ECLI:NL:RBLIM:2016:1678

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 februari 2016
Publicatiedatum
29 februari 2016
Zaaknummer
03/700409-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van gijzeling met dwang tot betaling van een schuld

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 26 februari 2016, is de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van gijzeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond van 17 augustus tot 18 augustus 2015, waarbij de verdachte samen met medeverdachten een persoon, aangeduid als [slachtoffer], heeft gegijzeld. De gijzeling vond plaats in Nederland en Duitsland, met als doel de [slachtoffer] te dwingen een schuld van ongeveer 4700 euro te betalen, die hij had in verband met een misgelopen drugsdeal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de [slachtoffer] hebben meegenomen naar een woning in Stolberg, Duitsland, waar hij tegen zijn wil werd vastgehouden. Gedurende de gijzeling heeft de [slachtoffer] verklaard dat hij zich bedreigd voelde en dat er impliciete dreigingen van geweld waren geuit. De rechtbank heeft de rol van de verdachte in de gijzeling beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet alleen aanwezig was, maar ook een significante bijdrage heeft geleverd aan het slagen van het misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, maar ook met het feit dat er geen fysiek geweld is gebruikt tijdens de gijzeling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700409-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 februari 2016
in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] ,
wonende te [adres verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.R. Smeets, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 februari 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de raadsman hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte samen met een ander of anderen [slachtoffer] heeft gegijzeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen in het dossier bewezen dat de verdachte in de tenlastegelegde periode samen met anderen, [slachtoffer] heeft gegijzeld met het oogmerk een ander of anderen te dwingen iets te doen, te weten: het betalen van een hoeveelheid geld aan de verdachte en zijn mededaders.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Hij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte weliswaar betrokken was bij de tenlastegelegde gijzeling van aangever [slachtoffer] , maar dat zijn rol niet zodanig is geweest (in tijd en in handelingen) dat kan worden gesproken van medeplegen.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat tijdens de gijzeling geweld is gebruikt of is gedreigd met geweld, nu daarover enkel aangever heeft verklaard, welke verklaringen bovendien niet consistent zijn.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
[slachtoffer] (hierna: aangever) heeft verklaard dat hij op 17 augustus 2015, omstreeks 11.00 uur, zijn woning in Geleen binnen wilde gaan. Hij hoorde vervolgens iemand fluiten en zag dat een stukje verderop drie mannen stonden. Een van hen betrof een Albanese man uit Duitsland, aan wie aangever € 4.640,- verschuldigd was vanwege een drugsdeal die niet conform afspraak was verlopen (door aangever wordt deze Albanese man ook wel “man 1” genoemd). [2]
Aangever beschrijft in zijn verklaring vervolgens de andere twee mannen, door aangever ook wel “man 2” en “man 3” genoemd. Ter terechtzitting van 12 februari 2016 heeft aangever als getuige verklaard dat man 2 medeverdachte [medeverdachte] betreft en dat man 3 verdachte betreft.
Toen aangever de drie mannen zag staan, is hij direct naar hen toegelopen. Man 1 zei tegen aangever dat zij even met hem naar de McDonalds in Geleen wilden gaan om te praten over de terugbetaling van het geld. Aangever is daarop met de drie mannen meegelopen en bij hen in de auto gestapt. Man 2 (hierna te noemen: [medeverdachte] ) bestuurde de auto en reed richting de McDonalds. [medeverdachte] stopte daar echter niet, maar reed verder in de richting van Duitsland. [3] In Stolberg (Duitsland) stopte [medeverdachte] voor een flatgebouw. [4] Aangever moest uitstappen en werd door de drie mannen vervolgens meegenomen naar de binnenplaats van het flatgebouw, welke binnenplaats was omringd door meerdere woningen. Man 1 klopte op de deur van een van de woningen op de begane grond. De deur werd geopend door een man (hierna: man 4), waarop aangever en de drie mannen de woning binnen gingen. Toen zij binnen waren zei [medeverdachte] tegen aangever dat het geld om 18.00 uur betaald moest zijn. Als het geld dan nog steeds niet betaald was, dan zou hij - aangever - iets meemaken wat hij niet wilde meemaken, aldus [medeverdachte] . Man 1 zei vervolgens tegen aangever dat hij in de woning moest blijven tot het geld betaald was. Ook moest aangever de simkaart en batterij uit zijn telefoon halen. Hierna verlieten man 1, [medeverdachte] en man 3 (hierna: de verdachte)
de woning. [5] Toen zij even later terug kwamen moest aangever zijn autosleutels afgeven. [medeverdachte] en de verdachte hadden hierna de woning verlaten. [6] Man 1 en man 4 bleven bij aangever in de woning. Omstreeks 18.00/19.00 uur waren [medeverdachte] en de verdachte weer terug in de woning. Zij vertelden dat zij de auto hadden opgehaald en deze ergens in Nederland hadden gezet. [7] Aangever heeft verklaard dat naar mate de avond vorderde de sfeer steeds grimmiger en dreigender werd. Zo zeiden de drie mannen bijvoorbeeld tegen hem: “zorg dat alles goed komt, anders kom je er niet zo goed af als vandaag.” [8] Op een gegeven moment zei man 1 dat aangever maar eens met iemand moest gaan bellen om het geld te regelen. Hij nam aangever vervolgens mee naar een telefooncel die was gelegen in het centrum van Stolberg. Daar had aangever met zijn partner ( [naam partner] ) gebeld. Aangever had haar verteld dat er geld geregeld moest worden en dat hij pas weg mocht als het geld geregeld was. Hierna was aangever weer samen met man 1 terug gegaan naar de woning. Die avond had aangever nog een aantal keren met [naam partner] gebeld, met een telefoon die hij van man 1 had gekregen. Man 1, [medeverdachte] en de verdachte hadden ’s avonds de woning verlaten. Voordat zij vertrokken zei een van hen tegen man 4: “Als hij iets doet, dan steek je hem”. Aangever heeft verklaard dat hij uit angst voor man 4 de rest van de nacht niet heeft geslapen. Hij kon de woning niet verlaten, omdat de deur op slot was. De volgende ochtend, omstreeks 07.30 uur was man 1 weer in de woning. Hij vroeg aangever waarom zijn vrouw [naam partner] nog niet had gebeld. Aangever had daarop zelf telefonisch contact opgenomen met [naam partner] . [naam partner] vertelde tijdens dit gesprek dat zij omstreeks 08.30 uur te horen zou krijgen of het geld er was. Aangever had vervolgens twee uur niets meer van haar gehoord. [medeverdachte] was inmiddels ook weer in de woning aanwezig. Hij en man 1 werden steeds agressiever. Zij vroegen meermalen wanneer zijn vrouw met het geld over de brug zou komen en zeiden tegen aangever: “Wil je vrouw dat we je dood maken?”. [9] Tijdens onderlinge gesprekken viel regelmatig het woord “Morta” [10] en ook werd tegen aangever gezegd dat ze hem dood zouden schieten. Aangever dacht op die momenten dat ze hem
echt van het leven wilden beroven. [11] Die middag had aangever [naam partner] gebeld en haar medegedeeld dat zij binnen 10 minuten moest laten weten hoe het zat met het geld. Even later belde [naam partner] terug met de mededeling dat het geld geregeld was. De aangever kreeg een man aan de lijn die tegen hem zei dat de overdracht van het geld zou plaatsvinden bij
het Esso tankstation, vlak bij de grens. Aangever was vervolgens samen met [medeverdachte] en verdachte in een BMW gestapt en met hen naar het Esso tankstation gereden. Toen zij bij
het Esso tankstation arriveerden werden [medeverdachte] en de verdachte aangehouden door de politie. [12]
De verdachte heeft verklaard dat hij op 14 augustus 2015 werd opgebeld door [betrokkene 1] (de broer van [medeverdachte] ). [betrokkene 1] vroeg hem of hij mee wilde gaan naar Nederland, omdat iemand hem geld schuldig was. Nog diezelfde dag was verdachte samen met [betrokkene 1] naar een woning in Geleen gereden. [betrokkene 1] had bij deze woning aangebeld, maar er deed niemand open. [betrokkene 1] riep vervolgens meermalen de naam “ [slachtoffer] ”. Hierop kwam echter geen enkele reactie. [betrokkene 1] en de verdachte hadden vervolgens nog even met de buurman van [slachtoffer] gepraat over dat er een auto door aangever zou zijn verkocht maar niet geleverd. De buurman stelde nog voor om de politie te bellen. Maar [betrokkene 1] zei dat hij er geen politie bij wilde hebben en het op zijn manier zou doen. Verdachte heeft verklaart dat hij toen wist dat er iets niet klopte maar wist nog niet wat dit was. Daarna zijn ze weer terug gereden naar Duitsland. De reactie van [betrokkene 1] bij de woning was tamelijk verhit en hij was opgewonden. Op de terugweg vertelde [betrokkene 1] tegen verdachte dat [slachtoffer] hem had besodemieterd en dat het om drugs ging. [slachtoffer] zou hem nog € 3.000,- à € 4.000,- moeten terugbetalen. [13] Deze verklaring van de verdachte wordt bevestigd door de verklaring van getuige [getuige] . [14]
Op 17 augustus 2015 werd verdachte wederom gebeld door [betrokkene 1] . [betrokkene 1] vroeg hem samen met hem en zijn broer [medeverdachte] naar de woning van [slachtoffer] te gaan. [betrokkene 1] vroeg verdachte om mee te gaan omdat hij hen een beetje rustig kon houden als het nodig was. Ook als de tegenpartij misschien problemen zou veroorzaken. Enkele minuten later stonden [betrokkene 1] en [medeverdachte] bij verdachte voor de deur. Verdachte was bij hen in de auto gestapt en vervolgens waren zij samen naar Geleen gereden. Toen zij bij de woning van [slachtoffer] arriveerden, bleek dat [slachtoffer] niet thuis was. De vrouw van [slachtoffer] was wel thuis. [medeverdachte] had tegen haar gezegd dat zij [slachtoffer] even moest bellen. Even later stopte er een auto bij de woning. [slachtoffer] stapte uit en liep naar [betrokkene 1] en [medeverdachte] toe. [slachtoffer] zei tegen hen dat hij het geld nog niet had, maar dat hij dit binnen een of twee weken zou regelen. [betrokkene 1] zei hierop tegen [slachtoffer] dat zij samen naar de McDonalds in Geleen zouden gaan om te praten. De verdachte heeft verklaard dat zij vervolgens met z’n vieren in de auto zijn gestapt en richting de McDonalds zijn gereden. [medeverdachte] , die de bestuurder was van de auto, stopte echter niet bij de McDonalds. Verdachte vroeg wat er aan de hand was, waarop [medeverdachte] zei dat zij zouden doorrijden naar Stolberg. In de auto werd hoofdzakelijk door [medeverdachte] gesproken. Hij zei onder andere tegen [slachtoffer] dat hij naar Stolberg zou gaan en dat hij daar moest blijven tot het geld betaald was. In Stolberg waren zij gestopt bij een woning. Zij waren alle vier uitgestapt en vervolgens een woning binnen gegaan van een persoon, genaamd [betrokkene 2] . [betrokkene 2] was op dat moment ook in de woning. [medeverdachte] had tegen [betrokkene 2] gezegd dat hij op [slachtoffer] moest passen en dat [slachtoffer] niet mocht vertrekken. [medeverdachte] vroeg aan [slachtoffer] of hij een telefoon bij zich had. Toen [slachtoffer] dat bevestigde, zei [medeverdachte] tegen hem dat hij de telefoon moest uitschakelen. Vervolgens had [betrokkene 1] meermalen gebeld met
de vrouw van [slachtoffer] . [betrokkene 1] zei tegen haar dat zij het geld moest regelen. Tijdens deze gesprekken had [medeverdachte] aan [slachtoffer] gevraagd of hij de sleutels van zijn auto aan hem, [medeverdachte] , wilde geven. [slachtoffer] had dit vervolgens ook gedaan. [betrokkene 1] zei tegen [medeverdachte]
dat hij de auto en de televisie van [slachtoffer] moest gaan ophalen in Geleen. Even later is [medeverdachte] met een persoon, genaamd [betrokkene 3] , vertrokken naar Geleen. Verdachte heeft verklaard dat hij toen samen met [betrokkene 2] en [betrokkene 1] bij [slachtoffer] in de woning is gebleven. Even later belde [medeverdachte] naar [betrokkene 1] . [betrokkene 1] zei tegen [medeverdachte] dat hij de auto van [slachtoffer] in Geleen moest parkeren en daarna weer terug moest komen naar Stolberg. De verdachte had vervolgens de woning verlaten. [betrokkene 1] en [slachtoffer] liepen met hem mee, omdat [betrokkene 1] [slachtoffer] wilde laten bellen in een telefooncel. Verdachte had gehoord dat er in de woning meermalen tegen [slachtoffer] was gezegd dat hij pas weg mocht als het geld er was. Verdachte heeft verklaard dat hij ongeveer vier uur later terug was gegaan naar de woning om te controleren hoe het met [slachtoffer] ging. Toen hij daar aan kwam waren enkel [slachtoffer] en [betrokkene 2] in de woning aanwezig. Na ongeveer een uur was de verdachte weer naar huis gegaan. De volgende ochtend werd
hij gebeld door [betrokkene 1] . [betrokkene 1] zei tegen de verdachte dat hij bij hem voor de deur stond. Verdachte keek naar buiten en zag toen dat [slachtoffer] , [betrokkene 1] , [medeverdachte] en [betrokkene 2] in de auto zaten. [betrokkene 1] zei tegen verdachte dat zij het geld zouden gaan halen en vroeg aan verdachte
of hij mee wilde gaan. Hierop was verdachte ook ingestapt in de auto. Zij hadden broodjes gehaald bij een bakkerij en hadden getankt bij een tankstation. Vervolgens waren zij, via Würselen, weer terug gereden naar de woning van [betrokkene 2] . Toen zij in de woning waren, kreeg [betrokkene 1] een telefoontje. Tijdens dit gesprek werd gezegd dat het geld er was en dat
men elkaar wilde ontmoeten bij het Esso tankstation vlak over de grens. De verdachte
was vervolgens samen met [medeverdachte] en [slachtoffer] in de auto gestapt en naar het Esso tankstation in Nederland gereden, alwaar het geld zou worden overgedragen. Tijdens de autorit zei [medeverdachte] tegen [slachtoffer] dat het geld er precies tot op de cent moest zijn en dat [slachtoffer] de gevolgen zou merken als er iets zou gebeuren. Toen zij bij het Esso tankstation
aan kwamen werden hij, verdachte, en [medeverdachte] aangehouden door de politie. [15]
Bewijsoverwegingen
Door de raadsman is aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, omdat de verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt.
De rechtbank verwerpt dit verweer van de raadsman en overweegt daartoe het volgende.
Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat er sprake is van bewuste en nauwe samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. Bewuste en nauwe samenwerking veronderstelt dat de medeplegers met opzet samenwerken tot het verrichten van de strafbare gedraging (i.c. gijzeling). Ook stilzwijgende samenwerking kan medeplegen opleveren. Dit is met name het geval in de situatie waarin iemand bewust bij een bepaalde situatie aanwezig blijft, niet ingrijpt, zich niet distantieert van de situatie en de ander dat kennelijk accepteert, hetgeen een beeld kan opleveren van een stilzwijgende samenwerking die voldoende kan zijn voor medeplegen. Voor wat betreft de vereiste gezamenlijke uitvoering is niet vereist dat de medeplegers allen eigenhandig aan de uitvoering van de delictshandeling deelnemen.
Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte drie dagen vóórdat verdachte en de medeverdachten aangever mee hebben genomen naar Duitsland, wist dat aangever een schuld had bij deze medeverdachte en dat deze medeverdachte dat op zijn eigen manier wilde regelen. Daartoe is verdachte samen met de medeverdachten naar de woning van aangever in Geleen is gereden, met de bedoeling om een nog openstaande schuld te innen. Zij hebben aangever vervolgens meegenomen in hun auto naar een pand in Stolberg (Duitsland), waar aangever verbaal is bedreigd. Verdachte en de medeverdachten hebben aangever vervolgens gedurende ongeveer 24 uren belet de woning te verlaten door hem, telkens in wisselende samenstelling, te bewaken. Dat de verdachten dit hebben gedaan
om aangever te dwingen om een hoeveelheid geld te betalen blijkt uit het feit dat de medeverdachten uitdrukkelijk tegen aangever hebben gezegd dat hij de woning pas mocht verlaten als hij de terugbetaling van het geld had geregeld. Verdachte wist dit, maar heeft zich desondanks niet gedistantieerd van de gedragingen van de medeverdachten, terwijl dat naar het oordeel van de rechtbank wel (in een vroeg stadium) mogelijk was. Hij verklaart ook dat zijn rol was om aangever zo nodig rustig te houden. De verdachte heeft weliswaar enkele keren de woning verlaten, maar hij is ook weer teruggekomen in de woning. Ook heeft hij niet de politie gebeld. Toen uiteindelijk – na een gijzeling van circa 24 uren – het telefoontje kwam dat het geld was geregeld, is verdachte ook weer opnieuw met de medeverdachten en aangever meegegaan naar het tankstation in Nederland waar de overdracht van het geldbedrag zou plaatsvinden. De verdachte was er dus niet alleen bij, maar hij heeft door zijn aanwezigheid op wezenlijke momenten, een significante bijdrage geleverd aan het slagen van het doel van het misdrijf.
Uit de hele gang van zaken is naar het oordeel van de rechtbank ook evident, dat dit voor aangever een dermate dreigende situatie heeft gecreëerd dat de vrees van aangever voor mogelijk geweld aan de zijde van de verdachten gerechtvaardigd is. Aangever heeft ook verklaard dat hij zich bedreigd voelde. Het handelen van de verdachten kan dan ook worden gelijkgesteld aan bedreiging met geweld. Het verweer van de raadsman wordt verworpen
Onder de hiervoor genoemde omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank sprake van medeplegen van gijzeling door verdachte. Het tenlastegelegde feit kan dan ook wettig
en overtuigend worden bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de periode van 17 augustus 2015 tot en met 18 augustus 2015 in Nederland en in Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een persoon, genaamd
[slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met
het oogmerk een ander, te weten [naam partner] , te dwingen iets te doen, te weten
het betalen van ongeveer 4700 euro aan verdachte en diens mededaders, immers hebben verdachte en zijn mededaders die [slachtoffer] meegenomen in een personenauto naar een woning in Duitsland en aldaar die [slachtoffer] tegen zijn wil vastgehouden/opgesloten en
die [slachtoffer] toegevoegd de woorden - zakelijk weergegeven - dat ze die [slachtoffer] zouden doodschieten, in elk geval woorden van soortgelijke aard en/of strekking en die [slachtoffer]
de indruk gegeven dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders die [slachtoffer] geweld zouden aandoen indien er niet zou worden betaald.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van gijzeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren
en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, in het geval de rechtbank mocht komen tot een veroordeling, om aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan de duur gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en daarnaast eventueel een taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen
is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren
is gekomen. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen zich schuldig gemaakt aan gijzeling. Uit de stukken in het dossier komt naar voren dat [slachtoffer] de verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) een paar duizend euro verschuldigd was in verband met een misgelopen drugstransactie. Om te bewerkstelligen dat [slachtoffer] dit geld zou terugbetalen, hebben verdachte en zijn mededaders hem opgehaald in Geleen en hem vervolgens naar een woning in Stolberg (Duitsland) gebracht. Daar moest [slachtoffer] blijven tot hij het geld had geregeld dat de verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) nog van hem tegoed had(den). Tijdens
de gijzeling is geen fysiek geweld gebruikt tegen [slachtoffer] , maar de verdachte en zijn mededaders hebben bij [slachtoffer] wel de indruk gewekt dat zij hem iets zouden aandoen
als hij het verschuldigde geld niet zou betalen. Zo hebben zij bijvoorbeeld meermalen het
woord “morta” laten vallen in het bijzijn van [slachtoffer] . Ook is tegen [slachtoffer] gezegd:
“Wil je vrouw dat we je dood maken”. Ook het verblijf in de woning van man 4 was
voor [slachtoffer] intimiderend, zodanig dat hij niet durfde te gaan slapen omdat hij
bang was dat er iets zou gebeuren.
De verdachte en zijn mededaders hebben door hun handelwijze een ernstige inbreuk
gemaakt op de persoonlijke bewegingsvrijheid van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft tijdens de gijzeling, die circa 24 uur heeft geduurd, angstige momenten beleefd. Dat geldt ook voor
zijn partner die op de hoogte was van de situatie waarin [slachtoffer] verkeerde.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting - bij welke gelegenheid [slachtoffer] als getuige is gehoord - is gebleken dat [slachtoffer] nog steeds bang is en vreest dat de verdachte en/of
zijn mededaders hem of zijn familie iets zullen aandoen.
De rechtbank is - gelet op de ernst van het feit - van oordeel dat een vrijheidsbenemende
straf de enige passende strafmodaliteit is. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft
de rechtbank rekening gehouden met de rol die verdachte heeft gehad in het geheel en met
de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan. Daarbij heeft de rechtbank, in het voordeel van verdachte, laten meewegen dat er tijdens de gijzeling geen fysiek geweld is gebruikt tegen [slachtoffer] .
De rechtbank is, alle omstandigheden in ogenschouw genomen en rekening houdende met
de straffen die in min of meer soortgelijke zaken worden opgelegd, van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog is. De rechtbank zal aan verdachte dan ook een lagere straf opleggen, te weten: een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank is van oordeel dat deze deels voorwaardelijke gevangenisstraf in voldoende mate recht doet aan de ernst van het feit, de rol die verdachte daarin heeft gehad en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing van de rechtbank berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 282a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
4is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor tot
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
-
heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.P. Bosma, voorzitter, mr. C.M.W. Nobis en
mr. G. Demmink, rechters, in tegenwoordigheid van M. Romme, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 februari 2016.
Buiten staat
Mr. G. Demmink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 17 augustus 2015 tot en met 18 augustus 2015 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, en/of te Bocholtz, in de gemeente Simpelveld, in elk geval in Nederland en/of te Stolberg (D), in elk geval in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer] ,
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [naam partner] , te dwingen iets te doen te weten het betalen van ongeveer 4700 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, aan verdachte en/of diens mededader(s), immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] meegenomen in een personenauto naar een woning (in Duitsland) en/of aldaar die [slachtoffer]
tegen zijn wil heeft/hebben vastgehouden/opgesloten en/of die [slachtoffer] heeft/hebben toegevoegd de woorden - zakelijk weergegeven - dat ze die [slachtoffer] zouden doodschieten, in elk geval woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of die [slachtoffer] en/of [naam partner] de indruk heeft/hebben gegeven dat hij en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] geweld zouden aandoen indien er niet zou worden betaald.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, Divisie Regionale Recherche, voorzien van proces-verbaalnummer LB3R015139, gesloten d.d. 8 december 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 652.
2.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] , pagina’s 614, 617 en 618.
3.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] , pagina’s 618 en 619.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 599 en 601.
5.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] , pagina’s 619 t/m 621.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 602
7.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] , pagina 621.
8.Het proces-verbaal van bevindingen verhoor [slachtoffer] , pagina 610.
9.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] , pagina’s 621 t/m 623.
10.Het proces-verbaal van bevindingen verhoor [slachtoffer] , pagina 610.
11.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 602
12.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] , pagina’s 623 en 624.
13.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, pagina’s 118 t/m 120.
14.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , pagina 640.
15.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, pagina’s 118 t/m 125.