ECLI:NL:RBLIM:2016:1482
Rechtbank Limburg
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking niet ontvankelijk door te groot tijdsverloop tussen kennisname feiten en indienen verzoek
In deze zaak heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 22 februari 2016 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. B.R.M. de Bruijn door verzoeker. Verzoeker had op 2 en 14 augustus 2015 een rechtsvordering ingediend en diende op 15 januari 2016 een verzoek tot wraking in, dat op 18 januari 2016 ter griffie is ontvangen. De rechter heeft laten weten niet in het verzoek tot wraking berust te zijn en een schriftelijke reactie te zullen indienen. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 februari 2016, waarbij verzoeker aanwezig was, maar de rechter niet.
Verzoeker stelde dat de rechter niet onbevooroordeeld kon oordelen over zijn nieuwe zaak, omdat deze eerder in andere zaken al eindvonnissen had gewezen waarin verzoeker in het ongelijk was gesteld. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat het verzoek tot wraking niet ontvankelijk was, omdat er een te groot tijdsverloop was tussen de kennisname van de feiten op 21 december 2015 en het indienen van het verzoek op 18 januari 2016. Verzoeker had geen concrete omstandigheden aangevoerd die het tijdsverloop rechtvaardigden.
De wrakingskamer heeft ook opgemerkt dat de inhoudelijke argumenten van verzoeker niet voldoende waren om tot een wraking te leiden, aangezien deze betrekking hadden op reeds afgedane zaken. De beslissing van de wrakingskamer was dat verzoeker niet ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek tot wraking.