat, gelet op de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, de door verdachte afgelegde verklaring voor de herkomst van de geldbedragen waarmee de goederen zijn aangekocht deels niet concreet, niet of beperkt verifieerbaar en in zijn totaliteit hoogst onwaarschijnlijk is en deze wordt derhalve terzijde geschoven. Uit het dossier kan slechts een zeer beperkt bedrag aan legale inkomsten worden getraceerd: uitkering UWV, loon bij [naam bedrijf 8] , beperkte huurinkomsten. Daar tegenover staat in de periode van 1 december 2005 tot en met 8 november 2011 een groot bedrag aan contante stortingen, namelijk 171.348,50 euro, waarvoor geen aannemelijke verklaring is gegeven. Nu verdachte pas in een zó laat stadium deels met een verklaring is gekomen had het openbaar ministerie ook geen aanvullend onderzoek kunnen en hoeven te verrichten teneinde de stellingen van verdachte eventueel te weerleggen.
Nu geen aannemelijke verklaring is gegeven voor de herkomst van de geldbedragen gaat de rechtbank ervan uit dat deze afkomstig zijn uit de teelt en handel in hennep. Deze conclusie vindt steun in de verklaring van [medeverdachte 1] die tijdens zijn verhoor op 25 oktober 2013 verklaarde dat hij verdachte in 2009 heeft leren kennen en met hem bevriend is geraakt. Deze stelde hem voor dat hij – [medeverdachte 1] – panden voor hem zou regelen voor de hennepteelt. Dat heeft [medeverdachte 1] gedaan. Verdachte betaalde de huur en in de panden werden kwekerijen geplaatst. Toen [medeverdachte 1] verdachte leerde kennen wist hij dat deze zich bezig hield met het kweken van hennep, want dat had verdachte aan hem verteld.Verdachte is de hoofdpersoon van hun criminele organisatie, [medeverdachte 8] en [medeverdachte 1] zelf zijn er ook bij betrokken. Verdachte stuurde alles aan. De activiteiten bestonden uit het telen van hennep en alles wat daarbij komt kijken. In de periode van zijn tijd is denkt hij vijf of zes ton aan euro’s weggegaan. In de periode van de vijf jaar voordat hij meedeed denkt hij dat er 1,5 of 2 miljoen euro aan geld is weggesluisd. Hij weet dat uit informatie die hij heeft gekregen en die hij 100% betrouwbaar acht. Hij denkt dat verdachte al sedert 2003 in de hennephandel zit.
[medeverdachte 1] geeft weliswaar aan te vermoeden wat de opbrengsten zijn geweest en hoe lang verdachte zich al bezig houdt met de hennephandel, maar gelet op de nauwe samenwerking tussen hem en verdachte, de kennis die [medeverdachte 1] heeft over de organisatie en de rol die [medeverdachte 1] heeft in de organisatie, zoals dat blijkt uit het dossier, bezigt de rechtbank dit deel van de verklaring van [medeverdachte 1] toch voor het bewijs, nu [medeverdachte 1] met deze verklaring wel blijk geeft van algemene kennis over het crimineel verdiende geld.
De rechtbank wordt ten slotte in haar oordeel met betrekking tot de criminele herkomst van het geld, gesterkt door het feit dat er ook meermalen gebruik is gemaakt van schijnconstructies om bepaalde goederen aan te kopen. Zo werd bij de aankoop van de BMW X5 de auto op naam van de vader van verdachte gezet en werd de werkelijke aankoopsom van de BMW M3 verhuld door middel van een aankoop op naam van een ander, waarna een gefingeerde doorverkoop van de auto met een mankement plaatsvond. Dat verdachte geen of onvoldoende legale inkomsten had, vindt ook steun in de omstandigheid dat verdachte bij meerdere hypotheekaanvragen een valse werkgeversverklaring heeft overgelegd om het ontbreken van legale inkomsten te verdoezelen.
