ECLI:NL:RBLIM:2016:2933

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 april 2016
Publicatiedatum
6 april 2016
Zaaknummer
03/700670-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot diefstal onder bedreiging met geweld van juwelier

Op 5 april 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot diefstal onder bedreiging met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 25 september 2013, waarbij de verdachte samen met een mededader een juwelier in Maastricht heeft geprobeerd te overvallen. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.C.C.M. Nadaud, en de zitting vond plaats op 22 maart 2016. De officier van justitie beschouwde de poging tot diefstal en afpersing als bewezen, op basis van getuigenverklaringen, camerabeelden en de verklaring van de verdachte zelf. De verdediging betwistte echter de bewijsvoering voor de afpersing en stelde dat de verdachte niet actief had gedreigd met geweld.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met zijn mededader de juwelier had bedreigd met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp, en dat de verdachte ook een bijl had getoond. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte en zijn mededader de juwelier onder bedreiging met geweld probeerden te beroven van geld en horloges. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de afpersing, maar achtte de poging tot diefstal wel bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank weegt in haar beslissing de ernst van het feit, de rol van de verdachte en de impact op het slachtoffer zwaar mee.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700670-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 april 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Huis van Bewaring Ter Apel te Ter Apel.
De verdachte wordt bijgestaan door advocaat mr. R.C.C.M. Nadaud, kantoorhoudende te Vaals.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 maart 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. De verdachte werd bijgestaan door een beëdigd tolk in de Servische taal.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte samen met een ander heeft geprobeerd om op 25 september 2013 van juwelier [slachtoffer] te Maastricht met geweld en/of onder bedreiging met geweld geld en/of horloges
A. te stelen
en/of
B. die [slachtoffer] geprobeerd heeft af te persen

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht medeplegen van poging tot diefstal met bedreiging met geweld en afpersing met bedreiging met geweld bewezen. Zij acht dit bewezen op grond van de door verdachte afgelegde verklaring, de door [slachtoffer] gedane aangifte, de door getuigen
[getuige 1] en [getuige 2] afgelegde verklaringen, de door mededader [medeverdachte] tegenover de politie afgelegde verklaringen en de camerabeelden van de juwelier en de gemeente Maastricht.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het onder A tenlastegelegde bewezen kan worden geacht, in die zin dat de verdachte tezamen met zijn vriend [medeverdachte] onder bedreiging met geweld heeft geprobeerd geld of horloges te stelen. Voor de onder B tenlastegelegde poging tot afpersing is geen enkel bewijs voorhanden. Gesteld is dat volgens de verklaring van de juwelier de persoon met het pistool in handen, die het eerst de winkel binnen kwam, de juwelier heeft bedreigd, waarna een worsteling tussen hen heeft plaatsgevonden. Uit de verklaring van de juwelier volgt niet dat de tweede persoon, de verdachte in deze zaak, hem heeft bedreigd met geweld. Verdachte is aanvankelijk bij de voordeur van de winkel blijven staan met een bijl in zijn handen. Verder is gesteld dat uit de afbeeldingen in het dossier weliswaar blijkt dat de verdachte ook in de winkel is geweest, maar dat was volgens de tijdstippen bij die afbeeldingen maar zeer korte tijd, hooguit enkele seconden, waarna verdachte als eerste de winkel verlaten heeft. Aangevoerd is dat op een van de afbeeldingen weliswaar te zien is dat de verdachte, terwijl de juwelier op de grond ligt, zich met de bijl in handen enigszins naar voren naar de juwelier toe heeft bewogen, maar uit geen enkele verklaring blijkt dat de verdachte toen de bijl dreigend aan de juwelier heeft getoond. Verdachte ontkent met de bijl gedreigd te hebben. Betreffende een aan de zijkant beschadigde vitrine is aangevoerd dat verdachte heeft ontkend met de bijl tegen deze vitrine te hebben geslagen. Gesteld is dat dit ook niet blijkt uit de afbeeldingen in het dossier en dat vrijwel onmogelijk is dat de verdachte dit heeft gedaan omdat hij maar zeer korte tijd in de winkel is geweest. Mogelijk heeft de mededader dit veroorzaakt of is de beschadiging ontstaan doordat de juwelier tegen de vitrine heeft getrapt toen hij tijdens de worsteling op de grond lag.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 25 september 2013 doet de heer [slachtoffer] aangifte [2] van een poging tot overval op die dag in zijn juwelierszaak te Maastricht. Omstreeks 11:00 uur zag hij een persoon voor de voordeur van zijn zaak staan. Deze persoon belde aan en [slachtoffer] heeft de deur, die altijd afgesloten is, geopend. Toen de deur voor de helft geopend was kwam de persoon de winkel binnen en pakte iets vanuit zijn rechterzij. [slachtoffer] zag iets zwarts dat op een pistool leek. Korte tijd eerder was hij ook al overvallen, waarbij pepperspray is gebruikt. Hij heeft daarom gelijk met zijn handen zijn ogen beschermd en ondertussen naar de persoon getrapt. Er ontstond een worsteling, waarbij hij - [slachtoffer] - pijn voelde. Op een gegeven moment zag hij een tweede persoon in het portiek staan en zag hij dat de vitrine kapot was. Hij heeft toen een harde knal gehoord. Hij weet niet meer hoe lang de worsteling geduurd heeft. Hij zag een van de personen buiten de winkel staan en daarop is hij ook naar buiten gerend. De andere persoon was toen nog binnen. Eenmaal buiten zag hij ook de andere persoon naar buiten rennen en zag hij beide personen wegrennen in de richting van de brug. Toen hij naderhand terug naar binnen liep, heeft hij op de grond een bijl zien liggen, die hem eerder niet was opgevallen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard [3] dat hij op 25 september 2013 samen met zijn vriend [medeverdachte] de juwelierswinkel te Maastricht is binnen gegaan en dat zij toen geprobeerd hebben van die juwelier horloges of geld te stelen. Dezelfde nacht of ochtend is het plan voor de overval bedacht. Zijn vriend [medeverdachte] heeft hem toen voorgesteld om dat te doen, omdat hij geld nodig had om terug naar huis te gaan. [medeverdachte] vroeg aan hem om samen bij een juwelier horloges of geld te gaan stelen. Uiteindelijk heeft hij ingestemd met het plan omdat hij zich daartoe gedwongen voelde door [medeverdachte] . Afgesproken werd dat [medeverdachte] eerst naar binnen zou gaan om de man in die winkel onder zijn macht te krijgen en dat hij, verdachte, een of meer horloges zou stelen. [medeverdachte] zou de persoon in die winkel een pistool laten zien. Verdachte verklaarde dat hij vlak voordat zij de winkel zouden binnengaan zag dat [medeverdachte] een pistool had meegebracht. [medeverdachte] heeft hem toen namelijk dat pistool laten zien. Tevoren was ook afgesproken dat als de etalage met horloges niet open zou zijn verdachte die etalage met een bijl moest openbreken om horloges te kunnen pakken. [medeverdachte] had die dag ook de bijl meegebracht. Verdachte had dat bijl bij zich toen ze naar de juwelier gingen. Nadat zij bij de winkel waren aangekomen is eerst aangebeld. [medeverdachte] is het eerst de winkel binnengegaan. Verdachte heeft verder verklaard dat hij toen bij de voordeur is blijven staan met de bijl in zijn hand. [medeverdachte] heeft in de winkel dat pistool laten zien aan de persoon die zich in de winkel bevond. Even later is hij -verdachte- ook met de bijl de winkel binnengegaan. Hij zag dat de juwelier op de grond lag. Kort daarna is hij de winkel weer uitgelopen. Hij heeft de bijl daar laten vallen en is gevlucht. Tevoren was afgesproken dat hij na de overval een horloge zou krijgen.
[medeverdachte] heeft op 1 april 2015 tegenover de politie verklaard [4] dat hij op 25 september 2013 met zijn vriend [verdachte] in Maastricht was en dat [verdachte] daar toen een plastic pistool kocht. [verdachte] had die dag ook een bijl meegenomen. [medeverdachte] verklaarde dat hij er toen achter kwam dat [verdachte] een overval wilde plegen. Zij zijn eerst een paar keer langs de juwelierswinkel gelopen. Zij stonden daar voor die juwelier en [verdachte] vertelde dat zij een paar horloges uit de linker etalage moesten hebben want dat waren 2 à 3 Rolexen die ongeveer 10.000 euro waard waren. Dat was het plan waarmee [medeverdachte] instemde. Afgesproken was dat hij, [medeverdachte] , bij de juwelierswinkel zou aanbellen. De deur was op slot. [medeverdachte] zag een man. [verdachte] had een bijl meegenomen om tussen de deur te steken. Een werknemer opende de deur. [medeverdachte] nam daarop het speelgoedpistool en heeft dat naar die werknemer gericht. Van [verdachte] moest hij zeggen “Get down”. Hij hield de deur open voor [verdachte] . [verdachte] kwam meteen na hem naar binnen. Die werknemer ging op zijn billen zitten en trapte met zijn voeten tegen de deur. [medeverdachte] verklaarde verder dat hij angst in de ogen van de werknemer zag. Hij riep daarna ‘vluchten’ en is weggerend. [verdachte] rende toen als eerste weg naar buiten.
Op een afbeelding [5] van de videobeelden afkomstig uit de juwelierswinkel, afgebeeld bovenaan op pagina 58 van het dossier, neemt de rechtbank waar dat een persoon -gelet op voornoemde verklaringen, de juwelier- op de grond ligt en dat een vlak voor de juwelier staande persoon, met zijn linkerhand leunend tegen de deur, voorovergebogen naar de juwelier toe staat met een bijl voor zich in de rechter hand. Niet betwist is dat de verdachte de bijl in zijn hand had. De rechtbank overweegt dat gelet daarop in samenhang met deze afbeelding blijkt dat de verdachte, toen de juwelier op de grond lag, in de winkel de bijl aan deze juwelier heeft getoond.
De rechtbank acht, op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met [medeverdachte] heeft geprobeerd om geld of horloges te stelen van de juwelierszaak door gebruik te maken van bedreiging met geweld. [medeverdachte] heeft namelijk eerst een vuurwapen, of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de juwelier [slachtoffer] gericht en vervolgens heeft verdachte een bijl aan de juwelier getoond. Ook deze laatste handeling van de verdachte tegenover de juwelier houdt een bedreiging met geweld van die juwelier in. Begrijpelijk is dat de juwelier niet over deze laatste bedreiging heeft verklaard aangezien hij op dat moment al op de grond lag en zijn handen voor zijn gezicht hield. Volgens de verklaring van [medeverdachte] zou sprake zijn van een plastic pistool. De rechtbank is van oordeel dat, wat hier ook van zij, ook een plastic pistool een deugdelijk middel is om iemand te bedreigen, omdat de gemiddelde persoon het onderscheid tussen een echt pistool en een daarop gelijkend plastic pistool niet zal kunnen maken.
De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen is dat door de verdachte of zijn mededader geweld is uitgeoefend tegenover [slachtoffer] , nu dit uit geen enkel bewijsmiddel blijkt. Uit de door [slachtoffer] afgelegde verklaring blijkt weliswaar dat hij op de grond is gevallen, echter er is niet komen vast te staan dat de juwelier is gevallen ten gevolge van op hem uitgeoefend geweld. De rechtbank acht verder ook niet bewezen dat geprobeerd is geld en/of horloges van genoemde juwelier [slachtoffer] af te persen, nu zowel verdachte als zijn mededader uitdrukkelijk hebben verklaard dat het de bedoeling was geld of goederen uit de etalage weg te nemen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 25 september 2013 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld of horloges, toebehorende aan
[naam winkel] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen
vergezellen van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met zijn mededader
- de winkel [naam winkel] heeft betreden en
- vervolgens een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
op voornoemde [slachtoffer] heeft gericht en
- vervolgens een bijl aan voornoemde [slachtoffer] heeft getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest en in overleveringsdetentie doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest en de detentie in het kader van de overlevering.
