ECLI:NL:RBLIM:2016:2012

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 maart 2016
Publicatiedatum
9 maart 2016
Zaaknummer
03/850129-11
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van mishandeling, diefstal, verkrachting en mensenhandel met onvoldoende bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 9 maart 2016, stond de verdachte terecht voor de tenlastelegging van mishandeling, diefstal, verkrachting en mensenhandel. De zaak is ontstaan uit aangiften van de aangeefster, die stelde dat zij door de verdachte en een medeverdachte was mishandeld en uitgebuit. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 24 februari 2016, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie eiste bewijs voor de tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de aangeefster werden niet voldoende ondersteund door ander bewijs, zoals medische informatie of getuigenverklaringen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De benadeelde partij, de aangeefster, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de waarborgen die de wet biedt aan verdachten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/850129-11
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 maart 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door zijn raadsman mr. E.E.W.J. Maessen, kantoorhoudende te Maastricht en waarnemende voor zijn kantoorgenoot mr. P.W. Szymkowiak.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld ter zitting van 24 februari 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1: samen met een ander [slachtoffer] heeft verkracht;
feit 2: zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel door samen met die ander [slachtoffer] uit te buiten;
feit 3: [slachtoffer] , zijn levensgezel, meermalen heeft mishandeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 2. en 3. tenlastegelegde feiten bewezen zijn.
Ten aanzien van het onder 1. tenlastegelegde feit heeft zij vrijspraak gevorderd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De aanvang van de zaak
Op 22 augustus 2007 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van mishandeling en diefstal van de
bruidsschat, beweerdelijk gepleegd door de verdachte.
Op 11 september 2007 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van verkrachting en mensenhandel, beweerdelijk gepleegd door de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] .
Op 27 augustus 2009 is door [medewerker politie] namens de chef van de Divisie Regionale Recherche van de politie Limburg-Zuid aan aangeefster [slachtoffer] bericht dat haar aangifte ter zake van mensenhandel tegen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] niet verder in behandeling wordt genomen en geseponeerd zal worden omdat er onvoldoende aanwijzingen zijn voor nader onderzoek.
Op 27 januari 2010 heeft de hoofdofficier van justitie beslist tot een sepot inzake de aangifte van huiselijk geweld.
Op 29 januari 2010 heeft de officier van justitie de aangifte van verkrachting geseponeerd wegens onvoldoende bewijs.
Bij schrijven van 23 december 2008, gericht aan de Politie Rotterdam-Rijnmond, is namens
aangeefster kenbaar gemaakt dat zij een aanvullende aangifte wenst te doen. Aangeefster heeft op 7 september 2009 een aanvullende verklaring dan wel aangifte afgelegd ten overstaan van de Politie Friesland.
De inhoud van de door aangeefster [slachtoffer] afgelegde verklaringen
Aangeefster heeft op 11 september 2007 verklaard dat de verdachte [verdachte] en de medeverdachte [medeverdachte] (de broer van de verdachte) haar hebben verkracht en haar hebben uitgebuit tussen augustus 2006 en september 2007. Voorts heeft zij, zakelijk weergegeven, verklaard dat zij de verdachte in augustus 2006 in Turkije heeft leren kennen. Zij zijn daar verloofd om te gaan trouwen. Onder druk van de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte] en familieleden heeft zij ermee ingestemd om voor de wet te trouwen met medeverdachte [medeverdachte] , die in België woont, omdat het gemakkelijker zou zijn om voor België een verblijfsvergunning te krijgen dan voor Nederland. Na het wettelijk huwelijk met medeverdachte [medeverdachte] is aangeefster nooit met hem samen geweest. De verdachte is door een imam in Turkije met aangeefster traditioneel (kerkelijk) getrouwd, waarna aangeefster en de verdachte op of omstreeks 10 maart 2007 gezamenlijk per vliegtuig naar een luchthaven in België zijn gereisd, vanaf waar zij direct naar Valkenburg aan de Geul zijn doorgereisd. Aangeefster heeft vervolgens in de woning van de verdachte in Valkenburg aan de Geul verbleven. Een andere broer van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] , genaamd [persoon 1] , woonde met zijn echtgenote en drie kinderen in hetzelfde huis in Valkenburg aan de Geul. Ook [persoon 2] , een jongere broer van de verdachte, woonde in dit huis.
