ECLI:NL:RBLIM:2016:1997

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 maart 2016
Publicatiedatum
8 maart 2016
Zaaknummer
04 4396102 cv 15-8443
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van wijziging arbeidsvoorwaarden in strijd met CAO GGZ na reorganisatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 9 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, de stichting Zuyderland Medisch Centrum. De werknemer was sinds 1982 in dienst bij de rechtsvoorganger van Zuyderland en was onderworpen aan de CAO GGZ. Na een reorganisatie werd zijn functie gewijzigd van 'Projectmedewerker' naar 'Logistiek medewerker distributie', wat leidde tot een verlaging van zijn salaris. De werknemer betwistte deze wijziging en vorderde onder andere de verklaring voor recht dat de wijziging van zijn arbeidsvoorwaarden nietig was, omdat deze in strijd zou zijn met de CAO.

De kantonrechter oordeelde dat de wijziging van de arbeidsvoorwaarden, met name het salaris, nietig was. De rechter stelde vast dat de CAO GGZ geen mogelijkheid bood voor de werkgever om het salaris van een werknemer die een functie op een lager niveau aanvaardt te verlagen. De kantonrechter wees de vorderingen van de werknemer toe, inclusief de betaling van achterstallige looncomponenten en de wettelijke verhoging. Tevens werd Zuyderland veroordeeld in de proceskosten van de werknemer.

De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van CAO-bepalingen en de bescherming van werknemers bij functiewijzigingen in het kader van reorganisaties. De kantonrechter verklaarde de wijziging van de arbeidsvoorwaarden nietig en bevestigde de rechten van de werknemer op basis van de eerder overeengekomen arbeidsvoorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 4396102 \ CV EXPL 15-8443
Vonnis van de kantonrechter van 9 maart 2016
in de zaak van:
[eiser],
wonend [adres eiser]
[woonplaats eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. B.M.M. Custers,
tegen:
de stichting STICHTING ZUYDERLAND MEDISCH CENTRUM,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Heerlen,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. A.L.W.G. Houtakkers.
Partijen worden verder aangeduid als [eiser] en Zuyderland.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de rolbeslissing waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
  • de aanvullende productie 16, zijdens gedaagde partij;
  • de comparitie van 19 januari 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is per 15 maart 1982 bij de rechtsvoorganger van Zuyderland in dienst getreden. Op het dienstverband is de CAO GGZ van toepassing.
2.2.
Binnen de GGZ heeft een reorganisatie plaatsgevonden, waarbij de functie van [eiser] is vervallen. Met ingang van 1 juli 2013 is de functie van [eiser] gewijzigd van “Projectmedewerker” (FWG 50), in “Logistiek medewerker distributie” (FWG 30).
2.3.
Bij brief van 28 juni 2013 is de wijziging van arbeidsovereenkomst en/of arbeidsvoorwaarden aan [eiser] bevestigd, welke brief door [eiser] voor akkoord is ondertekend. De inhoud van de brief luidt:
“Geachte heer [eiser] ,
Zoals met u is afgesproken bevestigen wij dat per 1 juli 2013 uw arbeidsvoorwaarden wijzigen ten opzichte van de bestaande situatie. Hiermee is een structurele oplossing gevonden voor uw boventalligheid in het kader van de reorganisatie van Orbis GGZ.
(…)

Uw salaris (CAO-GGZ niveau d.d. 01 juli 2012) wijzigt op basis van een fulltime dienstverband van functiegroep 50 functionele schaal 50 a, inpassingstabelnummer 35, trede 11, zijnde € 3.268,- bruto per maand naar salaris (CAO-Z niveau d.d. 01 januari 2013) functiegroep 30, inpassingstabelnummer 20, trede 11, zijnde € 2.370,.

Orbis GGZ heeft in het kader van de reorganisatie met u afgesproken dat u een salaris (CAO-GGZ niveau d.d. 01 juli 2012) in functiegroep 45, inpassingstabelnummer 30, trede 12, zijnde € 2.955,- bruto per maand wordt gegarandeerd.

Derhalve ontvangt u een slaristoeslag in de vorm van een garantietoeslag, ter grootte van het verschil tussen inpassingstabelnummer 20 CAO Z en inpassingstabel 30 van de CAO GGZ. Loonrondes zijn van toepassing. De toeslag maakt onderdeel uit van de pensioengrondslag en telt mee bij de berekening van de vakantietoeslag en eindejaarsuitkering.
(…)
Deze bevestiging dient u te beschouwen als een aanhangsel bij uw huidige arbeidsovereenkomst.
Wij verzoeken u deze bevestiging voor akkoord te ondertekenen en één exemplaar per omgaande te retourneren aan ODC HR Administratie.
Indien de inhoud van deze bevestiging volgens u niet juist of onvolledig is, verzoeken wij u dit –binnen een week na ontvangst van deze brief- schriftelijk kenbaar te maken bij ODC HR Administratie. Vermeldt hierbij s.v.p. het onderwerp van deze brief én uw personeelsnummer.
Hoogachtend, Voor akkoord,
[manager HR] [eiser]
Manager HR”
2.4.
Het huidige salaris van [eiser] bedraagt € 2.711,03 bruto, inclusief salarisgarantie van € 601,00 bruto (FWG 45).

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert:
1. te verklaren voor recht:
primair:
a. dat de wijziging van de arbeidsvoorwaarden, in concreto salaris, telefoonvergoeding alsmede de beschikbaarheidstoeslag van [eiser] door Zuyderland met ingang van 1 juli 2003 nietig is, daar deze op grond van een onrechtmatige afwijking van de CAO-GGZ tot stand is gekomen;
subsidiair:
b. dat [eiser] terecht is overgegaan tot vernietiging van de wijziging van de arbeidsvoorwaarden van [eiser] door Zuyderland met ingang van 1 juli 2013 daar deze wijziging onder last van dwaling tot stand is gekomen;
meer subsidiair:
c. dat [eiser] terecht is overgegaan tot vernietiging van de wijziging van de arbeidsvoorwaarden van [eiser] door Zuyderland met ingang van 1 juli 2013 daar deze wijziging in strijd met alle beginselen van het goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 BW tot stand is gekomen;
2. Zuyderland te veroordelen tot onverminderde betaling aan [eiser] van de overeengekomen arbeidsvoorwaarden zoals deze thans voor 1 juli 2013 aan [eiser] werden toegekend, tot het moment dat het dienstverband op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd;
3. Zuyderland te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de achterstallige looncomponenten met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2013 tot de datum van het te wijzen vonnis, hetgeen gedurende de periode van 1 juli 2013 tot 1 juni 2015 thans bestaat uit respectievelijk:
  • salaris: € 7.154,57 bruto;
  • vakantiegeld: € 572,37 bruto;
  • eindejaarsuitkering: € 482,94 bruto;
  • beschikbaarheidstoeslag € 2.055,28 bruto;
4. Zuyderland te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 50% over het onder e. gevorderde;
5. Zuyderland te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de achterstallige telefoontoeslag ad € 189,98 netto alsmede de achterstallig woon/werkvergoeding van € 360,80 netto;
6. Zuyderland te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de buitengerechtelijke incassokosten van € 883,16;
7. Zuyderland te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de wettelijke rente over het onder sub e, f, g en h gevorderde;
8. Zuyderland te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de kosten van deze procedure, daarin begrepen het salaris van de gemachtigde van [eiser] .
3.2.
Zuyderland voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kern van het geschil - zoals door partijen tijdens de comparitie is bevestigd - betreft de interpretatie van de bepaling die is neergelegd in hoofdstuk 16, onderdeel B, artikel 3 van de destijds geldende CAO GGZ. Aldaar is het volgende bepaald:
“1. De werkgever is verplicht een doorlopend sociaal plan organisatieontwikkeling overeen te komen met de werknemersorganisaties, partij bij deze CAO. Dit sociaal plan dient maatregelen en voorzieningen te bevatten die de nadelige gevolgen van organisatiewijzigingen voor werknemers opvangen. In het sociaal plan worden ten minste
regelingen opgenomen met betrekking tot:
  • het waarborgen van de werkgelegenheid;
  • een plaatsings- en herplaatsingsprocedure, alsmede de (her)plaatsingscriteria;
  • voor zover dat bij het inwerkingtreden van deze CAO niet reeds is vastgelegd: de wijze waarop het salarisperspectief van de werknemer behouden blijft;
  • de wijze waarop de extra kosten, derving van compensatie en vergoedingsregeling worden gecompenseerd;
  • mobiliteitsbevorderende maatregelen;
  • een bezwarenprocedure;
  • in welke specifieke gevallen overleg plaatsvindt en zo nodig aanvullende regelingen worden overeengekomen tussen de werkgever en de werknemersorganisaties.”
4.2.
[eiser] stelt zich - samengevat - primair op het standpunt dat ten tijde van de wijziging van zijn arbeidsvoorwaarden geen sprake was van een doorlopend sociaal plan en dat er bovendien bij de wijziging van zijn arbeidsvoorwaarden geen sprake is geweest van het behoud van salarisperspectief noch van enige regeling met betrekking tot de wijze waarop de extra kosten, derving van compensatie en vergoedingsregeling worden gecompenseerd. Dit brengt [eiser] tot de conclusie dat Zuyderland ten nadele van hem is afgeweken van de CAO, welke afwijking als nietig dient te worden beschouwd.
4.3.
Zuyderland verwijst - voor zover hier van belang - naar de ‘Overeenkomst van kaderafspraken inzake personele herplaatsingen’ (hierna: de kaderregeling) die zij met de vakorganisaties heeft gesloten en stelt zich op het standpunt dat de kaderregeling (en de daarbij horende addenda) als een doorlopend sociaal plan in de zin van in hoofdstuk 16, onderdeel B, artikel 3 van de CAO wordt beschouwd. De kaderregeling is tot stand gekomen ten behoeve van onder meer de GGZ die destijds binnen de concernstructuur van Orbis Medisch en Zorgconcern viel en bleef ook na de wijziging van de concernstructuur van kracht. In de kaderregeling zijn de elementen die in hoofdstuk 16, onderdeel B, artikel 3 van de CAO worden opgesomd verwerkt.
4.4.
De kantonrechter overweegt, uitgaande van de stelling van Zuyderland dat de kaderregeling wordt beschouwd als doorlopend sociaal plan in de zin van de CAO GGZ, als volgt.
In hoofdstuk 2 onder 4 van de kaderregeling onder het kopje ‘passend werk’ is het volgende bepaald:
‘Bij het aanbieden van een andere functie zullen in ieder geval de arbeidsvoorwaardelijke garanties worden toegepast als genoemd in artikel 10.1 t/m 10.3 van de CAO sociale begeleiding. Indien een lagere functie wordt aanvaard, wordt voor de berekening van het garantieloon als ‘maximum salaris van de andere functie’, zoals genoemd in artikel 10.1.2, beschouwd het maximum salaris van de FWG-groep die één niveau lager is dan de FWG groep van de oude functie van de medewerker.’
In artikel 10.1.2 onder a van de CAO Sociale Begeleiding Ziekenhuizen is bepaald:
‘Indien de werknemer een andere functie aanvaardt en deze functie op een lager niveau is ingedeeld dan de huidige functie, wordt het salaris, zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst, bevroren ingeval het salaris meer bedraagt dan het maximum salaris van de andere functie vermeerderd met 10%, vanaf het moment van de daadwerkelijke uitoefening van die andere functie (…)’.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat noch de destijds geldende CAO GGZ noch de CAO Sociale Begeleiding Ziekenhuizen voorziet in de mogelijkheid voor Zuyderland om het salaris van een medewerker die een functie op een lager niveau aanvaardt, te verlagen. Integendeel: de garantie die artikel 10.1.2 onder a van de CAO Sociale Begeleiding Ziekenhuizen beoogt te bieden, is nu juist dat het salaris van de werknemer die een lagere functie aanvaardt wordt
bevrorenindien dat salaris meer bedraagt dan het maximum salaris van de nieuwe functie (vermeerderd met 10%). Bovendien kan de zinsnede: ‘
de wijze waarop het salarisperspectief van de werknemer behouden blijft’ - zoals gebruikt in de CAO GGZ - naar de bij partijen bekend veronderstelde CAO-norm niet anders worden uitgelegd dan dat het salaris van de werknemer én de ontwikkeling daarvan in de toekomst, gewaarborgd dient te blijven. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat de wijziging van de arbeidsvoorwaarden van [eiser] in strijd met de CAO GGZ is en dus nietig. De primair gevorderde verklaring voor recht dient derhalve te worden toegewezen, evenals de veroordeling tot onverminderde betaling van de overeengekomen arbeidsvoorwaarden zoals deze voor 1 juli 2013 aan [eiser] werden toegekend.
4.6.
Ten aanzien van de hoogte het gevorderde achterstallige salaris alsmede overige emolumenten refereert Zuyderland zich aan het oordeel van de kantonrechter. De gevorderde bedragen komen de kantonrechter niet onrechtmatig en/of ongegrond voor, zodat deze kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.7.
Gelet op de omstandigheden van het geval, komt het de kantonrechter billijk voor de gevorderde wettelijke verhoging vast te stellen op 5%.
4.8.
Tegen de vordering ten aanzien van de achterstallige telefoontoeslag en woon/werkvergoeding is geen verweer gevoerd. Deze vorderingen komen de kantonrechter niet onrechtmatig en/of ongegrond voor, zodat deze worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.9.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
[eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.10.
Zuyderland zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
  • dagvaarding € 99,98
  • griffierecht 466,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.165,98
4.12.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat de wijziging van de arbeidsvoorwaarden, in concreto salaris, telefoonvergoeding alsmede de beschikbaarheidstoeslag van [eiser] door Zuyderland met ingang van 1 juli 2013 nietig is,
5.2.
veroordeelt Zuyderland tot onverminderde betaling aan [eiser] van de overeengekomen arbeidsvoorwaarden zoals deze voor 1 juli 2013 aan [eiser] werden toegekend, tot het moment dat het dienstverband op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd,
5.3.
veroordeelt Zuyderland tot betaling aan [eiser] van de achterstallige looncomponenten met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2013 tot heden, tot 1 juni 2015 bestaande uit respectievelijk:
  • salaris € 7.154,57 bruto;
  • vakantiegeld € 572,37 bruto;
  • eindejaarsuitkering € 482,94 bruto;
  • beschikbaarheidstoeslag € 2.055,28 bruto,
een en ander vermeerderd met de wettelijke verhoging, ten deze vastgesteld op 5%, alsmede vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid tot aan de voldoening,
5.4.
veroordeelt Zuyderland tot betaling aan [eiser] van de achterstallige telefoontoeslag ad € 189,98 netto, alsmede de achterstallige woon/werkvergoeding ad € 360,80 netto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening,
5.5.
veroordeelt Zuyderland tot betaling aan [eiser] van de buitengerechtelijke incassokosten van € 883,16,
5.6.
veroordeelt Zuyderland in de proceskosten aan de zijde van [eiser] gevallen en tot op heden begroot op € 1.165,98,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken.
type: JS/ksf
coll: