ECLI:NL:RBLIM:2016:2589

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 maart 2016
Publicatiedatum
24 maart 2016
Zaaknummer
03/700382-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige brandstichting in Sittard-Geleen door verdachte en medeverdachten

Op 24 maart 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten meermalen brand heeft gesticht in de gemeente Sittard-Geleen. De feiten vonden plaats tussen 4 juli 2015 en 5 augustus 2015. De verdachte, bijgestaan door haar advocaat mr. J.K.T. Schoffelen, werd beschuldigd van het medeplegen van brandstichting, waarbij gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten was. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 10 maart 2016, waarbij de verdachte en haar raadsman aanwezig waren. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van verschillende feiten, terwijl de verdediging vrijspraak voor een aantal feiten bepleitte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachten in een periode van ongeveer een maand meerdere brandstichtingen hebben gepleegd, waarbij zij telkens in de nachtelijke uren op pad gingen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van medeplegen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte en haar medeverdachten opzettelijk brand hebben gesticht aan verschillende objecten, waaronder afvalcontainers, een wc-unit en een noodgebouw, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van levensgevaar, omdat niet kon worden vastgesteld dat er daadwerkelijk levensgevaar was.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 360 dagen, waarvan 128 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en klinische opname. De vorderingen van benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die voortvloeide uit de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, ondanks haar verminderde toerekeningsvatbaarheid, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die haar strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/700382-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 maart 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
gedetineerd in PI Zuid Oost - HvB Ter Peel te Evertsoord.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.K.T. Schoffelen, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 maart 2016. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:samen met een ander of anderen opzettelijk brand heeft gesticht en daarvan gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was;
feit 1 subsidiair:medeplichtig is geweest aan opzettelijke brandstichting waarbij gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was;
feit 2:samen met een ander of anderen opzettelijk brand heeft gesticht en daarvan gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was;
feit 3:samen met een ander of anderen opzettelijk brand heeft gesticht en daarvan gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was;
feit 4:samen met een ander of anderen opzettelijk brand heeft gesticht en daarvan gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was;
feit 5:samen met een ander of anderen opzettelijk brand heeft gesticht en daarvan gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was;
feit 6:samen met een ander of anderen opzettelijk brand heeft gesticht en daarvan gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was;
feit 7 primair:samen met een ander of anderen opzettelijk brand heeft gesticht en daarvan gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was;
feit 7 subsidiair:medeplichtig is geweest aan opzettelijke brandstichting waarbij gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was;
feit 8:samen met een ander of anderen opzettelijk brand heeft gesticht en daarvan gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was;
feit 9:samen met een ander of anderen opzettelijk brand heeft gesticht en daarvan gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder feit 2, 3, 5, 6 en 8 tenlastegelegde wordt bewezenverklaard. Ten aanzien van de feiten 2, 5, 6 en 8 was er naast gevaar voor goederen ook levensgevaar te duchten, aldus de officier van justitie. Voor de overige feiten heeft de officier van justitie gevorderd om verdachte vrij te spreken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de feiten 1, 4, 5, 7 en 9, vanwege het ontbreken van wettig en overtuigende bewijsmiddelen. Ten aanzien van de feiten 2, 3, 6 en 8 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Verdachte [verdachte] , haar partner [medeverdachte 2] en haar broertje [medeverdachte 1] worden ervan verdacht in de periode van 4 juli 2015 tot en met 5 augustus 2015 in de gemeente Sittard-Geleen meerdere keren brand te hebben gesticht. Ter terechtzitting van 10 maart 2016 heeft [verdachte] verklaard dat de aanleiding hiervan was dat zij wraak wilde nemen, omdat zij door de Jumbo vals beschuldigd was van diefstal. Zij is het zwarte schaap van de familie en haar hele leven heeft zij al te kampen met valse beschuldigingen. Het waren wanhoopsdaden. Zij wilde gehoord, geaccepteerd en gerespecteerd worden. Zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] hebben het verhaal van de wraakactie in hun verklaringen bij de politie, bevestigd.
Bewijsmiddelen
De rechtbank zal de tenlastegelegde feiten in chronologische volgorde bespreken.
Ten aanzien van feit 8 (de afvalcontainer op de oprit van de [adres 1] op 4 juli 2015):
Aangever [naam 11] heeft bij zijn aangifte verklaard [2] dat op de oprit van zijn huis, gelegen aan de [adres 1] te Sittard, een afvalcontainer stond. Aangever zag dat in de nacht van 3 juli 2015 op 4 juli 2015 tussen 01:00 uur en 02:00 uur er vlammen uit de afvalcontainer sloegen. De brandweer heeft de brand weten te blussen.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard [3] , nadat hij de locatie had aangewezen, dat daar een gehuurde afvalcontainer van ijzer op de oprit stond. [verdachte] heeft de container in brand gestoken door hier een aansteker bij te houden. Hij heeft bij haar gestaan. Voor zover hij weet lag er puin uit de tuin, papier en hout in de container.
[verdachte] heeft bij de politie verklaard [4] dat zij daar wat karton heeft aangestoken. [medeverdachte 1] heeft dat ook geprobeerd, maar ze weet niet of dat gelukt is. [medeverdachte 2] heeft daar niets van meegekregen. De container stond op de oprit. [verdachte] dacht dat de woning leeg was.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard [5] dat [verdachte] papier, dat in de container lag, met een aansteker heeft aangestoken. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij zelf niets heeft gedaan. Ze was eerst doorgelopen en toen hoorde ze van [medeverdachte 1] dat de container in lichterlaaie stond. Ze was wel gaan kijken en zag de vlammen. [verdachte] had de crème brûlée aansteker gebruikt.
Tussenconclusie
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat
[verdachte] en [medeverdachte 1] op 4 juli 2015 samen brand hebben gesticht aan de afvalcontainer.
Ten aanzien van feit 3 (de bouwkeet en de wc-unit aan de Haspelsestraat in de periode van 14 juli 2015 tot en met 15 juli 2015):
Verbalisanten krijgen een melding en gaan naar de Odasingel te Sittard. Daar zou een bouwkeet in brand staan. [6] Ter plaatse zien zij dat er inderdaad een bouwkeet in brand staat. De ter plaatse gekomen brandweer deelde verbalisanten mede dat de brand is ontstaan bij een blauwe kliko die achter de bouwkeet stond en dat de brand is overgeslagen naar de bouwkeet.
Aangever [naam 1] heeft bij zijn aangifte verklaard [7] dat hij op 15 juli 2015 omstreeks 06:00 uur bij de bouwkeet aan de Haspelsestraat te Sittard aankwam. Hij zag dat de gehuurde bouwkeet gedeeltelijk uitgebrand was. De stroomverdeelkast, de gehuurde tijdelijke wc unit en de gehuurde rolcontainer waren ook uitgebrand.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard [8] , nadat hij de locatie had aangewezen, dat [verdachte] en hij eerst het hekwerk open hadden gemaakt en daarna de wc-deur open. Vervolgens hebben zij de wasbenzine erin gegoten en aangestoken. [medeverdachte 2] stond op de uitkijk. [verdachte] hield de deur van de wc open en hij schudde de wasbenzine erin en stak het aan. [verdachte] had wasbenzine gekocht.
[verdachte] heeft bij de politie verklaard [9] dat [medeverdachte 2] bij de plattegrond stond te kijken en dat [medeverdachte 1] aan haar vroeg om mee te helpen het hek op te tillen. Dat heeft ze gedaan. Ze weet dat de wc in brand is gestoken, want dat zei [medeverdachte 1] tegen haar. Ze heeft [medeverdachte 1] geholpen.
[medeverdachte 2] heeft de locatie aangewezen en verklaard [10] dat zij op de uitkijk heeft gestaan.
Tussenconclusie
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat
[verdachte] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode van 14 juli 2015 tot en met 15 juli 2015 brand hebben gesticht aan de wc-unit aan de Haspelsestraat, ten gevolge waarvan ook de bouwkeet is verbrand.
Ten aanzien van feit 9 (mobiel toilet op de parkeerplaats van de Albert Heijn aan de Brugstraat, in de periode van 17 juli 2015 tot en met 20 juli 2015):
Aangever [naam 2] heeft bij zijn aangifte verklaard [11] dat er op 15 juli 2015 een Dixie mobiel toilet was geplaatst op de parkeerplaats van de Albert Heijn aan de Brugstraat 1 te Sittard. Op 17 juli 2015 omstreeks 16:15 uur is het mobiel toilet zonder schade achtergelaten. Op 20 juli 2015 omstreeks 07:00 uur zijn collega’s erachter gekomen dat het mobiel toilet was afgebrand.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard [12] , nadat hij de locatie had aangewezen, dat de wc is aangestoken door [verdachte] . [medeverdachte 2] en hij hebben op de uitkijk gestaan.
[verdachte] heeft bij de politie verklaard [13] dat [medeverdachte 2] die paal daar neer had gezet en dat [medeverdachte 1] hem had aangestoken. Zij had zelf een tasje bij zich met daarin wasbenzine. Zij heeft dit tasje aan [medeverdachte 1] gegeven.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard [14] dat [medeverdachte 1] een bouw-wc in brand heeft gestoken en dat zij de deur open heeft gemaakt. Zij had een rood-witte paal, die wordt gebruikt als afzetting bij wegwerkzaamheden, gepakt en in de wc gezet zodat de deur open bleef staan. [medeverdachte 1] had wasbenzine gesprenkeld en daarna hoorde [medeverdachte 2] “voem”.
Tussenconclusie
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat
[verdachte] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode van 17 juli 2015 tot en met 20 juli 2015 brand hebben gesticht aan de mobiele toilet op de parkeerplaats van de Albert Heijn aan de Brugstraat.
Ten aanzien van feit 5 (afvalcontainer en een stapel kranten op de oprit van [adres 2] en de struiken aan de [adres 3] , in de periode van 22 juli 2015 tot en met 26 juli 2015):
Aangever [naam 3] heeft bij zijn aangifte verklaard [15] dat hij op 26 juli 2015 te 03:15 uur uit het raam van zijn woning aan de [adres 3] te Sittard keek en zag dat er iets brandde. Hij is naar buiten gegaan en heeft de struiken en het hekwek nat gehouden, anders had het vuur zich kunnen uitbreiden naar het gebouw van de fysiotherapie. Aangever had ten gevolge van de brand schade aan zijn hekwerk en een aantal struiken zijn verschroeid.
[naam 4] heeft aangifte gedaan van het in brand steken van de container die voor de poort van zijn fysiopraktijk ( [adres 2] te Sittard) stond. [16]
[verdachte] heeft bij de politie verklaard [17] dat [medeverdachte 1] de container in brand heeft gestoken. Ze liepen daar voorbij en ineens zei [medeverdachte 1] dat kunnen we mooi in de fik steken. Zij stond op de brug en [medeverdachte 2] was bij haar in de buurt. Ze hoorde geknetter dus ze neemt aan dat er iets van de struiken mee is genomen bij die brand. Ze heeft gezien dat aan de kant waar het water is, de struiken weg waren en dat er van de container niets over was.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard [18] dat [verdachte] en hij de klep van de blauwe container hebben open gemaakt. Er zaten iets van vuilniszakken in en die hebben zij toen aangestoken. [medeverdachte 2] stond ongeveer op de brug op de uitkijk. Hij weet niet meer precies wat voor struiken het waren. Toen dat in brand stond, zijn ze weggegaan.