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte in de periode van 1 december 2005 tot en met 8 november 2011:
- samen met anderen van een personenauto BMW, type X5, de rechthebbende heeft verhuld;
- de hiervoor vermelde panden, een personenauto BMW, type X5, een personenauto BMW, type M3, en een horloge Audemars Piquet heeft verworven, voor die personenauto’s en het horloge, geld heeft omgezet en daarnaast geld heeft omgezet door financiële verplichtingen uit hypotheekovereenkomsten te voldoen en door 60.000,00 euro deels te investeren in [naam bedrijf 2] en deels contant op te nemen.
Daarbij wist verdachte dat dit geld afkomstig was uit misdrijf en heeft hij gezien de periode die bewezen wordt verklaard, daarvan een gewoonte gemaakt.
Voor betrokkenheid bij het witwassen van de panden [adres 6] in Horn, [adres 2] in Roermond en [adres 4] in Roermond is onvoldoende bewijs. Daarvan zal verdachte worden vrijgesproken.
Criminele organisatie ex art. 140 (feit 7 van 04/850427-12)
Volgens de officier van justitie is verdachte lid van een criminele organisatie die zich zou bezighoudt met witwassen en het plegen van valsheid in geschrift.
Om te kunnen spreken van lidmaatschap van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht zijn een aantal aspecten van belang. Het moet – kort gezegd en net als bij een criminele Opiumwet-organisatie – gaan om een:
- gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband;
- gericht op het plegen van misdrijven;
- waaraan verdachte willens en wetens een bijdrage levert.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat er sprake is van witwassen en valsheid in geschrift door verdachte en zijn medeverdachten. Ook heeft de rechtbank vastgesteld dat er sprake is van een criminele opiumwetorganisatie waarvan verdachte deelt uitmaakte en die zich bezighield met de verwerving van inkomsten door middel van de hennepteelt.
De rechtbank is van oordeel dat het witwassen en het plegen van valsheid in geschrift uitsluitend het gevolg lijken te zijn van de hennepteelt en de daaruit voortvloeiende winsten. Het enkele feit dat verdachte en enkele medeverdachten (samen) hebben witgewassen en valsheid in geschrift hebben gepleegd, is naar het oordeel van de rechtbank een gevolg van hun individuele beslissingen en maakt dat nog geen activiteit van een criminele organisatie. De enkele keren waarbij gezamenlijk werd witgewassen dan wel valsheid in geschrift werd gepleegd, kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden gekwalificeerd als een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur die het oogmerk heeft tot het plegen van witwassen en valsheid in geschrift. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van feit 7.
Oplichtingen (feit 8 van 04/850427-12)
[naam aangever 1] deed namens
[naam bedrijf 9]aangifte van oplichting en verklaarde onder meer als volgt: “Op 8 september 2011 ben ik aangevangen met bestratingswerkzaamheden in opdracht van [naam rechtspersoon 6] , gevestigd op de [adres 6] te Horn. Dit duurde ongeveer 14 dagen. De heer [medeverdachte 1] was mijn contactpersoon aldaar. Ik heb [medeverdachte 1] een factuur gezonden, maar daar werd niet op gereageerd. Telefonisch contact is ook niet gelukt. Per mail en sms heeft hij mij nog meermalen laten weten dat hij het geld zou overmaken, maar dat is niet gebeurd. Ik heb werkzaamheden uitgevoerd voor een totaalbedrag van 29.486,77 euro, inclusief BTW. Ik heb hier nog geen enkele euro van ontvangen.”
