ECLI:NL:RBLIM:2016:1789

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 maart 2016
Publicatiedatum
2 maart 2016
Zaaknummer
4700857 AZ VERZ 15-240
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van opzegging zorgovereenkomst en toewijzing van schadevergoeding en billijke vergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 1 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster] en [bewindvoerder] q.q. en [mentor] q.q. over de opzegging van een zorgovereenkomst, die door [verzoekster] als arbeidsovereenkomst werd gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgovereenkomst, die op 1 januari 2015 was aangegaan, in feite een arbeidsovereenkomst is in de zin van artikel 7:610 BW. De opzegging van de overeenkomst door de mentor op 27 oktober 2015, met terugwerkende kracht naar 1 oktober 2015, werd als onregelmatig beoordeeld, omdat deze niet voldeed aan de opzegtermijnen zoals vastgelegd in de overeenkomst en de wet. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [verzoekster] recht heeft op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, gelijk aan het loon dat zij had ontvangen als de overeenkomst op regelmatige wijze was beëindigd, en heeft een billijke vergoeding van € 200,00 bruto toegewezen. Daarnaast is [bewindvoerder] q.q. veroordeeld tot het verstrekken van een bruto/netto specificatie van de toegewezen bedragen en zijn de proceskosten aan de zijde van [verzoekster] begroot op € 478,00. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummers: 4700857 AZ VERZ 15-240 en 4701060 AZ VERZ 15-241
Beschikking van de kantonrechter van 1 maart 2016
in de zaak van
[verzoekster],
wonend te [woonplaats 1] ,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. R.P.H.W. Haas,
tegen
[bewindvoerder]van de stichting Christelijke Schuldhulp, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[rechthebbende],wonend aan de [adres 1] ,
[woonplaats 2] ,
gevestigd te (7504 RB) Enschede,
[mentor], in haar hoedanigheid van mentor van
[rechthebbende],wonend aan de [adres 1] , [woonplaats 2] ,
wonend aan de [adres 2] , [woonplaats 3] ,
verwerende partij,
gemachtigde mr. P.J.C. Bolton.
Partijen zullen hierna [verzoekster] , [bewindvoerder] q.q., [mentor] q.q. en [rechthebbende] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, tevens houdende een incidentele vordering ex artikel 223 Rv
  • het verweerschrift
  • de reactie van [verzoekster] op het verweerschrift
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling d.d. 16 februari 2016.
1.2.
Vervolgens is de zaak aangehouden om partijen de gelegenheid te geven tot een minnelijke oplossing te komen.
1.3.
Bij brief van 22 februari 2016 vraagt de gemachtigde van [verzoekster] om een uitspraak te doen aangezien partijen er niet in geslaagd zijn tot een minnelijke oplossing te komen.
1.4.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank heeft bewind ingesteld over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [rechthebbende] met benoeming van [bewindvoerder] van Stichting Christelijke Schuldhulp tot bewindvoerder.
2.2.
Aan [rechthebbende] is een persoonsgebonden budget (hierna: PGB) toegekend.
2.3.
Partijen zijn 1 januari 2015 een zorgovereenkomst aangegaan. Deze overeenkomst vermeldt als sub kopje ‘arbeidsovereenkomst’ en uit hoofde van die overeenkomst dient [verzoekster] als zorgverlener (werknemer) ten behoeve van [rechthebbende] - vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder - als budgethouder (werkgever) werkzaamheden te verrichten bestaande uit het verlenen van begeleiding. Deze overeenkomst is ingegaan op 1 januari 2015, geldt voor onbepaalde tijd en vermeldt een vast aantal uren van 10 uren per week (evenredig) te verdelen over de maandag-, dinsdag-, woensdag-, donderdag- en vrijdagmiddag. Het uurloon voor begeleiding bedraagt € 30,00 bruto inclusief vakantiebijslag. De vakantie-uren (8,33%) zijn niet bij het uurloon inbegrepen.
2.4.
In de overeenkomst staat verder - voor zover relevant - vermeld (bijlage 1 van het verzoekschrift):
“De budgethouder en de zorgverlener mogen de zorgovereenkomst allebei tussentijds opzeggen. Er geldt een opzegtermijn van tenminste een maand. Bij een dienstverband van meer dan vijf jaar geldt een opzegtermijn van minimaal twee maanden. Maar in goed overleg kan de zorgovereenkomst ook zonder opzegtermijn worden beëindigd. (…) De budgethouder en de zorgverlener kunnen de zorgovereenkomst alleen opzeggen tegen het einde van de maand (…)”
2.5.
Verder is er nadien nog een mentorschap ingesteld over [rechthebbende] met benoeming van [mentor] tot mentor.
2.6.
Bij ongedateerde brief heeft de mentor voormelde overeenkomst (en de tussen partijen bestaande huurovereenkomst) opgezegd per 1 oktober 2015 (bijlage 2 van het verzoekschrift).