Een andere keer is er op diezelfde plek een boodschappentas met oud papier erin in brand gestoken door [verdachte] en hemzelf.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard [19] , nadat ze de locatie had aangewezen, dat bij de container brand was gesticht en dat er ook een hekwerk was en dat er daarachter struiken stonden. Zij stond op de uitkijk.
Een andere keer is er op diezelfde plek een tas met papier en twee spuitbussen in brand gestoken.
Tussenconclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] brand hebben gesticht aan de afvalcontainer en dat het vuur is overgeslagen naar de struiken. Met betrekking tot het in brand steken van de tas met papier is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden opgemaakt dat er gevaar voor andere goederen dan de kranten te duchten was. De rechtbank zal verdachten voor dit gedeelte van de tenlastelegging dan ook partieel vrijspreken.
Ten aanzien van feit 4 (het noodgebouw van de Xaveriusschool aan de Ovenhovenerstraat 31, in de periode van 22 juli 2015 tot en met 28 juli 2015):
Verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd [20] dat hij op 23 juli 2015 om 3:00 uur aan de achterzijde van de school Xaverius, gelegen aan de Overhovenerstraat 31 te Sittard was. Hier was brand gesticht aan de houten bijgebouwen van de school. In de directe omgeving lag een spuitbus, op deze spuitbus stond vermeld dat dit butaangas betrof.
[naam 5] heeft namens de Stichting Kindante hiervan aangifte gedaan. [21]
Op 3 augustus 2015 heeft [naam 5] wederom aangifte [22] gedaan van brandstichting. Hij heeft bij zijn aangifte verklaard dat er op 28 juli 2015 omstreeks 2:20 uur weer brand is gesticht bij de school. De linkerzijkant van het noodgebouw was in brand gezet.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard [23] , nadat hij de locatie had aangewezen, dat hij met [verdachte] en [medeverdachte 2] bij de school was. Hij is de eerste keer over het hek geklommen en heeft toen de fles wasbenzine er overheen geschud en aangestoken. [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben die eerste keer op de uitkijk gestaan. De buitenmuur en een gedeelte van de isolatie zijn toen verbrand. De tweede keer hadden [verdachte] en [medeverdachte 2] bedacht om het nog een keer te proberen. Toen is het niet echt gelukt, omdat de wasbenzine te droog was.
[verdachte] heeft bij de politie verklaard [24] dat zij en haar partner wel aanwezig zijn geweest bij de brand bij de school. [medeverdachte 1] is degene geweest die over de muur is geklommen en die het heeft aangestoken, twee keer. De tweede keer was er meer schade. Het was niet in dezelfde nacht. Ze liepen daar voorbij om naar het park te gaan. Voordat ze het wist had [medeverdachte 1] voor de tweede keer dat ding in de fik gestoken.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard [25] , nadat ze de locatie had aangewezen, dat zij hier brand hadden gesticht en dat het twee keer was gebeurd. Zij had op de uitkijk gestaan. Ze was hier samen met [verdachte] en [medeverdachte 1] .
Tussenconclusie
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat
[verdachte] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode van 22 juli 2015 tot en met 28 juli 2015 meermalen brand hebben gesticht aan het noodgebouw van de Xaveriusschool aan de Ovenhovenerstraat 31.
Ten aanzien van feit 6 (afvalcontainer aan de Rijksweg Noord 76, in de periode van 23 juli 2015 tot en met 24 juli 2015):
Aangever [naam 6] heeft bij zijn aangifte verklaard [26] dat twee afvalcontainers in de nacht van donderdag 23 juli 2015 op vrijdag 24 juli 2015 te Sittard in brand zijn gestoken en volledig zijn afgebrand.
[medeverdachte 1] [27] heeft bij de politie verklaard dat [verdachte] en [medeverdachte 2] deze rolcontainer in brand hebben gestoken. Zelf was hij thuis in Geleen.
[verdachte] heeft bij de politie verklaard [28] dat er twee containers stonden met zakken ervoor. Deze zakken heeft zij aangestoken. [medeverdachte 2] was erbij.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard [29] dat er twee containers stonden met plastic zakken ervoor. [verdachte] heeft deze zakken met een aansteker in brand gestoken en vervolgens is het vuur overgeslagen naar de containers. [verdachte] heeft dit gedaan met een crème brûlée aansteker.
Tussenconclusie:
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 2] in de periode van 23 juli 2015 tot en met 24 juli 2015 brand hebben gesticht aan een afvalcontainer aan de Rijksweg Noord 76.
Ten aanzien van feit 7 (bouwkeet en mobiel toilet aan de Ovenhovenerstraat, in de periode van 2 augustus 2015 tot en met 3 augustus 2015):
Aangever [naam 7] heeft bij zijn aangifte verklaard [30] dat in het weekend van 1 augustus 2015 de schaftunit van BLM Wegenbouw aan de Ovenhovenerstraat te Sittard (deels) is verbrand. De bio-box van de firma Boels is tegen de schaftunit aangezet en deze is in brand gestoken waardoor een zijde van de unit is beschadigd.
Aangever [naam 8] heeft bij zijn aangifte verklaard [31] dat er in de periode tussen 2 augustus 2015 te 00:00 uur en 3 augustus 2015 te 7:00 uur brand is gesticht op een bouwlocatie van BLM Wegenbouw aan de Overhovenerstraat te Sittard en dat een Bio Box van de firma Boels is vernield.
[medeverdachte 1] heeft de locatie aangewezen en bij de politie verklaard [32] dat hij samen met [verdachte] en [medeverdachte 2] was. Hij heeft eerst een hekwerk open gemaakt en daarna de wc geopend. Vervolgens heeft hij de fles spiritus erin geschud. Het was een wc met een keet, maar alleen de wc is in brand gegaan. [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben op de uitkijk gestaan. Het was een idee van [medeverdachte 2] , zij zag dat het hek open was.
Tussenconclusie
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] brand hebben gesticht aan een mobiel toilet aan de Ovenhovenerstraat in de periode van 2 augustus 2015 tot en met 3 augustus 2015.
Ten aanzien van feit 2 (de afvalcontainer aan de Parklaan, op 5 augustus 2015):
Aangever [naam 9] heeft bij zijn aangifte verklaard [33] dat hij door zijn overbuurvrouw was gebeld dat er een afvalcontainer in brand was gestoken. Deze afvalcontainer stond aan de Parklaan te Sittard. De container stond tegen de gevel van het pand. Het incident heeft plaatsgevonden tussen 4 augustus 2015 te 12:01 uur en 5 augustus 2015 te 7:30 uur.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard [34] , nadat hij de locatie had aangewezen, dat [verdachte] de container aan heeft gestoken. Het was hemzelf niet gelukt. Ze hebben allebei de aansteker erbij gehouden. [medeverdachte 2] heeft op de uitkijk gestaan.
[verdachte] heeft bij de politie verklaard [35] dat ze weet dat [medeverdachte 1] die nacht zei: “ik krijg hem niet aan.” Zij gaat er dan vanuit dat het haar aansteker is geweest waarmee de brand is gesticht. Het was zo’n klein vlammetje. Het schroeide een beetje dus ze dacht het gaat wel uit.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard [36] dat de container in brand was gestoken. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren er bij en zij had op de uitkijk gestaan.
Tussenconclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] brand hebben gesticht op 5 augustus 2015 aan de afvalcontainer aan de Parklaan.
Ten aanzien van feit 1 (uithangbord aan de voorgevel van de Rijksweg Noord 76, op 5 augustus 2015):
Aangever [naam 10] heeft bij zijn aangifte [37] verklaard dat op 5 augustus 2015 een “Te Huur” bord gedeeltelijk is verbrand. Dit bord hing aan het raam aan de voorzijde van het pand gelegen aan de Rijksweg Noord 76 in Sittard. Het betreft een kamerverhuurpand. De kamer waar het bord tegen het raam hing was bewoond.
Aangever heeft een paar dagen later bij de politie verklaard dat er ook schade is ontstaan aan de zijkant van het pand en dat het kozijn deels is gesmolten en beschadigd. Tevens is de witte muur zwart van de rook. [38]
[verdachte] heeft bij de politie verklaard [39] dat er van die borden “met te huur of zoiets”, aan de voor- of aan de zijkant hingen. Wie wat aangestoken heeft weet ze niet, want ze liep zelf toen al door. Zij liep met [medeverdachte 1] door en [medeverdachte 2] kwam opeens achter hun aan.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard [40] dat zij het bord heeft aangestoken met haar eigen aansteker. Aan de kant waar ze dat gedaan heeft was ook nog zonwering en waren er twee ramen. Het bord zat op het kozijn. De anderen liepen verderop.
Tussenconclusie:
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat
[verdachte] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 5 augustus 2015 eenmaal brand hebben gesticht aan het uithangbord aan de voorgevel van de Rijksweg Noord 76. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het gedeelte van de tenlastelegging meermalen gepleegd, nu uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte en de medeverdachten die dag tweemaal brand hebben gesticht aldaar.
Tussenstand
Op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich schuldig hebben gemaakt aan een reeks brandstichtingen gepleegd in de periode van 4 juli 2015 tot en met 5 augustus 2015 te Sittard-Geleen.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of sprake is geweest van medeplegen dan wel medeplichtigheid. Tevens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of sprake is geweest van gevaar voor goederen en/of levensgevaar (dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel).
Medeplegen of medeplichtig
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is.
Uit de verklaringen van verdachte en haar medeverdachten blijkt dat zij in een periode van een maand steeds in de nachtelijke uren met z’n drieën op pad zijn geweest en dat er telkens brand werd gesticht. Alle drie de verdachte zijn telkens aanwezig geweest op het moment dat er brand werd gesticht en geen van hen heeft zich teruggetrokken of besloten niet (meer) mee te gaan. Zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] hebben bij de brandstichtingen uitvoeringshandelingen verricht. Hoewel niet altijd heel duidelijk wordt wie daarbij precies welke handeling verrichtte, lijken hun rollen wel inwisselbaar. Zo hebben zij alle drie wel een keer het idee geopperd om ergens brand te gaan stichten, hebben zij alle drie één of meerdere keren zelf brand gesticht, dan wel op de uitkijk gestaan en/of de benodigdheden om de branden te stichten meegenomen. Tevens hadden zij allen een gemeenschappelijk doel: namelijk wraak nemen vanwege een (vermeende) valse beschuldiging van diefstal. Derhalve hebben alle drie de verdachten zowel een intellectuele als een materiële bijdrage geleverd aan de delicten. Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve steeds sprake geweest van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking dat de rechtbank steeds medeplegen bewezen acht.
Gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
Uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen volgt dat het gemene gevaar voor goederen voor wat betreft de bewezenverklaarde brandstichtingen zich telkens uitstrekte tot andere roerende of onroerende goederen dan het goed waarin brand was gesticht.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen is dat er door het handelen van verdachte en haar medeverdachten levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. Om in rechte zodanig gevaar als vaststaand te kunnen aannemen is vereist dat uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen volgt dat dit levensgevaar (of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel) inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Van die vereiste voorzienbaarheid is in de regel geen sprake indien de bewoners van het pand waaraan of in de nabijheid waarvan brand wordt gesticht zich niet in het pand bevonden.
De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen om vast te stellen dat er daadwerkelijk levensgevaar voor personen te duchten was, ontbreken. Zo kan ten aanzien van feit 1 niet uit de bewijsmiddelen worden afgeleid of op het moment van de brandstichting daadwerkelijk iemand thuis was. Hetzelfde geldt voor feit 2. Uit het dossier valt niet af te leiden of er personen in het pand aanwezig waren. Ten aanzien van feit 5 blijkt ook onvoldoende uit de bewijsmiddelen dat daadwerkelijk levensgevaar te duchten was, nu aangever Van Os enkel aangeeft dat de fysiotherapiepraktijk mogelijk gevaar zou hebben gelopen. Er lijkt echter niemand in dat pand aanwezig te zijn geweest ten tijde van de brandstichting. Ook met betrekking tot de feiten 6 en 8 kan niet worden vastgesteld of er concreet levensgevaar te duchten was, nu onvoldoende duidelijk is geworden hoe groot de brand is geweest en op welke afstand de branden van de huizen hebben gewoed. Derhalve is onvoldoende duidelijk of concreet sprake is geweest van gevaar dat de branden van de containers over konden slaan naar de huizen.
In het overige gedeelte van de feiten gaat het steeds om brandstichting van goederen waarbij geen personen in de buurt zijn geweest of welke zijn gepleegd in de buurt van bedrijfspanden op het moment dat daar niemand in aanwezig was. Derhalve zal de rechtbank ook ten aanzien van deze feiten verdachte voor de onderdelen “levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel” zoals opgenomen in de tenlastelegging vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1 primair:
op 5 augustus 2015 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht aan een bord, immers hebben verdachte en/of haar mededaders een aansteker, tegen voornoemd goed gehouden ten gevolge waarvan voornoemd bord en een kozijn geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
ten aanzien van feit 2:
op 5 augustus 2015 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht aan een afvalcontainer immers hebben verdachte en/of haar mededaders een aansteker tegen voornoemde afvalcontainer gehouden ten gevolge waarvan voornoemde container geheel of gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
ten aanzien van feit 3:
in de periode van 14 juli 2015 tot en met 15 juli 2015, in de gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht aan een wc unit, immers hebben verdachte en/of haar mededaders een open vuur in aanraking gebracht met een brandbare vloeistof, ten gevolge waarvan de bouwkeet en wc unit geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
ten aanzien van feit 4:
in de periode van 22 juli 2015 tot en met 28 juli 2015, in de gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk brand heeft gesticht aan een
(nood)gebouw, immers hebben verdachte en/of haar mededaders een open vuur in aanraking gebracht met een brandbare vloeistof ten gevolge waarvan voornoemd (nood)gebouw geheel of gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
ten aanzien van feit 5:
in de periode van 22 juli 2015 tot en met 26 juli 2015 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht aan een afvalcontainer immers hebben verdachte en/of haar mededaders open vuur in aanraking gebracht met een brandbare vloeistof ten gevolge waarvan een of meerdere goederen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
ten aanzien van feit 6:
in de periode van 23 juli 2015 tot en met 24 juli 2015 in de gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht aan containers, immers hebben verdachte en/of haar mededader een aansteker, tegen de zakken die voor die containers stonden gehouden ten gevolge waarvan voornoemde containers geheel of gedeeltelijk zijn verbrand en daarvan gemeen voor goederen en te duchten was.
ten aanzien van feit 7 primair:
in de periode van 02 augustus 2015 tot en met 03 augustus 2015 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht aan een
toilet immers hebben verdachte en/of haar mededaders open vuur in aanraking gebracht met een brandbare vloeistof ten gevolge waarvan een schaft unit en toiletcabine en een of meerdere goederen in of naast die schaft unit geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor goederen en te duchten was.
ten aanzien van feit 8:
op 4 juli 2015, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht aan een container en/of de inhoud daarvan, immers heeft de verdachte en/of haar mededader een aansteker, tegen voornoemde container en/of diens inhoud gehouden, ten gevolge waarvan voornoemde container geheel of gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
ten aanzien van feit 9:
in de periode van 17 juli 2015 tot en met 20 juli 2015, in de gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht aan een mobiel
toilet, immers hebben de verdachte en/of haar mededaders open vuur in aanraking gebracht
met een brandbare vloeistof, ten gevolge waarvan voornoemde mobiele toilet geheel of gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van de feiten 1 primair, 2, 3, 5, 6, 7 primair, 8 en 9:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen te duchten is
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen te duchten is, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psychiater A.M. de Jong heeft over de geestvermogens van verdachte op 10 januari 2016 een rapport uitgebracht. Er is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens in de vorm van een antisociale- en borderline persoonlijkheidsstoornis en een beperkt intellect. De stoornis heeft in grote mate doorgewerkt in het ten laste gelegde en de psychiater heeft geadviseerd om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De psychiater acht van belang dat er een behandeling komt om het recidiverisico te minimaliseren, welke aansluit bij het intellectueel functioneren van verdachte. Een klinische behandeling is volgens de psychiater de enige aangewezen optie.
