3.3.Het oordeel van de rechtbank
Feitenrelaas
Op 18 oktober 2015 doet [slachtoffer] aangifte van het feit dat op 17 oktober 2015 door ene [verdachte] op hem is geschoten met een vuurwapen. Hij bevond zich op dat moment op de [locatie] , in een personenauto met twee anderen. [verdachte] heeft vijf of zes keer geschoten. Daarna is [slachtoffer] gevlucht, net als de andere twee inzittenden. Hij is niet geraakt. Als hem een foto van de verdachte wordt getoond, herkent hij hierop de man die hij als [verdachte] aanduidt.
De verdachte heeft terechtzitting verklaard dat hij inderdaad de schutter is.Hij heeft verklaard dat hij door [slachtoffer] beroofd is van € 4.000,00. Hij heeft meerdere pogingen ondernomen om het geld terug te krijgen, maar hij werd ernstig bedreigd door [slachtoffer] . Hij heeft uiteindelijk een vuurwapen in Aken gekocht. Op 17 oktober 2015 heeft [slachtoffer] contact met hem opgenomen en gezegd dat hij eraan zou komen. Verdachte was bang om mishandeld te worden. Hij besloot daarop om [slachtoffer] bang te maken met zijn vuurwapen.
Dit heeft geresulteerd in het schietincident. De verdachte stelt dat hij gericht heeft geschoten om de inzittenden van de auto niet daadwerkelijk te raken.
Van dit schietincident zijn camerabeelden voorhanden, gemaakt door een beveiligingscamera van een woning aan de [locatie] . De rechtbank heeft tijdens de terechtzitting op die beelden waargenomen dat er door de verdachte vijf keer wordt geschoten. Tijdens de terechtzitting heeft de rechtbank bovendien aan de hand van de camerabeelden vastgesteld dat zich drie personen in het passagierscompartiment van de auto bevonden en dat deze tijdens en na de schoten de auto ontvluchtten.
De rechtbank ziet zich nu voor de vraag gesteld hoe het handelen van de verdachte juridisch gekwalificeerd moet worden.
Opzet op de dood
De rechtbank is van oordeel dat er geen bewijs is voor de stelling dat verdachte van meet af aan uit was op de dood van [slachtoffer] en anderen. Desondanks kunnen sommige handelingen toch dusdanig gevaarzettend zijn dat reeds in de aard van die handelingen het opzet op een bepaald gevolg schuilt. Het gevolg wordt dan zogezegd op de koop toe genomen. In juridische zin spreekt men dan van voorwaardelijk opzet: het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat door een bepaald handelen een bepaald gevolg intreedt. Het schieten met een vuurwapen, bij uitstek geschikt om iemand mee te doden, kan onder omstandigheden zeker een aanmerkelijke kans op de dood met zich meebrengen.
De rechtbank ziet zich aldus voor de vraag gesteld of er sprake was van voorwaardelijk opzet bij verdachte op de dood van de inzittenden van de personenauto door op hen te schieten met een vuurwapen. Om deze vraag te beantwoorden moet de rechtbank enerzijds vaststellen of er een aanmerkelijke kans was dat de drie inzittenden dodelijk getroffen of, in ieder geval, levensgevaarlijk gewond zouden raken door de concrete handelingen van de verdachte en anderzijds de vraag of verdachte deze kans op de koop toe heeft genomen.
Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat het bestaan van een aanmerkelijke kans empirisch moet worden benaderd. Het moet gaan om een feitelijk aanmerkelijke kans dat het kwalijke gevolg zal intreden, in dit geval de dood van een of meer inzittenden van de auto waarop werd geschoten. Daarbij mag de aard van het risico en het gevaarzettende karakter van de gedraging geen indicator vormen, aldus de Hoge Raad.
In de onderhavige zaak heeft de verdachte vanaf een relatief geringe afstand (ongeveer 2,6 meter), op het passagierscompartiment van een personenauto geschoten waarin zich op dat moment drie personen bevonden. Uit forensisch onderzoek is gebleken dat de verdachte vijfmaal heeft geschoten op dat passagierscompartiment. Eenzelfde aantal kruitdampen is zichtbaar op de camerabeelden. Gelet op deze feitelijke vaststelling, hecht de rechtbank overigens geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat hij slechts twee keer heeft geschoten.
Tijdens het forensisch onderzoek is ook aandacht besteed aan de schotbanen van die vijf kogels. Drie kogels zijn de auto binnengedrongen door het glas van de ramen van het rechter voor- en achterportier. Er zijn drie schotbeschadigingen aangetroffen aan de binnenzijde van de voorruit, één schotbeschadiging in de stijl van het linker voorportier, één schotbeschadiging in de hoofdsteun van de bestuurderstoel en één in de deurstijl van het linker achterportier. Uiteindelijk concluderen de onderzoekers dat het zeer wel mogelijk was dat een of meerdere inzittenden van de personenauto door een of meerdere kogels waren geraakt in de romp of het hoofd en ten gevolge hiervan waren gedood of ernstig waren verwond.
Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel dat er sprake was een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij de inzittenden van de auto.
De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring dat de verdachte gericht heeft geschoten op plaatsen binnen het passagierscompartiment, waar hij geen van de inzittenden zou raken. De aangetroffen schotbeschadigingen laten het tegendeel eigenlijk al zien en de verdachte heeft voorts geen invloed op de bewegingen van de drie inzittenden binnen de kleine ruimte die het passagierscompartiment vormt. Ook had de verdachte geen invloed op een eventueel ricocheren van de kogels binnen die kleine ruimte.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of verdachte die aanmerkelijke kans op dodelijk letsel ook bewust heeft aanvaard.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het schieten op het passagierscompartiment van een personenauto, waarin zich op dat moment drie personen bevinden, naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van die personen dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van die persoon heeft aanvaard. Door vanaf een kleine afstand met een vuurwapen op het passagierscompartiment van de personenauto te schieten, heeft verdachte aldus bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de inzittenden van de personenauto dodelijk zou verwonden.
De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer] en de twee andere inzittenden van de auto.
Voorbedachten rade
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt niet dat de verdachte een plan had beraamd om [slachtoffer] en/of de twee andere inzittenden van de auto van het leven te beroven.
De rechtbank acht daarom niet bewezen dat er sprake was van voorbedachten rade, reden waarom zij de verdachte van de onder primair tenlastegelegde poging moord vrijspreekt.
Weliswaar had verdachte een wapen aangeschaft en had hij met dat wapen [slachtoffer] (en de anderen) opgewacht, maar daaruit volgt nog niet onomstotelijk dat hij had beraamd om [slachtoffer] en/of die anderen te doden.
In aanmerking genomen al hetgeen hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag.