ECLI:NL:RBLIM:2016:1465

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 februari 2016
Publicatiedatum
23 februari 2016
Zaaknummer
C/03/215839 / KG ZA 16-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van Antwerpse gerechten in geschil tussen Belgische en Nederlandse vennootschappen

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de Belgische vennootschap Indra Infra Producten BVBA van de Nederlandse vennootschap Jura B.V. om rekening en verantwoording af te leggen over de opbrengsten en kosten van een gezamenlijk project. De procedure startte met een dagvaarding op 21 januari 2016, gevolgd door een mondelinge behandeling op 1 februari 2016. De voorzieningenrechter heeft in zijn mondelinge vonnis aangegeven zich onbevoegd te verklaren om kennis te nemen van de vordering van Indra, omdat volgens het forumkeuzebeding in de overeenkomst tussen partijen, de Antwerpse gerechten bevoegd zijn. Dit forumkeuzebeding is vastgelegd in een advocatenakte van 15 juni 2015, waarin is bepaald dat alle geschillen uitsluitend voor de Antwerpse hoven en rechtbanken beslecht dienen te worden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vorderingen van Indra, die onder andere betrekking hebben op het afleggen van rekening en verantwoording, niet als voorlopige maatregelen kunnen worden gekwalificeerd. Indra wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die tot op heden zijn begroot op € 1.435,00. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.J. Henzen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/215839 / KG ZA 16-18
Schriftelijke motivering van het mondeling vonnis in kort geding van 1 februari 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Belgisch recht
INDRA INFRA PRODUCTEN BVBA,
gevestigd te 3620 Lanaken, België,
eiseres,
advocaat mr. M.A. Vles,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JURA B.V.,
gevestigd te Meerssen,
gedaagde,
advocaat mr. M. van Sintmaartensdijk.
Partijen zullen hierna Indra en Jura genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 januari 2016, met producties,
  • de producties aan de zijde van Jura,
  • de conclusie van antwoord in kort geding,
  • de mondelinge behandeling op 1 februari 2016, waar de voorzieningenrechter mondeling vonnis heeft gewezen en zich onbevoegd heeft verklaard kennis te nemen van de vordering en waar hij heeft aangegeven dat de motivering en proceskostenveroordeling later op schrift zullen worden gesteld.

2.Het geschil

2.1.
Indra vordert – samengevat –
1. te bevelen dat Jura met onmiddellijke ingang rekening en verantwoording aflegt omtrent de opbrengsten en kosten met betrekking tot het Project aan Indra, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
2. Jura te veroordelen tot de onvoorwaardelijke afgifte van de in bewaring gestelde stukken, op straffe van een dwangsom,
3. primair te oordelen dat Indra recht heeft op afschriften van alle onder punt 19 van de dagvaarding genoemde bescheiden en gegevensdragers, onder Jura in beslag genomen, waarvan de deurwaarder een afschrift heeft gemaakt en die bij de deurwaarder in bewaring liggen, dan wel subsidiair te oordelen dat Indra recht heeft op inzage in alle onder punt 19 van de dagvaarding genoemde bescheiden en gegevensdragers,
4. met veroordeling van Jura in de kosten van het geding.
2.2.
Indra stelt spoedeisend belang bij en recht op de gevraagde maatregelen te hebben. Jura voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De voorzieningenrechter acht zich onbevoegd kennis te nemen van de door Indra ingestelde vordering om de volgende redenen.
3.2.
Artikel 5 lid 1 van het Verdrag inzake bedingen van forumkeuze (in werking getreden op 1 oktober 2015) luidt:
“Het gerecht of de gerechten van een Verdragsluitende Staat die in een exclusief forumkeuzebeding zijn aangewezen, zijn bevoegd kennis te nemen van een geschil waarop het beding van toepassing is, tenzij het beding volgens het recht van die Staat nietig is.”
Artikel 7 van dit Verdrag luidt:
“Dit Verdrag is niet van toepassing op voorlopige en bewarende maatregelen. Dit Verdrag verlangt niet de toekenning, de afwijzing of de opheffing van voorlopige en bewarende maatregelen door een gerecht van een Verdragsluitende Staat, noch sluit het deze uit. Het laat onverlet de mogelijkheid voor een partij om zodanige maatregelen te verzoeken en de vrijheid van een gerecht om deze toe te staan, af te wijzen of op te heffen.”
3.3.
De vordering onder punt 1 van het petitum vloeit naar zijn oordeel direct voort uit de overeenkomst, genaamd “Advocatenakte”, van 15 juni 2015.
3.4.
In de overeenkomst is tussen partijen vastgelegd dat er
“[…] met betrekking tot dit Project [tussen partijen] een financiële afspraak [bestaat] die hieruit bestaat dat de BV Jura aan de BVBA Indra, na de realisatie van het Project (dit is ten vroegste in week 34 van het jaar 2015) en mits volledige betaling door Aswebo, vijftig procent (50%) betaalt van de netto-opbrengst, dit is de netto-winst en/of het nettoverlies van het Project;
Het begrip ‘netto-opbrengst’ wordt door partijen uitgelegd als de som van alle betalingen die door opdrachtgever Aswebo werden verricht verminderd met alle kosten die ten behoeve van dit Project werden gemaakt, waaronder maar niet beperkt tot alle financierings-, advocaten-, en gerechtskosten, administratieve kosten, eventuele boetes en dergelijke meer.”
en
“Ingeval tussen partijen een geschil zou rijzen over de inhoud van deze advocatenakte, zullen alle geschillen uitsluitend worden beslecht voor de Antwerpse hoven en rechtbanken. Enkel het Belgisch recht is van toepassing.”
3.5.
Omdat Indra stelt dat deze provisieafspraak verplichtingen met zich brengt voor Jura bestaande uit het afleggen van rekening en verantwoording over de opbrengsten en kosten inzake het Project aan Indra en omdat Indra in twijfel trekt dat de betalingen die Jura reeds heeft verricht recht doen aan de provisieafspraak, terwijl Jura zich beweerdelijk tot op heden niet gehouden acht nadere inlichtingen te verschaffen over de betalingen, kan niet anders dan worden geoordeeld dan partijen verschillen van mening over de vraag hoe de bovengeciteerde passage over de provisie van Indra precies moet worden uitgelegd. Enkel de Antwerpse gerechten zijn volgens het forumkeuzebeding aldus bevoegd kennis te nemen van de vordering.
3.6.
De vorderingen onder 1, 2 en 3 betreffen voorts naar hun aard, mede gelet op de wijze waarop zij zijn geformuleerd, naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen voorlopige maatregelen, als bedoeld in artikel 7 van het Verdrag inzake bedingen van forumkeuze, te meer niet omdat Indra reeds bij wijze van voorlopige bewarende maatregel beslag heeft gelegd onder Jura.
3.7.
Indra zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten. Deze worden aan de zijde van Jura tot op heden begroot op € 1.435,00 (€ 619,00 griffierecht en € 816,00 salarisadvocaat)

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verklaart zich onbevoegd,
4.2.
veroordeelt Indra in de kosten van het geding aan de zijde van Jura tot op heden begroot op € 1.435,00,
4.3.
verklaart dit vonnis wat de kosten veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Henzen en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: EvB