ECLI:NL:RBLIM:2016:3666

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 april 2016
Publicatiedatum
29 april 2016
Zaaknummer
03/661060-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van schuld in verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 28 april 2016, stond de verdachte terecht voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij een voetganger, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep. De zaak vond plaats op 19 oktober 2014 te Arcen, waar de verdachte als bestuurder van een bus betrokken was bij een aanrijding met [slachtoffer]. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van schuld aan het ongeval, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte geen schuld had en dat er sprake was van noodweer of psychische overmacht.

Tijdens de zitting op 14 april 2016 werden de standpunten van beide partijen gepresenteerd. De rechtbank onderzocht de verklaringen van getuigen, waaronder die van de verdachte, en concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte onvoorzichtig of onoplettend had gehandeld. De rechtbank stelde vast dat de verdachte zijn bus had stilgezet en vreesde voor de veiligheid van zijn passagiers en zichzelf toen hij werd belaagd door een groep feestgangers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn bus naar links te sturen om de groep te ontwijken, de nodige voorzichtigheid had betracht.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit van schuld, maar achtte wel bewezen dat hij gevaar op de weg had veroorzaakt door de rem van de bus los te laten en weg te rijden terwijl er een groep mensen om de bus heen stond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat hij de vereiste voorzorgsmaatregelen had genomen en niet kon worden verweten dat hij [slachtoffer] niet had gezien. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/661060-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 april 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A. Winters, advocaat kantoorhoudende te Boxmeer.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 april 2016. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
primair: een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij een voetganger zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel:
subsidiair: door zijn rijgedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat uit het dossier volgt dat [slachtoffer] is overreden door een bus die werd bestuurd door verdachte. [slachtoffer] heeft hierbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Verdachte is schuldig aan het ongeval, omdat hij zijn rem heeft losgelaten, gas bij heeft gegeven, en vervolgens met te hoge snelheid en zonder (goed) uit te kijken is weggereden. Dit gedrag kwalificeert de officier van justitie als aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedag.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een pleitnota overgelegd die aan dit vonnis is gehecht. Kort samengevat heeft de raadsvrouw zich hierin op het standpunt gesteld dat verdachte geen schuld heeft (gehad) aan het ongeval en dat hij geen gevaar op de weg heeft veroorzaakt. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er sprake was van noodweer, dan wel psychische overmacht bij verdachte. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken, dan wel te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Gang van zaken:
Uit het dossier blijkt dat er in de nacht van 18 op 19 oktober 2014 te Arcen een zogenoemd “Oktoberfeest” heeft plaatsgevonden. Omstreeks 01.15 uur kreeg de politie een melding dat aldaar een man zou zijn overreden door een bus. Twee verbalisanten gaan ter plaatse. In hun proces-verbaal van bevindingen relateren zij dat ze onderweg dronken mensen tegenkomen en dat bij aankomst omstanders het werk van de politie bemoeilijken en dat ze worden uitgescholden. Verder zien ze rechts van het midden van het wegdek een man liggen. Deze wordt even later met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Zij zien links van de plek waar het slachtoffer heeft gelegen bandensporen in de berm en twee à drie meter vóór de plaats waar het slachtoffer heeft gelegen, treffen ze verse glassplinters aan, vermoedelijk afkomstig van een autoruit, die verspreid liggen over een lengte van anderhalve meter.
In een tweede proces-verbaal beschrijft een van beide, voornoemde verbalisanten dat ze op 2 november 2014, tijdens een onderzoek ingesteld naar de verkeerssituatie, ter plaatse een ruitenwisser heeft gevonden, vermoedelijk afkomstig van de bus die de man heeft aanreden.
De man die door de ambulance is afgevoerd blijkt [slachtoffer] te zijn. Uit de medische informatie in het dossier blijkt dat hij beiderzijds een longkneuzing heeft opgelopen, alsmede een miltscheuring met bloeding rondom de milt en dat zijn bekken aan de linker kant is gebroken. De verwachting is dat volledige herstel enkele maanden in beslag zal nemen.
[slachtoffer] is door de politie gehoord omtrent de toedracht van zijn verwondingen, maar heeft verklaard zich niets te kunnen herinneren van de aanrijding.
