ECLI:NL:RBLIM:2016:390

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 januari 2016
Publicatiedatum
19 januari 2016
Zaaknummer
215709/KG ZA 16-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over recht van parate executie en rechtsgeldigheid van hypothecaire lening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 18 januari 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S.X.J. Zuidema, en gedaagde SNS Bank N.V., vertegenwoordigd door mr. G. Hamers. Eiser heeft een vordering ingesteld tegen SNS Bank, waarin hij verzoekt om de executie van zijn woning te verbieden. De achtergrond van het geschil ligt in een hypothecaire lening die SNS Bank op 3 oktober 2013 aan eiser heeft verstrekt, waarbij een recht van eerste hypotheek op de woning van eiser is gevestigd. Eiser heeft echter betalingsproblemen ervaren, wat heeft geleid tot een aanzienlijke betalingsachterstand. SNS Bank heeft daarop de hypothecaire lening opgeëist en de executieveiling van de woning aangekondigd.

Eiser stelt dat SNS Bank misbruik maakt van haar recht van parate executie, omdat hij niet frauduleus heeft gehandeld en hij in staat is om de betalingsachterstand binnen een maand in te lopen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat SNS Bank gerechtigd is om tot parate executie over te gaan, aangezien eiser in verzuim is met zijn betalingsverplichtingen. De rechter heeft vastgesteld dat de hypothecaire lening rechtsgeldig is opgezegd en dat er geen misbruik van recht door SNS Bank is aangetoond. De vorderingen van eiser zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van SNS Bank, die tot op heden zijn begroot op € 1.435,-.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/215709 KG ZA 16-12
Vonnis in kort geding van 18 januari 2016
in de zaak van:
[eiser],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. S.X.J. Zuidema,
tegen:
de naamloze vennootschap
SNS BANK N.V.,
handelend onder de naam
BLG HYPOTHEKEN,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. G. Hamers.
Partijen zullen hierna [eiser] en SNS Bank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 januari 2016
  • de akte overlegging producties aan de zijde van SNS Bank
  • de akte overlegging producties aan de zijde van [eiser]
  • de mondelinge behandeling van 18 januari 2016, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht aan de hand van pleitnota.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij overeenkomst van 3 oktober 2013 heeft SNS Bank een geldlening aan [eiser] ter beschikking gesteld, waarvoor SNS Bank een recht van eerste hypotheek op de woning gelegen aan de [adres] , [woonplaats] (hierna: de woning) heeft verkregen tot zekerheid van een bedrag van € 170.526,-.
2.2.
Op de hypotheek zijn onder andere de ‘Algemene Voorwaarden hypotheken (2010.10)’ (hierna: algemene voorwaarden) van toepassing verklaard. Artikel 14 van de algemene voorwaarden bepaalt, voor zover relevant:
Artikel 14 : Opzegging van de lening
De hypotheekbank kan altijd onmiddellijk aflossing van de lening met alles wat de geldnemer verder verschuldigd is vorderen zonder voorafgaande aanmaning of ingebrekestelling:
a. bij niet tijdige betaling van het maandbedrag op de gestelde vervaldagen; (…)
o. als blijkt, dat de geldnemer voor of bij het aangaan van de lening zodanig onvoldoende of onjuiste gegevens heeft verstrekt of relevante gegevens ten aanzien van zijn persoon of het onderpand verborgen heeft gehouden, dat de hypotheekbank bij kennis daarvan de lening niet of niet op de overeengekomen voorwaarden zou hebben verstrekt.”
2.3.
Vanaf begin 2014 zijn er aan de zijde van [eiser] betalingsproblemen ontstaan, ten gevolge waarvan een achterstand in de afbetaling van de hypothecaire geldlening is ontstaan. SNS Bank heeft [eiser] diverse malen, waaronder bij brief van 16 april 2014, aangemaand tot betaling van de achterstand.
2.4.
Bij brief van 20 juni 2014 heeft SNS Bank naar aanleiding van de op dat moment bestaande betalingsachterstand van € 5.295,21 (exclusief administratiekosten), de door haar aan [eiser] verstrekte hypothecaire geldlening met een totaalbedrag van € 174.834,67 opgeëist.
2.5.
Bij brief van 1 september 2015 heeft SNS Bank het navolgende aan [eiser] bericht:
“(…) U heeft een hypotheek bij BLG Wonen. Onderpand voor deze lening is de woning aan de [adres] , [woonplaats] . Wij hebben van onze afdeling veiligheidszaken de melding ontvangen dat door of namens u een vervalste werkgeversverklaring met bijbehorende inkomens-gegevens is gebruikt. Deze documenten zijn gemaakt om de lening te krijgen. Daarnaast bent u al geruime tijd in gebreke met het betalen van de hypotheektermijnen. De betalingsachterstand bedraagt momenteel Euro 12.957,72.
Opzeggen relatie
Door uw handelen wordt BLG Wonen ernstig geschaad. Voortzetten van de relatie is niet mogelijk en daarom zeggen we de relatie op. Dit betekent dat we al uw rekeningen, kredieten of leningen bij BLG Wonen beëindigen. (…)
Wat moet u doen?
We eisen dat u de totale schuld binnen 60 dagen na datum van deze brief betaalt. Uw schuld bestaat uit:
Rekeningnummer Omschrijving Bedrag
[rekeningnummer] HYPOTHEEK (800) Restant hoofdsom € 160.076,61
[rekeningnummer] HYPOTHEEK (800) Achterstand € 12.957,12
Totaal per 1 september 2015 € 173.033,73(…).”
2.6.
Bij exploot van 17 september 2015 heeft SNS Bank de executieveiling van de woning ex artikel 3:268 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) aan [eiser] aangezegd tegen 21 januari 2016. Zulks in verband met haar vordering ten bedrage van € 177.351,25 (exclusief kosten voor royement en veiling).
2.7.
Bij e-mail van 5 januari 2016 heeft de advocaat van [eiser] SNS Bank verzocht om de executie voorlopig op te schorten teneinde tot een vergelijk te komen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, SNS Bank:
zal verbieden de woning met aanhorigheden, staande en gelegen [woonplaats] , aan het adres [adres] te executeren, althans SNS Bank te gebieden de executoriale verkoop van voorgenoemde woning met aanhorigheden te staken en gestaakt te houden zolang de betalingsachterstand niet groter is dan € 10.000,-, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,-;
zal veroordelen in de betaling van de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat SNS Bank misbruik maakt van haar (gestelde) bevoegdheid tot parate executie. [eiser] stelt daartoe allereerst dat SNS Bank niet tot opzegging van de hypothecaire geldlening had mogen overgaan, nu er geen sprake is van frauduleus handelen aan de zijde van [eiser] . [eiser] acht hierbij van belang dat hij, op het moment dat hij de werkgeversverklaring aan SNS verstrekte, geen
wetenschap had van de financiële positie van zijn werkgever (eenmanszaak) en van het feit dat zijn werkgever de zaak met terugwerkende kracht uit zou laten schrijven uit het handelsregister. Daarnaast stelt [eiser] dat er weliswaar een hypotheekachterstand bestaat - de hoogte van het door SNS Bank gepretendeerde bedrag wordt hierbij wel betwist -, maar dat SNS Bank de gelegenheid dient te bieden om deze achterstand aan te zuiveren. Relevant is hierbij dat [eiser] de financiële mogelijkheden heeft om de achterstand binnen één maand te voldoen, zodat SNS Bank geen belang meer heeft bij de executie. Voorts heeft te gelden dat het belang van [eiser] bij behoud van de woning, gelet op de getaxeerde executiewaarde en de aannemelijkheid van een restschuld, zwaarder weegt dan het belang van SNS Bank bij executieverkoop.
3.3.
SNS Bank heeft de vorderingen gemotiveerd betwist. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van [eiser] bij deze procedure volgt, nu ter mondelinge behandeling is gebleken dat SNS Bank niet tot vrijwillige schorsing van de openbare verkoop zal overgaan, uit de aard van de zaak alsmede uit de stellingen van [eiser] .
4.2.
Voorop wordt gesteld dat in een executiegeschil als het onderhavige, waarin het recht van parate executie zoals neergelegd in artikel 3:268, eerste lid BW in het geschil is, staking van de uitoefening bevolen kan worden, indien niet aannemelijk is dat aan de vereisten voor het uitoefenen van het recht van parate executie is voldaan.
Daarnaast is eveneens grond voor staking indien wordt geoordeeld dat de executant het recht uitoefent met geen ander doel dan het schaden van geëxecuteerde, of met een ander doel dan waarvoor het is verleend of indien de executant - mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om tot executie over te gaan (artikel 3:13 BW).
4.3.
Als uitgangspunt heeft in dit verband te gelden dat uit het bepaalde in artikel 3:268, eerste lid BW volgt, dat een hypotheekhouder bevoegd is om tot parate executie over te gaan, indien de schuldenaar in verzuim is met de voldoening van hetgeen waarvoor de hypotheek tot waarborg strekt. Daar in onderhavig kort geding geen geschil bestaat over de rechtsgeldigheid van de gevestigde hypotheekrechten, komt de vraag of SNS Bank als hypotheekhouders bevoegd is de woning op grond van het bepaalde in artikel 3:268, eerste lid BW openbaar te (doen) verkopen, dan ook primair neer op de beoordeling van de vraag of de hypothecaire geldlening rechtsgeldig is opgezegd en [eiser] dientengevolge in verzuim is met de voldoening van hetgeen waarvoor de hypotheek tot waarborg strekt.
4.4.
In dit verband wordt relevant geacht dat uit de door SNS Bank gehanteerde algemene bepalingen voortvloeit, dat SNS Bank het gehele bedrag van een lening of het nog niet afgeloste gedeelte daarvan terstond en ineens op kan eisen, indien de kredietnemer in verzuim is met een in artikel 14 van de algemene voorwaarden genoemde verplichting.
4.5.
Daar [eiser] zowel bij dagvaarding als ter mondelinge behandeling heeft erkend dat hij - behoudens enkele betalingen - vanaf begin 2014 niet meer aan zijn aflossings-verplichtingen jegens SNS Bank heeft voldaan, staat voor de voorzieningenrechter vast dat [eiser] gedurende ruime tijd én in niet geringe mate tekort is geschoten in de nakoming van zijn financiële verplichtingen en, nu het fatale betalingstermijnen betreft, derhalve in verzuim is geraakt. In dit verband en mede gelet op het gegeven dat [eiser] , ondanks meerdere sommaties en brieven - waarin hij door SNS Bank op de consequenties van een betalingsachterstand is gewezen -, gedurende geruime tijd geen aanleiding heeft gezien om tot aanzuivering over te gaan, acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat SNS Bank misbruik maakt van deze aan haar toekomende opeisingsbevoegdheid.
4.6.
Dat SNS Bank de geldlening rechtsgeldig heeft opgeëist, terwijl [eiser] tot op heden nagelaten heeft aan de vorderingen van SNS Bank te voldoen, rechtvaardigt ook het oordeel dat SNS Bank op grond van het bepaalde in artikel 3:268, eerste lid BW in beginsel gerechtigd is om gebruik te maken van het aan haar toekomende recht van parate executie. De stellingen van [eiser] met betrekking tot het al dan niet frauduleus handelen zijner-zijds, behoeven in dit verband geen bespreking. Daar komt bij dat deze stellingen zich ook niet voor behandeling in kort geding lenen.
4.7.
Het voor overwogene kan, met het oog op hetgeen in rechtsoverweging 4.2. voorop is gesteld, slechts anders zijn indien aannemelijk wordt geacht dat SNS Bank misbruik maakt van haar bevoegdheid door tháns over te gaan tot parate executie.
4.8.
Voor zover [eiser] zijn standpunt dat sprake is van misbruik van bevoegdheid heeft gestoeld op de stelling dat SNS Bank - mede gelet op de belangen aan de zijde van [eiser] - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid om tot executie over te gaan, treft dit geen doel. Met [eiser] wordt welis-waar aannemelijk geacht dat de executoriale verkoop van de woning - gelet op de hoogte van de schulden en de executiewaarde van de woning - een substantiële restschuld voor [eiser] zal meebrengen, daar een restschuld een aan executoriale verkoop inherent risico is in een geval als het onderhavige. Dit betekent op zichzelf echter niet dat de hypotheek-houder haar recht niet zou mogen uitoefenen. Gelet op het feit dat [eiser] vanaf begin 2014 - op enkele betalingen na - niet meer aan zijn aflossingsverplichtingen heeft voldaan, er gedurende een geruime periode geen voorstellen zijn gedaan om een openbare verkoop af te wenden en [eiser] onvoldoende heeft gesteld om aan te nemen dat hij in de toekomst wel aan zijn betalingsverplichtingen zal kunnen voldoen - bijvoorbeeld middels overlegging van een arbeidsovereenkomst of een beschikking van DUO -, dient het belang van SNS Bank in onderhavig geschil te prevaleren boven de door [eiser] gestelde belangen.
4.9.
De voorzieningenrechter komt op grond van het voorgaande dan ook tot het oordeel dat de door [eiser] aangevoerde gronden niet de conclusie kunnen dragen, dat SNS Bank misbruik maakt van het aan haar als hypotheekhouder toekomende recht van parate executie. De vorderingen van [eiser] zullen dientengevolge worden afgewezen.
4.10.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van SNS Bank worden tot op heden begroot op:
griffierecht: € 619,-
salaris advocaat:
€ 816,-
totaal: € 1.435,-

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de aan de zijde van SNS Bank gerezen proceskosten, tot op heden begroot op een bedrag van € 1.435,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: NG