ECLI:NL:RBLIM:2016:3405

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 april 2016
Publicatiedatum
21 april 2016
Zaaknummer
03/659184-15, 03-659017-14 (TUL)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging van thuiszorgmedewerkers door verdachte

Op 21 april 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging van thuiszorgmedewerkers. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 7 april 2016, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van twee thuiszorgmedewerkers, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de belaging van [slachtoffer 1], maar achtte de belaging van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] wel bewezen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het volgen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met zijn auto, en had hen op verschillende manieren benaderd, waaronder het achterlaten van een bierviltje en een kerstkaart op hun voertuigen en het bezorgen van een brief op hun huisadres. De rechtbank hield rekening met de voorgeschiedenis van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor een soortgelijk feit. De verdachte werd als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd vanwege psychische problemen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 60 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden voor behandeling van zijn psychische klachten. De rechtbank wees ook de vordering tot het opleggen van een straatverbod en contactverbod af, omdat de slachtoffers hier niet om hadden gevraagd. De uitspraak benadrukt de impact van de gedragingen van de verdachte op de slachtoffers en de noodzaak van toezicht en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659184-15, 03/659017-14 (TUL)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 april 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats en datum] ,
wonende te [adres 1] ,
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.B.M.A. Engelen, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 april 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:[slachtoffer 1] heeft belaagd
Feit 2:[slachtoffer 2] heeft belaagd
Feit 3:[slachtoffer 3] heeft belaagd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan en vordert dat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 en 3 ten laste gelegde heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangiftes van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , de verklaringen van de getuigen en de door de verdachte afgelegde verklaringen. De officier van justitie benadrukt hierbij dat de gedragingen van verdachte zowel op de aangeefsters als op de zeven getuigen -allen werkzaam als thuiszorgmedewerksters bij dezelfde organisatie- een enorme impact hebben (gehad).
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ter zake het onder feit 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot het onder feit 1 en 3 ten laste gelegde heeft de verdediging gesteld dat de gedragingen van verdachte onvoldoende stelselmatig zijn geweest om te kunnen spreken van belaging. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is bij de beoordeling of sprake is van stelselmatig handelen de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de slachtsoffers van belang. De handelingen van verdachte ten opzichte van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zijn losstaande handelingen en van onvoldoende gewicht om van stelselmatig handelen te kunnen spreken. Voorts voert de verdediging aan dat een eerdere ontmoeting van [slachtoffer 2] en verdachte op de parkeerplaats van de [naam winkel] op 13 april 2015 berust op een toevalligheid. Daarnaast kan het achtervolgen van [slachtoffer 3] (terwijl zij in haar auto zat) niet gelden als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 3] , nu zij ten tijde van de achtervolging hier geen weet van had; [slachtoffer 3] is hiervan door een andere thuiszorgmedewerkster, nadat de achtervolging reeds was beëindigd, in kennis gesteld. De verdediging verzoekt de rechtbank derhalve om verdachte vrij te spreken van het onder feit 1 en 3 ten laste gelegde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Wat vooraf ging
In januari 2014 is door [slachtoffer 2] , een thuiszorgmedewerkster, aangifte gedaan van belaging tegen verdachte. Verdachte is hiervoor op 28 april 2014 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Op 7 september 2014 heeft verbalisant [naam verbalisant] een gesprek met verdachte gevoerd en hem medegedeeld dat hij een voorwaardelijke straf heeft en dat hij op geen enkele manier contact mag hebben of opnemen met medewerksters van de thuiszorg. Tevens is hem medegedeeld dat zal worden vastgelegd wanneer hij zich hinderlijk bij medewerksters ophoudt en/of voorbij rijdt. Op 28 april 2015 hebben tien medewerksters van de thuiszorg, waaronder [slachtoffer 2] , zich gemeld op het politiebureau met de mededeling dat zij zich zeer onveilig voelden, omdat zij werden belaagd door verdachte. Drie van hen hebben aangifte gedaan en de andere zeven hebben een getuigenverklaring afgelegd.
Feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft gepleegd, zodat hij van dit feit moet worden vrijgesproken.
Feiten 2 en 3
Op 28 april 2015 heeft [slachtoffer 2] (wederom) aangifte [2] gedaan van belaging door verdachte. Daarbij heeft zij onder meer aangegeven dat zij de auto van verdachte op
13 april 2015 bij de [naam winkel] in Horst heeft zien staan toen zij de winkel uit kwam. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 2] in de tenlastegelegde periode een keer achterna is gereden onder werktijd. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij [slachtoffer 2] op 13 april 2015 heeft gezien bij de [naam winkel] in Horst en dat zijn auto daar inderdaad geparkeerd stond.
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting en de aangifte door [slachtoffer 2] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de auto waarin [slachtoffer 2] zich bevond heeft gevolgd en zich in de directe omgeving van [slachtoffer 2] heeft opgehouden. Anders dan verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de ontmoeting tussen verdachte en [slachtoffer 2] bij de [naam winkel] op
13 april 2015 berust op toeval.
Op 28 april heeft ook [slachtoffer 3] aangifte [3] gedaan van belaging door verdachte. Zij heeft verklaard dat verdachte een bierviltje onder de ruitenwisser van haar privé auto heeft gestopt en dat verdachte tevens een kerstkaart en een brief op haar huisadres ( [woonplaats] ) heeft afgegeven. De kerstkaart zat onder de ruitenwisser en de brief zat in de brievenbus. Op
21 april 2015 is zij onder werktijd (te Broekhuizen) achterna gereden door verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op de parkeerplaats bij de werkplek van [slachtoffer 3] een bierviltje onder de ruitenwisser van haar privé auto heeft gestopt en dat hij een kerstkaart en een brief bij haar thuis heeft afgegeven. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij [slachtoffer 3] op 24 april 2015 heeft achtervolgd met de auto.
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting en de aangifte door [slachtoffer 3] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de auto waarin [slachtoffer 3] zich bevond heeft gevolgd en een bierviltje achter de ruitenwisser van de privé auto van [slachtoffer 3] heeft bevestigd. Om dit bierviltje, en zoals verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven ook een kerstkaart, achter de ruitenwisser te klemmen en een brief op het huisadres te bezorgen, moet verdachte zich meermalen in persoon in de directe omgeving van zowel de werkplek als de woning van [slachtoffer 3] hebben opgehouden. Dat [slachtoffer 3] , zoals door de verdediging is aangevoerd, door een collega is geattendeerd op het feit dat verdachte haar achtervolgde en zij er ten tijde van de achtervolging geen weet van had, maakt dit niet anders. [slachtoffer 3] heeft verdachte immers vervolgens wel voorbij zien rijden en voelde zich daardoor onveilig.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich door bovengenoemd handelen schuldig heeft gemaakt aan belaging van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . De rechtbank overweegt hiertoe dat verdachte handelingen heeft verricht die inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer. De omvang van deze handelingen is wellicht beperkt, maar gelet op de voorgeschiedenis van verdachte met de thuiszorgmedewerksters hebben zijn handelingen wel grote impact gehad. Derhalve is hier sprake van belaging.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
met betrekking tot feit 2:
in de periode 1 augustus 2014 tot en met 28 april 2015 in de gemeente Horst aan de Maas wederrechtelijk stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] , met het oogmerk die [slachtoffer 2] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door meermalen in een auto waarin die [slachtoffer 2] zich bevond te volgen.
met betrekking tot feit 3:
in de periode 20 december 2014 tot en met 28 april 2015 in de gemeente Horst aan de Maas wederrechtelijk stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 3] , met het oogmerk die [slachtoffer 3] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door
- de auto waarin die [slachtoffer 3] zich bevond te volgen en
- een bierviltje achter de ruitenwisser van de privé auto van die [slachtoffer 3] te bevestigen en
- meermalen zich in persoon dan wel in een auto opgehouden in de directe omgeving van de woning en werkplekken van die [slachtoffer 3] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 2:
belaging;
T.a.v. feit 3:
belaging.
