Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het op 9 februari 2016 ter griffie ontvangen verzoekschrift
2.De feiten en het verzoek
3.De beoordeling
- dagvaarding € 61,51
- griffierecht 117,00
- salaris gemachtigde
4.De beslissing
coll:
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 15 maart 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen INALFA DEVELOPMENT & SUPPORT SERVICES B.V. en een werknemer. De werknemer, die in dienst was als Application Engineer Electronics, had zich op 1 december 2015 ziek gemeld en had sindsdien niet meer gereageerd op verzoeken van de werkgever en de bedrijfsarts. De werkgever verzocht de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 sub e van het Burgerlijk Wetboek, omdat de werknemer verwijtbaar had gehandeld door niet te reageren op oproepen en nalatig was in de naleving van voorschriften.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer op behoorlijke wijze was opgeroepen voor de mondelinge behandeling, maar niet was verschenen. De rechter heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van een opzegverbod, zoals bedoeld in artikel 7:670 BW, en heeft geconcludeerd dat dit niet het geval was. De niet weersproken feiten en omstandigheden die door de werkgever naar voren waren gebracht, werden door de kantonrechter als voldoende grond voor ontbinding beschouwd.
De kantonrechter heeft het verzoek van de werkgever toegewezen en de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van de uitspraak. Tevens is de werknemer veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de werkgever zijn begroot op € 578,51. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.