3.4.2De bewijsmiddelen en de bewijsoverweging voor de voorbedachte raad
3.4.2.1.
De aankoop van het mes
De verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 15 april 2016 verklaard dat [slachtoffer] hem op 6 mei 2015 twee keer heeft bedreigd en wel op het werk en in de supermarkt (de Albert Heijn te Elsloo). [slachtoffer] had tegen hem gezegd dat hij zijn huis zou gaan neuken en dat hij die avond naar hem toe zou komen. Op dat moment heeft verdachte besloten om het mes te kopen. Hij heeft verklaard dat hij dit deed omdat hij het gevoel had dat zijn vrouw en hij in gevaar waren. De getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3]hebben niet gezien dat verdachte een mes bij zich had of had gekocht toen hij met bier uit de supermarkt (Albert Heijn) kwam. Ook [getuige 4]heeft verklaard dat verdachte alleen bier had gekocht. De verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 15 april 2016 verklaard dat hij de verpakking van het mes thuis heeft weggegooid en dat hij het mes niet aan zijn vrouw heeft laten zien. De bedrijfsleider van die Albert Heijn aan de Stationsstraat 110 te Elsloo heeft op verzoek van de politie het computersysteem nagekeken. Op 6 mei 2015 te 17:31:53 uur werden in de winkel aan kassa 4 aan een klant een groentenmes en twee keer 6 blikken bier verkocht.
3.4.2.2.
Telefonisch contact tussen verdachte en [slachtoffer] en tussen verdachte en [manager uitzendbureau]
De verdachte heeft ter terechtzitting op 15 april 2016 verklaard dat hij, nadat hij het mes had gekocht, in de auto is gestapt en met zijn collega’s naar huis is gereden. Hij heeft ook verklaard dat hij bang was dat [slachtoffer] eerder dan hij zelf bij zijn huis aan zou komen. Hij maakte zich zorgen om zijn vrouw. Hij heeft een van zijn collega’s om het telefoonnummer van [slachtoffer] gevraagd en hem gebeld. Hij heeft [slachtoffer] gevraagd hoe laat hij zou komen. Verdachte wilde [slachtoffer] bang maken en hem laten zien dat hij niet bang was. Hij hoorde [slachtoffer] zeggen dat hij er nu aan zou komen. De verdachte heeft verklaard dat hij dit deed met de bedoeling om hem ervan te doen afzien om te komen. Uit gesprekgegevens blijkt dat met het telefoonnummer van verdachte ( [telefoonnummer 1] ) op 6 mei 2015 om 18:31:09 is gebeld naar het telefoonnummer van [slachtoffer] ( [telefoonnummer 2] ). Op 6 mei 2015 te 19.12 uur kreeg de manager van het uitzendbureau waarvoor verdachte werkte, [manager uitzendbureau] , een telefoontje van verdachte. Verdachte vertelde deze [manager uitzendbureau] dat [slachtoffer] daar was gekomen om zijn moeder en vrouw te neuken, maar dat hij, verdachte, hem had gepakt of iets had aangedaan; [slachtoffer] lag buiten op de grond in het bloed, zo zei verdachte tegen [manager uitzendbureau] , en politie en de ambulance waren gekomen om hem, verdachte, mee te nemen.
3.4.2.3.
Camerabeelden [adres] Reijmerstok en eigen waarneming rechtbank
Uit de camerabeeldenblijkt dat
omstreeks 18:33 uureen donkerkleurige personenauto de oprit van het perceel [XX] oprijdt en dat daaruit personen stappen,
-
omstreeks 18:40:30uur een persoon, verder te noemen persoon 1= verdachte, hierna verdachte], de oprit verlaat en gezien zijn looprichting naar links de [adres] inloopt,
-
tussen 18:41:14 uur en 18:57:01uur verdachte diverse keren de oprit oploopt en weer uit beeld verdwijnt,
- te
19:01:04 uurverdachte de oprit oploopt, komende uit de richting van het portaal, de [adres] inloopt tot voorbij de poort van perceel 30.
