Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het op 11 februari 2016 ter griffie ontvangen verzoekschrift
- de op 31 maart 2016 gehouden mondelinge behandeling.
2.De feiten en het verzoek
3.De beoordeling
4.De beslissing
coll:
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 8 april 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer, ingediend door de werkgever. De werkgever heeft primair aangevoerd dat de werknemer ongeschikt is voor het verrichten van de bedongen arbeid, en subsidiair dat er sprake is van een ernstig verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen voldragen grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De werkgever heeft onvoldoende aangetoond dat de werknemer niet in staat was om zijn functie naar behoren uit te oefenen, ondanks een verbetertraject en coaching. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de gestelde verstoorde arbeidsrelatie niet voldoende is onderbouwd. Het verzoek tot ontbinding is afgewezen, evenals het voorwaardelijke tegenverzoek van de werknemer om een transitievergoeding en billijke vergoeding toe te kennen. De werkgever is veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, die zijn begroot op € 400,00. De beschikking is openbaar uitgesproken door de kantonrechter J.W. Rijksen.