ECLI:NL:RBLIM:2016:3527

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
25 april 2016
Zaaknummer
03/866174-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met een minderjarige prostituee in Valkenburg

Op 26 april 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige prostituee. De verdachte, bijgestaan door mr. I.T.H.L. van de Bergh, werd beschuldigd van het plegen van seksuele handelingen met een meisje dat op het moment van de feiten zestien jaar oud was. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 13 april 2016, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie achtte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, verwijzend naar verklaringen van de verdachte, telecomgegevens en getuigenverklaringen. De verdediging betwistte de beschuldigingen en stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de seksuele handelingen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 10 oktober 2014 in Valkenburg bij het meisje was geweest en dat er voldoende bewijs was voor de ontuchtige handelingen. De rechtbank achtte het ongeloofwaardig dat de verdachte geen seksuele handelingen had verricht, gezien de verklaringen van het slachtoffer en de bewijsstukken. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van één dag op, in combinatie met een taakstraf van 240 uur. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, vooral gezien de impact op het minderjarige slachtoffer en de maatschappelijke gevolgen van jeugdprostitutie. De benadeelde partij, het slachtoffer, vorderde schadevergoeding, maar de rechtbank verklaarde haar niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting voor het strafgeding zou opleveren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866174-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 april 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adres]
De verdachte wordt bijgestaan door mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 april 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officieren van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat een persoon tegen betaling seksuele handelingen heeft verricht met verdachte terwijl die persoon de leeftijd van zestien jaren maar nog niet die van achttien jaren had bereikt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie achten het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Zij verwijzen hierbij naar de verklaring van verdachte dat hij op 10 oktober 2014 in Valkenburg bij het meisje is geweest en dat hij daaraan voorafgaand sms-contact heeft gehad met het meisje. Verdachte heeft € 100,- of € 150,- betaald aan de pooier. Verder verwijzen zij naar de telecomgegevens en de verklaring van het meisje en haar pooier dat zij met veel klanten seks heeft gehad. Ten slotte verwijzen zij naar het gegeven dat de voornaam van verdachte in de werktelefoon van het meisje is aangetroffen en naar het gegeven dat verdachte op 15 oktober 2015 wederom heeft geprobeerd een afspraak te maken. Dat verdachte heeft verklaard dat hij geen seks heeft gehad met het meisje is ongeloofwaardig.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de verklaring van verdachte dat er geen seks heeft plaatsgevonden tussen hem en het meisje onvoldoende weerlegging vindt in de andere bewijsmiddelen. Er zijn klanten geweest die onverrichter zaken zijn vertrokken. Het DNA onderzoek heeft geen match opgeleverd. Niet valt in te zien dat het meisje alle klanten die ze heeft gehad, heeft onthouden. Dat de naam van verdachte in de werktelefoon van het meisje is aangetroffen is onvoldoende redengevend. De verklaring van het meisje dat zij ‘als het goed is’ seks heeft gehad met de personen die onder een naam in haar werktelefoon zijn opgeslagen en aangetroffen, laat ook ruimte voor het wel opslaan in de telefoon maar niet hebben van seks. Daarom dient vrijspraak te volgen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
In het kader van de vermissing van [slachtoffer] , geboren op [geboortegegevens slachtoffer] werd verbalisant [naam] op 14 oktober 2014 tweemaal telefonisch benaderd door [vader slachtoffer] , de vader van [slachtoffer] . In het tweede gesprek deelde de vader mede dat zijn dochter mogelijk in hotel [locatie] of Hotel [locatie] te Valkenburg zou verblijven en dat er foto’s van haar op een internetsite stonden genaamd Kinky.nl. Kinky.nl is een site waar prostitutiediensten worden aangeboden.