- te
19:02:01 uurverdachte zich omdraait en terugloopt richting oprit,
- te
19:02:05 uureen grijskleurige personenauto de oprit oprijdt, en vervolgens aan de rechterzijde schuin voor de donkerkleurige personenauto wordt geparkeerd - te 19:02:21 uur verdachte weer de oprit oploopt,
- te 19:02:22 uur een persoon, verder te noemen persoon 2 [ = slachtoffer [slachtoffer] , hierna [slachtoffer] ], aan de bestuurderszijde uit de zilverkleurige auto stapt,
[slachtoffer] heeft lichtkleurige bovenkleding aan, en draagt een donkerkleurig op een tas gelijkend voorwerp in zijn rechterhand,
- te 19:02:29 uur beide personen tegenover elkaar staan,
-
te 19:02:30 uur er een schermutseling plaatsvindt tussen beide personen, waarbij verdachte een slaande beweging met zijn linkerhand in de richting van [slachtoffer] maakt,
- te 19:02:31 uur [slachtoffer] een achterwaartse beweging maakt, een beweging gelijkende op het incasseren of het ontvangen van een klap,
-
- te 19:02:32 uur [slachtoffer] met zijn bovenlichaam een beweging naar links maakt, lijkend op het in elkaar krimpen van het lichaam,
- na de vernoemde beweging verdachte en [slachtoffer] zich opgaand de oprit op bewegen en uit beeld verdwijnen,
- te
19:02:43 een persoon 3(blijkens het dossier de getuige [getuige 1] , hierna [getuige 1] ) uit de richting van het portaal komt en in de richting van verdachte en [slachtoffer] loopt,
- te 19:02:49 uur alle eerder aangeduide personen weer in beeld komen, er op duwen en trekken gelijkende bewegingen worden gemaakt,
- te 19:02:51 uur [slachtoffer] naar de grond gaat en op de knieën terecht komt,
- te 19:02:55 uur alle drie de personen weer op hun voeten staan en bewegingen gelijkend op trekken en duwen maken,
- te 19:03:06 uur de bewegingen, zoals eerder omschreven, stoppen,
- te 19:03:22 uur [slachtoffer] richting het zilverkleurig voertuig loopt, verdachte en [getuige 1] nagenoeg op dezelfde plaats blijven staan zoals eerder omschreven, ter hoogte van het portaal.
- te 19:03:25 [slachtoffer] een bukkende beweging maakt aan de bestuurderszijde van het zilverkleurig voertuig en een donkerkleurig, op een tas gelijkend voorwerp, opraapt.
- de verdachte en [getuige 1] nog steeds op eerder aangeduide plaats staan.
-
te19:03:30 uur [slachtoffer] de tas in zijn linkerhand heeft en met de rugzijde richting bestuurderszijde auto en het gelaat richting portaal staat.
- te 19:03:44 uur [slachtoffer] met zijn bovenlichaam een beweging naar rechts maakt, lijkend op het in elkaar krimpen van het lichaam,
- verdachte en [getuige 1] nog steeds op nagenoeg dezelfde plaats staan,
- te 19:03:48 uur [slachtoffer] nog steeds met zijn bovenlichaam rechts naar beneden stilstaat, zoals eerder omschreven en verdachte en [getuige 1] zich richting portaal bewegen,
- te 19:03:51 uur verdachte uit beeld verdwijnt en [getuige 1] ter hoogte van het portaal blijft staan,
-
te 19:03:53 uur [slachtoffer] weer rechtop staaten [getuige 1] nog steeds ter hoogte van het portaal staat,
-
te 19:03:55 uur [slachtoffer] vier voorwaartse stappen richting het portaal maakt en vervolgens recht vooruitvallende met volle kracht naar de grond gaat ter hoogte van [getuige 1],
- te 19:04:03 uur [getuige 1] uit beeld verdwijnt en verdachte ter hoogte van het portaal op de grond ligt,
- te 19:04:57 uur personen zichtbaar zijn ter hoogte van het portaal,
- het lichaam van [slachtoffer] gedraaid wordt,
- te 19:18 uur politie en ambulance ter plaatse zijn.
3.4.2.4 Bewijsoverweging voorbedachte raad
De rechtbank is van oordeel dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. Daartoe het volgende.
