ECLI:NL:RBLIM:2016:27

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 januari 2016
Publicatiedatum
5 januari 2016
Zaaknummer
C/03/215421 / KG ZA 15-682
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil betreffende ontruiming van een woning met beroep op kennelijke misslag en noodsituatie

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben eisers [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] een vordering ingesteld tegen de stichting Woningstichting Maasvallei Maastricht. De aanleiding voor de procedure is een vonnis van 4 november 2015, waarbij de huurovereenkomst tussen Maasvallei en de eisers is ontbonden en hen is bevolen de woning te verlaten. Maasvallei heeft hen vervolgens schriftelijk geïnformeerd dat zij de woning op 7 januari 2016 moeten ontruimen. In dit kort geding vorderen eisers een verbod op de tenuitvoerlegging van het vonnis van 4 november 2015, alsook een veroordeling tot betaling van proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun stelling dat de tenuitvoerlegging van het vonnis hen in een noodtoestand zou brengen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de argumenten van eisers, waaronder de geestelijke toestand van [eiseres sub 2] en de mogelijkheid van dakloosheid, niet zijn onderbouwd met nieuwe feiten die na het eerdere vonnis aan het licht zijn gekomen. Bovendien is het beroep op een kennelijke misslag in de eerdere procedure verworpen, omdat de gemachtigde van eisers het verweerschrift als conclusie van antwoord heeft ingediend.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Maasvallei zijn begroot op € 1.529,19. Dit vonnis is uitgesproken op 5 januari 2016 door mr. A.J. Henzen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/215421 / KG ZA 15-682
Vonnis in kort geding van 5 januari 2016
in de zaak van

1.[eiser sub 1]

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2]
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. R.W.J.L. Loonen te Heerlen,
tegen
de stichting
WONINGSTICHTING MAASVALLEI MAASTRICHT,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde,
advocaat mr. H.J.J. van der Salm te Maastricht.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] en Maasvallei genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de ‘conclusie van antwoord’ van Maasvallei.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten en het geschil

2.1.
Bij vonnis van 4 november 2015 (zaaknr. 3423943 CV EXPL 14-10023) is de huurovereenkomst tussen Maasvallei met betrekking tot de door [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] gehuurde woning aan het adres [adres] te [woonplaats] ontbonden. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zijn bij dat vonnis voorts veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van dat vonnis de woning te verlaten en te ontruimen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2.
Maasvallei heeft [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] schriftelijk bericht dat de woning op 7 januari 2016 dient te worden verlaten en ontruimd.
2.3.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] vorderen Maasvallei bij vonnis - uitvoerbaar bij voorraad -:
te verbieden het vonnis van 4 november 2015 ten uitvoer te leggen, althans te verbieden dat vonnis ten uitvoer te leggen totdat arrest in de bodemprocedure is gewezen;
te veroordelen tot betaling van de proceskosten en de nakosten.
2.4.
Maasvallei voert verweer.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
3.2.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] stellen dat de kantonrechter een door [eiseres sub 2] opgesteld “verweerschrift” ten onrechte als conclusie van antwoord aangemerkt heeft, zodat het vonnis van 4 november 2015 op een kennelijk misslag berust. De voorzieningenrechter verwerpt dit betoog. Vaststaat immers dat de toenmalige gemachtigde van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] het “verweerschrift” destijds als conclusie van antwoord ingediend heeft.
3.3.
De voorzieningenrechter heeft in hetgeen [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] voor het overige hebben aangevoerd onvoldoende aanleiding gezien om tot het oordeel te kunnen komen dat de tenuitvoerlegging van het vonnis op grond van nieuwe feiten klaarblijkelijk aan de zijde van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] tot een noodtoestand zal leiden. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben in dit verband gewezen op de geestelijke toestand van [eiseres sub 2] en het gegeven dat zij dakloos zullen worden. Deze stellingen van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zien evenwel niet op nieuwe feiten die na het vonnis van
4 november 2015 aan het licht gekomen zijn. Uit het overgelegde onderzoeksverslag van 4 maart 2014 (productie 4) blijkt immers dat [eiseres sub 2] reeds jaren bekend is met psychische klachten en uit het vonnis van 4 november 2015 blijkt ook dat de psychische problematiek van [eiseres sub 2] is meegewogen in de bodemprocedure. De stelling dat binnen de Levantogroep geen plek is op de crisisopvang is voorts niet onderbouwd, zodat allerminst (voldoende) aannemelijk geworden is dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] als gevolg van de ontruiming dakloos zullen worden. Dat geldt evenzeer voor hun stelling dat huur van woonruimte van particuliere verhuurders voor hun onmogelijk zal zijn. Ook dit zijn overigens geen nieuwe feiten, maar stellingen die zij in de procedure die tot het vonnis van 4 november 2015 heeft geleid naar voren hadden kunnen brengen.
3.4.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben voorts nog aangevoerd dat een belangenafweging in hun voordeel dient uit te vallen omdat in ieder geval sedert juni 2015 geen sprake meer is van overlast zodat Maasvallei geen belang heeft bij executie van het vonnis terwijl [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] als gevolg van de ontruiming in een noodsituatie zullen belanden. Ook dit betoog moet worden verworpen. Het feit dat er geen sprake meer zou zijn van overlast, kan immers de eerdere tekortkoming van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] in de nakoming van de huurovereenkomst niet tenietdoen. Daarnaast kan het wegvallen van de overlast, wat daar verder ook van zij, geen rol spelen bij de beoordeling van de vraag of Maasvallei misbruik van haar bevoegdheid maakt om de ontruiming van het gehuurde door te zetten. Ten aanzien van het gestelde over de noodtoestand wordt verwezen naar hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 3.3 is overwogen. Het beroep op een noodtoestand kan alleen worden gehonoreerd indien sprake is van nieuwe feiten, dat wil zeggen: feiten die zich hebben voorgedaan nadat het vonnis is gewezen of feiten die pas daarna aan het licht zijn gekomen. In het onderhavige geval is van dergelijke feiten geen sprake. Verder heeft Maasvallei wel degelijk belang bij executie van het vonnis, al was het maar omdat Maasvallei anders binnen het samenwerkingsverband “Meldpunt Moeilijk Plaatsbaren en zorgmeldingen Openbare Geestelijke Gezondheidszorg” een verkeerd signaal zou afgeven als [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] in de woning zouden kunnen blijven.
3.5.
Op grond van vorenstaande overwegingen zullen de vorderingen van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] afgewezen worden.
3.6.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Maasvallei worden begroot op:
- griffierecht € 619,00
- dagvaarding 94,19
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.529,19

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van Maasvallei tot op heden begroot op € 1.529,19.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Henzen en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2016. [1]

Voetnoten

1.type: RW