Ook de echtgenote van [slachtoffer] en diverse vrienden van [slachtoffer] zijn gehoord. Uit hun verklaringen kan worden afgeleid dat [slachtoffer] en zijn echtgenote, samen met een aantal vrienden, die avond/nacht het Oktoberfeest in Arcen hadden bezocht en op weg naar huis waren. Op een gegeven moment kwam er een bus aan. Zij wilden deze bus aanhouden en vragen of ze mee konden rijden. Deze bus is uiteindelijk doorgereden en daarbij is [slachtoffer] onder de bus gekomen.
Verdachte heeft verklaard dat - alhoewel hij dat op dat moment zelf niet had bemerkt- hij die nacht de chauffeur moet zijn geweest van de bus die [slachtoffer] heeft aangereden.
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] in de nacht van 18 op 19 oktober 2014 is aangereden door een bus die werd bestuurd door verdachte, waarbij [slachtoffer] zware verwondingen heeft opgelopen.
De volgende vraag die de rechtbank zich heeft gesteld is hoe de aanrijding tussen [slachtoffer] en de bus precies heeft plaatsgevonden.
Precieze toedracht?
Verdachte heeft hieromtrent – kort samengevat – verklaard dat hij met zijn bus een andere groep feestgangers had opgehaald. Bij het wegrijden van de feestlocatie was het erg onoverzichtelijk door de vele mensen die daar liepen, en werd de weg voor de bus vrijgemaakt door een verkeersregelaar. Na het achter zich laten van deze drukte reed verdachte, zo schat hij, ongeveer 20 km/uur. Op een bepaald moment werd hij gehinderd door een groep feestgangers die midden op de weg stond, waardoor hij moest stoppen. Deze mensen gaven aan dat ze ook mee wilden rijden. Ze begonnen tegen de bus te slaan en te trappen en er sprong een zijruit van de bus kapot. De mensen in de bus begonnen te schreeuwen. Een man (van de groep buiten) sloeg aan de bestuurderszijde tegen de voorruit waardoor een grote ster in die voorruit kwam. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij bang werd dat de groep zijn gehele bus zou vernielen, dat hij vreesde voor de passagiers in de bus en voor hemzelf en dat hij daarom besloot weg te rijden. Hij liet daarom de rem van zijn bus los, die hierdoor begon te rollen. Hij stuurde naar links
- door de berm - om de groep mensen niet te raken. Verdachte is toen verder gereden en heeft verderop de politie gebeld om de vernieling aan zijn bus te melden. De politie had inmiddels gehoord over de aanrijding, heeft hem dat verteld en vroeg hem de bus op een veilige plaats stil te zetten en te wachten. Dat heeft hij gedaan.
Van de groep waar [slachtoffer] mee op stap was zijn negen personen gehoord, waaronder zijn echtgenote. Uit deze negen verklaringen komt naar voren dat de groep van [slachtoffer] inderdaad midden op de weg liep en dat de groep de bus van verdachte wilde laten stoppen, omdat ze met deze bus wilden meerijden.
Anders dan verdachte, verklaren deze getuigen echter niet dat verdachte de bus ook daadwerkelijk heeft gestopt. Een aantal getuigen verklaren juist expliciet dat de bus geen vaart minderde of juist harder ging rijden op het moment dat (een aantal mensen van) de groep voor de bus stond. Voorts verklaren de meeste van deze getuigen ook niets over vernielingen aan de bus. Maar er zijn ook getuigen uit de groep van [slachtoffer] die hier wel over verklaren. Bijvoorbeeld getuige [getuige 1] . [getuige 1] heeft verklaard dat hij - op het moment dat de bus hem voorbij reed - zag dat een ruit aan de rechterzijde van de bus vernield was.
Over het moment van - en de wijze waarop - de daadwerkelijk aanrijding tussen de bus en [slachtoffer] heeft plaatsgevonden verklaren de echtgenote en vrienden van [slachtoffer] eveneens verschillend. Zo verklaart [naam echtgenote slachtoffer] (de echtgenote van [slachtoffer] ) dat haar man werd overreden door de bus nadat hij – achteruit lopend – zou zijn gevallen. Getuige [getuige 2] verklaart hierover echter dat [slachtoffer] iets vast had aan de bus en aan de bus hing. De bus ging toen steeds harder rijden. [slachtoffer] werd meegesleurd, liet los, en kwam toen onder de bus.
Naast verdachte en de groep van [slachtoffer] zijn nog drie andere getuigen gehoord. Deze getuigen zaten in de bus van verdachte ten tijde van de aanrijding. Alle drie deze getuigen verklaren dat er van buitenaf tegen de bus werd geslagen en dat er een raam kapot ging. Volgens twee getuigen ontstond er paniek dan wel een schrikreactie voorin de bus.
Door de politie is ook nog een VerkeersOngevallenAnalyse (VOA) uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er geen contactpunt tussen de voetganger en de bus kon worden vastgesteld. Wel zijn er de volgende beschadigingen aan de bus waargenomen: vernielde rechter ruitenwisser, vernielde ruit aan de rechterzijkant en beschadiging van de voorruit ter hoogte van de bestuurdersplaats.
De rechtbank overweegt dat zij noch op grond van de hierboven weergegeven verklaringen, noch op grond van de VOA of andere stukken in het dossier kan vaststellen hoe en/of waardoor [slachtoffer] nu precies onder de bus van verdachte terecht is gekomen. Wanneer de rechtbank sec kijkt naar het aantal verklaringen, dan blijkt dat in het merendeel van de verklaringen als oorzaak wordt gesteld dat verdachte zonder vaart te minderen zomaar over [slachtoffer] is heengereden, terwijl deze midden op de weg voor de bus stond.
Toch gaat de rechtbank hier niet vanuit. Het feit dat het merendeel van de verklaringen van dit scenario uitgaat, maakt immers niet dat de aanrijding ook daadwerkelijk zo heeft plaatsgevonden. Er is bovendien geen technisch bewijs dat deze verklaringen ondersteunt, terwijl er juist wel (technisch) bewijs is dat de verklaring van verdachte ondersteunt. In de eerste plaats verklaren twee van de getuigen die zich in de bus bevonden ( [getuige 3] en [getuige 4] ) beiden dat de bus, nadat op de ramen was geslagen,
weerging rijden. Met andere woorden: de bus stond eerst stil. In de tweede plaats is op het registratieblad van de tachograaf van de bus van verdachte af te lezen dat verdachte inderdaad even heeft stilgestaan met zijn bus, en dat dit vlak voor de aanrijding moet zijn geweest.
Voorts staat in de VOA dat er inderdaad beschadigingen aan de bus van verdachte zijn waargenomen en blijkt uit het registratieblad afkomstig uit de tachograaf dat de maximale snelheid van de bus ongeveer 32 km/uur is geweest. Tot slot hebben de verbalisanten die als eerste ter plaatste waren in de linkerberm (brede) bandensporen aangetroffen. Deze bandensporen ondersteunen de verklaring van verdachte dat hij door de linkerberm is weggereden.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank voor wat betreft de gang van zaken uitgaan van de verklaring van verdachte.
Artikel 6 WVW?
Dit brengt de rechtbank bij de vraag of verdachte, door te handelen zoals hij heeft verklaard te hebben gedaan, schuld heeft (in juridische zin) aan de aanrijding met [slachtoffer] , ten gevolge waarvan [slachtoffer] zware verwondingen heeft opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat zij, op grond van het vorenstaande, niet kan vaststellen dat sprake is geweest van het onverantwoord (weg)rijden door verdachte, dan wel van een ander aan verdachte te verwijten zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend, en/of onachtzaam verkeersgedrag. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte bestuurde een bus die midden in de nacht door een groep feestgangers werd belaagd en gemolesteerd. Verdachte heeft zijn bus op dat moment geheel tot stilstand gebracht. De feestgangers wilden toegang tot zijn bus forceren. Verdachte vreesde voor zijn bus en de veiligheid van zijn passagiers en hemzelf. Hij besloot weg te rijden. Bij het wegrijden heeft hij zijn bus naar links gestuurd om zo te voorkomen dat hij mensen uit de groep die hem belaagde zou raken. Ter terechtzitting heeft hij voorts nog verklaard dat hij, voordat hij wegreed, goed had gekeken en niemand voor zijn bus heeft zien staan.
Onder de gegeven omstandigheden acht de rechtbank de beslissing van verdachte om weg te rijden goed invoelbaar. Blijkens zijn eigen verklaring heeft hij bij dit wegrijden de nodige voorzichtigheid in acht genomen. Derhalve acht de rechtbank - anders dan de officier van justitie - niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte schuld heeft in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank zal verdachte derhalve van het hem primair ten laste gelegde vrijspreken.
A
rtikel 5 WVW?
