ECLI:NL:RBLIM:2016:1580

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 februari 2016
Publicatiedatum
25 februari 2016
Zaaknummer
C/03/216965 / KG ZA 16-60
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van executoriaal beslag op een vrachtauto in kort geding

In deze zaak vordert eiseres, [naam 1] Group B.V., de opheffing van een executoriaal beslag dat door gedaagde, handelend onder de naam [handelsnaam], is gelegd op een vrachtauto. Eiseres stelt dat zij de eigenaar is van de beslagen Renault, terwijl gedaagde betoogt dat de eigendom bij een derde ligt, [naam 2]. De voorzieningenrechter heeft op 16 februari 2016 vonnis gewezen, waarin hij oordeelt dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de Renault haar eigendom is. Eiseres heeft verschillende facturen en verklaringen overgelegd, maar deze zijn tegenstrijdig en bieden onvoldoende steun voor haar claim. De voorzieningenrechter concludeert dat de tenaamstelling van het kenteken niet doorslaggevend is voor de eigendom, maar dat eiseres niet in haar bewijsvoering is geslaagd. Daarom wordt de vordering van eiseres afgewezen en wordt zij veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/216965 / KG ZA 16-60
Vonnis in kort geding van 16 februari 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam 1] GROUP B.V.,
gevestigd te Landgraaf,
eiseres,
advocaat mr. K.P. Meegdes;
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [handelsnaam] ,
zaak doend te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [naam 1] Group en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van [naam 1] Group.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald. Op 16 februari 2016 heeft de voorzieningenrechter, gelet op de geboden spoed, een verkort vonnis gewezen, onder de toezegging dat een uitgewerkt vonnis aan partijen zou worden verstrekt.

2.Het geschil

2.1.
Bij vonnis van 7 september 2015 (zaaknummer 3874842 UC EXPL 15-2496 DJ/1067) van de Rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Utrecht, is [naam 2] (verder te noemen: [naam 2] ) veroordeeld tot betaling aan [gedaagde] van een bedrag van € 19.017,61 exclusief rente en kosten.
2.2.
Ter inning van het toegewezen bedrag heeft [gedaagde] , onder andere, executoriaal beslag doen leggen op een tweetal voertuigen: een bedrijfsauto, merk Renault, type Magnum, met kenteken [kenteken 1] , en een bedrijfsauto, merk Landrover, type Discovery Commercial, met kenteken [kenteken 2] .
2.3.
[naam 1] Group stelt dat niet [naam 2] , doch zij eigenaar is van de Renault. De eigendom van deze bedrijfsauto blijkt volgens haar uit een factuur van de leverancier van dat voertuig, Lievaart Trucks B.V. te Giessen (verder te noemen: Lievaart). Uit het chassisnummer dat is vermeld op de factuur die Lievaart heeft verstrekt, blijkt dat het chassisnummer behoort aan een voertuig waarvan het kenteken volgens een zogenaamd conformiteitsbewijs op naam van [naam 1] Group staat. Verder blijkt uit de factuur dat de aankoopprijs contant is voldaan door [naam 1] Group.
2.4.
Volgens het grootboek van de [naam 1] Group is het voertuig ook opgenomen in haar administratie. Ten slotte blijkt volgens [naam 1] Group ook uit een verklaring van 1 februari 2016 van Lievaart dat naar haar weten [naam 2] het voertuig heeft afgerekend als vertegenwoordiger van [naam 1] Group.
2.5.
[naam 1] Group vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
het in opdracht van [gedaagde] gelegde executoriale beslag van 11 januari 2016 op het voertuig merk Renault, type Magnum, kenteken [kenteken 1] opheft op de voet van artikel 438 lid 2 Rv zonder dat daartoe enige zekerheidstelling is vereist;
[gedaagde] veroordeelt in de kosten van het geding, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente vanaf de dag nadat [gedaagde] na betekening van het in dezen te wijzen vonnis in gebreke blijft met betaling van de in het vonnis vastgesteld proceskostenveroordeling tot de dag der algehele voldoening.
2.6.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Het onderhavige geschil draait om de vraag wie eigenaar is van de Renault.
3.2.
Voorop moet worden gesteld dat de tenaamstelling van een kenteken van een voertuig niet doorslaggevend is voor de beoordeling wie eigenaar is van dat voertuig, nu een dergelijke registratie niet de bedoeling heeft eigendom te registreren. Wel kan een dergelijke registratie een aanwijzing zijn voor de eigendom. Onbetwist staat vast dat het kenteken op naam van [naam 2] is gezet. Volgens een verklaring van deze is dat gedaan omdat het voertuig bij de schouw bij de RDW, nadat het voertuig was ingevoerd, is geschouwd door [naam 2] . Volgens [naam 2] had het kenteken van het voertuig ook op naam van [naam 1] Group kunnen worden gezet, maar dan had hij ter schouw een uittreksel van de inschrijving van [naam 1] Group in de Kamer van Koophandel moeten overleggen. Omdat dat te omslachtig was en kon worden volstaan met het tonen van zijn identiteitsbewijs om het kenteken op zijn naam te zetten, heeft [naam 2] het kenteken van het voertuig op zijn naam laten zetten. Vervolgens is volgens hem vergeten het kenteken op naam van [naam 1] Group te zetten.
3.3.
Het is aan [naam 1] Group, als degene die zich beroept op het rechtsgevolg – dat het executoriaal beslag moet worden opgeheven, omdat het beslagen voertuig haar eigendom is en niet dat van de schuldenaar van [gedaagde] , [naam 2] – van de door haar gestelde feiten, om in het kader van het onderhavige kortgeding voldoende aannemelijk te maken dat zij eigenaar is van het voertuig.
3.4.
[naam 1] Group heeft een factuur van 9 april 2015 van Lievaart overgelegd, die betrekking heeft op de Renault en welke is gericht aan [naam 1] Group. Volgens die factuur is de Renault aan [naam 1] Group verkocht voor de prijs van € 12.705,00 inclusief btw. De koopprijs zou volgens een handgeschreven aantekening op de factuur contant zijn voldaan. [naam 1] Group heeft echter nog een tweede factuur van Lievaart in het geding gebracht. Ook deze factuur heeft betrekking op de Renault en ook deze factuur dateert van 9 april 2015. Deze factuur is echter gericht aan CS-Trans Belgium. Volgens deze factuur is de Renault geleverd aan CS-Trans Belgium voor de prijs van € 10.500,--, zonder dat daarover nog btw verschuldigd is. Ten slotte heeft [naam 1] Group nog een verklaring van Lievaart overgelegd daterend van 1 februari 2016, volgens welke [naam 2] de Renault zou hebben afgerekend als vertegenwoordiger van [naam 1] Group.
3.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [naam 1] Group onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de Renault haar eigendom is. De twee facturen van Lievaart van 9 april 2015 zijn niet met elkaar te verenigen. Volgens de ene factuur zou de Renault zijn geleverd aan [naam 1] Group, terwijl volgens de andere factuur de Renault zou zijn verkocht en geleverd aan CS-Trans Belgium. Voorts is niet met elkaar te verenigen de verklaring van Lievaart van 1 februari 2016, dat zij de Renault aan [naam 1] Group heeft geleverd, terwijl anderzijds uit een factuur/verklaring van 13 april 2015 van CS-Trans Belgium volgt dat de Renault door háár aan [naam 1] Group is geleverd.
3.6.
[naam 1] Group heeft ook, hoewel zij daartoe eerder door [gedaagde] is verzocht, geen verzekeringspolis overgelegd waaruit mogelijk de eigendom van [naam 1] Group zou kunnen blijken. Dat de Renault is opgevoerd in het grootboek van [naam 1] Group is onvoldoende overtuigend om aan te nemen dat de Renault eigendom van [naam 1] Group is.
3.7.
Op grond van het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat [naam 1] Group niet is geslaagd aannemelijk te maken dat de in executoriaal beslag genomen Renault haar eigendom is, zodat haar vordering moet worden afgewezen.
3.8.
[naam 1] Group zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op: griffierecht € 288,00.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt [naam 1] Group in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 288,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT