In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 1 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster] en [bewindvoerder] q.q. en [mentor] q.q. over de opzegging van een zorgovereenkomst, die door [verzoekster] als arbeidsovereenkomst werd gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgovereenkomst, die op 1 januari 2015 was aangegaan, in feite een arbeidsovereenkomst is in de zin van artikel 7:610 BW. De opzegging van de overeenkomst door de mentor op 27 oktober 2015, met terugwerkende kracht naar 1 oktober 2015, werd als onregelmatig beoordeeld, omdat deze niet voldeed aan de opzegtermijnen zoals vastgelegd in de overeenkomst en de wet. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [verzoekster] recht heeft op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, gelijk aan het loon dat zij had ontvangen als de overeenkomst op regelmatige wijze was beëindigd, en heeft een billijke vergoeding van € 200,00 bruto toegewezen. Daarnaast is [bewindvoerder] q.q. veroordeeld tot het verstrekken van een bruto/netto specificatie van de toegewezen bedragen en zijn de proceskosten aan de zijde van [verzoekster] begroot op € 478,00. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.