[naam aangever 2] deed namens
[naam bedrijf 10]aangifte van oplichting en verklaarde onder meer als volgt: “Op 13 september 2011 heb ik in opdracht van [medeverdachte 1] een offerte aan hem verzonden, naar het e-mailadres [naam rechtspersoon 6] @live.nl. Na telefonisch contact heb ik de offerte aangepast tot een bedrag van 6.599,00 euro met betaling bij levering. Kort daarna ontving ik een fax waarop ik zag dat [medeverdachte 1] de offerte ondertekend had voor akkoord. Twee dagen voor de levering ben ik naar [medeverdachte 1] gereden, aan de [adres 6] in Horn, omdat ik een fout had gemaakt met de lichtbakken. Ik heb hem 500 euro korting geboden. Vervolgens zag en hoorde ik dat [medeverdachte 1] met
[verdachte]overlegde of hij de korting kon accepteren. Vervolgens kwam [medeverdachte 1] terug en zei hij mij dat hij akkoord ging met de ‘verkeerde’ lichtbakken en met de korting die ik hem bood. Op 6 oktober 2011 ben ik wederom naar het bedrijf gereden, nu om de lichtbakken te monteren. Nadat ik twee lichtbakken had gemonteerd, ben ik naar [medeverdachte 1] gegaan en heb ik hem gevraagd of hij mij het verschuldigde bedrag kon overmaken. Hij stemde hiermee in en we zijn naar zijn computer gelopen. Ik zag dat hij een Random Reader had, hier een pinpas instak en iets intoetste. Ik zag ook dat hij mijn rekening pakte, met daarop het rekeningnummer en het uiteindelijk te betalen bedragen van 5.950 euro. Door de handelingen van [medeverdachte 1] , kreeg ik het vertrouwen dat hij het geld overmaakte naar mijn rekening. Hij overhandigde mij ook een schermafdruk waarop te zien was dat er een opdracht was gegeven voor overboeking van 5.950,00 euro naar het rekeningnummer van mijn bedrijf. Ik ben vervolgens verder gegaan en heb de twee overige lichtbakken gemonteerd. Op 10 oktober 2011 zag ik dat het geld nog niet op mijn rekening stond. Ik heb contact opgenomen met [medeverdachte 1] en in oktober kreeg ik verschillende sms-berichten van [medeverdachte 1] waarin hij zei dat hij zou zorgen dat ik mijn geld zou ontvangen. Tot op heden heb ik mijn geld nooit ontvangen.” Als bijlage is gevoegd een rekeningten bedrage van 5.950,00 euro, inclusief btw.
[naam aangever 3] deed namens
[naam bedrijf 11]aangifte van oplichting en verklaarde onder meer als volgt: “Ik heb met een man, die zich bekend maakte als [medeverdachte 1] , gesproken en gecommuniceerd. Hij maakt gebruik van het e-maildres [email] @live.nl. Ons bedrijf is eind oktober / begin november 2011 gebeld door [medeverdachte 1] , ik heb met hem een afspraak gemaakt en ik ben naar het adres [adres 6] te Horn gegaan. Wij zijn tot elkaar gekomen en ik heb hem gezegd dat ik hem per e-mail zou laten weten wat de kosten zouden zijn om dakplaten te monteren, inclusief goten, benodigdheden, de steiger en arbeidsloon. Op 2 november 2011 had mijn dochter hem de offerte gemaild en op 3 november heeft [medeverdachte 1] ons een e-mail gestuurd dat hij akkoord ging met de offerte. Op 4 november 2011 is de steiger geplaatst en op 7 november 2011 zijn we met twee busjes naar het bedrijf aan de [adres 6] te Horn gegaan. ’s Middags hebben wij nieuwe dakplaten aangebracht, alsmede goten aan de voorzijde. Op 8 november 2011 zijn we weer met 2 busjes naar Horn gegaan, maar we moesten stoppen van de politie in verband met een onderzoek. Als het werk klaar was, zou hij de rekening gestuurd krijgen. Ik heb zeker voor 6.793,00 euro kosten gemaakt.”
De
politierelateerde aanvullend – zakelijk weergegeven – dat aangever [naam aangever 3] [medeverdachte 1] op een hem getoonde foto herkende als zijnde de man die hij “ [medeverdachte 1] ” had genoemd. Voorts heeft aangever [naam aangever 3] de politie twee facturen, gericht aan “ [medeverdachte 1] ,” overhandigd van respectievelijk 6.055,16 euro en 725,90 euro. Deze facturen waren nog niet betaald.
