ECLI:NL:RBLIM:2016:3389

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 maart 2016
Publicatiedatum
20 april 2016
Zaaknummer
C/03/214196/KG ZA 15/630
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging van lidmaatschap en ontslag als bestuurder van een coöperatie in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft eiser, een ambulant begeleider, een kort geding aangespannen tegen de coöperatie Vooruit en een medebestuurder. Eiser vordert onder andere toegang tot zijn werkplek en betaling van achterstallige voorschotten, na te zijn ontzet uit zijn lidmaatschap en ontslagen als bestuurder. De coöperatie is opgericht in 2014 en houdt zich bezig met de begeleiding van arbeidsgehandicapten. Eiser heeft een affectieve relatie met een cliënt, wat leidde tot zijn ontzetting uit het lidmaatschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de status van eiser binnen de coöperatie en dat de formele vereisten voor ontzetting en ontslag niet zijn nageleefd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot toegang en hervatting van werkzaamheden niet toewijsbaar is, maar heeft Vooruit wel veroordeeld tot betaling van € 24.000 aan eiser voor achterstallige voorschotten. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/214196 / KG ZA 15/630
Vonnis in kort geding van 30 maart 2016
in de zaak van:
[eiser],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
eisende partij,
advocaat: mr. R.H.G.M. Kerckhoffs,
tegen:
1. de rechtspersoonlijkheid bezittende coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid
VOORUIT EN CO COÖPERATIE U.A.,
statutair gevestigd te [adres] ,
[vestigingsplaats] ,
gedaagde partij 1,
en
2.
[gedaagde sub 2],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij 2,
advocaat: mr. R.H.M. Wagemans
Partijen zullen hierna [eiser] , Vooruit en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie
  • de bij brief van 11 december 2015 door [eiser] ingediende producties 9 en 10
  • de bij e-mail van 11 december 2015 door [eiser] ingediende producties 11 en 12
  • de mondelinge behandeling op 14 december 2015 en het daarvan opgemaakte proce-verbaal
  • een brief van de gemachtigde van Vooruit en [gedaagde sub 2] van 4 januari 2016
  • een schriftelijke reactie van 5 januari 2016 van de gemachtigde van [eiser] op voornoemde brief
  • de akte wijziging van eis van 5 januari 2016 van [eiser]
  • een door Vooruit en [gedaagde sub 2] ingediende conclusie, tevens akte vermeerdering van eis in reconventie van 14 januari 2016 met producties 15 tot en met 31
  • de bij brief van 15 januari 2016 door [eiser] ingediende producties 13 tot en met 19
  • de mondelinge behandeling op 19 januari 2016
  • de bij brief van 2 februari 2016 door [eiser] overgelegde productie 20
  • het e-mailbericht van 1 februari 2016 waarin mr. Wagemans zich als advocaat van Vooruit en [gedaagde sub 2] stelt
  • het e-mailbericht van 3 februari 2016 waarin mr. Van Roy de voorzieningenrechter mededeelt dat hij zich als advocaat van Vooruit en [gedaagde sub 2] aan de zaak onttrekt
  • de op 18 februari 2016 door Vooruit ingediende producties 32 tot en met 46
  • de mondelinge behandeling op 22 februari 2016, waarbij mr. Wagemans de vordering in reconventie heeft ingetrokken en waarbij door beide partijen pleitnota’s zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Vooruit is bij notariële akte van 25 april 2014 opgericht door [eiser] , [gedaagde sub 2] en [naam oprichter] (hierna: [naam oprichter] ). De statuten van Vooruit zijn bij akte van 15 januari 2015 gewijzigd.
2.2.
De (gewijzigde) statuten bepalen dat Vooruit A leden en B leden kent.
2.3.
Vooruit houdt zich bezig met de begeleiding, coaching, re-integratie, training, bemiddeling en casemanagement van volwassen arbeidsgehandicapten en sociaal gehandicapten. Vooruit sluit daartoe hoofdzakelijk (raam)overeenkomsten met gemeentes en zorginstellingen. De overeenkomsten worden vervolgens uitgevoerd door [naam oprichter] , [eiser] en [gedaagde sub 2] (als ambulant begeleiders) onder de noemer van Vooruit. De gemeentes betalen Vooruit voor deze werkzaamheden op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Ook vanuit de PGB worden de diensten van Vooruit gefinancierd.
2.4.
