ECLI:NL:RBLIM:2016:2655

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 maart 2016
Publicatiedatum
25 maart 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 44
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in schadevergoeding op grond van artikel 7:658 BW

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 maart 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen het niet tijdig beslissen op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Eiser, gevestigd te Roermond, had de Nationale Politie aansprakelijk gesteld voor schade, maar de rechtbank oordeelde dat het verzoek geen schade betrof als gevolg van een onrechtmatig besluit. Hierdoor was de rechtbank niet bevoegd om kennis te nemen van het beroep.

Eiser had op 18 juli 2014 de Nationale Politie aansprakelijk gesteld, maar na het uitblijven van een beslissing, werd beroep ingesteld op basis van artikel 8:55b van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overwoog dat de verzoekschriftprocedure voor schadevergoeding geregeld is in titel 8.4 van de Awb, en dat de bestuursrechter alleen bevoegd is om te oordelen over verzoeken die voortkomen uit onrechtmatige besluiten.

De rechtbank concludeerde dat de reactie van de Nationale Politie op de aansprakelijkstelling geen besluit was in de zin van artikel 1:3 van de Awb, waardoor de bestuursrechter niet bevoegd was om het beroep te behandelen. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tevens werd opgemerkt dat de Nationale Politie erkende dat er nog steeds geen beslissing was genomen op de aansprakelijkstelling en dat excuses waren aangeboden aan eiser. De rechtbank ging ervan uit dat de Nationale Politie zo spoedig mogelijk inhoudelijk zou reageren op de aansprakelijkstelling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 16/44

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2016 in de zaak tussen

[eiser] , te Roermond, eiser

(gemachtigde: mr. V. Dolderman),
en

Nationale Politie, verweerder

(gemachtigde: C.A. Elfferich).

Procesverloop

Eiser heeft verweerder op 18 juli 2014 aansprakelijk gesteld voor schade als bedoeld in artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Na het uitblijven van een beslissing op deze aansprakelijkstelling heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit als bedoeld in artikel 8:55b van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. De rechtbank overweegt ambtshalve het volgende.
3. Op 1 juli 2013 is titel 8.4 (Schadevergoeding) van de Awb in werking getreden. In deze titel is de verzoekschriftprocedure geregeld voor – kort gezegd – gevallen waarin iemand schade stelt te lijden door onrechtmatige besluiten van de overheid. In de artikelen 8:88 en 8:89 van de Awb is geregeld in welke gevallen de bestuursrechter bevoegd is over een verzoek om schadevergoeding te beslissen.
4. De rechtbank constateert dat in dit geval is verzocht om vergoeding van schade op grond van artikel 7:658 van het BW. Het verzoek betreft geen schade als gevolg van een onrechtmatig besluit. Dit betekent dat de reactie van verweerder op de aansprakelijkstelling van 18 juli 2014 evenmin een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb zal zijn en dat de bestuursrechter niet bevoegd is over een eventueel verzoek om schadevergoeding te oordelen. Dit heeft ook tot gevolg dat de rechtbank niet bevoegd is kennis te nemen van het beroep tegen gericht tegen het niet tijdig beslissen.
5. De rechtbank zal zich dan ook onbevoegd verklaren. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
6. Tot slot wenst de rechtbank nog op te merken dat verweerder heeft erkend dat nog steeds niet op de aansprakelijkstelling van eiser is beslist. Hij heeft uitgelegd wat daar de redenen voor waren en hij heeft excuses aan eiser aangeboden. Verweerder heeft de dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb aan eiser betaald en heeft toegezegd uiterlijk 5 februari 2016 te zullen beslissen over de aansprakelijkstelling. Voor zover bekend is nog steeds geen beslissing genomen. De rechtbank gaat ervan uit dat verweerder zo spoedig mogelijk inhoudelijk zal reageren op de aansprakelijkstelling van eiser.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd van het beroep kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Nollen, rechter, in aanwezigheid van
J.B.J.C.L. Caelers-Sijbers, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
25 maart 2016.
w.g. J.B.J.C.L. Caelers-Sijbers,
griffier
w.g. C.M. Nollen,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 25 maart 2016
AC

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.