De psycholoog S.J.J. Steketee heeft eveneens over de geestvermogens van verdachte een rapport uitgebracht op 12 januari 2016. Er is bij verdachte sprake van een verstandelijke beperking en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Dit was ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde ook het geval. Het verband tussen de diagnose en het ten laste gelegde kon door de psycholoog echter niet beschreven worden, omdat verdachte nauwelijks toelichting wilde geven. Los van het feit dat de precieze doorwerking niet te beschrijven is, kan in algemene zin wel gesteld worden dat verdachte weinig stressbestendig is en vlot de grip zal verliezen over emotie en gedrag. Ze kan overgaan tot impulsief handelen, waarbij ze gericht is op directe behoeftebevrediging. Op basis van haar verstandelijke beperking is er een onvermogen om complexe sociale situaties te kunnen overzien en te kunnen beoordelen. De coping is beperkt. Daarnaast is er sprake van een verhoogde gevoeligheid ten aanzien van ervaren van onrecht en het gevoel niet geaccepteerd te worden. De psycholoog kon geen uitspraak doen over de mate van toerekening.
De rechtbank komt op basis van de in de bovenstaande rapporten vervatte bevindingen en de daarin vervatte adviezen niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die haar strafbaarheid geheel uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, waarvan het gedeelte gelijk aan het voorarrest, te weten 232 dagen onvoorwaardelijk en het overige gedeelte, te weten 498 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsadvies van 29 februari 2016.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gevraagd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan het gedeelte gelijk aan het voorarrest onvoorwaardelijk en het overige gedeelte voorwaardelijk met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsadvies. Verdachte wil graag meewerken aan een klinische opname.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich in een periode van ongeveer een maand veelvuldig schuldig gemaakt aan het medeplegen van opzettelijke brandstichting, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Dit soort feiten levert veel financiële schade op. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat brandstichtingen leiden tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Bij het bepalen van de straf overweegt de rechtbank allereerst dat op dergelijke feiten in beginsel niet anders gereageerd kan worden dan door het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat zij niet eerder is veroordeeld voor brandstichting. Verder betrekt de rechtbank de verminderde toerekeningsvatbaarheid bij haar oordeel over de juiste strafmaat. Uit de door de psycholoog en psychiater opgemaakte rapporten komt naar voren dat verdachte behandeling in een forensisch kader nodig heeft.
Gelet op de inhoud van bovenstaande rapporten en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen is de rechtbank van oordeel dat verdachte weliswaar ernstige en potentieel gevaarlijke delicten heeft gepleegd, maar dat op dit moment met name van belang is dat zij het aangeboden klinische traject gaat volgen. Daarom zal de rechtbank ter voorkoming van het plegen van nieuwe strafbare feiten en in het kader van het verlenen van hulp aan verdachte, een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een klinische opname.
Rest de vraag hoe lang het voorwaardelijke en onvoorwaardelijke deel van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf moet zijn. Alles overwegende komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte lang genoeg in de gevangenis heeft verbleven. Weliswaar blijkt uit het reclasseringsrapport van 29 februari 2016 dat er een wachtlijst is voor verdachte om klinisch opgenomen te worden, maar dit is geen reden voor de rechtbank om daarom de gevangenisstraf te laten voortduren. De reclassering heeft bovendien te kennen gegeven dat er gezocht zal worden naar een tussenoplossing voor verdachte indien zij niet meteen opgenomen kan worden na het ondergaan van haar vrijheidsstraf.
De rechtbank zal daarom het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf die zij aan verdachte gaat opleggen beperken tot de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank legt aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 128 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsadvies van 29 februari 2016.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij BLM Wegenbouw BV vordert een schadevergoeding van € 4.248,62 ter zake van feit 7.
De benadeelde partij Boels Verhuur BV vordert een schadevergoeding van € 385,- voor feit 7.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat allebei de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu verdachte voor dit feit dient te worden vrijgesproken.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich primair eveneens op het standpunt gesteld dat allebei de vorderingen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden, omdat verdachte voor dit feit vrijgesproken moet worden. Subsidiair heeft hij betoogd dat de vordering van BLM Wegenbouw onvoldoende is onderbouwd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Vordering BLM Wegenbouw BV
De benadeelde partij BLM Wegenbouw BV, heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de door dit bedrijf als gevolg van feit 7 geleden materiële schade. BLM Wegenbouw BV voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 4.248,62 gesteld en wil die schade vergoed krijgen.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de vordering van BLM Wegenbouw BV onduidelijk blijft of de geleden schade reeds geclaimd is bij de verzekering. Er is immers een kostenpost van € 272,- met de naam ‘schade opnemen te Wessem en maken schade rapport’. Hierdoor moet de rechtbank rekening houden met de mogelijkheid dat de geleden schade reeds is vergoed. BLM Wegenbouw BV alsnog in de gelegenheid stellen om een en ander nader te onderbouwen vormt naar het oordeel van de rechtbank evenwel een onevenredige belasting van het strafgeding. De rechtbank zal daarom BLM Wegenbouw BV niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de civiele rechter aangebracht kan worden.
Vordering Boels Verhuur BV
De benadeelde partij Boels Verhuur BV, heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de door dit bedrijf als gevolg van feit 7 geleden materiële schade. Boels Verhuur BV voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 385,- gesteld en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder feit 7 ten laste gelegde bewezen verklaard. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. De rechtbank acht causaal verband aanwezig tussen de schade van € 385,- en het door verdachte gepleegde feit. Het gevorderde bedrag van € 385,- is ook voldoende onderbouwd en verdachte heeft het bedrag niet betwist.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met haar mededaders hoofdelijk aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij overeenkomstig het hierboven overwogene beslissen, zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 385,- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 7 dagen, te betalen ten behoeve van Boels Verhuur BV voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.

8.Het beslag

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder meer inbeslaggenomen zijn een rode aansteker (genummerd 2, met goednummer 648670), een gele aansteker (genummerd 3, met goednummer 648673) een aansteker met poezen print (genummerd 4, met goednummer 648685) en een doos lucifers (genummerd 5, met goednummer 648682).
