ECLI:NL:RBLIM:2016:1826

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 maart 2016
Publicatiedatum
3 maart 2016
Zaaknummer
03/661125-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering inzake teruggave van in beslag genomen auto

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 1 maart 2016 uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster, woonachtig te Roermond, verzocht om teruggave van een personenauto, een Mercedes A140, die op 21 maart 2013 in beslag was genomen in het kader van een strafzaak tegen de heer [belanghebbende]. Het klaagschrift werd op 24 december 2014 ingediend en de rechtbank heeft het klaagschrift op 3 februari 2015 en 16 februari 2016 behandeld. Tijdens de zittingen zijn de officier van justitie en de raadsman van de klaagster gehoord, maar klaagster zelf was niet aanwezig.

De raadsman voerde aan dat de auto niet was aangeschaft met uit misdrijf verkregen geld en dat klaagster de auto uit eigen middelen had gekocht. De officier van justitie stelde echter dat er conservatoir ontnemingsbeslag op de auto ligt in de zaak tegen [belanghebbende]. De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ontvankelijk was, maar dat klaagster niet-ontvankelijk moest worden verklaard omdat het beslag op de auto reeds rechtmatig was teruggegeven aan klaagster in een eerdere uitspraak. De rechtbank concludeerde dat klaagster haar klaagschrift te laat had ingediend, waardoor zij niet-ontvankelijk werd verklaard in haar beklag.

De beslissing van de rechtbank werd genomen door mr. L.P. Bosma, in tegenwoordigheid van griffier mr. R. Goevaerts. Tegen deze beschikking staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, in te stellen binnen 14 dagen na betekening van de beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Rekestnummer : 14/1792
Parketnummer : 03/661125-13
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer van de rechtbank Limburg op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster] (klaagster),
geboren op [geboortegegevens] ,
in deze zaak woonplaats kiezende te 6041 HV Roermond, Willem II Singel 76, ten kantore van haar raadsman, mr. J.K.T. Schoffelen, advocaat.

1.De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van een personenauto van het merk/type Mercedes A140 met kenteken [kenteken] in de zaak met bovenstaand parketnummer inbeslaggenomen op 21 maart 2013.

2.De procesgang

Het klaagschrift is op 24 december 2014 ter griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft het klaagschrift op 3 februari 2015 en 16 februari 2016 in openbare raadkamer behandeld. Op 3 februari 2015 heeft de rechtbank de officier van justitie en de raadsman van de klaagster gehoord. Het onderzoek in raadkamer is toen geschorst teneinde [belanghebbende] als belanghebbende op te roepen. Op 16 februari 2016 heeft de rechtbank de officier van justitie, de raadsman van de klaagster en [belanghebbende] gehoord. De klaagster is niet in persoon in raadkamer verschenen.
De rechtbank heeft op 16 februari 2016 het onderzoek gesloten en bepaald op 1 maart 2016 uitspraak te zullen doen.

3.Het standpunt van de klaagster

De raadsman heeft in raadkamer onder meer het volgende aangevoerd.
De inbeslaggenomen auto is niet aangeschaft met uit misdrijf verkregen geld. De klaagster heeft de auto uit eigen middelen gekocht. Tot drie keer toe is geld betaald aan de autohandelaar. Uit de van haar ontvangen stukken blijkt dat klaagster destijds een behoorlijk inkomen had. Overigens is de klaagster door de heer [belanghebbende] benadeeld.
De raadsman heeft verzocht het klaagschrift gegrond te verklaren.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat op de auto in de zaak tegen [belanghebbende] conservatoir ontnemingsbeslag ligt. Hij weet echter niet of de auto inmiddels is gebruikt als verhaalsobject ten behoeve van de ontneming in de zaak tegen [belanghebbende] .
De officier van justitie heeft gevorderd het klaagschrift ongegrond te verklaren.

5.De beoordeling door de rechtbank

5.1
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd van het onderhavige klaagschrift kennis te nemen, nu de strafzaak tegen de belanghebbende [belanghebbende] , in het kader waarvan de inbeslagneming mede heeft plaatsgehad, voor het laatst voor deze rechtbank werd vervolgd. Tevens heeft de beslaglegging binnen dit arrondissement plaatsgevonden.
5.2
De ontvankelijkheid van het beklag
Het beklag is schriftelijk gedaan en ingediend binnen de op een sepot volgend termijn. Klaagster is derhalve ontvankelijk in haar beklag.
5.3
De inhoudelijke beoordeling
5.3.1
De vaststelling van de feiten
De auto is op 21 maart 2013 onder klaagster en de heer [belanghebbende] ex artikel 94 Sv inbeslaggenomen. Na verkregen machtiging van de rechter-commissaris is er onder zowel klaagster als [belanghebbende] tevens beslag ex artikel 94a Sv gelegd.
Op 8 maart 2014 is aan klaagster meegedeeld dat haar strafzaak geseponeerd is omdat er onvoldoende wettig bewijs zou zijn.
Bij uitspraak van de rechtbank Limburg van 11 juli 2014 is de heer [belanghebbende] veroordeeld, waarbij is vastgesteld dat de auto verkregen is uit de baten van strafbare feiten, maar dat klaagster niet op de hoogte was van de strafbare gedragingen van haar (ex-)echtgenoot. Omdat daarmee een verbeurdverklaring niet mogelijk zou zijn, is de teruggave van de auto aan de rechthebbende (klaagster) gelast. Ook is [belanghebbende] verplicht een bedrag ad € 68.270,-- aan de Staat te betalen als wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraken zijn onherroepelijk.
5.3.2
De toetsing
De rechtbank stelt vast dat de strafzaak tegen klaagster geseponeerd is. Jegens klaagster heeft het openbaar ministerie noch ex artikel 94 Sv, noch ex artikel 94a Sv enig belang. Verder is reeds tot de teruggave aan klaagster van de auto besloten in de uitspraak door deze rechtbank jegens de heer [belanghebbende] ; het betreft dan het beslag ex artikel 94 Sv dat onder [belanghebbende] is gelegd (gelet op het woord ‘formeel’). Daarmee is de auto (in het ex artikel 94 Sv gelegde beslag onder [belanghebbende] ) reeds rechtmatig teruggegeven en is het beklag van klaagster uitgesloten. Derhalve kan nog slechts aan de orde zijn het beslag ex artikel 94a dat op de auto is gelegd onder [belanghebbende] .
Dan rijst de vraag of klaagster tijdig haar beklag heeft ingediend, nu zij dat gedaan heeft meer dan drie maanden nadat de vervolgde zaak tot een einde gekomen is. De vraag is of dat ook geldt ten aanzien van beslag ex artikel 94a Sv gelegd onder een ander dan klaagster, omdat de zittingsrechter(s) geen uitspraak doet(n) over de afdoening van dat beslag ex artikel 94a Sv. Gelet op de rechtzekerheid die artikel 552a, derde lid, Sv beoogt te bieden en het feit dat klaagster als ex-echtgenote van [belanghebbende] op de hoogte moet zijn geweest van de uitspraken jegens [belanghebbende] (zij waren volgens [belanghebbende] slechts uit financiële motieven gescheiden en zij wordt in deze procedure bijgestaan door de raadsman die [belanghebbende] in zijn strafzaak heeft bijgestaan), komt de rechtbank tot het oordeel dat klaagster haar klaagschrift tegen het in beslag houden van de auto ex artikel 94a Sv onder [belanghebbende] te laat heeft ingediend. Klaagster dient derhalve niet-ontvankelijk verklaard te worden.

6.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de klaagster niet-ontvankelijk in haar beklag.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.P. Bosma, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier en uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 1 maart 2016. [1]
Mr. Goevaerts is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.