Verbalisant [naam] bezocht de site Kinky.nl en trof foto’s aan van een vrouwelijk persoon die adverteerde onder de naam “ [slachtoffer] ”. De vader van [slachtoffer] bevestigde dat op deze foto’s inderdaad zijn dochter te zien was.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
Op 14 oktober 2014 observeert een observatieteam het appartementencomplex behorende bij het hotel “ [locatie] ” te Valkenburg aan de Geul. Gezien wordt dat een jongeman, die wordt herkend als [betrokkene] , op verschillende tijdstippen verschillende mannen de toegang biedt via de algemene toegangsdeur van het appartementencomplex. Verder wordt gezien dat op de derde verdieping van het complex een blonde jonge vrouw, die herkend wordt als [slachtoffer] [2] , even door een raam kijkt. Op 14 oktober 2014 wordt [betrokkene] in de badkamer van het appartement aangehouden. In de wasbak van het appartement ligt een witte Iphone 4. [slachtoffer] (geboren op [geboortegegevens slachtoffer] ) [3] en een andere man worden tevens in hetzelfde appartement aangehouden. [4] [slachtoffer] verklaart dat ze gemiddeld 4 à 5 klanten per dag heeft gehad in de periode 29 september 2014 tot en met 14 oktober 2014. [5] Zij verklaart dat de witte I-phone haar werktelefoon was. [6] Zij verklaart verder dat zij het nummer opsloeg in haar werktelefoon van mensen die met haar sms’ten en ze sloeg de (echte) naam op van personen die als klant bij haar waren gekomen. [7] De inbeslaggenomen werktelefoon wordt door de politie onderzocht. Blijkens onderzoek staat in de inbeslaggenomen werktelefoon een contact onder de naam [verdachte] ” met telefoonnummer [telefoonnummer slachtoffer] . [8] Uit een CIOT bevraging [9] blijkt een van de telefoonnummer op naam te zijn gesteld van verdachte. Verdachte bevestigt tijdens zijn verhoor bij de politie dat het telefoonnummer zijn telefoonnummer betreft. [10] Uit het onderzoek naar het nummer van verdachte wordt opgemaakt dat op 10 oktober 2014 het nummer van verdachte binnenkomt op een zendmast welke direct valt onder de locatie van Hotel 2000 te Valkenburg. [11]
Verdachte heeft verklaard [12] kort zakelijk weergegeven:
Ik ben op 10 oktober 2014 bij het meisje geweest in een hotel in Valkenburg. Ik heb gekeken op een advertentie van Seksjobs.nl. Wij hadden voor de afspraak vaak sms-contact gehad. Toen ik bij het hotel arriveerde, heb ik een sms gestuurd. Ik voelde me voor het hotel bekeken. Dat voelde niet fijn. Het meisje is me komen halen. Ik schrok toen ik bij de kamer een man zag staan. Ik heb het geld (€ 100,- - € 150,-) aan hem moeten geven. Ik had er een vreemd gevoel bij, ook al ging de man weg. Ik had de indruk dat er een bende achter kon zitten, gelet op het gevoel dat ik buiten bekeken werd en binnen geconfronteerd werd met een man. Ik heb gepraat met het meisje maar geen seks gehad met haar. Ik heb op 15 oktober 2014 ook nog een keer een sms bericht gestuurd waarin afkorting ‘zc’ staat en die afkorting staat voor ‘zonder condoom’.
Conclusie
De rechtbank stelt aan de hand van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 10 oktober 2014 in Valkenburg in Hotel 2000 bij het meisje is geweest. Verdachte had van tevoren een afspraak gemaakt met het meisje. In de werktelefoon van het meisje wordt de naam “ [verdachte] ” aangetroffen onder het nummer [telefoonnummer slachtoffer] . Dit nummer blijkt van de verdachte te zijn. Het meisje heeft verklaard dat zij de naam in haar werktelefoon opsloeg van personen die bij haar zijn geweest. Verder heeft zij op de vraag of zij met de klanten die in de telefoon zijn opgeslagen seks heeft gehad, geantwoord: “Als het goed is wel”. [13] Verdachte heeft op 15 oktober 2014 nogmaals een sms bericht gestuurd naar het slachtoffer met de volgende inhoud:
“Hey! Alles goed met je? Zin nog om te ontvangen straks? Omstreeks 17u à 18u? Hoeveel vraag je voor een vluggertje zc? Ik heb niet zoveel tijd. X Ben.
De verklaring van verdachte dat er op 10 oktober 2014 geen seksuele gedragingen tussen hem en het meisje hebben plaatsgevonden vindt zijn weerlegging in de genoemde bewijsmiddelen en acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig. Welke handelingen precies zijn verricht door en met het slachtoffer kan de rechtbank niet vaststellen maar gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen gaat het om een van de handelingen die in de tenlastelegging is omschreven.
De rechtbank acht gelet op al het bovenstaande het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen op de wijze als vermeld onder 3.4.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 10 oktober 2014, te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [geboortegegevens slachtoffer] die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, bestaande die ontucht uit
- het aanraken en/of betasten en/of voelen van de borsten en/of de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het doen aanraken van en/of doen wrijven over en/of doen trekken aan zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] .