Aangeefster stelt dat zij gedurende vijf maanden vele malen door de verdachte is verkracht, veelal anaal, en dat zij daarbij door de verdachte werd bedreigd en door hem is mishandeld, de laatste keer op 12 augustus 2007, waarbij de verdachte haar heeft mishandeld door met twee handen haar keel dicht te knijpen.
Verder heeft zij verklaard dat zij in Valkenburg aan de Geul alle werkzaamheden in huis, ook voor andere familieleden, moest verrichten en dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] dreigden haar terug naar Turkije te sturen als zij de haar opgedragen werkzaamheden niet of niet goed zou doen. Zij werd gebruikt als dienstmeisje. Zij mocht niet alleen thuis blijven. Zij had geen sleutel van de woning. Zij mocht niet alleen naar buiten. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] hebben haar voorgelogen, misbruikt en vernederd en haar alle menswaardigheid afgenomen. Zij is bang dat de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte] of hun familie haar zullen vermoorden als zij haar vinden.
In het nadere verhoor van aangeefster op 7 september 2009 heeft zij haar aangifte aangevuld en nadere details verstrekt omtrent de wijze waarop de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] en de andere leden van de [naam familie] met haar zouden zijn omgegaan. Aangeefster is daarbij nader ingegaan op de wijze waarop de verdachte haar seksueel zou hebben misbruikt. Aangeefster heeft verklaard dat de politie in Leeuwarden foto’s heeft gemaakt van de door de verdachte veroorzaakte verwondingen aan haar keel en aan een arm.
Voorts heeft aangeefster verklaard dat de verdachte haar “
behandelde als een hoer”. De verdachte wilde dat zij als vrouw voor zijn broer [persoon 2] zou fungeren. De verdachte had haar voorgesteld om op de autoweg als prostituee te gaan werken. Vanwege dit voorstel is aangeefster uiteindelijk weggelopen. Alle personen die in de woning in Valkenburg aan de Geul verbleven zijn volgens aangeefster op de hoogte van hetgeen zich daar heeft afgespeeld. Ook haar broer [broer slachtoffer] en “
familie” wonende in Schiedam, genaamd [getuige 1] en [getuige 2] , zijn op de hoogte van hetgeen aangeefster is overkomen.
De beslissing tot niet-vervolging
Op 27 augustus 2009 is door [medewerker politie] namens de chef van de Divisie Regionale Recherche van de politie Limburg-Zuid aan aangeefster [slachtoffer] bericht dat haar aangifte ter zake van mensenhandel tegen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] niet verder in behandeling wordt genomen en geseponeerd zal worden omdat de aanwijzingen van schuld aan mensenhandel onvoldoende zijn om een nader onderzoek te rechtvaardigen.
Op 27 januari 2010 heeft de hoofdofficier van justitie beslist tot een sepot inzake de verdenking van huiselijk geweld.
Op 29 januari 2010 heeft de officier van justitie eveneens de zaak van verkrachting geseponeerd wegens onvoldoende bewijs.
Namens aangeefster is bij schrijven van 16 september 2009 een klaagschrift ingediend bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch, ingekomen ter griffie van het hof op 18 september 2009, met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 16 februari 2010 het hof geraden
het beklag af te wijzen.
Bij tussenbeschikking d.d. 12 april 2011 heeft het hof bepaald dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] ingevolge artikel 12e van het Wetboek van Strafvordering zullen worden opgeroepen om te worden gehoord over het beklag en de gronden waarop dit berust. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] zijn op 4 juli 2011 in raadkamer door het hof gehoord.
Daarna heeft de advocaat-generaal het hof geadviseerd het beklag gegrond te verklaren en daarbij te gelasten dat de officier van justitie de vordering ex artikel 121 van het Wetboek van Strafvordering zal doen teneinde de van de zijde van aangeefster opgegeven getuigen door de rechter-commissaris te doen horen.
In raadkamer is namens aangeefster naar voren gebracht dat het beklag gericht is tegen de
beslissing om de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] niet te vervolgen. Voorts is de aangifte van aangeefster nader gespecificeerd.
De advocate van aangeefster heeft verzocht om de door de politie in Leeuwarden gemaakte foto’s van het bij aangeefster geconstateerde letsel aan het dossier toe te voegen. De advocate heeft aan het hof een afschrift van een e-mailbericht d.d. 14 maart 2011 overgelegd, waarin [getuige 1] aangeeft bereid te zijn om als getuige een verklaring af te leggen.
De verdachte is op 21 december 2009 door de politie gehoord. Tijdens dat verhoor heeft de verdachte, zakelijk weergegeven, verklaard dat:
- aangeefster zijn tweede vrouw is;
- hij met aangeefster had afgesproken dat zij zouden trouwen, maar dat aangeefster eerst
een visum voor België moest zien te krijgen door met zijn broer, medeverdachte [medeverdachte] , te trouwen;
- aangeefster aldus alleen met het oog op het verkrijgen van een visum voor België met
de medeverdachte [medeverdachte] is getrouwd;
- hij aangeefster niet heeft verkracht en aangeefster steeds zelf seksuele gemeenschap wilde;
- niet hij, maar de vrouw de baas in huis is en dat zij zelf kan bepalen wanneer en wat
zij in het huis doet.
In raadkamer van het hof heeft de verdachte, zakelijk weergegeven, verklaard dat de inhoud van het proces-verbaal van zijn verhoor door ambtenaren van de politie niet overeenstemt met de waarheid en dat zulks te wijten is aan het feit dat hij bij zijn verhoor geen tolk had. De verdachte heeft verklaard dat hij desondanks zijn handtekeningen onder het proces-verbaal van het verhoor heeft gezet. De verdachte heeft verklaard dat aangeefster niet zijn vrouw is en dat aangeefster getrouwd is met de medeverdachte [medeverdachte] . Aangeefster woonde in België bij de medeverdachte [medeverdachte] . In het weekend kwam zij samen met medeverdachte [medeverdachte] naar Valkenburg aan de Geul en bleef dan logeren. De verdachte heeft voorts verklaard dat de door aangeefster geuite beschuldigingen alleen maar leugens zijn.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft gehoord in de raadkamer van het hof verklaard dat aangeefster zijn vrouw is en dat hij al drie jaar naar haar op zoek is. Voorts heeft hij verklaard dat aangeefster geen voor Nederland geldige verblijfspapieren heeft en derhalve in Nederland illegaal verblijft. Hij heeft ontkend dat aangeefster zich met de verdachte heeft verloofd en dat het de bedoeling was dat zij met hem zou trouwen. Aangeefster heeft steeds bij hem, medeverdachte [medeverdachte] , in Verviers (B) gewoond. De medeverdachte [medeverdachte] heeft gezegd dat aangeefster nooit seksueel contact heeft gehad met zijn broer, de verdachte. Ten slotte heeft hij verklaard dat hij aangeefster terug wil en dat aangeefster, als zij niet bij hem terug wil komen, dat schriftelijk moet verklaren.
Het bevel tot vervolging
Het hof heeft naar aanleiding van de behandeling in raadkamer d.d. 4 juli 2011 het volgende overwogen:
“Het hof stelt vast dat het door tussenkomst van het arrondissementsparket bij de politie uitgezette onderzoek, bestaande uit het verhoor van een aantal getuigen, ofschoon daar vele maanden mee gemoeid zijn geweest, geen enkel tastbaar resultaat heeft opgeleverd. Bovendien wordt de kans op vruchtbaar onderzoek verkleind naarmate er nog meer tijd verstrijkt tussen de feiten waarvan aangifte is gedaan en het onderzoek daarnaar, zeker wanneer het om getuigenverhoren gaat. Echter, gelet op het feit dat de verklaringen van beklaagden in raadkamer evident en op cruciale punten afwijken van de eerdere verklaringen bij de politie, alsmede gelet op de ernst en de omvang van de beweerdelijk gepleegde feiten en de aanknopingspunten in het dossier, acht het hof termen aanwezig om het beklag gegrond te verklaren en de vervolging van beklaagden te bevelen ter zake van: verkrachting, mensenhandel c.q. uitbuiting, huiselijk geweld c.q. mishandeling. Gelet op de complexiteit van de zaak en de aanknopingspunten in het dossier, acht het hof het gewenst dat de officier van justitie tevens de vordering zal doen ex artikel 181 van het Wetboek van Strafvordering. In het kader van bedoeld gerechtelijk vooronderzoek denkt het hof onder meer aan de volgende opsporingshandelingen:
- het doen horen door de rechter-commissaris van de navolgende getuigen waarvan de nadere adres- en contactgegevens zijn opgenomen in het schrijven van de advocate van aangeefster d.d. 22 maart 2011:
1. [getuige 1] ;
2. [getuige 2] ;
3. [persoon 1] ;
4. [getuige 3] ;
5. [getuige 4] ;
6. [getuige 5] ;
7. [broer slachtoffer] ;
- het doen horen door de politie als verdachte en/of als getuige door de rechter-commissaris van:
8. [verdachte] , [adres 1] ;
9. [medeverdachte] , [adres 2] .
Het hof verklaart het beklag gegrond en beveelt de vervolging van beklaagden ter zake van de feiten waarop het beklag betrekking heeft. Het hof heeft tevens aan de officier van justitie een last gegeven om de vordering ex artikel 181van het Wetboek van Strafvordering te doen, een en ander zoals hiervoor overwogen.”
Het gerechtelijk vooronderzoek ex artikel 181 van het Wetboek van Strafvordering
In de periode 2012-2014 zijn op bevel van de rechter-commissaris in totaal 23 personen als getuige gehoord, onder wie de hierboven genoemde negen personen. Zeven van de 23 getuigen zijn op grond van een rechtshulpverzoek in aanwezigheid van de rechter‑commissaris in Turkije als getuige gehoord door een meervoudige kamer belast met de behandeling van strafzaken. De overige getuigen zijn in Nederland door de rechter‑commissaris gehoord.
De behandeling ter terechtzitting van 24 februari 2016
Ook ter terechtzitting heeft de verdachte ontkend de tenlastegelegde feiten te hebben gepleegd. Desgevraagd heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat geen bewijs voorhanden is in de vorm van medische informatie omtrent aangeefster, dan wel foto’s van het beweerdelijk door de verdachte bij aangeefster veroorzaakte letsel.
Vrijspraak ten aanzien van feit 1
Ingevolge het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat een verdachte een strafbaar feit heeft begaan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt tot waarborg van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt om het tenlastegelegde bewezen te achten indien de door één getuige beschreven feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De rechtbank moet derhalve beoordelen of de door aangeefster afgelegde verklaring, inhoudende dat de verdachte aangeefster heeft gedwongen de in de tenlastelegging omschreven seksuele handelingen te ondergaan, in voldoende mate door ander bewijs wordt ondersteund.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster, inhoudende dat zij de in de tenlastelegging omschreven seksuele handelingen onder dwang heeft ondergaan, onvoldoende door ander bewijs wordt ondersteund, zodat niet wordt voldaan aan het door de wet vereiste minimum aan bewijs. De verdachte moet daarom van het onder 1. tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
Voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde vorm van mensenhandel is noodzakelijk dat de verdachte het oogmerk van uitbuiting van aangeefster heeft gehad. Met andere woorden: de gedragingen van de verdachte moeten gericht zijn geweest op de uitbuiting van aangeefster.
Als uitbuiting dient in elk geval te worden aangemerkt uitbuiting van een ander in de prostitutie, andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten met inbegrip van bedelarij, slavernij en met slavernij te vergelijken praktijken, dienstbaarheid en uitbuiting van strafbare activiteiten. Het gaat derhalve om moderne vormen van slavernij, waarbij niet alleen moet worden gedacht aan een seksuele context, maar ook aan tewerkstelling onder dwang of het misbruik maken van een afhankelijke positie van een persoon die onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan in een toestand van uitbuiting te geraken.
Op basis van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte bij de tenlastegelegde gedragingen of feitelijkheden het oogmerk van uitbuiting van aangeefster heeft gehad. Daarom moet de verdachte ook van het onder 2. tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Vrijspraak ten aanzien van feit 3
Onder 3. is aan de verdachte tenlastegelegd dat hij aangeefster heeft mishandeld. Naast de verklaringen van aangeefster is geen bewijs aanwezig – bijvoorbeeld in de vorm van medische informatie of foto’s – van het beweerdelijk door de verdachte toegebrachte letsel. Er is onderzoek gedaan naar beweerdelijk door de politie gemaakte foto’s van letsel bij aangeefster, maar deze foto’s zijn niet aangetroffen. De verhorende verbalisant heeft in het proces-verbaal van aangifte geen melding gemaakt van geconstateerd letsel bij aangeefster.
De getuige [getuige 1] heeft tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat zij in de tenlastegelegde periode op het lichaam van aangeefster blauwe plekken heeft waargenomen. Echter, meerdere getuigen hebben tijdens hun verhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat deze blauwe plekken waren ontstaan doordat aangeefster van de trap was gevallen.
Gelet op het bovenstaande heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 3. tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte moet aldus ook van dit feit worden vrijgesproken.

4.De benadeelde partij

4.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich door een vordering tot vergoeding van schade tot een bedrag van € 32.500,00 en de daarover te berekenen wettelijke rente, als benadeelde partij gevoegd in het strafgeding.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte moet van al het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Omdat geen straf of maatregel aan de verdachte wordt opgelegd en ook artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet wordt toegepast is de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 1., onder 2. en onder 3. tenlastegelegde;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer] , niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de civiele procedure en begroot deze kosten aan de zijde van de verdachte tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. van Maanen Winters, voorzitter, mr. J.H. Klifman en mr. N.H.W. Montulet-van der Meer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Smeets, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 maart 2016.
Buiten staat
Mr. N.H.W. Montulet-van der Meer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 11 maart 2007 tot en met 12 augustus 2007
te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van
(een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte en/of (een
of meer van) zijn mededader(s) die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte
en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met kracht zijn, verdachtes, penis
en/of althans een of meerdere vinger(s) in de vagina en/of de anus en/of in
de mond van die [slachtoffer] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn
mededader(s) die [slachtoffer] heeft opgesloten in een woning en/of nooit alleen
heeft/hebben gelaten in de woning en/of verboden om alleen naar buiten te gaan
en/of die [slachtoffer] heeft gedwongen om op een bed te gaan liggen en zich te
ontkleden en/of de onderjurk van haar lichaam heeft/hebben losgescheurd
en/of die [slachtoffer] (meermalen) heeft/hebben geslagen en/of een hoofddoek
en/of een electriciteitsdraad om de nek van die [slachtoffer] heeft/heben (laten)
doen/gedaan en/of de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of op die
[slachtoffer] is/zijn gaan zitten en/of haar handen vast te houden en/of (aldus)
voor die [slachtoffer] een bedreigende/gecontroleerde situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2006 tot en met 12 augustus 2007
te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul, in elk geval in Nederland
en/of in Turkije en/of in België,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
een ander of anderen, te weten [slachtoffer] , (telkens) door dwang, geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere
feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik
van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van
een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of
voordelen om de instemming van een persoon (te weten [slachtoffer] ) te verkrijgen
die zeggenschap over die [slachtoffer] had,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het
oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 1°)
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader
- in Turkije en/of België met die [slachtoffer] getrouwd en/of
- die [slachtoffer] in een afgesloten pand in Valkenburg heeft/hebben gehuisvest en/of
- die [slachtoffer] in een door de verdachte en/of zijn medeverdachte gecontroleerde
situatie gehouden en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze [slachtoffer] , niet alleen naar buiten
mocht omdat ze illegaal in Nederland wa s en dat als de politie haar ( [slachtoffer] )
zouden zien, haar ( [slachtoffer] ) zouden oppakken, althans woorden van soortgelijke
aard en/of strekking en/of
- voorgesteld om op de autoweg te gaan werken en/ althans in de prostitutie
te gaan werken en/of
- die [slachtoffer] alle huishoudelijke klussen in huis heeft/hebben laten doen;
3.
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 11 maart 2007
tot en met 12 augustus 2007 te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de
Geul,(telkens) opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon,
te weten [slachtoffer] , heeft geslagen en/of geduwd en/of de keel heeft
dichtgeknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.