ECLI:NL:RBLIM:2016:2849

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 maart 2016
Publicatiedatum
4 april 2016
Zaaknummer
C/03/217223 KG ZA 16/71
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over ontruiming asielzoekerscentrum na beëindiging opvangrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 29 maart 2016 een vonnis in kort geding uitgesproken. De eisende partij, het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), heeft de gedaagde, een Eritrese asielzoeker, aangesproken op zijn verblijf in een asielzoekerscentrum. De gedaagde had sinds 2014 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar op basis van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva) had hij geen recht meer op opvang in het asielzoekerscentrum. De gedaagde had begin januari 2016 een woning in Stramproy geweigerd, wat zijn recht op opvang verder ondermijnde.

COA vorderde de ontruiming van het asielzoekerscentrum door de gedaagde binnen drie dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde voerde verweer aan, waarbij hij stelde dat hij om medische redenen in Amsterdam moest verblijven voor behandelingen en mantelzorg. De rechtbank oordeelde echter dat de gedaagde niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn medische noodzaak en dat hij zonder recht of titel in het asielzoekerscentrum verbleef. Daarom werd de vordering van COA toegewezen.

De voorzieningenrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van het asielzoekerscentrum en tot betaling van de proceskosten, die op € 1.532,77 zijn begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de ontruimingsbevelen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: C/03/217223 KG ZA 16/71
Vonnis in kort geding van 29 maart 2016
in de zaak van
de bestuursrechtelijke rechtspersoon
centraal orgaan opvang asielzoekers,
gevestigd te Rijswijk,
eisende partij,
gemachtigde mr. W.H.J. Semeijn
tegen
[gedaagde]
wonend althans verblijvend in het asielzoekerscentrum [vestigingsplaats] op het adres [adres]
gedaagde partij,
in persoon procederend.
Partijen zullen verder COA en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding van 26 februari 2016 met producties
  • de op 2 maart 2016 van de zijde van COA overgelegde nadere producties
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 7 maart 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft de Eritrese nationaliteit, verblijft sinds 2014 in Nederland (thans in voornoemd asielzoekerscentrum) en heeft met ingang van 31 oktober 2014 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in art. 29, eerste lid onder b Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.2.
Op [gedaagde] is de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (verder te noemen: de Rva) van toepassing.
2.3.
Op grond van het bepaalde in art. 7 lid 1, aanhef en onder a, van de Rva, heeft [gedaagde] geen recht (meer) op opvang in een opvangcentrum.
2.4.
Begin januari 2016 heeft [gedaagde] een aan hem toegewezen woning in Stramproy, gemeente Weert, geweigerd.

3.De vordering en het geschil

3.1.
COA vordert de veroordeling van [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis voornoemd asielzoekerscentrum te ontruimen en ontruimd te houden met al het zijne en de zijnen, onder verwijzing van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de zaak.
4.2.
Om een voorziening te kunnen treffen zoals gevorderd dient te worden beoordeeld of het aannemelijk is dat de rechter, die in een eventueel aanhangig te maken bodemprocedure geconfronteerd wordt met hetzelfde feitencomplex, zal oordelen dat een met de gevraagde voorziening overeenstemmende of vergelijkbare vordering zal slagen.
4.3.
Het verweer van [gedaagde] komt er op neer dat hij om medische redenen een woning in (de regio) Amsterdam toegewezen wil krijgen. [gedaagde] dient medische behandelingen te ondergaan in het ziekenhuis in Amsterdam (AMC). Tevens heeft hij behoefte aan mantelzorg en zijn zus woont in Amsterdam, aldus [gedaagde] .
4.4.
COA heeft gemotiveerd betwist dat het voor [gedaagde] om medische redenen noodzakelijk is om in (de regio) Amsterdam te wonen. Het had daarom alleszins op de weg van [gedaagde] gelegen om de door hem gestelde medische noodzaak aan te tonen, met stukken dan wel anderszins, doch hij heeft zulks nagelaten. Het verweer faalt derhalve. Nu bovendien onweersproken vaststaat dat [gedaagde] thans zonder recht of titel in het asielzoekerscentrum verblijft, zal de vordering worden toegewezen.
4.5.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van COA tot de datum van dit vonnis begroot op € 1.532,77, bestaande uit € 816,00 aan salaris gemachtigde, € 619,00 aan griffierecht en € 97,77 aan explootkosten

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis het asielzoekerscentrum te [vestigingsplaats] op het adres [adres] te ontruimen en ontruimd te houden met al het zijne en de zijnen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van COA tot de datum van dit vonnis begroot op € 1.532,77,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
RK