3.Het geschil

3.1.
[verzoekster] verzoekt - kort weergegeven - primair vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst en doorbetaling van het loon met overige nevenvorderingen (wettelijke verhoging en wettelijke rente), subsidiair betaling van een billijke vergoeding van € 3.500,00 bruto en het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had moeten voortduren (neerkomend op
€ 3.900,00 bruto), zulks onder afgifte van een deugdelijke bruto/netto specificatie, en bij wege van provisionele voorziening ex artikel 223 Rv doorbetaling van loon voor de duur van de procedure, met nevenvorderingen (wettelijke verhoging en wettelijke rente).
3.2.
[bewindvoerder] q.q. en [mentor] q.q. hebben verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover relevant - nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] de provisionele voorziening ex artikel 223 Rv (zaaknummer 4701060 AZ VERZ 15-241) en het primair verzochte ingetrokken, zodat deze geen beoordeling meer behoeven.
4.2.
Aan de orde is thans of [verzoekster] aanspraak kan maken op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ex artikel 7:672 lid 9 BW en een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW. De kantonrechter begrijpt het petitum aldus dat waar het loon betreft [verzoekster] met verweerder de bewindvoerder ( [bewindvoerder] q.q.) heeft bedoeld.
4.3.
[verzoekster] heeft de voorliggende verzoeken tijdig ingediend, omdat deze zijn ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is beëindigd (artikel 7:686a lid 4, onderdeel a, BW).
4.4.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of de tussen hen gesloten overeenkomst een arbeidsovereenkomst is. De tussen partijen gesloten overeenkomst dient naar het oordeel van de kantonrechter, zoals hij ook al bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft meegedeeld, te worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW, eerste lid. Dat brengt mee dat op deze overeenkomst de bepalingen van titel 10 van boek 7 BW van toepassing zijn. De bijzondere aard van deze arbeidsovereenkomst, die tevens een zorgovereenkomst is en in de privé-omgeving van de werkgever wordt ingevuld, betrekking heeft op persoonlijke zorg en waar de budgethouder / werkgever over het algemeen - en ook in dit geval, gelet ook op de geestelijke beperkingen (psychiatrische aandoening) van [rechthebbende] - niet in de sterkere positie ten opzichte van de werknemer verkeert, kleurt de overeenkomst evenwel nader in en kan aldus van invloed zijn op de toewijsbaarheid van de vorderingen.
vergoeding wegens onregelmatige opzegging ex artikel 7:672 lid 9 BW
4.5.
Uit de stellingen van [bewindvoerder] q.q. en [mentor] q.q. en de poststempel van 28 oktober 2015 is af te leiden dat de opzeggingsbrief van 27 oktober 2015 dateert. In het onderhavige geval staat vast dat [mentor] q.q. de arbeidsovereenkomst op 27 oktober 2015 per 1 oktober 2015 (dus met terugwerkende kracht) schriftelijk heeft opgezegd. Dit is in strijd met hetgeen bepaald is in de arbeidsovereenkomst (en hiervoor in r.o. 2.4. is weergegeven) en met artikel 7:672 lid 1 en lid 2 onderdeel a BW, enerzijds omdat niet tegen het einde van de kalendermaand is opgezegd en anderzijds omdat geen opzegtermijn van één maand in acht is genomen. [mentor] q.q. had, indien zij op regelmatige wijze zou hebben opgezegd, de overeenkomst pas tegen 1 december 2015 kunnen opzeggen. Op grond van het bepaalde in artikel 7:672 lid 9 BW is [bewindvoerder] q.q. aan [verzoekster] een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Gelet op het bepaalde in artikel 7:672 lid 10 BW (de ondergrens van drie maanden) zal de op grond van artikel 7:672 lid 9 BW gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een bedrag van € 3.900,00 bruto, worden toegewezen. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW
4.6.
In een dergelijke situatie, waarin de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW, kan de werknemer ingevolge het bepaalde in artikel 7:681 lid 1 BW hetzij verzoeken de opzegging te vernietigen dan wel verzoeken hem ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toe te kennen (in welk geval de opzegging dus standhoudt). [verzoekster] heeft voor de tweede optie gekozen. In casu acht de kantonrechter een vergoeding van € 200,00 bruto - naast de vergoeding wegens onregelmatige opzegging - billijk. De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf 14 dagen na de datum van deze beschikking.
4.7.
De kantonrechter realiseert zich dat de aard van de arbeidsrelatie met zich brengt dat de bewindvoerder van [rechthebbende] het loon van [verzoekster] voldoet vanuit een aan [rechthebbende] door de overheid toegekend PGB. Niet betwist is dat hij daarnaast enkel een Wajong-uitkering ontvangt, waarmee hij in zijn levensonderhoud moet voorzien. Hieruit volgt dat de door de bewindvoerder van [rechthebbende] te betalen en hiervoor toegewezen vergoeding ten laste zal komen van zijn PGB, wat er toe zal leiden dat hij geheel of gedeeltelijk niet meer de zorg kan inkopen die hij nodig heeft. Voor [rechthebbende] als werkgever zal dit een wrange uitkomst zijn. Die uitkomst hangt echter nauw samen met keuzes die de wetgever met de invoering van het PGB heeft gemaakt (de zorgbehoevende wordt werkgever) en met de keuze die zijn moeder als mentor heeft gemaakt.
4.8.
Ten slotte verzoekt [verzoekster] om [bewindvoerder] q.q. te veroordelen om aan haar een bruto/netto specificatie te verstrekken waarin de hiervoor genoemde bedragen zijn verwerkt. Dit zal eveneens worden toegewezen.
4.9.
[bewindvoerder] q.q. en [mentor] q.q. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld tot betaling van de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [verzoekster] worden begroot op:
- griffierecht € 78,00
- salaris gemachtigde
€ 400,00(2 punten x € 200,00)
Totaal € 478,00

5.De beslissing

De kantonrechter:
inzake de verzoeken van [verzoekster] (4700857 AZ VERZ 15-240):
5.1.
veroordeelt [bewindvoerder] q.q. om aan [verzoekster] te betalen een bedrag van
€ 3.900,00 bruto aan gefixeerde schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd tot de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [bewindvoerder] q.q. om aan [verzoekster] te betalen een bedrag van
€ 200,00 bruto aan billijke vergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de dag van deze beschikking tot de dag van algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [bewindvoerder] q.q. om aan [verzoekster] te verstrekken een deugdelijke bruto-netto specificatie van voormelde bedragen,
5.4.
veroordeelt [bewindvoerder] q.q. en [mentor] q.q. tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van [verzoekster] zijn begroot op € 478,00,
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Hoekstra en is in het openbaar uitgesproken.
Type: CJ