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien maar nog niet van achttien jaren heeft bereikt
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. De officier van justitie heeft hiertoe gewezen op de impact van jeugdprostitutie voor het individuele slachtoffer en de massaliteit van dit verschijnsel. Uit informatie van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Misbruik tegen Kinderen blijkt er in 2014 sprake van 300 mogelijke slachtoffers van jeugdprostitutie met de Nederlandse nationaliteit. Op 1 juni 2015 is een Richtlijn van Strafvordering art 248b SR in werking getreden, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen 2 categorieën. Categorie 1 betreft ontucht zonder seksueel binnendringen van het lichaam, categorie 2 ontucht met seksueel binnendringen van het lichaam. Voor categorie 1 geldt een bandbreedte van 1 tot 6 maanden gevangenisstraf; voor categorie 2 van 6 tot 15 maanden gevangenisstraf.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich (bij een eventuele bewezenverklaring) op het standpunt dat het opleggen van een taakstraf in combinatie met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 dag een passende sanctie vormt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte maakt deel uit van de groep jeugdprostitutieklanten die terecht staat in de zogenaamde ‘Valkenburgse zedenzaak’. De rechtbank realiseert zich dat dit een grote impact heeft op de levens van àlle betrokkenen. In de eerste en voornaamste plaats op dat van het minderjarige slachtoffer en haar naasten. Dat verwoordt zij ook in de slachtofferverklaring die ter terechtzitting is voorgelezen. Daarnaast heeft de zaak van begin af aan kunnen rekenen op bijzonder veel publiciteit. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit ook belastend is voor de verdachten en hun directe omgeving, althans voor zover die door verdachten op de hoogte is gebracht.
Het hebben van seks met een minderjarige prostituee is strafbaar gesteld in artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht. Hierin staat de bescherming van minderjarigen centraal. Zij moeten kunnen opgroeien in een omgeving waar zij zich veilig kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebied. Gezien hun jeugdige leeftijd kan van hen niet worden verwacht dat zij zelf voldoende in staat zijn hun seksuele integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien.
Jeugdprostitutie is een ernstig zedendelict. De grote hoeveelheid mannen (enkele tientallen) die in een relatief korte periode van tien dagen in een hotelkamer tegen betaling seks hadden met een meisje van 16 jaar heeft de maatschappij extra geschokt. De rechtbank benadrukt in dit verband echter dat zij bij het bepalen van de straf bij iedere verdachte afzonderlijk moet beoordelen welk verwijt hem individueel kan worden gemaakt.
De rechtbank heeft bewezenverklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het gebruik maken van de diensten van een minderjarige prostituee. De verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit en de psychische staat van de minderjarige in ernstige mate geschonden en bijgedragen aan het in stand houden van jeugdprostitutie. De rechtbank weegt ten bezware van verdachte mee dat hij getracht heeft te verhullen dat hij seksueel contact met het meisje heeft gehad, door onder andere te vertellen dat er een bende achter zat. Hoe dit te rijmen is met zijn eigen verklaring dat hij op 10 oktober 2014 desondanks naar het meisje is geweest en met zijn sms van vijf dagen later waarin hij vraagt om ‘een vluggertje zc’ heeft de verdachte niet duidelijk kunnen maken.
Voor jeugdprostitutie is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt. De rechtbank vindt die in elk geval op haar plaats als de verdachte bewust ontucht wilde plegen met een minderjarige. De rechtbank houdt er echter rekening mee dat uit het strafdossier niet kan worden afgeleid dat verdachte bewust op zoek was naar een seksafspraak met een meisje dat jonger was dan 18 jaar. Hij reageerde op een advertentie op een website waar bij het profiel van het meisje de leeftijd van 18 jaar stond vermeld. Daarvan had verdachte zich echter moeten vergewissen, Dat heeft hij nagelaten en zo is hij in werkelijkheid terechtgekomen bij het minderjarige slachtoffer en daarvoor draagt hij verantwoordelijkheid. Zonder ook maar iets af te doen aan de ernst van het strafbare feit en de gevolgen voor het slachtoffer, is het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt beperkter dan in het geval dat hij wel bewust op zoek was gegaan naar een minderjarige of wist dat zij minderjarig was. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat de reclassering het recidiverisico inschat als laag.
Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank anders dan de officier van justitie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een te zware strafmodaliteit. De rechtbank is in overeenstemming met uitspraken in vergelijkbare zaken van oordeel dat een taakstraf al dan niet in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf het meest passend is. Op grond van het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht is deze strafmodaliteit voor jeugdprostitutie echter niet meer mogelijk. Artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht sluit immers uit dat de rechtbank (onder meer) voor dit feit kan volstaan met het opleggen van een enkele taakstraf. Daarom zal de rechtbank kiezen voor een in haar ogen minder bevredigende oplossing, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van één dag in combinatie met een taakstraf. Tegen een dergelijk gecombineerde straf verzet artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht zich niet.
Dit alles brengt mee dat de rechtbank een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van één dag in combinatie met een taakstraf van 240 uur.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert primair een bedrag aan immateriële schade van
€ 5.000,00 terzake van het tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit. Subsidiair vordert de benadeelde partij dat alle verdachten - die zich dienen te verantwoorden voor hun gedrag ten opzichte van het slachtoffer - moeten opkomen voor één en hetzelfde bedrag te weten een bedrag van € 25.000,00. Meer subsidiair verzoekt de benadeelde partij dat de rechtbank een smartengeld bedrag naar redelijkheid en billijkheid vaststelt.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat een bedrag van € 5000,00 dient te
worden toegewezen, zoals primair gevorderd. Tevens dient de schadevergoedingsmaatregel
te worden opgelegd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en dat daarom de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat hij in een civiele procedure meer instrumenten ter beschikking heeft om de vordering van de benadeelde partij op een deugdelijke manier te betwisten. Deze instrumenten (vrijwaring, beroep op eigen schuld in civielrechtelijke zin, etc.) kan hij nu niet inroepen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting vormt voor het strafgeding. Het is niet onwaarschijnlijk dat er voor de verdediging in het kader van een civiele procedure in een zaak als deze meer juridische instrumenten beschikbaar zijn om op een adequate wijze de vordering te betwisten. Die mogelijkheden heeft de verdediging nu niet. Dat artikel 361 Wetboek van Strafvordering voor de benadeelde partij ruimere mogelijkheden biedt om sneller (dan via een civiele procedure) een beslissing te krijgen op haar vordering, maakt nog niet dat dit ten nadele van verdachte moet gaan werken en ten koste moet gaan van de mogelijkheden die de verdediging tegen de vordering kan inbrengen tijdens een civiele procedure.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 248b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte voor het feit tot
een gevangenisstraf van 1 dag;
  • veroordeelt de verdachte voor het feit tot een taakstraf voor de duur van
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
Benadeelde partij
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder hun eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Goessen, voorzitter, mr. J. Wöretshofer en
mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van
26 april 2016.
Buiten staat
Mr. L. Feuth is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 oktober 2014, in elk geval in de periode van 29 september 2014 tot en met 14 oktober 2014 te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op 11 januari 1998 die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, bestaande die ontucht uit
- het aanraken en/of betasten en/of voelen van de borsten en/of de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het doen aanraken van en/of doen wrijven over en/of doen trekken aan zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] .
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866174-15
Proces-verbaal van de openbare zitting van 26 april 2016 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adres]
Raadsman is mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zittingzaal aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Eenheid Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2014119064 d.d. 10 oktober 2015 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van observatie d.d. 16 oktober 2014, doorgenummerde dossierpagina's 31 t/m 34.
3.Proces-verbaal van het informatief gesprek mensenhandel d.d. 14 oktober 2014, doorgenummerde dossierpagina 35.
4.Proces-verbaal van bevindingen betreden [adres] d.d. 15 oktober 2015, doorgenummerde
5.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 11 maart 2015, doorgenummerde dossierpagina’s 64-65.
6.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 4 december 2014, doorgenummerde dossierpagina 51.
7.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 11 maart 2015, doorgenummerde dossierpagina 62.
8.Proces-verbaal van bevindingen artikel 27 WvSv verdenking [verdachte] d.d. 15 april 2015, doorgenummerde
9.Proces-verbaal van bevindingen artikel 27 WvSv verdenking [verdachte] d.d. 15 april 2015, doorgenummerde
10.Geschrift, opgemaakt door een persoon van een vreemde staat, inhoudende de verklaring van de verdachte d.d. 13 mei 2015, doorgenummerde dossierpagina 384.
11.Proces-verbaal van bevindingen artikel 27 WvSv verdenking [verdachte] d.d. 15 april 2015, doorgenummerde
12.Verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 13 april 2016.
13.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 11 maart 2014, doorgenummerde dossierpagina 62.