De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat het feit reeds twee jaren geleden heeft plaatsgevonden, dat de verdachte toen pas 19 jaar oud was en geen strafblad had. Daarbij komt dat het initiatief tot het feit van de oudere mededader uitging en dat de bedreiging van de juwelier door de mededader is uitgevoerd en niet door de verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft geprobeerd om samen met een ander onder bedreiging met geweld geld of dure horloges van het merk Rolex van een juwelier te stelen. Die poging heeft op klaarlichte dag plaatsgevonden, midden in het centrum van Maastricht en is gezien door meerdere getuigen. De juwelier is bedreigd met een vuurwapen, of een daarop lijkend voorwerp, en een bijl. Gelet op de brutaliteit van deze overval en het gemak waarop die dag besloten is daartoe over te gaan, lijkt het erop dat het voor de verdachte de normaalste zaak van de wereld is om bij financiële nood dan maar een juwelier te bestelen en daarna uit Nederland te vertrekken. Dergelijk gedrag wordt absoluut niet getolereerd in onze samenleving. De verdachte heeft bij het plegen van dit feit enkel zijn eigen belang, te weten geldelijk gewin, voor ogen gehad. Dat het slachtoffer daarbij zeer angstige momenten moet hebben ervaren was kennelijk van ondergeschikt belang. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waaruit volgt dat voor een overval op een winkel onder bedreiging van geweld doorgaans een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren wordt opgelegd wanneer er, zoals bij verdachte blijkens zijn justitiële documentatie d.d. 24 februari 2016 het geval is, geen sprake is van recidive. Omdat slechts een poging bewezen kan worden verklaard, dient de strafmaat volgens de wettelijke bepalingen met een derde te worden verminderd. In strafverzwarende zin heeft de rechtbank echter meegewogen dat tijdens deze overval een vuurwapen, dan wel een daarop gelijkend voorwerp, op de juwelier is gericht en bovendien een bijl aan hem is getoond. Daarnaast heeft de rechtbank in verzwarende zin meegewogen dat het ten laste gelegde in vereniging is gepleegd.
De rechtbank ziet in de door de verdediging naar voren gebrachte omstandigheden geen reden tot aanzienlijke matiging van de straf. De rechtbank overweegt dat er immers maar een gering verschil van leeftijd was tussen de verdachte en de tijdens het begaan van dit feit 22 jaar oude mededader. Ook was er wat betreft de bedreiging maar een gering verschil in de rol van beide personen.
De poging tot overval heeft op het slachtoffer diepe indruk gemaakt. De handelingen van verdachte en zijn mededader hebben hem veel angst aangejaagd. De juwelier was kort daarvoor al een keer overvallen, waarbij hij met pepperspray was bespoten. Naar de ervaring leert kunnen slachtoffers van dergelijke gewelddadige vermogensdelicten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. Daarbij komt dat overvallen als de onderhavige het voor juweliers in toenemende mate moeilijk maken hun onderneming op een normale wijze te drijven. De rechtbank overweegt dat de verdachte door het plegen van dit feit in hoge mate heeft bijgedragen aan de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid. Dit soort feiten zorgt ervoor dat deze gevoelens van onveiligheid blijven bestaan en zelfs worden versterkt.
Gelet op de genoemde ernst van de feiten, de rol die de verdachte samen met zijn mededader daarbij heeft gespeeld, de generale preventie en de mate van veronachtzaming van de belangen van het slachtoffer door verdachte, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andere soort straf of een geringere straf dan een gevangenisstraf van een aanzienlijke duur.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden, met aftrek van het voorarrest en de duur van de overleveringsdetentie.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest en in overleveringsdetentie is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J.E. Hamers-Aerts, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. F.M. van Maanen Winters, rechters, in tegenwoordigheid van C.S.G.M. Wouters-Debougnoux, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2016.
Mr. Van Maanen Winters is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 september 2013 in de gemeente Maastricht ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen,
A.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of
horloges, althans goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer] en/of [naam winkel] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,
en/of
B.
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte
van geld en/of horloges, althans goederen van zijn/hun gading, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of
[naam winkel] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededaders,
met zijn mededader, althans alleen,
- de winkel [naam winkel] heeft betreden en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
op voornoemde [slachtoffer] heeft gericht, althans aan voornoemde [slachtoffer]
heeft getoond en/of
- ( vervolgens) een bijl aan voornoemde [slachtoffer] heeft getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie regio Limburg Zuid nummer 2013104757, gesloten op 15 december 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 139.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 25 september 2013, pagina 19 en 20.
3.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 22 maart 2016.
4.Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 1 april 2015, op pagina’s 105 tot en met 107.
5.De afbeelding van videobeelden, opgenomen bovenaan op pagina 57 van het dossier.