Hiervoor onder 3.4.2.1 is al beschreven waar en waarom verdachte het mes heeft gekocht. Naar de uiterlijke verschijningsvorm is dit aankoopmoment het moment waarop de verdachte het besluit heeft genomen om het mes eventueel en op enigerlei wijze te gebruiken in een confrontatie met [slachtoffer] . Vanuit de Albert Heijn te Elsloo zijn verdachte en zijn collega’s via Cadier en Keer, waar een andere supermarkt, de Jumbo, werd bezocht, naar huis gereden. Al die tijd in de auto samen met zijn collega’s heeft verdachte vervolgens niet van het mes gerept. Eenmaal thuis om 18.33 uur (zie hiervoor onder r.o. 3.4.2.3), dus ruim een uur later, zei verdachte ook tegen zijn vrouw niet dat hij een mes had gekocht. Hij haalde het mes daar wel uit de verpakking en stak het bij zich in zijn achterzak. Vervolgens vroeg hij zijn collega’s om het telefoonnummer van [slachtoffer] en belde hem om 18:31:09 uur, naar eigen zeggen om hem bang maken en hem laten zien dat hij zelf niet bang was. Uit de camerabeelden blijkt dat de verdachte vanaf de oprit de [adres] in loopt. Vervolgens komt hij weer in beeld en loopt hij te ijsberen. Kennelijk wacht hij op [slachtoffer] , zo heeft verdachte ook ter terechtzitting bevestigd. Om 19.02.05 rijdt [slachtoffer] de oprit op. Om 19.02.29 staan verdachte en [slachtoffer] tegenover elkaar. Om 19.02.30 vindt een schermutseling tussen de verdachte en [slachtoffer] plaats. Daarbij maakt de verdachte als eerste een slaande beweging met zijn linkerhand in de richting van [slachtoffer] die vervolgens in elkaar krimpt. Ten slotte belt verdachte nadat hij [slachtoffer] heeft neergestoken zijn baas [manager uitzendbureau] met de mededeling als hierboven onder 3.4.2.2 weergegeven.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld toen hij met het mes naar [slachtoffer] heeft gestoken. De rechtbank neemt op grond van genoemde feiten en omstandigheden als vaststaand aan dat de verdachte vóór de uitvoering van zijn daad heeft nagedacht over de mogelijke betekenis en eventuele gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is in het licht van die feiten en omstandigheden derhalve geen sprake.
De raadsman heeft gesteld dat sprake is van contra-indicaties die aan voorbedachte raad in de weg staan. Zo heeft de verdachte volgens de raadsman noch voorafgaand aan het feit noch daarna enige handeling verricht om zijn daderschap te verhullen. De rechtbank stelt daarentegen vast dat er niets te verhullen viel. De verdachte werd immers op heterdaad betrapt. Bovendien had de verdachte zich op het moment dat hij zei dat hij het had gedaan nog niet gerealiseerd dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelen was overleden. De raadsman stelt voorts dat verdachte bang was voor [slachtoffer] . De rechtbank ziet dit niet als contra-indicatie voor voorbedachte raad; die angst kan hem ook juist tot zijn daad hebben gebracht. Ten slotte heeft de raadsman gesteld dat de verdachte “Ga weg ga weg” tegen het slachtoffer zou hebben geroepen volgens de getuige [getuige 3] . De rechtbank is van oordeel dat niet blijkt op welk moment [slachtoffer] dat geroepen heeft. De camerabeelden geven geen aanleiding om te concluderen dat verdachte dit vóór zijn daad tegen [slachtoffer] heeft geroepen, nu hij vrijwel meteen toen hij tegenover [slachtoffer] stond de slaande beweging heeft gemaakt als gevolg waarvan [slachtoffer] achteruit deinsde en in elkaar kromp. Gezien het vervolg van het incident, moet dit het moment zijn geweest waarop het dodelijke letsel is toegebracht. De verdachte heeft [slachtoffer] naar het oordeel van de rechtbank opgewacht en heeft meteen de confrontatie gezocht, met het mes in de aanslag.
Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht moord bewezen.