Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2],
ANDA-ZORG B.V.,
JASMIJN ZORG B.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding van 14 april 2016, met producties,
- de brief van 15 april 2016 van [eisers] c.s.,
- de e-mails van 15 en 17 april 2016 van het Zorgkantoor, met bijlagen,
- de akte vermeerdering eis,
- de mondelinge behandeling van 18 april 2016,
- de pleitnota van [eisers] c.s.,
- de pleitnota van het Zorgkantoor.
2.Het geschil
3.De beoordeling
31 december 2014.
- het Zorgkantoor is het onderzoek aangevangen in november 2014 en heeft bij (de vennoten van Reset) [eiser sub 1] en [eiser sub 2] informatie opgevraagd,
- het Zorgkantoor heeft op 10 april 2015 in het kader van het onderzoek met hen gesproken,
- [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn bij brief van 4 september 2015 geïnformeerd over de bevindingen uit het onderzoek, onder meer dat een bedrag van € 236.247,14 van de verantwoording is afgekeurd,
- in die brief is tevens aangegeven dat vermoed wordt dat Anda-Zorg en Jasmijn Zorg, waarvan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] , hoewel zij formeel geen bestuurder zijn, maar waar zij volgens het Zorgkantoor wel bij zijn betrokken, op eenzelfde manier als Reset de zorg verantwoorden en activiteiten aanbieden die niet gelden als AWBZ-zorg,
- bij brief van 2 oktober 2015 heeft het Zorgkantoor [eiser sub 1] en [eiser sub 2] nader geïnformeerd met een specificatie van de goed- en afgekeurde bedragen per budgethouder.
- dat de budgethouder evenwel niet of slechts voor een deel in staat is om te voldoen aan de verplichtingen die bij een PGB horen, hetgeen (mede) is veroorzaakt door het handelen van zorgverlener Reset Zorg Advies en Coaching v.o.f., verder te noemen “de zorgverlener” (…). Deze zorgverlener heeft naar het oordeel van het Zorgkantoor meer zorg bij de budgethouder in rekening gebracht dan daadwerkelijk is geleverd. Daarnaast kan een deel van de geleverde zorg niet aangemerkt worden als AWBZ zorg en kan dan ook niet met een pgb ingekocht worden. Deze zorg is ten onrechte verantwoord bij het zorgkantoor. Naar het oordeel van het Zorgkantoor wist de zorgverlener dat, of behoorde de zorgverlener dat te weten;
- dat de budgethouder van mening is dat hij/zij vanwege (onder andere) de door het zorgkantoor vastgestelde onrechtmatigheden, danwel de hierboven genoemde feiten, vorderingen heeft op de zorgverlener en/of tegen de bij de zorgverlener betrokken personen, bestuurders of feitelijke (mede-)beleidsbepalers, zulks op grond van (met name) nietigheid of vernietigbaarheid van gesloten overeenkomsten, wanprestatie, onrechtmatige daad, ongerechtvaardigde verrijking, of soortgelijke en/of andere vorderingen;
- dat de budgethouder immers de onvoldoende verantwoording aan het Zorgkantoor verwijt aan de handelwijze van de zorgverlener en de bij de zorgverlener betrokken personen. Deze handelwijze strekte samengevat tot een juridisch aanvechtbare overeenkomst met de zorgverlener, respectievelijk tot onvoldoende danwel ondeugdelijke danwel frauduleuze uitvoering daarvan met bijvoorbeeld onjuiste declaraties. Dit resulteerde in onvoldoende of ondeugdelijke verantwoording door de budgethouder;
1 mei 2016 waarop zo veel mogelijk budgethouders die te goeder trouw zijn duidelijkheid moet zijn verschaft. De voorzieningenrechter volgt [eisers] c.s. niet in de stellingname dat dit jegens hen onrechtmatig zou zijn.
€ 619,00 aan griffierecht en € 816,00 aan salaris advocaat).