ECLI:NL:RBLIM:2016:2724

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 maart 2016
Publicatiedatum
30 maart 2016
Zaaknummer
C/03/216622 / KG ZA 16-47
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan levering van geruilde grondstroken in kort geding

In deze zaak heeft eiser een kort geding aangespannen tegen gedaagde, waarbij eiser vordert dat gedaagde medewerking verleent aan de levering van geruilde stroken grond. Partijen hebben een overeenkomst tot grondruil gesloten, maar gedaagde weigert zijn medewerking te verlenen, met als argument dat de concept leveringsakte impliceert dat hij meer grond moet leveren dan overeengekomen. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, aangezien de levering van de grondstroken, die uiterlijk eind januari 2016 had moeten plaatsvinden, nog niet heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter wijst de vordering van eiser toe en veroordeelt gedaagde om binnen tien dagen na betekening van het vonnis mee te werken aan de ondertekening van de notariële akte van levering. Indien gedaagde hier niet aan voldoet, treedt het vonnis in de plaats van de vereiste wilsverklaringen van gedaagde. Gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 1.200,05, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis is uitgesproken door mr. R.H.J. Otto op 29 maart 2016.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/216622 / KG ZA 16-47
Vonnis in kort geding van 29 maart 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. C.S.B.E. Reinders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.E.A. Hendrix.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de brief, met bijlage, van [gedaagde] van 26 februari 2016,
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om op eerste oproep van de notaris en uiterlijk binnen tien dagen na het in dezen te wijzen vonnis mee te werken aan de ondertekening van de notariële (leverings-)akte die als productie 7 bij dagvaarding in het geding is gebracht. Hierbij vordert [eiser] tevens dat de voorzieningenrechter bepaalt dat [gedaagde] ofwel een dwangsom zal verbeuren van € 250,00 per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] na betekening van het in dezen te wijzen vonnis daarmee in gebreke mocht blijven, met een maximum van € 100.000,00 althans subsidiair een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag en maximum, ofwel dat de voorzieningenrechter bepaalt dat het in dezen te wijzen vonnis in de plaats treedt van de notariële (leverings-)akte. Voorts vordert [eiser] [gedaagde] in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de nakosten, te veroordelen, alsmede [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over deze kosten vanaf het tijdstip dat hij in verzuim is deze kosten te voldoen.
2.2.
[gedaagde] voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De voorzieningenrechter ziet zich allereerst voor de vraag geplaatst of [eiser] een spoedeisend belang heeft bij beoordeling van zijn vordering in kort geding. Die vraag beantwoordt de voorzieningenrechter bevestigend. Hij overweegt daartoe dat [eiser] onweersproken heeft gesteld dat partijen een overeenkomst van grondruil hebben gesloten waarbij zij zijn overeengekomen dat de levering van de geruilde stroken grond uiterlijk eind januari 2016 zou plaatsvinden. Daarnaast heeft [eiser] , eveneens onweersproken, gesteld dat de levering van de stroken grond ondanks deze afspraak nog niet heeft plaatsgevonden, omdat [gedaagde] weigert zijn medewerking hieraan te verlenen. Daarmee is het spoedeisend belang van [eiser] bij een beoordeling van zijn vorderingen in kort geding gegeven. Bij deze stand van zaken kan immers niet van hem worden gevergd dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
3.2.
Daarmee komt de voorzieningenrechter thans toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering. [eiser] vordert [gedaagde] te veroordelen tot nakoming van de door partijen ter gelegenheid van de op 7 december 2015 in deze rechtbank gehouden comparitie, gesloten overeenkomst van grondruil. Die overeenkomst komt in de kern erop neer dat partijen twee stroken grond, die door hen zelf zijn afgebakend, met elkaar hebben geruild. In dit verband zijn partijen blijkens het proces-verbaal van comparitie overeengekomen dat de akte, de voorzieningenrechter gaat ervan uit dat hiermee wordt gedoeld op de concept akte van 3 februari 2014 die in deze procedure als productie 4 bij dagvaarding in het geding is gebracht, geldt als tussen partijen overeengekomen en behoudens een aantal in het proces-verbaal genoemde uitzonderingen in een notariële akte zal worden opgenomen. In de akte van 3 februari 2014 is opgenomen dat partijen een overeenkomst van grondruil hebben gesloten waarbij [gedaagde] een strook grond van ongeveer vijfentwintig centiare heeft afgestaan en in eigendom heeft overgedragen aan [eiser] en waarbij [eiser] op zijn beurt een strook grond van ongeveer vijfentwintig centiare heeft afgestaan en in eigendom heeft overgedragen aan [gedaagde] . Voorts zijn partijen blijkens het proces-verbaal overeengekomen dat zij de notaris opdracht zullen geven om de akte van levering op te maken en deze uiterlijk eind januari 2016 te passeren.
3.2.1.
Ter onderbouwing van zijn vordering stelt [eiser] dat de notaris inmiddels een (nieuwe) conceptakte heeft opgesteld die strekt tot levering van de geruilde stroken grond en overeenstemt met de in het proces-verbaal overeengekomen regeling. [gedaagde] weigert echter zijn medewerking te verlenen aan de levering van de geruilde stroken grond. [gedaagde] dient daarom in deze procedure te worden veroordeeld om alsnog mee te werken aan de levering van de geruilde stroken grond, aldus [eiser] .
3.2.2.
[gedaagde] is evenwel van mening dat hij vanwege een tweetal redenen niet gehouden is om zijn medewerking te verlenen aan de levering van de stroken grond conform de nieuwe conceptakte. Volgens [gedaagde] is de door [eiser] , in de vorm van een muur van schanskorven, geplaatste erfafscheiding niet deugdelijk en wijkt deze af van de intentie die [gedaagde] bij het sluiten van de overeenkomst had. Daarnaast wijkt de leveringsakte volgens [gedaagde] af van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Partijen zijn overeengekomen dat de te ruilen stroken grond dezelfde oppervlakte hebben, terwijl thans uit de nieuwe conceptakte blijkt dat de oppervlakte van de door [gedaagde] aan [eiser] te leveren strook grond tweeëntwintig centiare is, terwijl de oppervlakte van de door [eiser] aan [gedaagde] te leveren strook grond twintig centiare is.
3.2.3.
De voorzieningenrechter gaat voorbij aan de stelling van [gedaagde] dat de door [eiser] in de vorm van schanskorven geplaatste erfafscheiding niet deugdelijk zou zijn en afwijkt van de intentie die [gedaagde] bij het sluiten van de overeenkomst had. Nog daargelaten dat [gedaagde] die stelling in het licht van de betwisting daarvan door [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd, heeft hij bovendien niet toegelicht op grond waarvan, zo het al juist zou zijn dat de erfafscheiding niet deugdelijk is, dat rechtvaardigt dat hij de krachtens de door partijen gesloten overeenkomst van grondruil op hem rustende verbintenis om mee te werken aan de levering van de geruilde stroken grond niet nakomt.
3.2.3.1. De voorzieningenrechter gaat eveneens voorbij aan de stelling dat nieuwe concept leveringsakte van 19 januari 2016 afwijkt van hetgeen partijen zijn overeengekomen. De voorzieningenrechter stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat zij de geruilde stroken grond zelf met behulp van paaltjes hebben afgebakend. Tussen partijen is evenmin in geschil dat zij de door hen afgebakende stroken grond bij die gelegenheid of in ieder geval op enig ander moment voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst van grondruil niet door het Kadaster hebben laten inmeten. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat om die reden in de concept leveringsakte van 3 februari 2014 is vermeld dat de oppervlakte van elk van de geruilde stroken grond
ongeveer25 centiare is. Hoewel ook voor de voorzieningenrechter niet duidelijk is op grond waarvan dezelfde notaris die de concept leveringsakte van 3 februari 2014 heeft opgesteld, thans, terwijl de stroken grond kennelijk nog steeds niet zijn ingemeten, in de nieuwe concept leveringsakte vermeldt dat de oppervlakte van de door [gedaagde] bij de grondruil overeenkomst aan [eiser] in eigendom overgedragen strook grond tweeëntwintig centiare is en dat de oppervlakte van de door [eiser] aan [gedaagde] overgedragen strook grond twintig centiare is, kan op basis hiervan niet worden geconcludeerd dat de nieuwe concept leveringsakte van 19 januari 2016 afwijkt van hetgeen partijen zijn overeengekomen. De stroken grond die partijen volgens die akte aan elkaar leveren, zijn immers de door hen afgebakende stroken grond waarvan zij zijn overeengekomen dat zij deze met elkaar ruilen. Dat de oppervlakten van de geruilde stroken grond
feitelijkafwijken van de te leveren stroken grond, bijvoorbeeld doordat na het sluiten van de overeenkomst een wijziging in de afbakening is aangebracht, is niet gesteld of gebleken. De stroken grond die partijen bij de concept leveringsakte van 19 januari 2016 aan elkaar leveren, zijn dus óók in oppervlakten exact dezelfde stroken grond als de stroken grond die in de concept leveringsakte van 3 februari 2014 zijn vermeld. De omstandigheid dat de notaris in de concept leveringsakte van 19 januari 2016 uitgaat van andere oppervlakten dan in de concept leveringsakte van 3 februari 2014 maakt dat niet anders. De voorzieningenrechter begrijpt dat hierdoor bij [gedaagde] de indruk is ontstaan dat hij méér grond dient te leveren dan is overeengekomen en mínder grond verkrijgt dan is overeengekomen, maar feitelijk is dat niet het geval. Overigens valt, nu de stroken grond nog steeds niet zijn ingemeten, niet uit te sluiten dat de in de concept leveringsakte van 19 januari 2016 genoemde oppervlakten niet overeenstemmen met de feitelijke oppervlakten. De conclusie luidt dus dat [gedaagde] , indien de levering plaatsvindt conform de concept leveringsakte van 19 januari 2016, niet meer grond aan [eiser] levert dan is overeengekomen en ook niet minder grond door [eiser] aan hem wordt geleverd dan is overeengekomen. [gedaagde] dient daarom mee te werken aan de levering van de stroken grond conform de concept leveringsakte van 19 januari 2016.
3.2.3.2. Het vorenstaande brengt met zich dat de vordering van [eiser] zal worden toegewezen.
3.2.3.3. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de termijn waarin [gedaagde] zijn medewerking dient te verlenen aan de levering van de stroken grond te stellen op tien dagen na betekening van het vonnis en dus niet zoals [eiser] vordert, binnen tien dagen na dagtekening van dit vonnis, aangezien niet valt uit te sluiten dat de eerste oproep van de notaris niet binnen tien dagen na dagtekening van dit vonnis kan of zal plaatsvinden.
3.3.
De voorzieningenrechter zal op de voet van artikel 3:300 BW bepalen dat, indien [gedaagde] ondanks een daartoe strekkende veroordeling volhardt in zijn weigering om medewerking te verlenen aan de levering van de stroken grond, dit vonnis in de plaats treedt van de voor het opmaken van de notariële leveringsakte vereiste wilsverklaringen, medewerking en handtekening(en) van [gedaagde] , zodat de stroken grond kunnen worden geleverd overeenkomstig de in de concept leveringsakte van 19 januari 2016 genoemde voorwaarden.
3.3.1.
Bij deze stand van zaken heeft [eiser] geen belang meer bij zijn vordering om een dwangsom op te leggen voor het geval [gedaagde] de veroordeling om mee te werken aan de levering van de geruilde stroken grond niet zou naleven. Die vordering zal daarom worden afgewezen.
3.4.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 96,05
- griffierecht 288,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.200,05
3.4.1.
De gevorderde veroordeling in de nakosten zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
3.4.2.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zal worden toegewezen met inachtneming van een redelijke termijn van twee weken na betekening van het vonnis.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om op het eerste verzoek van de notaris en uiterlijk binnen tien dagen na betekening van dit vonnis, te ondertekenen de akte van levering die in concept als productie 7 bij dagvaarding in het geding is gebracht, en zijn medewerking te verlenen aan het verlijden daarvan en voorts alles te doen wat nodig is om de levering van de geruilde stroken grond te bewerkstelligen,
4.2.
bepaalt dat, indien Vonken niet tijdig voldoet aan de hiervoor onder 4.1 geformuleerde veroordeling, dit vonnis in de plaats treedt van de voor het opmaken van de notariële leveringsakte vereiste wilsverklaringen, medewerking en handtekening(en) van [gedaagde] , zodat de hiervoor genoemde stroken grond kunnen worden geleverd overeenkomstig de in de hiervoor genoemde concept leveringsakte genoemde voorwaarden,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.200,05, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
NL