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, dienen te worden verbeurdverklaard. Genoemde voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien deze voorwerpen van verdachte zijn en met behulp van deze voorwerpen de feiten zijn begaan of voorbereid.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 33, 33a, 36f, 47, 57, 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten tot een gevangenisstraf van
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis moet melden bij de Reclassering Nederland op het adres Bredeweg 28b te Roermond of via telefoonnummer 0475-399120. Hierna moet veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering en dient zij zich te blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
veroordeelde wordt verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen bij FPA Stevig of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, voor een klinische behandeling voor de duur van maximaal twee jaar of zoveel korter als nodig is, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
veroordeelde wordt verplicht om zich na het doorlopen van de klinische behandeling ambulant te laten behandelen bij Stevig/Dichterbij of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
-
wijst de vorderingvan de benadeelde partij Boels Verhuur BV, gevestigd te Dr. Nolenslaan 140, 6136 GV te Sittard, ten aanzien van feit 7
toe tot een bedrag van
€ 385,-;
  • veroordeelt de verdachte
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van Boels Verhuur BV voornoemd, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij BLM Wegenbouw BV, te Waage Naak 4, 6019 AA te Wessem, niet-ontvankelijk is in haar vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij BLM Wegenbouw BV in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • aansteker rood, met goednummer 648670;
  • aansteker geel, met goednummer 648673;
  • aansteker met poezenprint, met goednummer 648685;
  • doosje lucifers, met goednummer 648682.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. A.K. Kleine en mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 maart 2016.
mr. J.M.E. Kessels, mr. A.K. Kleine en de griffier mr. M.M.A. Akkers zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij, op of omstreeks 05 augustus 2015 in de gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal opzettelijk brand heeft gesticht aan (een)
bord(en), immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) een aansteker,
althans een brandbaar voorwerp tegen voornoemd(e) goed(eren) gehouden en/of
open vuur in aanraking gebracht met een (brandbare) vloeistof ten gevolge
waarvan voornoemd(e) bord(en) en/of een zonnescherm en/of een kozijn geheel of
gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan
gemeen gevaar voor de nabijgelegen panden, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de
zich in die nabijgelegen panden bevindende personen, in elk geval levensgevaar
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te
duchten was; (zaak 1 + 14)
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 05 augustus 2015 in
de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal opzettelijk brand heeft/hebben gesticht aan (een)
bord(en), immers heeft/hebben voornoemde Ophelders en/of Princen een
aansteker, althans een brandend voorwerp tegen voornoemd(e) bord(en) gehouden
en/of open vuur in aanraking gebracht met een (brandbare) vloeistof,
tengevolge waarvan voornoemd(e) bord(en) en/of een zonnescherm en/of een
kozijn geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en
daarvan gemeen gevaar voor de nabijgelegen panden, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor de zich in die nabijgelegen panden bevindende personen, in elk geval
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of anderen te
duchten was, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk
behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan;(zaak 1 + 14)
2.
zij, op of omstreeks 05 augustus 2015 in de gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal opzettelijk brand heeft gesticht aan een
(afval)container en/of de inhoud daarvan, immers heeft/hebben verdachte en/of
haar mededader(s) een aansteker, althans een brandbaar voorwerp tegen
voornoemde (afval)container en/of inhoud daarvan gehouden en/of open vuur in
aanraking gebracht met een (brandbare) vloeistof ten gevolge waarvan
voornoemde container geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is
ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de nabijgelegen panden, in elk geval
gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor de zich in die nabijgelegen panden bevindende
personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen, te duchten was; (zaak 2)
3.
zij, in of omstreeks de periode van 14 juli 2015 tot en met 15 juli 2015,
in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal opzettelijk brand heeft gesticht aan een bouwkeet
en/of wc unit, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) een
aansteker, althans een brandbaar voorwerp tegen voornoemde bouwkeet en/of wc
unit gehouden en/of open vuur in aanraking gebracht met een (brandbare)
vloeistof, tengevolge waarvan voornoemde bouwkeet en/of wc unit en/of een of
meerdere goederen in die bouwkeet geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in
elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de nabijgelegen
panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die nabijgelegen panden
bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;(zaak 3)
4.
zij, in of omstreeks de periode van 22 juli 2015 tot en met 28 juli 2015,
in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal opzettelijk brand heeft gesticht aan een
(nood)gebouw, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) een
aansteker, althans een brandbaar voorwerp tegen voornoemd (nood)gebouw
gehouden en/of open vuur in aanraking gebracht met een (brandbare) vloeistof
ten gevolge waarvan voornoemd (nood)gebouw en/of een of meerdere goederen in
of naast dat (nood)gebouw geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval
brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de nabijgelegen panden, in
elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die nabijgelegen panden bevindende
personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen, te duchten was;(zaak 4 + 5)
5.
zij, in of omstreeks de periode van 22 juli 2015 tot en met 26 juli 2015 in de
gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk brand heeft gesticht aan een
(afval)container en/of een tas (met kranten) en/of struiken, immers
heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) een aansteker, althans een
brandbaar voorwerp tegen voornoemde goederen gehouden en/of open vuur in
aanraking gebracht met een (brandbare) vloeistof ten gevolge waarvan een of
meerdere goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand
is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de nabijgelegen panden, in elk
geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor de zich in die nabijgelegen panden bevindende
personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen, te duchten was; (zaak 6 + 7 + 8)
6.