[naam aangever 4] deed namens
[naam bedrijf 12]aangifte van oplichting en verklaarde onder meer als volgt: “Midden augustus (2011, Rb) werd ik benaderd door een man genaamd [medeverdachte 1] , die aangaf dat hij een gazon aangelegd wilde hebben op de [adres 6] te Horn. Een paar dagen later ben ik naar de betreffende locatie gegaan en daar werd mij door een man, die ik herken op de foto die u mij toont (dit betreft een foto van [verdachte] , Rb), verteld dat [medeverdachte 1] niet aanwezig was, maar dat hij op de hoogte was van wat er moest gebeuren. Later hoorde ik van de vorige eigenaar van de loods dat die man
[verdachte]heet. [verdachte] gaf aan welke werkzaamheden hij graag uitgevoerd wilde hebben. Dit betref het aanleggen van een gazon en bekiezeling. Op 25 augustus 2011 heb ik de offerte gemaild naar [naam rechtspersoon 6] @live.nl. Tussen 1 en 6 september 2011 stuurde [medeverdachte 1] de ondertekende opdrachtbevestiging retour. Op 6 september 2011 zijn wij begonnen met voorbereidende werkzaamheden bij de [adres 6] te Horn. De contactpersoon op de werkplaats voor mijn werknemers was [verdachte] of [medeverdachte 1] . De man op de foto die u mij toont (dit betreft een foto van [medeverdachte 1] , Rb) is [medeverdachte 1] . De werkzaamheden vonden plaats tot 24 september 2011 en toen staakten wij onze werkzaamheden omdat de betalingsafspraak niet werd nagekomen. Ik heb meermalen via sms en telefoon contact gehad met [medeverdachte 1] over de betaling, maar hij had steeds smoesjes. Tot op heden heeft er geen enkele betaling plaatsgevonden. Mijn daadwerkelijk gemaakte onkosten en schade komen hierdoor uit op circa 1.700,00 euro.
[naam aangever 5] deed namens
[naam bedrijf 13]aangifte van oplichting en verklaarde onder meer als volgt: “Eind augustus 2011 werd ik telefonisch benaderd door [medeverdachte 1] . Hij gaf aan dat er een gas- en waterleiding aangelegd moest worden in het pand aan de [adres 6] te Horn. Op 1 september 2011 ben ik daarnaartoe gereden en daar stond mij een lange, smalle man te woord. Zijn vriend was niet aanwezig, maar hij zou mij wel aangeven welke werkzaamheden ik moest verrichten aldaar. De offerte heb ik gestuurd naar [naam rechtspersoon 6] @live.nl. Diezelfde avond van 1 september 2011 kreeg ik een akkoordbevestiging. Wij kwamen tot de afspraak te starten op 7 september 2011. Mijn monteurs hebben het werk verricht en de factuur kwam uit op 1.921,38 euro incl. BTW. Op de dag van uitvoering werd aan mijn monteurs door een kleine, dikke man gevraagd of wij nog aanvullende elektro-werkzaamheden wilden verrichten. De man van de growshop vroeg daarbij nog of er een ook utp-kabel aangelegd kon worden. De klus zou op 26 september 2011 verricht worden en deze is gefactureerd à 407,54 euro. Tussendoor is nog door [medeverdachte 1] gevraagd of mijn bedrijf een heater kon installeren, die is op 29 september 2011 aangesloten en de factuur bedroeg 965,13 euro. Tot op heden is geen enkele factuur betaalt, ondanks herhaaldelijke verzoeken. Op eerste foto die u mij toont (dit betreft een foto van [medeverdachte 1] , Rb) herken ik de kleine, dikke man. Op de tweede foto die mij toont (dit betreft een foto van [verdachte] , Rb) herken ik de man die mij de eerste keer te woord stond op de [adres 6] te Horn.
[naam aangever 6] deed namens
[naam bedrijf 14]aangifte van oplichting en verklaarde onder meer als volgt: “Eind september 2011 werd ik gebeld door een man die zich meldde met de naam [naam rechtspersoon 6] of [medeverdachte 1] . Later is gebleken dat deze persoon [medeverdachte 1] heet. Hij informeerde of ons bedrijf een gazon met beregeningsinstallatie kon aanleggen, op de [adres 6] te Horn. In diezelfde week ben er ter plaatse gaan kijken en werd ik te woord gestaan door een man die zich voorstelde als [medeverdachte 1] . Hij vertelde dat een gazon met beregeningsinstallatie moest worden aangelegd, alsmede een grindvlakte. De man op de foto die u mij toont (dit betreft een foto van [medeverdachte 1] , Rb) herken ik als [medeverdachte 1] . Op 3 oktober 2011 heb ik een offerte gericht aan [naam rechtspersoon 6] @live.nl en kort daarna werd de voor akkoord ondertekende offerte retour gestuurd. Op 17 oktober 2011 zijn wij begonnen. Op de derde dag van de werkzaamheden heb ik nog een andere persoon gezien, namelijk de persoon die staat afgebeeld op de foto die u mij toont (dit betreft een foto van [verdachte] , Rb). De rekeningen heb ik op 19 oktober 2011 aan [medeverdachte 1] gegeven, maar tot op heden heeft [medeverdachte 1] deze rekeningen niet betaald. Hierdoor is het bedrijf benadeeld voor een bedrag van 9.181,72 euro (offerte) en 377,44 euro (meerwerk).
Op 22 september 2011, om 15.06 uur, belt [verdachte] met [medeverdachte 1] . Het
tapverslaghoudt het navolgende in:
[medeverdachte 1] : Hey, ik heb hem gebeld he. Ik heb hem net gebeld.
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 1] : Die kas die wordt pas morgen en die andere, drie krijg ik pas maandag de spullen binnen.
[verdachte] : Wie is die andere?
[medeverdachte 1] : Die kiezelsteen.
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 1] : Die krijg maandag pas spullen binnen, eerder heeft geen zin, want die moet die spullen
hebben.
[verdachte] : En die steenlegger.
[medeverdachte 1] : Ik heb die andere steenlegger gebeld, die het zou leveren he. Hoogstwaarschijnlijk zou dat vrijdag zijn, ik bedoeld die wordt morgen geleverd. Vrijdag of zaterdag levert hij de helft en de andere helft levert hij volgende week.
Op 23 september 2011, om 14.49 uur, belt [verdachte] met Patrick [getuige 15] . Het
tapverslaghoudt het navolgende in:
Patrick: En, hoe zit het met jouw handel?
[verdachte] : Rustig, ik ben hier aan het verbouwen dus ik was effe dicht. Ze hebben nu de plaats gemaakt.
Patrick: Wat ga je doen of wat ben je aan het doen?
[verdachte] : Ik heb voor de hele plaats laten maken. Die is nu helemaal nieuw beklinkerd.
Op 29 september 2011, om 18.45 uur, belt [verdachte] met [medeverdachte 1] . Het
tapverslaghoudt het navolgende in:
[medeverdachte 1] legt verantwoording af over wat hij in Horn heeft gedaan: de man van het daklegbedrijf, de man van het gras is langsgekomen en zal het morgen leggen met sproeiers in de grond.
[medeverdachte 1]verklaarde onder meer als volgt: “In 2011 ben ik als bestuurder van [naam rechtspersoon 6] B.V. aangetreden. Er hebben indertijd een aantal renovaties plaatsgevonden aan het pand aan de [adres 6] , zoals (onder meer, Rb) het aanleggen van gazon, het vernieuwen van het dak, reclameborden en installatie. [naam rechtspersoon 6] is puur en alleen opgericht voor de renovatie van de [adres 6] . Op papier was ik alleen bevoegd. Uiteindelijk was dit samen met [verdachte] . Ik heb niet zelf bedacht hoe dat pand gerenoveerd moest worden; hij zei tegen mij dat het dak vernieuwd moest worden. Ik kreeg mijn opdrachten van [verdachte] . Ik was inderdaad de tussenschakel tussen [verdachte] en de uitvoerders van de werkzaamheden en ik gaf dus namens [verdachte] opdrachten aan anderen. U vraagt mij wat er precies is gebeurd aan renovatiewerkzaamheden. Er zit een nieuw dak op het pand. Bij de inval op 8 november zagen jullie dat ze bezig waren met het dak. Daarvóór waren er al stenen of klinkers besteld en het gazon is aangelegd, met een pomp om het gras te kunnen sproeien. Verder is in het pand een installatie ingebouwd van een gas- en waterleiding en er zijn reclameborden gemaakt. Er hebben inderdaad allerlei mensen werkzaamheden verricht op verzoek van [naam rechtspersoon 6] en ik heb die mensen inderdaad namens [naam rechtspersoon 6] benaderd, in opdracht van [verdachte] . Die mensen zijn nooit betaald geworden en [naam rechtspersoon 6] is voor zover ik weet failliet, dus die mensen kunnen grof gezegd fluiten naar hun centen. Dit was inderdaad een vooropgezet plan. Uiteindelijk is dat in overleg met [verdachte] zo gegaan.”
De rechtbank overweegt als volgt. Vanaf september 2011 tot en met de dag van aanhouding van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben diverse renovatiewerkzaamheden plaatsgevonden aan en rondom het pand aan de [adres 6] in Horn. De betreffende uitvoerende bedrijven zijn, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, telkens niet betaald voor hun werkzaamheden. [medeverdachte 1] , die geen eigenaar is van het pand en derhalve feitelijk ook geen direct voordeel heeft in de zin van waardevermeerdering van zijn eigendom, heeft zich telkens niet alleen als bonafide opdrachtgever voorgedaan, maar is daartoe ook aangetreden als bestuurder van [naam rechtspersoon 6] , enkel en alleen met het oog op die renovatiewerkzaamheden, terwijl het een vooropgezet plan en van meet af aan duidelijk was dat geen betalingen zouden worden verricht. [medeverdachte 1] hield diverse bedrijven telkens aan het lijntje met de toezegging dat de betalingen voor de leveringen en diensten nog zouden plaatsvinden. Dit ging zo ver dat [medeverdachte 1] in het bijzijn van Hendrix heeft doen voorkomen dat hij de verschuldigde factuur via internetbankieren voldeed. De verklaring van Hendrix hierover wordt bevestigd door de door hem overgelegde schermafdruk. Uiteindelijk bleek echter nog steeds geen betaling verricht te zijn. Met deze listige kunstgrepen en samenweefsels van verdichtsels acht de rechtbank oplichting in deze wettig en overtuigend bewezen, waarbij verdachte is aan te merken als medepleger. Uit enerzijds de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat verdachte de daadwerkelijke opdrachtgever was, terwijl anderzijds uit de diverse tapgesprekken blijkt dat [medeverdachte 1] verdachte op de hoogte hield van de voortgang medio september 2011 én dat verdachte zei dat hij aan het verbouwen is en de hele plaats aan de voorkant nieuw heeft laten beklinkeren. Bovendien heeft verdachte diverse bedrijven te woord gestaan, waarbij hij onder andere als aanspreekpunt fungeerde en mededeelde wat diende te gebeuren. Met deze betrokkenheid heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan al deze oplichtingen. De rechtbank acht het dan ook onaannemelijk dat het de bedoeling zou zijn dat medeverdachte [medeverdachte 1] voornemens was om betreffend pand te kopen en daartoe reeds op voorhand allerlei renovatiewerkzaamheden zou verrichten, zonder dat verdachte daarbij enige betrokkenheid had.
Verduistering boxer-automaat (feit 9 van 04/850427-12)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van de boxer-automaat. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Valsheid in geschrift / oplichting Aegon (feiten 10 en 11 van 04/850427-12)
Europees schadeformulier.
