3.3Het oordeel van de rechtbank
Gang van zaken:
Uit het dossier blijkt dat er in de nacht van 18 op 19 oktober 2014 te Arcen een zogenoemd “Oktoberfeest” heeft plaatsgevonden. Omstreeks 01.15 uur kreeg de politie een melding dat aldaar een man zou zijn overreden door een bus. Twee verbalisanten gaan ter plaatse. In hun proces-verbaal van bevindingen relateren zij dat ze onderweg dronken mensen tegenkomen en dat bij aankomst omstanders het werk van de politie bemoeilijken en dat ze worden uitgescholden. Verder zien ze rechts van het midden van het wegdek een man liggen. Deze wordt even later met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Zij zien links van de plek waar het slachtoffer heeft gelegen bandensporen in de berm en twee à drie meter vóór de plaats waar het slachtoffer heeft gelegen, treffen ze verse glassplinters aan, vermoedelijk afkomstig van een autoruit, die verspreid liggen over een lengte van anderhalve meter.
In een tweede proces-verbaal beschrijft een van beide, voornoemde verbalisanten dat ze op 2 november 2014, tijdens een onderzoek ingesteld naar de verkeerssituatie, ter plaatse een ruitenwisser heeft gevonden, vermoedelijk afkomstig van de bus die de man heeft aanreden.
De man die door de ambulance is afgevoerd blijkt [slachtoffer] te zijn. Uit de medische informatie in het dossier blijkt dat hij beiderzijds een longkneuzing heeft opgelopen, alsmede een miltscheuring met bloeding rondom de milt en dat zijn bekken aan de linker kant is gebroken. De verwachting is dat volledige herstel enkele maanden in beslag zal nemen.
[slachtoffer] is door de politie gehoord omtrent de toedracht van zijn verwondingen, maar heeft verklaard zich niets te kunnen herinneren van de aanrijding.
Ook de echtgenote van [slachtoffer] en diverse vrienden van [slachtoffer] zijn gehoord. Uit hun verklaringen kan worden afgeleid dat [slachtoffer] en zijn echtgenote, samen met een aantal vrienden, die avond/nacht het Oktoberfeest in Arcen hadden bezocht en op weg naar huis waren. Op een gegeven moment kwam er een bus aan. Zij wilden deze bus aanhouden en vragen of ze mee konden rijden. Deze bus is uiteindelijk doorgereden en daarbij is [slachtoffer] onder de bus gekomen.
Verdachte heeft verklaard dat - alhoewel hij dat op dat moment zelf niet had bemerkt- hij die nacht de chauffeur moet zijn geweest van de bus die [slachtoffer] heeft aangereden.
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] in de nacht van 18 op 19 oktober 2014 is aangereden door een bus die werd bestuurd door verdachte, waarbij [slachtoffer] zware verwondingen heeft opgelopen.
De volgende vraag die de rechtbank zich heeft gesteld is hoe de aanrijding tussen [slachtoffer] en de bus precies heeft plaatsgevonden.
Precieze toedracht?
Verdachte heeft hieromtrent – kort samengevat – verklaard dat hij met zijn bus een andere groep feestgangers had opgehaald. Bij het wegrijden van de feestlocatie was het erg onoverzichtelijk door de vele mensen die daar liepen, en werd de weg voor de bus vrijgemaakt door een verkeersregelaar. Na het achter zich laten van deze drukte reed verdachte, zo schat hij, ongeveer 20 km/uur. Op een bepaald moment werd hij gehinderd door een groep feestgangers die midden op de weg stond, waardoor hij moest stoppen. Deze mensen gaven aan dat ze ook mee wilden rijden. Ze begonnen tegen de bus te slaan en te trappen en er sprong een zijruit van de bus kapot. De mensen in de bus begonnen te schreeuwen. Een man (van de groep buiten) sloeg aan de bestuurderszijde tegen de voorruit waardoor een grote ster in die voorruit kwam. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij bang werd dat de groep zijn gehele bus zou vernielen, dat hij vreesde voor de passagiers in de bus en voor hemzelf en dat hij daarom besloot weg te rijden. Hij liet daarom de rem van zijn bus los, die hierdoor begon te rollen. Hij stuurde naar links
- door de berm - om de groep mensen niet te raken. Verdachte is toen verder gereden en heeft verderop de politie gebeld om de vernieling aan zijn bus te melden. De politie had inmiddels gehoord over de aanrijding, heeft hem dat verteld en vroeg hem de bus op een veilige plaats stil te zetten en te wachten. Dat heeft hij gedaan.
Van de groep waar [slachtoffer] mee op stap was zijn negen personen gehoord, waaronder zijn echtgenote. Uit deze negen verklaringen komt naar voren dat de groep van [slachtoffer] inderdaad midden op de weg liep en dat de groep de bus van verdachte wilde laten stoppen, omdat ze met deze bus wilden meerijden.
Anders dan verdachte, verklaren deze getuigen echter niet dat verdachte de bus ook daadwerkelijk heeft gestopt. Een aantal getuigen verklaren juist expliciet dat de bus geen vaart minderde of juist harder ging rijden op het moment dat (een aantal mensen van) de groep voor de bus stond. Voorts verklaren de meeste van deze getuigen ook niets over vernielingen aan de bus. Maar er zijn ook getuigen uit de groep van [slachtoffer] die hier wel over verklaren. Bijvoorbeeld getuige [getuige 1] . [getuige 1] heeft verklaard dat hij - op het moment dat de bus hem voorbij reed - zag dat een ruit aan de rechterzijde van de bus vernield was.
Over het moment van - en de wijze waarop - de daadwerkelijk aanrijding tussen de bus en [slachtoffer] heeft plaatsgevonden verklaren de echtgenote en vrienden van [slachtoffer] eveneens verschillend. Zo verklaart [naam echtgenote slachtoffer] (de echtgenote van [slachtoffer] ) dat haar man werd overreden door de bus nadat hij – achteruit lopend – zou zijn gevallen. Getuige [getuige 2] verklaart hierover echter dat [slachtoffer] iets vast had aan de bus en aan de bus hing. De bus ging toen steeds harder rijden. [slachtoffer] werd meegesleurd, liet los, en kwam toen onder de bus.
Naast verdachte en de groep van [slachtoffer] zijn nog drie andere getuigen gehoord. Deze getuigen zaten in de bus van verdachte ten tijde van de aanrijding. Alle drie deze getuigen verklaren dat er van buitenaf tegen de bus werd geslagen en dat er een raam kapot ging. Volgens twee getuigen ontstond er paniek dan wel een schrikreactie voorin de bus.
Door de politie is ook nog een VerkeersOngevallenAnalyse (VOA) uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er geen contactpunt tussen de voetganger en de bus kon worden vastgesteld. Wel zijn er de volgende beschadigingen aan de bus waargenomen: vernielde rechter ruitenwisser, vernielde ruit aan de rechterzijkant en beschadiging van de voorruit ter hoogte van de bestuurdersplaats.
De rechtbank overweegt dat zij noch op grond van de hierboven weergegeven verklaringen, noch op grond van de VOA of andere stukken in het dossier kan vaststellen hoe en/of waardoor [slachtoffer] nu precies onder de bus van verdachte terecht is gekomen. Wanneer de rechtbank sec kijkt naar het aantal verklaringen, dan blijkt dat in het merendeel van de verklaringen als oorzaak wordt gesteld dat verdachte zonder vaart te minderen zomaar over [slachtoffer] is heengereden, terwijl deze midden op de weg voor de bus stond.
Toch gaat de rechtbank hier niet vanuit. Het feit dat het merendeel van de verklaringen van dit scenario uitgaat, maakt immers niet dat de aanrijding ook daadwerkelijk zo heeft plaatsgevonden. Er is bovendien geen technisch bewijs dat deze verklaringen ondersteunt, terwijl er juist wel (technisch) bewijs is dat de verklaring van verdachte ondersteunt. In de eerste plaats verklaren twee van de getuigen die zich in de bus bevonden ( [getuige 3] en [getuige 4] ) beiden dat de bus, nadat op de ramen was geslagen,
weerging rijden. Met andere woorden: de bus stond eerst stil. In de tweede plaats is op het registratieblad van de tachograaf van de bus van verdachte af te lezen dat verdachte inderdaad even heeft stilgestaan met zijn bus, en dat dit vlak voor de aanrijding moet zijn geweest.
Voorts staat in de VOA dat er inderdaad beschadigingen aan de bus van verdachte zijn waargenomen en blijkt uit het registratieblad afkomstig uit de tachograaf dat de maximale snelheid van de bus ongeveer 32 km/uur is geweest. Tot slot hebben de verbalisanten die als eerste ter plaatste waren in de linkerberm (brede) bandensporen aangetroffen. Deze bandensporen ondersteunen de verklaring van verdachte dat hij door de linkerberm is weggereden.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank voor wat betreft de gang van zaken uitgaan van de verklaring van verdachte.
Artikel 6 WVW?
Dit brengt de rechtbank bij de vraag of verdachte, door te handelen zoals hij heeft verklaard te hebben gedaan, schuld heeft (in juridische zin) aan de aanrijding met [slachtoffer] , ten gevolge waarvan [slachtoffer] zware verwondingen heeft opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat zij, op grond van het vorenstaande, niet kan vaststellen dat sprake is geweest van het onverantwoord (weg)rijden door verdachte, dan wel van een ander aan verdachte te verwijten zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend, en/of onachtzaam verkeersgedrag. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte bestuurde een bus die midden in de nacht door een groep feestgangers werd belaagd en gemolesteerd. Verdachte heeft zijn bus op dat moment geheel tot stilstand gebracht. De feestgangers wilden toegang tot zijn bus forceren. Verdachte vreesde voor zijn bus en de veiligheid van zijn passagiers en hemzelf. Hij besloot weg te rijden. Bij het wegrijden heeft hij zijn bus naar links gestuurd om zo te voorkomen dat hij mensen uit de groep die hem belaagde zou raken. Ter terechtzitting heeft hij voorts nog verklaard dat hij, voordat hij wegreed, goed had gekeken en niemand voor zijn bus heeft zien staan.
Onder de gegeven omstandigheden acht de rechtbank de beslissing van verdachte om weg te rijden goed invoelbaar. Blijkens zijn eigen verklaring heeft hij bij dit wegrijden de nodige voorzichtigheid in acht genomen. Derhalve acht de rechtbank - anders dan de officier van justitie - niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte schuld heeft in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank zal verdachte derhalve van het hem primair ten laste gelegde vrijspreken.
A
rtikel 5 WVW?
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij, op het moment dat er een groep mensen voor zijn bus stond, de rem van deze bus heeft losgelaten, waardoor die bus is gaan rijden en verdachte is weggereden. Door weg te rijden terwijl de bus werd omgeven door een grote groep mensen, heeft verdachte een gevaar op de weg veroorzaakt, hetgeen heeft geresulteerd in het overrijden van een tot de groep behorende persoon, [slachtoffer] . Ondanks het ontbreken van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW acht de rechtbank overtreding van artikel 5 van de WVW wel wettig en overtuigend bewezen, aangezien “schuld” geen bestanddeel is van deze overtreding.