In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 29 maart 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en de Stichting Mondriaan. De eiser, die in een ggz-instelling was opgenomen, vorderde de hervatting van zijn klinische opname na een eenzijdige beëindiging van de behandelingsovereenkomst door de Stichting Mondriaan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er gewichtige redenen waren voor de beëindiging van de behandeling, gezien de aard en ernst van de gedragingen van de eiser, waaronder grensoverschrijdend gedrag en het gebruik van alcohol en drugs. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Stichting Mondriaan de vereiste zorgvuldigheid in acht had genomen bij de beëindiging van de behandeling, ondanks de korte opzegtermijn. De vordering van de eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheidseisen die gelden bij eenzijdige beëindiging van een behandelingsovereenkomst in de geestelijke gezondheidszorg.