Tijdens de doorzoeking op 8 november 2011 in het pand aan de [adres 1] te Roermond werden diverse administratieve bescheiden in beslag genomen, waaronder een aanrijdingsformulier met bijbehorende documentatie.Op betreffend
aanrijdingsformulieris onder meer ingevuld dat op 14 januari 2011 een aanrijding heeft plaatsgevonden op de Rijksweg in Roermond, waarbij betrokken waren [verdachte] en [medeverdachte 4] [medeverdachte 1] en waarbij [verdachte] Taners Volkwagen Golf van achteren was aangereden door [medeverdachte 4] [medeverdachte 1] , rijdend in een Mercedes Vito met kenteken [kenteken 1] . Als getuige is ingevuld [getuige 5] .
[medeverdachte 4]verklaarde, geconfronteerd met het aanrijdingsformulier, door verbalisanten, onder meer als volgt: “Uit een aantal dingen blijkt dat het formulier vals is opgemaakt. Ik heb geen aanrijding gehad op 14 januari 2011, ik heb ooit maar één keer in die Mercedes Vito gereden. Verder is mijn handtekening vervalst. Mijn achternaam is namelijk [medeverdachte 4] en niet [medeverdachte 1] .”
[getuige 5]verklaarde onder meer als volgt: “Ik ben getuige geweest van meerdere ongevallen. U vraagt mij naar een verkeersongeval in 2011 op de Rijksweg, waarbij [verdachte] betrokken is geweest. Volgens mij was dat in Horn op de Beegderweg. Dat is de enige keer dat ik een aanrijding heb gezien waarbij [verdachte] betrokken was.”
[naam aangever 7] deed namens
Aegon Schadeverzekeringen N.V.aangiftevan oplichting en verklaarde onder meer als volgt: “Aegon Schadeverzekeringen N.V. is risicodrager van de aansprakelijkheid die voortvloeit uit de verzekering van de Mercedes Vito met kenteken [kenteken 1] . Dit voertuig is WA-verzekerd via BSB Assuradeuren. De feitelijke totstandkoming vond plaats bij assurantiekantoor Conhof in Brunssum. Op 17 januari 2011 meldde dhr. [verdachte] zich bij de tussenpersoon BSB Assuradeuren in Geleen, met de mededeling dat hij schade had opgelopen bij een aanrijding tussen een Mercedes Vito en zijn Volkswagen Golf. Het schadebedrag is door een schade-expert vastgesteld op 4.701,91 euro en dit bedrag is gestort op de bankrekening ten name van [verdachte] . Op 1 februari 2011 werd een mail gestuurd naar BSB Assuradeuren, waarin [verdachte] aangaf dat hij tengevolge van de aanrijding ook letsel had opgelopen en dat hij hierdoor niet meer goed kon functioneren. Conform de interne richtlijnen is deze letselclaim in behandeling genomen door Aegon Schadeverzekeringen N.V.. Aegon Schadeverzekeringen NV. is tot nu toe bewogen tot betaling van diverse geldbedragen aan [verdachte] tot een totaalbedrag van 8.811,65 euro.”
De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op de verklaringen van [medeverdachte 4] en [getuige 5] acht de rechtbank bewezen dat het opgemaakte aanrijdingsformulier vals is. Zo heeft [medeverdachte 4] dit niet zelf ingevuld en ondertekend, heeft zij geen aanrijding gehad zoals omschreven en was [getuige 5] hier geen getuige van, althans van dit vermeende specifieke ongeval. Ondanks dit valse aanrijdingsformulier is [medeverdachte 4] , meer concreet haar verzekering Aegon, aansprakelijk gesteld en is aan verdachte ook een bedrag uitgekeerd. Hoewel niet expliciet is gebleken wie het aanrijdingsformulier daadwerkelijk heeft ingediend bij de verzekeringsmaatschappij, heeft verdachte wel tot tweemaal toe zelf actie, zoals via e-mail, ondernomen om zijn gestelde schade vergoed te krijgen, hetgeen uiteindelijk ook gelukt is. Nu verdachte diegene is die zelf actie onderneemt en uiteindelijk ook de begunstigde is, is de rechtbank er van overtuigd dat – in elk geval óók – verdachte, al dan niet via een ander, gebruik heeft gemaakt van het valse schadeformulier. Daarmee acht zij dat onderdeel van feit 10 (van 04/850427-12) bewezen. Het gebruik van een vals schadeformulier acht de rechtbank bovendien een oplichtingshandeling, waarmee de rechtbank tevens tot bewezenverklaring concludeert van de oplichting van Aegon (feit 11 van 04/850427-12).
Café-zaal [naam café]
Uit de hiervoor bij de bespreking van ‘het witwassen’ opgenomen verklaringen van [medeverdachte 5] en verdachte blijkt enerzijds meer dan voldoende dat de werkgeversverklaring van café [naam café] voor verdachte valselijk is opgemaakt en anderzijds dat verdachte die heeft gebruikt voor de aanvraag van een hypotheek. De rechtbank concludeert voor dit onderdeel dan ook tot bewezenverklaring van het gebruik van dit valse geschrift.
[naam rechtspersoon 2]
Uit de hiervoor bij de bespreking van ‘het witwassen’ opgenomen verklaringen van [getuige 10] en [medeverdachte 1] blijkt dat de opgemaakte werkgeversverklaring vals is. Verdachte heeft immers geen werkzaamheden verricht voor [naam rechtspersoon 2] . Verdachte heeft echter met behulp van dit document wel een hypotheek aangevraagd, zulks blijkt uit de jaaropgave van de ING-hypotheek die voorzien is van hetzelfde hypotheeknummer als vermeld op beide documenten. De rechtbank concludeert voor dit onderdeel dan ook tot bewezenverklaring van het gebruik van dit valse geschrift.
“Jammer” (feit 12 van 04/850427-12)
Op 8 november 2011 werd tijdens de
doorzoekingin de woning van verdachte aan de [adres 1] te Roermond een zogenaamde jammer aangetroffen en in beslag genomen.
Het rapport
technisch onderzoekvermeldt dat het hier betreft een zwart draagbaar radiozenderapparaat, als bedoeld in artikel 1.1. onder kk van de Telecommunicatiewet (zogenaamde jammer voor de mobiele communicatie) welke niet was voorzien ven enig merk, type en/of serienummer. Het apparaat is niet voorzien van CE-markering of enig ander keurmerk. Bij het inschakelen van het apparaat werden stoorsignalen uitgezonden op de 900 Mhz GSM-band, de 1500 MHz GPS-band, 1800 MHz GSM2-band en de 2100 MHz UMTS-band. Aan verdachte is niet de krachtens de Telecommunicatiewet vereiste vergunning verleend voor het gebruik van voornoemde frequentieruimten. De vrijstelling ingevolge artikel 10.9, tweede lid, en het bepaalde in artikel 10.10, eerste lid, van de Telecommunicatiewet is niet van toepassing.
Verdachteverklaarde – zakelijk weergegeven – te weten wat een jammer is en (gevraagd naar de bij hem in beslag genomen jammer) ‘dat ding’ al drie of vier jaren te hebben.
De rechtbank overweegt als volgt. Een ‘jammer’ is, zie ook de vertaling vanuit het Engels, een stoorzender, die hoofdzakelijk gebruikt wordt ter verstoring van (telecommunicatie) netwerken. Legaal gebruik dan wel bezit ervan is weliswaar mogelijk, maar slechts met een vergunning of onder een vrijstelling. Verdachte heeft deze jammer in bezit gehad, terwijl hij wist wat een jammer is. Bij technisch onderzoek bleek deze bovendien te werken. Dat verdachte deze simpelweg jaren heeft bewaard zonder te weten dat het een jammer betrof, acht de rechtbank niet aannemelijk. De combinatie van voormelde feiten en omstandigheden maken dat de rechtbank er van overtuigd is dat verdachte wel degelijk wist wat hij in zijn bezit had en dat – gelet op het voornaamste gebruik van ‘jammers’ – daarmee ook het oogmerk gegeven is tot het plegen van misdrijven zoals omschreven in het eerste lid van artikel 161sexies van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank concludeert dan ook tot bewezenverklaring.