Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de brief, met bijlage, van [gedaagde] van 26 februari 2016,
- de mondelinge behandeling.
2.Het geschil
3.De beoordeling
ongeveer25 centiare is. Hoewel ook voor de voorzieningenrechter niet duidelijk is op grond waarvan dezelfde notaris die de concept leveringsakte van 3 februari 2014 heeft opgesteld, thans, terwijl de stroken grond kennelijk nog steeds niet zijn ingemeten, in de nieuwe concept leveringsakte vermeldt dat de oppervlakte van de door [gedaagde] bij de grondruil overeenkomst aan [eiser] in eigendom overgedragen strook grond tweeëntwintig centiare is en dat de oppervlakte van de door [eiser] aan [gedaagde] overgedragen strook grond twintig centiare is, kan op basis hiervan niet worden geconcludeerd dat de nieuwe concept leveringsakte van 19 januari 2016 afwijkt van hetgeen partijen zijn overeengekomen. De stroken grond die partijen volgens die akte aan elkaar leveren, zijn immers de door hen afgebakende stroken grond waarvan zij zijn overeengekomen dat zij deze met elkaar ruilen. Dat de oppervlakten van de geruilde stroken grond
feitelijkafwijken van de te leveren stroken grond, bijvoorbeeld doordat na het sluiten van de overeenkomst een wijziging in de afbakening is aangebracht, is niet gesteld of gebleken. De stroken grond die partijen bij de concept leveringsakte van 19 januari 2016 aan elkaar leveren, zijn dus óók in oppervlakten exact dezelfde stroken grond als de stroken grond die in de concept leveringsakte van 3 februari 2014 zijn vermeld. De omstandigheid dat de notaris in de concept leveringsakte van 19 januari 2016 uitgaat van andere oppervlakten dan in de concept leveringsakte van 3 februari 2014 maakt dat niet anders. De voorzieningenrechter begrijpt dat hierdoor bij [gedaagde] de indruk is ontstaan dat hij méér grond dient te leveren dan is overeengekomen en mínder grond verkrijgt dan is overeengekomen, maar feitelijk is dat niet het geval. Overigens valt, nu de stroken grond nog steeds niet zijn ingemeten, niet uit te sluiten dat de in de concept leveringsakte van 19 januari 2016 genoemde oppervlakten niet overeenstemmen met de feitelijke oppervlakten. De conclusie luidt dus dat [gedaagde] , indien de levering plaatsvindt conform de concept leveringsakte van 19 januari 2016, niet meer grond aan [eiser] levert dan is overeengekomen en ook niet minder grond door [eiser] aan hem wordt geleverd dan is overeengekomen. [gedaagde] dient daarom mee te werken aan de levering van de stroken grond conform de concept leveringsakte van 19 januari 2016.
816,00