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij, op het moment dat er een groep mensen voor zijn bus stond, de rem van deze bus heeft losgelaten, waardoor die bus is gaan rijden en verdachte is weggereden. Door weg te rijden terwijl de bus werd omgeven door een grote groep mensen, heeft verdachte een gevaar op de weg veroorzaakt, hetgeen heeft geresulteerd in het overrijden van een tot de groep behorende persoon, [slachtoffer] . Ondanks het ontbreken van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW acht de rechtbank overtreding van artikel 5 van de WVW wel wettig en overtuigend bewezen, aangezien “schuld” geen bestanddeel is van deze overtreding.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde:
op 19 oktober 2014 te Arcen, als bestuurder van een motorrijtuig (autobus), daarmee rijdende op de weg, de Broekhuizerweg, op het moment dat een groep mensen zich bevond op die Broekhuizerweg, de rem van zijn motorrijtuig heeft losgelaten en vanuit
stilstand vanaf de Broekhuizerweg is weggereden en de snelheid van zijn motorrijtuig op de Broekhuizerweg heeft verhoogd, waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in aanrijding is gekomen met een zich (vlak) voor de autobus bevindende voetganger, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd
veroorzaakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Zoals hiervoor is overwogen acht de rechtbank het niet aannemelijk geworden dat het ongeval is veroorzaakt door schuld van verdachte. De handelwijze van verdachte laat zien dat hij voorzichtigheid heeft betracht bij het wegrijden en als een correct verkeersdeelnemer heeft gehandeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte de vereiste voorzorgsmaatregelen genomen en gedaan wat van hem als beroepschauffeur mocht worden verlangd. Dit leidt tot het oordeel dat de verdachte niet alleen geen schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, maar dat hem tevens geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Het feit dat verdachte [slachtoffer] wel heeft aangereden doet hier niet aan af, aangezien op grond van het dossier niet is vast te stellen of verdachte [slachtoffer] überhaupt heeft kunnen (en derhalve moeten) zien. Bovendien kon onder de gegeven omstandigheden niet van verdachte verlangd worden dat hij met zijn bus ter plekke nog langer bleef stilstaan.
De verdachte dient derhalve ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

7.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3 is omschreven;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. A.K. Kleine en mr. K.J.H. Hoofs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 april 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 oktober 2014 te Arcen, in de gemeente Venlo, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (autobus),
daarmede rijdende over de weg, de Broekhuizerweg,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig,
onoplettend en/of onachtzaam,
op het moment dat een groep mensen zich bevond op die Broekhuizerweg,
de rem van zijn motorrijtuig los te laten en/of (vervolgens) vanuit stilstand
vanaf de Broekhuizerweg weg te rijden en/of (vervolgens) de snelheid van zijn
motorrijtuig op de Broekhuizerweg te verhogen,
en/of (vervolgens) met een voor de verkeerssituatie en omstandigheden ter
plaatse te hoge snelheid te rijden,
en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen
gedeelte van de weg, de Broekhuizerweg, en/of het overige verkeer te letten
en/of blijven letten,
en/of zich er niet, althans niet voldoende van te vergewissen dat er zich geen
verkeer (vlak) voor de bus bevond,
waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing,
althans aanrijding is gekomen met een zich (vlak) voor de autobus bevindende
voetganger,
door welk verkeersongeval [slachtoffer] (zijnde die voetganger) zwaar
lichamelijk letsel, te weten een miltscheuring met bloeding en een breuk van
het bekken, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
is ontstaan;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 19 oktober 2014,
te Arcen, in de gemeente Venlo,
als bestuurder van een motorrijtuig (autobus), daarmee rijdende op de weg, de
Broekhuizerweg,
op het moment dat een groep mensen zich bevond op die Broekhuizerweg,
de rem van zijn motorrijtuig heeft losgelaten en/of (vervolgens) vanuit
stilstand vanaf de Broekhuizerweg is weggereden en/of (vervolgens) de snelheid
van zijn motorrijtuig op de Broekhuizerweg heeft verhoogd,
en/of (vervolgens) met een voor de verkeerssituatie en omstandigheden ter
plaatse te hoge snelheid heeft gereden,
en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen
gedeelte van de weg, de Broekhuizerweg, en/of het overige verkeer heeft gelet
en/of is blijven letten,
en/of zich er niet althans niet voldoende van heeft vergewist dat er zich geen
verkeer (vlak) voor de bus bevond,
waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing,
althans aanrijding is gekomen met een zich (vlak) voor de autobus bevindende
voetganger,
door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op
die weg (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd.