3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 20 maart 2015 omstreeks 15:40 uur deed [slachtoffer] melding van een gaslucht die afkomstig was uit de woning aan de [adres 1] te [woonplaats 1] , naar later bleek de woning van verdachte. [slachtoffer] was de bewoner van de woning [adres 2] , de woning boven die van verdachte. De politie ging naar de [adres 1] toe.Het perceel [adres 1] betreft een vrijstaand pand, bestaande uit twee verdiepingen. In het pand zijn vier appartementen gevestigd,waarvan er destijds drie werden bewoond.De woning [adres 1] is gelegen op de begane grond, in het achterste gedeelte van het pand.
Ter plaatse
[slachtoffer] verklaarde tegen de politie die op de melding was afgekomen dat hij een gaslucht had waargenomen uit de woning op nummer [adres 1] . Ook had hij het gas horen “sissen”. Hij had bij de woning [adres 1] op de deur geklopt. Een mannenstem had gezegd dat hij beter weg kon gaan.
Ook de brandweer kwam ter plaatse.Zij verrichtten onderzoek bij de woning en constateerden een sterke gaslucht.Daarna spraken zij kort met [slachtoffer] , die zich op dat moment op veilige afstand van de woning bij de afscheiding in de achtertuin bevond. De brandweerlieden liepen vervolgens terug naar de straat aan de voorkant van het pand, in afwachting van nadere instructies.De politie ontruimde op dat moment de naast- en nabijgelegen panden.Omstreeks 16:12 uur volgde een harde explosie, waarbij een deel van het pand instortte.
Na de explosie kroop iemand onder het puin vandaan.Dit bleek verdachte te zijn. [slachtoffer] lag naast het pand bewegingsloos op de grond.De forensisch arts constateerde dat [slachtoffer] bleek te zijn overleden aan de gevolgen van massale letsels, opgelopen doordat hij zich in of zeer dicht bij het pand bevond op het moment dat de explosie plaatsvond.
Na de explosie werd een onderzoek ingesteld. De explosie vond plaats in het achterste gedeelte van het pand. De zij- en achtergevel van het pand waren volledig verwoest. Het rechtergedeelte van het dak was ingestort. Het puin was terechtgekomen op de oprit rechts van het pand en de oprit van het daar weer naast gelegen perceel [nummer] . Het dak en de voorgevel van de garage achter het pand waren ingestort. De binnenmuren en de verdiepingsvloeren van het pand waren ontzet en stonden scheef. Het voorste gedeelte van het pand was ontzet. Achter het perceel, op een afstand van ongeveer 30 meter van het pand, lag een raampartij, die kennelijk vanuit het pand door de explosie was weggeslingerd.
Ook in de nabijheid geparkeerde auto’s en omliggende woningen, tot in een straal van 60 meter verwijderd van de woning aan de [adres 1] , liepen schade op als gevolg van de explosie.
Onderzoek naar oorzaak explosie
Onderzoek op de plaats delict wees uit dat de gaskraan in de woning [adres 1] open stond. Op de gaskraan was niets aangesloten. Op enig moment is een explosief mengsel ontstaan dat werd ontstoken. Op basis van sporenonderzoek kon de ontstekingsbron niet worden vastgesteld.Daaruit volgt dat niet kon worden achterhaald of verdachte zelf het explosief mengsel heeft ontstoken.
Onderzoek wees uit dat er bij de explosie sprake was van gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf in zijn woning aan de [adres 1] wilde vergassen. De man die is overleden heeft nog wat tegen hem gezegd.
Op basis van het voorgaande kan worden vastgesteld dat verdachte gas heeft laten stromen in zijn woning aan de [adres 1] te [woonplaats 1] . Uit het onderzoek in de woning blijkt dat hij de gaskraan heeft opengedraaid, zonder dat de gaskraan ergens op was aangesloten. Hierdoor stroomde het gas in de woning. Door gasophoping is een explosief mengsel ontstaan, dat uiteindelijk tot ontploffing is gekomen. Gelet op het schadebeeld in en om het pand kan worden vastgesteld dat deze explosie een enorme kracht heeft gehad en dat met het opendraaien van de gaskraan en het laten stromen van gas in de woning gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. Gelet op het feit dat meerdere personen, zoals brandweerlieden, politie en buurtbewoners, zich in de directe nabijheid van de woning bevonden, was er ook sprake van levensgevaar voor personen. Uit het verslag van de forensisch arts blijkt dat de gasexplosie tot de dood van [slachtoffer] heeft geleid.
De vraag is of verdachte deze ontploffing opzettelijk teweeg heeft gebracht. Verdachte heeft verklaard dat het zijn bedoeling was om zelfmoord te plegen: hij wilde zichzelf wilde vergassen. Dat het (daarnaast) ook zijn bedoeling was om zijn woning, laat staan het hele pand te laten ontploffen, blijkt nergens uit. De verklaring van verdachte wordt ondersteund door berichten die verdachte voorafgaand aan de explosie aan familie en een vriend heeft verzonden.
Zo stuurde verdachte die dag omstreeks 07:48 uur een Facebookbericht naar zijn vriend [naam] met (onder andere) de volgende inhoud:
“ik vertrek tussen zes planken ik vertrek niet, ben er klaar voor en mee. Maar ben blij jullie te hebben mogen ontmoeten”
Ook stuurde verdachte die dag nog sms-berichten:
- naar zijn zoon (om 14:28 uur): “zoon sterke dn wordt gelukkip liefs pap sorry voor slechte pap doeg”;
- naar zijn broer [naam broer] (om 14:30 uur): “Doeg [naam broer] ”;
- naar zijn broer [naam broer] (om 15:59 uur): “Feesje is begonnen”.
Uit het onderzoek van de politie en brandweer blijkt dat niet duidelijk is waardoor het gas uiteindelijk tot ontploffing is gekomen. De ontploffing kan door van alles zijn veroorzaakt, zoals brandweerman [naam brandweerman] in zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft verklaard. Een lichtschakelaar of het afgaan van een mobieltje kan al voldoende zijn. Dat dit door verdachte is gebeurd, blijkt echter nergens uit. Al met al is volgens de rechtbank dan ook geen sprake van (boos) opzet, in die zin dat verdachte willens en wetens het gas in zijn woning tot ontploffing heeft gebracht.
De vraag blijft dan of er wellicht sprake was van voorwaardelijk opzet, in de zin dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er door het laten stromen van gas in zijn woning een ontploffing zou kunnen plaatsvinden.
Uit het politieonderzoek en de verklaring van verdachte blijkt dat verdachte kort voor de explosie door [slachtoffer] is aangesproken. Verdachte heeft toen tegen [slachtoffer] gezegd dat hij beter weg kon gaan. Uit deze waarschuwing blijkt dat verdachte wist dat het opendraaien van een gaskraan gevaarlijk is, niet alleen voor hemzelf, maar ook voor anderen. Hij was zich dan ook bewust van de risico’s. Hij heeft op de koop toegenomen dat er op een bepaald moment, door enige van buiten komende omstandigheid, een ontploffing zou ontstaan. Verdachte wist dat (tenminste) een andere bewoner, [slachtoffer] , zich in het appartementencomplex bevond. Hij had immers kort daarvoor nog tegen [slachtoffer] gesproken. Ook wist hij dat er aangrenzende woningen waren, waarin zich (mogelijk) nog meer bewoners bevonden. Verdachte heeft desondanks de gaskraan open laten staan en de mogelijke gevolgen op de koop toe genomen. Verdachte heeft die risico’s op een ontploffing kennelijk geaccepteerd door te besluiten zijn gaskraan niet dicht te draaien nadat [slachtoffer] aan zijn deur was gekomen.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde dan ook bewezen.