zij in of omstreeks de periode van 23 juli 2015 tot en met 24 juli 2015 in de
gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal opzettelijk brand heeft gesticht aan (een) container(s), immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) een aansteker, althans een brandbaar voorwerp tegen voornoemde container(s) en/of (een) zak(ken) die voor die container(s)
stond(en) gehouden en/of open vuur in aanraking gebracht met een (brandbare)
vloeistof ten gevolge waarvan voornoemde container(s) geheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar
voor de nabijgelegen panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die
nabijgelegen panden bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten
was; (zaak 9)
7.
zij in of omstreeks de periode van 02 augustus 2015 tot en met 03 augustus
2015 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal opzettelijk brand heeft gesticht aan een schaft unit en/of een toiletcabine immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededaders een aansteker, althans een brandbaar voorwerp tegen voornoemd(e) goed(eren) gehouden
en/of open vuur in aanraking gebracht met een (brandbare) vloeistof tengevolge
waarvan voornoemde schaft unit en/of toiletcabine en/of een of meerdere
goederen in of naast die schaft unit geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand,
in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de nabij gelegen
panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die nabijgelegen panden
bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een of ander te duchten was;(zaak 10 + 11)
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in of omstreeks de periode van 02
augustus 2015 tot en met 03 augustus 2015 in de gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
opzettelijk brand heeft/hebben gesticht aan een schaft unit en/of een
toiletcabine, immers heeft/hebben voornoemde Ophelders en/of Princen een
aansteker, althans een brandend voorwerp tegen voornoemde schaft unit en/of
een toiletcabine gehouden en/of open vuur in aanraking gebracht met een
(brandbare) vloeistof, tengevolge waarvan voornoemde schaft unit en/of
toiletcabine en/of een of meerdere goederen in of naast die schaft unit geheel
of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen
gevaar voor de nabijgelegen panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in
die nabijgelegen panden bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of anderen te duchten was, bij
het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is
geweest door op de uitkijk te staan;
8.
zij op of omstreeks 04 juli 2015, in de gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal opzettelijk brand heeft gesticht aan een container
en/of de inhoud daarvan, immers heeft/hebben de verdachte en/of haar
mededader(s) een aansteker, althans een brandbaar voorwerp tegen voornoemde
container en/of diens inhoud gehouden en/of open vuur in aanraking gebracht
met een (brandbare ) vloeistof, tengevolge waarvan voornoemde container geheel
of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen
gevaar voor de nabijgelegen panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in
die nabijgelegen panden bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of anderen te duchten was;(zaak
12)
9.
zij in of omstreeks de periode van 17 juli 2015 tot en met 20 juli 2015, in de
gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal opzettelijk brand heeft gesticht aan een mobiel
toilet , immers heeft/hebben de verdachte en/of haar mededader(s) een aansteker, althans een brandbaar voorwerp tegen voornoemde mobiele toilet gehouden en/of open vuur in aanraking gebracht met een (brandbare) vloeistof, tengevolge waarvan voornoemde mobiele toilet geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan
gemeen gevaar voor de nabijgelegen panden, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de
zich in die nabijgelegen panden bevindende personen, in elk geval
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of anderen te
duchten was;(zaak 13)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, District Zuid-West Limburg, Basisteam Westelijke Mijnstreek, Afdeling Opsporing, proces-verbaalnummer 2015146563, gesloten d.d. 26 september 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 505.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 8 augustus 2015, pagina 388-389.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2015, pagina 82-93.
4.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 25 augustus 2015, pagina 181-197.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2015, pagina 253-272.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 juli 2015, pagina 306.
7.Proces-verbaal aangifte d.d. 16 juli 2015, pagina 307-309.
8.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 8 augustus 2015, pagina 73-81 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2015, pagina 82-93.
9.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 24 augustus 2015, pagina 157-180.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2015, pagina 253-272.
11.Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 augustus 2015, pagina 391-397.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2015, pagina 82-93.
13.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 25 augustus 2015, pagina 181-197.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2015, pagina 253-272.
15.Proces-verbaal van aangifte d.d. 11 augustus 2015, pagina 368-369.
16.Proces-verbaal van aangifte, pagina 362.
17.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 25 augustus 2015, pagina 181-197.
18.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, d.d. 26 augustus 2015, pagina 94-119.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2015, pagina 253-272 en proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 31 augustus 2015, pagina 273-288.
20.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 juli 2015, pagina 311-315.
21.Proces-verbaal van aangifte d.d. 26 juli 2015, pagina 318-319.
22.Proces-verbaal van aangifte d.d. 3 augustus 2015, pagina 339-344.
23.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 8 augustus 2015, pagina 73-81 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2015, pagina 82-93.
24.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 24 augustus 2015, pagina 157-180.
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2015, pagina 253-272.
26.Proces-verbaal aangifte d.d. 14 augustus 2015, pagina 376-378.
27.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 8 augustus 2015, pagina 73-81.
28.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 25 augustus 2015, pagina 181-197.
29.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2015, pagina 253-272.
30.Proces-verbaal van aangifte d.d. 3 augustus 2015, pagina 380-381.
31.Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 augustus 2015, pagina 383-387.
32.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 8 augustus 2015, pagina 73-81 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2015, pagina 82-93.
33.Proces-verbaal van aangifte d.d. 6 augustus 2015, pagina 301-304.
34.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 8 augustus 2015, pagina 73-81 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2015, pagina 82-93.
35.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 25 augustus 2015, pagina 181-197.
36.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2015, pagina 253-272.
37.Proces-verbaal van aangifte d.d. 5 augustus 2015, pagina 293-295.
38.Proces-verbaal van verhoor aangever, d.d. 8 augustus 2015, pagina 399-400.
39.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 24 augustus 2015, pagina 157-180.
40.Proces-verbaal verhoor meerderjarige verdachte d.d. 6 augustus 2015, pagina 217-236 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2015, pagina 253-272.