ECLI:NL:RBLIM:2016:3745

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
04/050604-02
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege en afwijzing van voorwaardelijke beëindiging

Op 4 mei 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een terbeschikkinggestelde. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd en het verzoek om voorwaardelijke beëindiging van de verpleging afgewezen. De vordering tot verlenging was ingediend door het openbaar ministerie op 23 maart 2016, en de rechtbank heeft de zaak behandeld op een openbare zitting op 22 april 2016. De terbeschikkinggestelde, die gediagnosticeerd is met een persoonlijkheidsproblematiek en beperkte intellectuele capaciteiten, heeft in het verleden ernstige delicten gepleegd, waaronder opzettelijk brand stichten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het recidiverisico op de middellange en lange termijn hoog is, en dat de veiligheid van anderen de verlenging van de TBS eist. De rechtbank heeft ook overwogen dat de terbeschikkinggestelde nog niet in staat is om zelfstandig te wonen en dat er nog geen goedkeuring is verleend voor onbegeleid verlof. De deskundigen hebben geadviseerd om de TBS te verlengen, en de rechtbank heeft dit advies gevolgd. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de belangen van de terbeschikkinggestelde en de veiligheid van de samenleving zorgvuldig heeft afgewogen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 04/050604-02 (vordering verlenging TBS)
Datum uitspraak : 4 mei 2016
Tegenspraak
Beslissing van de meervoudige kamer op een vordering van het openbaar ministerie in het arrondissement Limburg
De vordering houdt in dat de rechtbank beslist op de op 23 maart 2016 ter griffie van de rechtbank ingekomen vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
verblijvende te [adres] ,
hierna te noemen: [terbeschikkinggestelde] .
Raadsvrouw is mr. B.A.M. Hendrix, advocaat kantoorhoudende te Sittard.

1.De stukken

In het dossier bevinden zich onder andere:
  • de vordering ‘verlenging terbeschikkingstelling met verpleging’ van de officier van justitie d.d. 23 maart 2016;
  • het met betrekking tot [terbeschikkinggestelde] opgemaakte verlengingsadvies van Trajectum d.d. 25 februari 2016, ondertekend door [arts 1] (Hoofd TBS Trajectum) en [arts 2] (regiebehandelaar), verbonden aan voornoemde inrichting;
  • de omtrent [terbeschikkinggestelde] gehouden wettelijke aantekeningen over de periode van week 8 van 2015 tot en met week 6 van 2016;
  • het vonnis van de rechtbank Roermond d.d. 24 februari 2003 in de strafzaak tegen [terbeschikkinggestelde] met bovenstaand parketnummer;
  • het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 24 september 2003 in de strafzaak tegen [terbeschikkinggestelde] met (ressorts-)parketnummer 20.001018.03;
  • de beslissing van deze rechtbank d.d. 1 mei 2015 in de zaak met bovenstaand parketnummer.
De vordering van de officier van justitie houdt in dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal verlengen met twee jaar.

2.De procesgang

Bij vonnis van de rechtbank Roermond d.d. 24 februari 2003 is de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] gelast met het bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. Bij arrest van 24 september 2003 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch zich verenigd met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de kwalificatie van het bewezenverklaarde. Gelet hierop is de terbeschikkingstelling toegepast ter zake van:
de voortgezette handeling van:
‘opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is’,
‘opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd’ en
‘opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft, meermalen gepleegd’,
terwijl de veiligheid van anderen dan [terbeschikkinggestelde] en de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste.
Twee van de hiervoor genoemde delicten betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De termijn van de terbeschikkingstelling is gaan lopen op 28 april 2009.
De terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank d.d. 1 mei 2015, met één jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie is behandeld ter openbare zitting van deze rechtbank van 22 april 2016. Ter zitting zijn gehoord de officier van justitie, [terbeschikkinggestelde] , zijn raadsvrouw en, als deskundige, [arts 3] , GZ-psycholoog en regiebehandelaar.

3.Het standpunt van de inrichting

In voornoemd advies van de inrichting van 25 februari 2016 is ten aanzien van [terbeschikkinggestelde] onder meer het volgende gesteld:
‘2.1: Diagnostiek
(…)
Betrokkene is een 46-jarige man met beperkte intellectuele capaciteiten die vanuit het verleden gediagnosticeerd is met een persoonlijkheidsproblematiek. (…) Op basis van de onderzoeksgegevens kan gesteld worden dat er geen sprake is van een stoornis in het autistisch spectrum, ondanks het feit dat er enkele aanwijzingen voor zijn, zoals het feit dat betrokkene moeite lijkt te hebben met de vaardigheden om aan zichzelf en aan anderen gedachten, gevoelens, ideeën en intenties toe te schrijven en op basis daarvan te anticiperen op het gedrag van anderen. Betrokkene verdraagt negatieve emoties slecht en is geneigd deze uit de weg te gaan. Dit doet hij o.a. door zich tot het uiterste in te spannen om alles goed te doen en geen fouten te maken, door frustraties zoveel mogelijk te onderdrukken en door conflicten te vermijden. Wanneer hij (toch) geconfronteerd wordt met eigen beperkingen, leidt dit tot krenking en onlustgevoelens, die hij niet of indirect (soms passief-agressief) uit.’ (pagina 5)
‘3.2: Behandelverloop huidige FPC
(…)
Betrokkene verblijft nu vier jaar binnen Trajectum. Tijdens deze vier jaar heeft betrokkene een zo dergelijke ontwikkeling doorgemaakt, dat hij in maart 2015 overgeplaatst zou worden naar Triade Zorggroep te Brunssum, Limburg. Hij zou een huis gaan bewonen met ambulante forensische begeleiding. De eindverantwoordelijkheid zou dan liggen bij het poli-ambulante team van Trajectum Noord. Echter is door het zich niet houden aan de verlofvoorwaarden, de uitplaatsing niet doorgegaan. Op 6 en 7 maart 2015 stond een verlof met overnachting gepland naar de zus van betrokkene. Achteraf bleek dat betrokkene, tegen de afspraken in, bij zijn vriendin is blijven overnachten. Hij is hierover niet open geweest en ontkende dit zelfs in eerste instantie. Eind april 2015 zijn, als gevolg van het incident en de melding bijzonder voorval die hiervan is gedaan, de vrijheden van betrokkene ingetrokken na het besluit van het Ministerie van Justitie. Betrokkene is hierop geplaatst op een gesloten afdeling van FPK de Beuken, afdeling de Boswilg. Betrokkene is onbetrouwbaar geweest in zijn doen en laten en heeft geen inzicht gegeven in zijn eigen binnenwereld. Daarom is zelfstandig wonen momenteel niet haalbaar.
(…)
Op 4 november 2015 ging betrokkene opnieuw op verlof naar zijn vriendin. Halverwege de autorit gaf betrokkene aan dat zij ook de ouders van zijn vriendin zouden bezoeken. Hierover waren geen afspraken gemaakt en de ouders waren niet gescreend door maatschappelijk werk. Betrokkene had dit echter al wel besproken met zijn vriendin en haar ouders. (…) In dit incident toont betrokkene zich wederom onbetrouwbaar. Uiteindelijk is hierop besloten dat betrokkene niet meer op verlof naar zijn vriendin kan, totdat er een gesprek heeft plaatsgevonden waarbij betrokkene, zijn vriendin, maatschappelijk werk en de behandelverantwoordelijke aanwezig zijn.
(…)
Sinds augustus 2015 heeft betrokkene de verlofmarge transmuraal verlof, onbegeleid terreinverlof en begeleid regioverlof en landelijk verlof. De terrein- en regioverloven verlopen goed.
Op 16 februari 2016 is betrokkene overgeplaatst naar afdeling Kastanje, een besloten afdeling op het terrein van Trajectum Noord, waar cliënten verblijven die bekend zijn met verslavingsproblematiek. Deze overplaatsing kan betrokkene iets meer perspectief bieden en hij kan daar oefenen met de verantwoordelijkheden van een besloten afdeling.’ (pagina’s 12 en 13)
‘4.3: Recidiverisico (…)
De risico-inschatting op grond van de risicoanalysemet de huidige mate van directe begeleiding en controleis op korte termijn (6 maanden), op middellange (6 mnd – 3 jaar) en op lange termijn (> 3jaar) laag.
(…)
De risico-inschatting op grond van de risicoanalyse zonder begeleiding en controle (terugkeer in de maatschappij) is op korte termijn (6 maanden) laag. Zijn indexdelict kent een langdurige opbouw waarbij de omstandigheden waarin betrokkene verkeerde zeer ongunstig waren en waarbij hij zijn frustraties en gevoelens van krenking opkropte. Onder invloed van alcohol resulteerde dit uiteindelijk in het plegen van zijn indexdelict. Ingeschat wordt dat betrokkene op de korte termijn wel beschikt over de draagkracht om weerstand te bieden aan krenking en zijn passief-agressieve gevoelens, mocht hij in een soortgelijke situatie terechtkomen als in het verleden. Op de middellange (6 mnd – 3 jaar) en lange termijn (> 3 jaar) wordt het risico als hoog ingeschat.
Betrokkene heeft de neiging tot aangepast gedrag. Hij heeft weinig eigenheid ontwikkeld en heeft moeite met expressie van emoties. Betrokkene is voor een blijvende gedragsverandering nog sterk afhankelijk van externe sturing. De kans dat betrokkene terugvalt in oude gedragspatronen wordt aanzienlijk geacht. Zeker wanneer betrokkene, zoals ook recent nog gebleken is, een relatie aangaat met een zeer kwetsbare vrouw waarin hij zich de rol van beschermer aanmeet, welke in feite zijn draagkracht te boven gaat. In een dergelijke context is de kans op overvraging groot en zou het delictscenario zich bij extra stress kunnen ontwikkelen, daar betrokkene op eigen kracht niet in staat is om bij te sturen.’ (pagina’s 17 en 18)
‘9.6 (…)
In tegenstelling tot de visie van de kliniek verwacht betrokkene in de toekomst geen begeleiding en ondersteuning nodig te hebben. Dit verhoogt het recidiverisico. (…)
Betrokkene is voor een blijvende gedragsverandering nog sterk afhankelijk van externe sturing. Het wordt daarom noodzakelijk geacht om de dwangmaatregel voort te zetten. Bovendien is op dit moment nog niet duidelijk naar welke woonvoorziening betrokkene overgeplaatst zal worden. Om een zorgvuldige en verantwoorde overplaatsing mogelijk te maken, is voortzetting van de dwangmaatregel nodig. Wanneer betrokkene overgeplaatst is en de reclassering heeft voldoende zicht op betrokkene, kan er gedacht worden aan voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel.’ (pagina 22)
De kliniek heeft geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar.
In aanvulling op het verlengingsadvies heeft deskundige [arts 3] ter zitting verklaard dat:
  • [terbeschikkinggestelde] weliswaar enige vooruitgang boekt, maar dat hij moeite blijft hebben met het bespreekbaar maken van negatieve emoties en frustraties;
  • [terbeschikkinggestelde] niet altijd de noodzaak ziet om de begeleiding hierbij te betrekken;
  • de behandeling van [terbeschikkinggestelde] in enge zin is afgerond en dat de behandeling nu bestaat uit begeleidingscontacten (onder andere gesprekken met de psycholoog);
  • een aanvraag voor onbegeleid verlof in het afgelopen jaar door het Ministerie van Veiligheid en Justitie niet is goedgekeurd en dat er inmiddels een nieuwe aanvraag is ingediend;
  • het van belang is om aan de hand van onbegeleid verlof te beoordelen of [terbeschikkinggestelde] zijn vrijheden aankan en dat eerst na een positieve beoordeling op dit punt proefverlof en vervolgens een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aan de orde kan zijn;
  • [terbeschikkinggestelde] is ingeschreven voor specialistische woonbegeleiding op de afdeling Nieuwstad te Zutphen, onderdeel van Trajectum, maar dat deze afdeling pas een intake wil inplannen als [terbeschikkinggestelde] heeft laten zien dat hij kan omgaan met grotere vrijheden;
  • het hele traject zeker nog twee jaar zal duren;
  • zij de dwangverpleging nodig acht om intensieve nazorg te kunnen bieden en om de risicofactoren te kunnen begeleiden.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering. Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd.
Er is een vertrouwensbreuk ontstaan tussen [terbeschikkinggestelde] en de kliniek, omdat [terbeschikkinggestelde] misbruik heeft gemaakt van zijn vrijheden. Dit vertrouwen dient weer te worden hersteld. Dit is een geleidelijk proces dat tijd nodig heeft. Een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege kan pas aan de orde zijn als er een basis van vertrouwen is. Overigens kan de kliniek op dit moment niet anders adviseren, nu het Ministerie van Veiligheid en Justitie de aanvraag voor onbegeleid verlof heeft afgekeurd.
Gelet op de weg die nog dient te worden afgelegd, acht de officier van justitie de verlenging van de termijn met twee jaar reëel.

5.Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw

De raadsvrouw van [terbeschikkinggestelde] heeft primair verzocht de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen en de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen. Subsidiair heeft zij verzocht de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen en de beslissing omtrent de verpleging van overheidswege voor drie maanden aan te houden, opdat de reclassering onderzoekt onder welke voorwaarden de verpleging kan worden beëindigd. Hiertoe heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd.
Op 1 mei 2015 heeft de rechtbank de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met één jaar verlengd, terwijl het incident van maart 2015, waarnaar het verlengingsadvies meermalen verwijst, zich toen al had voorgedaan en de rechtbank dit bij haar beslissing heeft betrokken. Tegen deze achtergrond, gecombineerd met het feit dat het gedrag van [terbeschikkinggestelde] hiertoe sindsdien geen aanleiding heeft gegeven, alsmede met het gegeven dat [terbeschikkinggestelde] is uitbehandeld, is het onbegrijpelijk dat nu de verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar wordt geadviseerd en gevorderd. Bovendien is niet voldaan aan het criterium voor verlenging van de verpleging van overheidswege, nu van een ernstig risico op recidive geen sprake is.

6.De beoordeling

6.1
De ontvankelijkheid van de officier van justitie in zijn vordering
De officier van justitie heeft de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling ingediend binnen de daarvoor in artikel 509o, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn. De officier van justitie is derhalve ontvankelijk in zijn vordering.
6.2
De inhoudelijke beoordeling
6.2.1
Inleiding
Gehoord de officier van justitie, [terbeschikkinggestelde] , zijn raadsvrouw, alsmede de deskundige [arts 3] , en gezien de inhoud van het verlengingsadvies, overweegt de rechtbank het volgende.
[terbeschikkinggestelde] is een man met beperkte intellectuele capaciteiten die vanuit het verleden gediagnosticeerd is met een persoonlijkheidsproblematiek. Hij lijkt moeite te hebben met de vaardigheden om aan zichzelf en aan anderen gedachten, gevoelens, ideeën en intenties toe te schrijven en op basis daarvan te anticiperen op het gedrag van anderen. Daarnaast verdraagt hij negatieve emoties slecht en is geneigd deze uit de weg te gaan. Wanneer hij geconfronteerd wordt met eigen beperkingen, leidt dit tot krenking en onlustgevoelens, die hij niet of indirect (soms passief-agressief) uit.
Hoewel de risico-inschatting zonder begeleiding en controle op korte termijn als laag wordt ingeschat, omdat het indexdelict een langdurige opbouw kent, wordt de risico-inschatting op de middellange en lange termijn als hoog ingeschat, omdat de kans dat [terbeschikkinggestelde] terugvalt in oude gedragspatronen aanzienlijk wordt geacht. [terbeschikkinggestelde] is voor een blijvende gedragsverandering sterk afhankelijk van externe sturing.
6.2.2
De verlenging van de terbeschikkingstelling
Gelet op de overweging onder 6.2.1 stelt de rechtbank vast dat het recidiverisico op de middellange en lange termijn hoog is en dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] eist.
De raadsvrouw van [terbeschikkinggestelde] heeft aangevoerd dat de verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar onbegrijpelijk is tegen de achtergrond van de beslissing van de rechtbank van 1 mei 2015, het gedrag van [terbeschikkinggestelde] in het afgelopen jaar en het feit dat [terbeschikkinggestelde] uitbehandeld zou zijn. Hieromtrent overweegt de rechtbank het volgende.
In haar beslissing van 1 mei 2015 heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen:
´De rechtbank is van oordeel dat volstaan kan worden met een verlenging voor de duur van één jaar. In dit komende jaar heeft de inrichting dan de gelegenheid te reageren op de recente gebeurtenissen en kan zij rekening houden met de mogelijke consequentie(s) die het Ministerie van Veiligheid en Justitie verbindt aan de schending van de verlofvoorwaarden en opnieuw invulling geven aan de behandeling en begeleiding van [terbeschikkinggestelde] in het resocialisatietraject.´
Inmiddels is gebleken welke consequenties het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft verbonden aan de betreffende schending van de verlofvoorwaarden, te weten het intrekken van de vrijheden van [terbeschikkinggestelde] . Deze consequenties hebben hun weerslag gehad op de behandeling van [terbeschikkinggestelde] door de kliniek, welke behandeling, anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd, nog niet is afgerond. Daar komt bij dat zich op 4 november 2015 een nieuw incident heeft voorgedaan, waarbij [terbeschikkinggestelde] zich opnieuw onbetrouwbaar heeft getoond.
In dit verband overweegt de rechtbank nog dat [terbeschikkinggestelde] kennelijk niet begrijpt dat het intrekken van vrijheden naar aanleiding van dergelijke incidenten niet moet worden gezien als straf, maar als consequentie van het gegeven dat hij kennelijk nog niet kan omgaan met de hem gegeven vrijheden.
Nu uit het onderzoek op de zitting is gebleken dat:
  • [terbeschikkinggestelde] eerst overgeplaatst zal worden naar de afdeling van specialistische woonbegeleiding als hij heeft laten zien dat hij kan omgaan met grotere vrijheden;
  • er door het Ministerie van Veiligheid en Justitie nog geen goedkeuring is verleend voor onbegeleid verlof;
  • eerst na een periode van onbegeleid verlof beoordeeld kan worden of proefverlof kan worden aangevraagd;
is de rechtbank van oordeel dat een verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar is aangewezen. Het staat immers, zo blijkt uit het advies, nu al vast dat dit traject meer dan een jaar in beslag zal nemen.
6.2.3
De voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege
Uit de toelichting op artikel 38g van het Wetboek van Strafrecht blijkt dat voor het voorwaardelijk beëindigen van de dwangverpleging goede gronden aanwezig moeten zijn. Het uit de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens voortvloeiende gevaar van de terbeschikkinggestelde voor de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen moet dusdanig zijn teruggebracht dat het verantwoord is de dwangverpleging te beëindigen.
Gelet op de risico-inschatting, zoals hierboven is weergegeven, is er op dit moment geen ruimte voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. De dwangverpleging is immers noodzakelijk om aan [terbeschikkinggestelde] intensieve nazorg te kunnen bieden en om de risicofactoren te kunnen begeleiden.

7.De beslissing

De rechtbank:
  • verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met verpleging van overheidswege met twee jaar;
  • wijst af het verzoek om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen;
  • wijst af het verzoek om de beslissing over de verpleging van overheidswege aan te houden.
Deze beslissing is gegeven door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. W.A.P. Hillen en mr. D.C.I. van Delft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 mei 2016.
Buiten staat
Mr. W.A.P. Hillen en mr. D.C.I. van Delft zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.