[eiser] heeft als ambulant begeleider mevrouw [naam] (hierna: [naam] ) en haar twee minderjarige kinderen begeleid vanaf augustus 2015.
2.5.
Op 17 november 2015 heeft [eiser] aan [gedaagde sub 2] en [naam oprichter] medegedeeld dat hij een affectieve relatie heeft met [naam] . Op dat moment bestond het bestuur van Vooruit uit [eiser] en [gedaagde sub 2] .
2.6.
Op 19 november 2015 is in opdracht van [naam oprichter] de toegang van [eiser] tot zijn e-mailaccount en het computersysteem van Vooruit geblokkeerd.
2.7.
Op 20 en 23 november 2015 hebben (vervolg)gesprekken plaatsgevonden tussen [eiser] , [gedaagde sub 2] en [naam oprichter] .
2.8.
Bij brief van 24 november 2015 hebben [gedaagde sub 2] en [naam oprichter] namens Vooruit aan [eiser] medegedeeld dat hij wegens handelen in strijd met de gedragscode primair uit het lidmaatschap van de coöperatie wordt ontzet en subsidiair dat zijn lidmaatschap wordt opgezegd op grond van een vertrouwensbreuk althans een wijziging van de omstandigheden. Voorts is [eiser] (onder meer) medegedeeld dat hij geen klanten van Vooruit meer mag benaderen, dat hij geen gebruik meer mag maken van de handelsnaam van Vooruit en dat hij alle eigendommen/zaken van Vooruit dient in te leveren.
2.9.
Bij brief van 25 november 2015 aan [eiser] heeft de gemachtigde van Vooruit herhaald dat [eiser] uit zijn lidmaatschap is ontzet en dat hij voorts is ontzet uit zijn functie als gevolmachtigde en ontslagen als bestuurder.
2.10.
Bij brief van 26 november 2015 heeft [eiser] Vooruit (althans [gedaagde sub 2] ) verzocht hem toe te laten tot het kantoor van Vooruit en hem in staat te stellen zijn werkzaamheden te hervatten. Hij heeft daartoe gesteld dat hij niet onrechtmatig jegens Vooruit gehandeld heeft en dat hij geen lid is, zodat de ontzetting of opzegging geen rechtsgevolg heeft. Subsidiair voor het geval [eiser] wel lid van Vooruit is, heeft hij het standpunt ingenomen dat de ontzetting/opzegging niet conform de (gewijzigde) statuten heeft plaatsgevonden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat (na wijziging van eis) Vooruit en [gedaagde sub 2] :
te bevelen hem binnen 24 uur na dit vonnis toegang te verlenen tot zijn werkplek en hem in staat te stellen zijn werkzaamheden te hervatten, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom,
te bevelen hem binnen 24 uur toegang te verlenen tot zijn e-mailaccount en het computersysteem van Vooruit, zodanig dat hij zijn werkzaamheden kan hervatten/voortzetten, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom,
te bevelen een bedrag van € 24.000,00 te betalen aan achterstallige voorschotbetalingen over de maanden november 2015 tot en met januari 2016, alsmede tot betaling van voorschotten van € 8.000,00 per maand totdat een ontvlechting van de relatie tussen Vooruit en [eiser] heeft plaatsgevonden,
Vooruit te verbieden zich jegens derden negatief uit te laten op straffe van verbeurte van een dwangsom,
te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
Ter onderbouwing van de vordering voert [eiser] (samengevat) aan dat hij geen lid van Vooruit is en dat Vooruit in het geheel geen leden heeft. Om die reden is hij primair van oordeel dat er geen sprake kan zijn van opzegging van/ontzetting uit het lidmaatschap. Subsidiair, indien hij wel lid van Vooruit is, voldoet de opzegging/ontzetting niet aan de statutaire bepalingen. Voor zover Vooruit zich op het standpunt heeft gesteld dat hij (ook) als bestuurder ontslagen is, betwist [eiser] dat dit ontslag rechtsgeldig tot stand gekomen is. Hij benadrukt dat hem ten aanzien van de met [naam] ontstane relatie niets verweten kan worden.
3.3.
Het verweer van Vooruit strekt tot afwijzing van de vordering van [eiser] .

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de aard van de verzochte voorzieningen en het (onbetwiste) feit dat [eiser] voor zijn inkomen afhankelijk is van zijn werkzaamheden als ambulant begeleider voor Vooruit is het spoedeisend belang van de verzochte voorzieningen voldoende aannemelijk.
4.2.
[eiser] , [gedaagde sub 2] en een derde, in deze procedure geen partij, [naam oprichter] hebben samen de coöperatie opgericht met als doel - kort en zakelijk weergegeven - gemeenten in de regio te kunnen bedienen op het terrein van de hulpverlening. Via de coöperatie worden de contracten met de gemeenten gesloten. De coöperatie zou dan vervolgens via haar (B) leden de hulpverleners ter beschikking stellen. De organisatie bevindt zich echter nog in de prille opstartfase en door het uitbreken van een conflict tussen de initatiefnemers dreigt de organisatie verder te verlammen. Dat is ook de reden dat – in overleg met partijen – de procedure verschillende malen is aangehouden, teneinde te trachten de kwestie in der minne te regelen. Dit is helaas niet gelukt, zodat alsnog een beslissing wordt gevraagd op basis van de juridische merites in kort geding.
Voor betrokkenen zelf is de gekozen constructie en de daaruit voor hen zelf volgende consequenties niet altijd even duidelijk. Zo wordt nog in de dagvaarding gesproken over een ‘arbeidsovereenkomst’(sub 12 va de dagvaarding) tussen [eiser] en Vooruit, ‘ontslag’ (sub 12 van de dagvaarding) en ‘salarisbetaling’ (sub 20 van de dagvaarding).
Vooruit heeft het standpunt van [eiser] dat hij geen lid van Vooruit is bevestigd. [eiser] heeft vervolgens ter zitting van 22 februari 2016 betoogd dat hij wel A-lid is en dat [gedaagde sub 2] en [naam oprichter] ook A-leden zijn. Wegens innerlijke tegenstrijdigheid zijn de stellingen van [eiser] op dit punt niet (meer) te volgen. Voor zover [eiser] met zijn vordering heeft beoogd te bewerkstelligen dat Vooruit hem als lid tot zijn werkzaamheden als hulpverlener dient toe te laten, is dat onderdeel van de vordering niet toewijsbaar.
4.3.
Partijen hebben voorts uitgebreid gediscussieerd over de vraag of is voldaan aan de formele statutaire vereisten voor de opzegging van / ontzetting uit het lidmaatschap van [eiser] en zijn ontslag als bestuurder.
Gezien echter het prille begin van de organisatie, die verder nog geen enkel lid kent, de grote zakelijke verwevenheid tussen de drie initiatiefnemers van de coöperatie, [eiser] , [gedaagde sub 2] en [naam oprichter] , de onduidelijkheid over de positie van [eiser] als bestuurder, (A)lid én als hulpverlener, past het niet binnen de aard van een procedure in kort geding om daarover gefundeerde uitspraken te kunnen doen. Daartoe is de bodemprocedure geëigend, waarin getuigen kunnen worden gehoord en eventuele deskundigen benoemd.
Op grond van vorenstaande overwegingen zijn de onderdelen 1. en 2. van de vordering van [eiser] niet toewijsbaar.
4.4.
De vordering onder 3. is in zoverre toewijsbaar dat, gelet op hetgeen ter zitting van 14 december 2015 tussen partijen is overeengekomen, Vooruit aan [eiser] een bedrag van € 24.000,00 dient te betalen, welk bedrag op grond van hetgeen partijen toen zijn overeengekomen betrekking heeft op de maanden november 2015 tot en met januari 2016. Er is geen grond om (ook) [gedaagde sub 2] in persoon te veroordelen tot betaling van dit bedrag. De door [eiser] tevens gevorderde betaling van voorschotten van € 8.000,00 per maand met ingang van (kennelijk) februari 2016 zal worden afgewezen. Niet valt in te zien waarom Vooruit dit bedrag maandelijks aan [eiser] dient te betalen aangezien hij als ambulant hulpverlener reeds geruime tijd geen werkzaamheden meer verricht voor (mag verrichten van) Vooruit.
4.5.
Het onder 4. gevorderde verbod is dermate ruim geformuleerd dat reeds om die reden dat onderdeel van de vordering van [eiser] niet toewijsbaar is.
4.6.
De voorzieningenrechter acht, omdat [eiser] voor een aanzienlijk deel van zijn vordering in het ongelijk gesteld is, termen aanwezig de proceskosten te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt Vooruit tot betaling aan [eiser] van € 24.000,00,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart onderdeel 5.1. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.