Beide feiten zijn strafbaar gesteld bij artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Psycholoog C. Moerland en psychiater J.R. Nijdam hebben over de geestvermogens van de verdachte op 3 september 2015 respectievelijk 1 september 2015 een rapport uitgebracht. Er is volgens beiden bij verdachte sprake van een depressie in engere zin en volgens de psychiater voorts nog van een persoonlijkheid met afhankelijke en vermijdende kenmerken, gepaard gaande met beperkingen op relationeel en sociaal gebied. Dit was ten tijde van het tenlastegelegde ook het geval. Het tenlastegelegde kan mede hieruit verklaard worden. De deskundigen adviseren de rechtbank verdachte licht verminderd dan wel enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
De rechtbank komt op basis van de in die rapporten vervatte bevindingen en de daarin vervatte adviezen niet tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, onder oplegging van de bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, meldplicht, behandelingsverplichting, contactverbod met [slachtoffer 2] en straatverbod met betrekking tot [adres 2] en de [adres 3] . De officier van justitie benadrukt dat ze bij de hoogte van de te vorderen straf rekening heeft gehouden met het feit dat verdachte de afgelopen 7 maanden geen handelingen meer richting aangeefsters, getuigen of andere thuiszorgmedewerksters heeft verricht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven dat de vordering van de officier van justitie heel redelijk is, en er verder geen opmerkingen te hebben met betrekking tot de vordering.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich -kort gezegd- schuldig gemaakt aan belaging van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Beiden hebben in de hoedanigheid van thuiszorgmedewerkster verdachte in het verleden ondersteund in zijn dagelijkse verzorging. Door het volgen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met de auto, het klemmen van (stukjes) bierviltjes en kerstkaarten achter de ruitenwissers van hun privé-auto’s en door het gooien van een brief in de brievenbus op het thuisadres van [slachtoffer 3] , heeft verdachte een stelselmatige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van beiden. Dit gebeurde nadat verdachte reeds eerder door de politierechter op 28 april 2014 schuldig is bevonden aan belaging van [slachtoffer 2] , en nadat hoofdagent [naam verbalisant] van de politie Eenheid Limburg in januari 2015 verdachte tijdens een gesprek heeft geconfronteerd met het feit dat verdachte nog steeds activiteiten ondernam richting [slachtoffer 2] en andere thuiszorgmedewerksters. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, na meermalen erop te zijn gewezen dat zijn handelingen de thuiszorgmedewerksters, waaronder [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , een onveilig gevoel geven, zich toch onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de impact die zijn handelen had op het leven van deze thuiszorgmedewerksters.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank mede gelet op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 maart 2016, waaruit blijkt dat hij eerder door de politierechter voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het reclasseringsrapport van
30 oktober 2015. Hierin wordt onder meer vermeld dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag gemiddeld, vanwege de beperkte contactuele vaardigheden van verdachte, het gebrek aan voldoende daginvulling, depressie en zijn afhankelijk persoonlijkheidskenmerken. In het psychiatrisch onderzoek ‘pro justitia’ van 1 september 2015 staat verder dat de depressieve stoornis tot een verergering van verdachtes isolatie en vereenzaming heeft geleid, waardoor het verlangen naar contact met de slachtoffers verder is toegenomen. Ook speelt het onvermogen van verdachte om contact met vrouwen op adequate wijze te leggen, die met zijn afhankelijke en vermijdende persoonlijkheid samenhangt, een rol en wordt geadviseerd om verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat gelet op de ernst, aard en de feiten, afgezet tegen de persoonlijke omstandigheden van verdachte, een gevangenisstraf van 60 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 45 dagen voorwaardelijk passend is. Omdat verdachte al 15 dagen in voorarrest heeft gezeten betekend dit, dat hij niet (opnieuw) naar de gevangenis hoeft. Daarbij zal de rechtbank conform de eis van de officier van justitie een proeftijd van drie jaar opleggen om verdachte zo lang mogelijk ondersteuning van de reclassering te bieden alsmede om hem te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank zal als bijzondere voorwaarden verdachte verplichten tot behandeling (dan wel de behandeling te continueren) voor zijn psychische klachten bij de GGZ-VvGI of soortgelijke (forensische) ambulante zorg.
De rechtbank wijst zowel de vordering tot het opleggen van een straatverbod als het contactverbod af, onder meer omdat noch [slachtoffer 2] noch [slachtoffer 3] hierom hebben gevraagd en het de rechtbank onvoldoende duidelijk is of dergelijke verboden in het onderhavige geval haalbaar zijn.

7.Het beslag

De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven telefoon van het merk ‘ [merknaam] ’ (goednummer [nummer] ), dient te worden teruggegeven aan verdachte.

8.Vordering ten tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering van 9 december 2015 gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van deze rechtbank van 28 april 2014 aan de veroordeelde opgelegde straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd, alsnog ten uitvoer zal worden gelegd, op grond van het feit dat verdachte zich voor het eind van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een of meer strafbare feiten, zoals tenlastegelegd in de dagvaarding met parketnummer 03/659184-15. De officier van justitie vordert gedeeltelijke tenuitvoerlegging, inhoudende dat van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van
1 maand, 1 week ten uitvoer zal worden gelegd, met dien verstande dat deze week wordt omgezet in een taakstraf van 30 uren.
Volgens de officier van justitie heeft de verdachte 2 jaar om deze taakstraf uit te voeren. Daarom ziet de officier van justitie in de door de verdediging aangevoerde en door verdachte ervaren beperkingen geen aanleiding om af te zien van de tenuitvoerlegging in de vorm van het opleggen een taakstraf.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven dat de eis van de officier van justitie op zichzelf heel redelijk is, maar dat het met het oog op de door verdachte ervaren beperkingen zeer de vraag is of verdachte een taakstraf van 30 uren kan vervullen. Voorkomen moet worden dat ten gevolge van het (mogelijk) onvoldoende maatwerk bieden bij de invulling van de taakstraf door de reclassering, verdachte alsnog een gevangenisstraf boven het hoofd hangt.
De verdediging verzoekt de rechtbank dan ook om in plaats van het opleggen van een taakstraf van 30 uren, de proeftijd met 1 jaar te verlengen.
8.3
Het standpunt van de rechtbank
De verdachte is bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 28 april 2014 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 13 mei 2014. In het vonnis is opgenomen dat de rechter gehele of gedeeltelijke uitvoering van voorwaardelijk opgelegde straffen en maatregelen onder andere kan bevelen indien de veroordeelde zich voor het einde van de bij het vonnis vastgestelde duur van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Nu gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf -de hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten- is de rechtbank van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, althans voor zover de vordering ziet op het ten uitvoer leggen van 1 week gevangenisstraf die voorts zal worden omgezet in een taakstraf.
Anders dan de vordering van de officier van justitie bepaalt de rechtbank dat 1 week voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden omgezet in een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 30 uren.

9.De voorlopige hechtenis

De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis bij beslissing van 13 mei 2015 onder voorwaarden geschorst. De rechtbank zal bepalen dat deze geschorste voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 285b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder feit 1 tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de verdachte voor het einde van de proeftijd de algemene voorwaarden of de bijzondere voorwaarden heeft overtreden:
-stelt als
algemene voorwaardendat verdachte
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte
zich binnen drie werkdagen volgende op dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland op het volgende adres: Bredeweg 28B te Roermond. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
wordt verplicht om zich te laten behandelen (dan wel de behandeling te continueren) voor zijn psychische klachten bij de GGZ-VvGI of soortgelijke (forensische) ambulante zorg zoals bijvoorbeeld geboden door de Horst, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- beveelt dat de algemene en bijzondere voorwaarden, alsmede het door de reclassering uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van:
- de telefoon van het merk ‘ [merknaam] ’;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 03/659017-14
- gelast dat de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, gedeeltelijk ten uitvoer zal worden gelegd, inhoudende dat 1 week voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden gelast, welke wordt omgezet in een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 30 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en mr. K.J.H. Hoofs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Akkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 april 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode 20 december 2014 tot en met 29 april 2015 in de
gemeente Horst aan de Maas, althans in Nederland, wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , in elk geval van
een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] , in elk geval die ander te
dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
door
- meermalen in een auto die [slachtoffer 1] gevolgd en/of de auto waarin die
[slachtoffer 1] zich bevond gevolgd en/of
- meermalen die [slachtoffer 1] op haar privé telefoon gebeld en/of
- meermalen brieven en/of kaarten en/of bierviltjes achter de ruitenwisser van
de privé auto van die [slachtoffer 1] bevestigd/gedeponeerd danwel aan het privé adres
van die [slachtoffer 1] verzonden/bezorgd en/of
- meermalen zich in persoon danwel in een auto opgehouden in de directe
omgeving van de woning en/of werkplekken van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014 tot en met 28 april 2015
in de gemeente Horst aan de Maas, althans in Nederland, wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] , in elk geval van
een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 2] , in elk geval die ander te
dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
door
- meermalen in een auto die [slachtoffer 2] gevolgd en/of de auto waarin die
[slachtoffer 2] zich bevond gevolgd en/of
- meermalen die [slachtoffer 2] op haar privé telefoon gebeld en/of
- meermalen brieven en/of kaarten en/of bierviltjes achter de ruitenwisser van
de privé auto van die [slachtoffer 2] bevestigd/gedeponeerd danwel aan het privé
adres van die [slachtoffer 2] verzonden/bezorgd en/of
- meermalen zich in persoon danwel in een auto opgehouden in de directe
omgeving van de woning en/of werkplekken van die [slachtoffer 2] ;
3.
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2014 tot en met 28 april 2015
in de gemeente Horst aan de Maas, althans in Nederland, wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 3] , in elk geval van
een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 3] , in elk geval die ander te
dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
door
- meermalen in een auto die [slachtoffer 3] gevolgd en/of de auto waarin die
[slachtoffer 3] zich bevond gevolgd en/of
- een bierviltje achter de ruitenwisser van de privé auto
van die [slachtoffer 3] bevestigd/gedeponeerd en/of
- meermalen zich in persoon danwel in een auto opgehouden in de directe
omgeving van de woning en/of werkplekken van die [slachtoffer 3] ;
Tenlastelegging bij gevoegde verdachte met parketnummer: 03/659017-14
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2013 tot en met 07 januari 2014
in de gemeente(n) Horst aan de Maas en/of Venray, in elk geval in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] , in elk geval van een ander,
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen,
niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij (telkens)
tegen de wil van die [slachtoffer 2] :
- meermalen in een auto die [slachtoffer 2] gevolgd en/of de auto waarin die
[slachtoffer 2] zich bevond gevolgd en/of
- meermalen die [slachtoffer 2] op haar privé telefoon gebeld en/of
- meermalen brieven en/of kaarten achter de ruitenwisser van de privé auto
van die [slachtoffer 2] bevestigd/gedeponeerd danwel aan het privé adres van die
[slachtoffer 2] verzonden/bezorgd en/of
- meermalen zich in persoon danwel in een auto opgehouden in de directe
omgeving van de woning en/of werkplekken van die [slachtoffer 2] en/of
- contacten gelegd met personen in de directe omgeving (van het gezin) van
die [slachtoffer 2] teneinde op die wijze indirect met die [slachtoffer 2] in contact te
komen en/of
- meermalen de prive auto van die [slachtoffer 2] met een vloeistof besmeurd/bevuild;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, [proces-verbaalnummer] , gesloten d.d. 22 juni 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 64.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 28 april 2015, pagina’s 29 en 30.
3.Proces-verbaal van aangifte/klacht d.d. 28 april 2015, pagina’s 32 tot en met 34.