ECLI:NL:RBLIM:2016:3422

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 april 2016
Publicatiedatum
21 april 2016
Zaaknummer
03/866459-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van uitlokking tot afpersing in strafzaak

Op 21 april 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het uitlokken van afpersing. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 7 april 2016, waarbij de verdachte verstek heeft laten verlenen. De officier van justitie stelde dat de verdachte anderen had uitgelokt om door geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van geld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van uitlokking. De rechtbank overwoog dat voor een bewezenverklaring van uitlokking dubbele opzet vereist is, wat inhoudt dat de verdachte zowel de intentie moet hebben gehad om een ander tot een delict te bewegen alsook op de hoogte moet zijn van de bestanddelen van dat delict. In dit geval bleek uit het dossier dat de verdachte niet bekend was met de persoon die de afpersing zou hebben gepleegd en dat hij slechts eenmalig contact met deze persoon had gehad. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden niet voldoende bewijs boden om te stellen dat de verdachte de afpersing had uitgelokt. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij, [slachtoffer 1], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte niet was veroordeeld voor het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/866459-14,
Verstek
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 april 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats en datum] ,
wonende te [adres] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 april 2016. Tegen de verdachte is verstek verleend. De officier van justitie heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte anderen heeft uitgelokt om door geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van een hoeveelheid geld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de ten laste gelegde uitlokking van afpersing wordt bewezenverklaard. De officier van justitie heeft daartoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat er een daadwerkelijke (poging tot) afpersing van [slachtoffer 1] en zijn echtgenote [slachtoffer 2] heeft plaatsgevonden door [naam 1] en [naam 2] . Deze hebben beiden verklaard dat zij via [naam 3] in contact zijn gekomen met [naam 4] en de opdracht hebben gekregen om bij [slachtoffer 1] geld te innen in een zakelijk conflict. [naam 4] heeft verklaard dat hij deze incasso-opdracht had gekregen van verdachte. Dat gebeurde via [naam 3] . [naam 3] was bij hem gekomen met een zakenpartner, genaamd [naam 5] . [naam 5] en [naam 3] waren bij verdachte in Zwitserland geweest. Verdachte zou hen gevraagd hebben geld te incassering bij [slachtoffer 1] en [naam 3] zou hebben voorgesteld dit via [naam 4] te doen. Voorts heeft verdachte zelf verklaard dat hij een miljoen euro beschikbaar heeft gesteld aan de persoon, die het geld zou innen. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte, door het uitloven van een dergelijk, ongebruikelijk hoog, bedrag aan een voor hem onbekend persoon (hij kende [naam 4] immers zelf niet), met het doel om geld te incasseren, alsmede het aan deze persoon beschikbaar stellen van een foto uit zijn privé-archief, de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het incasseren van het geld gepaard zou kunnen gaan met het gebruik van geweld.
3.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde uitlokking van afpersing heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 16 december 2009 werden aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in hun woning overvallen door [naam 2] en [naam 1] . Kern van onderhavige zaak is de vraag of verdachte deze afpersing heeft uitgelokt.
Voor een bewezenverklaring van uitlokking is dubbele opzet vereist. Het opzet van de uitlokker, zoals dat expliciet in artikel 47 Wetboek van Strafrecht wordt genoemd, moet gericht zijn op zowel het uitlokken van een ander tot het plegen van een delict als op alle bestanddelen van dat delict, i.c. het door geweld of bedreiging met geweld een ander te dwingen tot afgifte van geld.
Uit het dossier blijkt dat verdachte van mening was dat hij een vordering van ongeveer vijf miljoen euro had op zijn voormalige zakenpartner [slachtoffer 1] . Verdachte heeft, al dan niet via tussenkomst van [naam 3] , [naam 4] verzocht en gemachtigd om dit bedrag voor hem bij [slachtoffer 1] te gaan incasseren. Uit het dossier blijkt voorts dat [naam 4] daadwerkelijk contact op heeft genomen met [slachtoffer 1] in een poging om dit geld te gaan innen waarna in december 2009 [naam 1] en [naam 2] ook een poging hebben ondernomen het geld, maar dan via afpersing, bij [slachtoffer 1] (en zijn echtgenote) te gaan innen.
Het dossier bevat echter geen bewijs dat verdachte deze afpersing heeft uitgelokt in de zin van art. 47 van het Wetboek van Strafrecht. Geen van de direct betrokkenen heeft hierover verklaard en verdachte zelf heeft dit expliciet ontkend.
Uit het dossier volgt wel dat verdachte [naam 4] niet kende en dat hij slechts één keer telefonisch contact met [naam 4] heeft gehad over de incasso. Verdachte heeft voorts verklaard dat de werkwijze van de incasso niet met [naam 4] is besproken, maar dat [naam 4] dat zelf moest organiseren en dat hij [naam 4] een bedrag van één miljoen euro als provisie in het vooruitzicht heeft gesteld.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank deze omstandigheden echter onvoldoende bewijs om tot het oordeel te kunnen komen dat verdachte de ten laste gelegde afpersing heeft uitgelokt in de betekenis van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Hoewel het in de lijn der verwachting ligt dat in geval van een serieuze vordering van een bedrag van (meer dan) vijf miljoen euro een officieel incassobureau wordt ingeschakeld, in plaats van een volslagen onbekende, is de rechtbank van oordeel dat hieruit niet kan worden afleid dat verdachte daarmee de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat de incasso gepaard zou kunnen gaan met geweld of bedreiging met geweld. Het feit dat verdachte [naam 4] hierbij één vijfde deel van de vordering als provisie heeft aangeboden maakt dat niet anders.
Verdachte dient derhalve van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken.

4.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1] heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het ten laste gelegde feit geleden materiële schade en immateriële schade.
[slachtoffer 1] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 80,40 en de immateriële schade op een bedrag van € 1.700,- gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Aangezien aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor verdachte niet zal worden veroordeeld, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard.
Aangezien de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. Niet gebleken is dat verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank zal deze kosten vaststellen op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. A.K. Kleine en mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 april 2016.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
[naam 4] en/of [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] op of omstreeks 16 december 2009 in de gemeente Simpelveld met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan [naam 4] en/of [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] met voornoemd oogmerk
- die [slachtoffer 1] met kracht bij de keel/hals heeft gegrepen en/of in de keel/hals heeft geknepen en
- die [slachtoffer 1] met kracht zijn woning in heeft geduwd en/of ten val heeft gebracht en
- die [slachtoffer 1] met kracht in de nek heeft gepakt en
- die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd de woorden: "je weet waarvoor wij komen, je moet nu betalen" en/of "geef het geld maar anders komt de knokploeg die onderweg is en die brengen je om", of woorden van soortgelijke aard en/of strekking en
- die [slachtoffer 2] heeft gedirigeerd waar hij, verdachte en of zijn mededader(s), die [slachtoffer 2] naar toe wilde hebben,
tot welk misdrijf, hij verdachte in of omstreeks het tijdvak van 1 januari 2009 tot en met 15 december 2009 te Chiasso, in elk geval in Zwitserland en/of Nederland, door giften en/of beloften het feit opzettelijk heeft uitgelokt, immers heeft hij, verdachte aan die [naam 4] een bedrag van 1 miljoen euro toe gezegd, althans een (grote) som geld indien hij, [naam 4] , 5,3 miljoen, althans 4 miljoen 800 duizend (4,8 miljoen euro), althans een (grote) som geld zou incasseren bij die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (p. 353);