Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de mondelinge behandeling.
2.Het geschil
3.De beoordeling
816,00
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft eiseres een vordering ingesteld in kort geding tot verwijdering van grond die zij als chemisch verontreinigd beschouwt. Eiseres stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de beoordeling van haar vordering, omdat de verontreinigde grond op haar perceel is gestort door gedaagde. Eiseres is van mening dat de verontreiniging leidt tot verdere schade aan de bodem en dat de kosten voor bodemsanering zullen oplopen. Gedaagde betwist echter dat de grond verontreinigd is en stelt dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat eiseres niet in staat is geweest om aan te tonen dat de grond daadwerkelijk chemisch verontreinigd is. Er is geen bodemonderzoek uitgevoerd en de stellingen van eiseres zijn niet voldoende onderbouwd. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is en komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering. Eiseres wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering en wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.