ECLI:NL:RBLIM:2016:1451

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 februari 2016
Publicatiedatum
22 februari 2016
Zaaknummer
03/700207-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk veroorzaken van een ontploffing met dodelijke afloop door gas in een woning te laten stromen

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 22 februari 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 maart 2015 in de gemeente Stein een ontploffing heeft veroorzaakt door in zijn woning een gaskraan open te draaien. De verdachte had de intentie om zichzelf van het leven te beroven door gas in zijn woning te laten stromen, wat leidde tot een explosief mengsel. De explosie resulteerde in de dood van een buurman, die zich in de nabijheid bevond. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte niet de bedoeling had om de explosie te veroorzaken, er wel sprake was van voorwaardelijk opzet. De verdachte was zich bewust van de risico's, aangezien hij wist dat zijn buurman thuis was en hij de gaskraan open liet staan. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die leed aan een ernstige depressieve stoornis. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 10 jaar op, zoals geëist door de officier van justitie, en de verdachte werd ook verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700207-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 februari 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
gedetineerd in Vught PPC te Vught.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. L. Geerman, advocaat, kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 februari 2016. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek werd formeel gesloten op 15 februari 2016, waarbij de uitspraak is bepaald op 22 februari 2016.

2.De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte de gaskraan in zijn woning heeft opengedraaid en zo opzettelijk een ontploffing heeft veroorzaakt, waardoor gevaar voor goederen en personen is ontstaan en waardoor [slachtoffer] is overleden (
primair)dan wel dat hij geprobeerd heeft een ontploffing te veroorzaken (
subsidiair) of in ieder geval dat het zijn schuld is dat die ontploffing is ontstaan
(meer subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het teweegbrengen van een ontploffing. Hij wist dat het levensgevaar voorzienbaar was. De ontploffing heeft geleid tot de dood van [slachtoffer] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het teweegbrengen van een ontploffing. Hij wilde zichzelf vergassen en was zich niet bewust van de mogelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen. Dat kwam doordat zijn functioneel en rationeel denkvermogen waren uitgeschakeld vanwege zijn psychische toestand. Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte zelf het gas tot ontsteking heeft laten komen.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde feit.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Op 20 maart 2015 omstreeks 15:40 uur deed [slachtoffer] melding van een gaslucht die afkomstig was uit de woning aan de [adres 1] te [woonplaats 1] , naar later bleek de woning van verdachte. [slachtoffer] was de bewoner van de woning [adres 2] , de woning boven die van verdachte. De politie ging naar de [adres 1] toe. [2] Het perceel [adres 1] betreft een vrijstaand pand, bestaande uit twee verdiepingen. In het pand zijn vier appartementen gevestigd, [3] waarvan er destijds drie werden bewoond. [4] De woning [adres 1] is gelegen op de begane grond, in het achterste gedeelte van het pand. [5]
Ter plaatse
[slachtoffer] verklaarde tegen de politie die op de melding was afgekomen dat hij een gaslucht had waargenomen uit de woning op nummer [adres 1] . Ook had hij het gas horen “sissen”. Hij had bij de woning [adres 1] op de deur geklopt. Een mannenstem had gezegd dat hij beter weg kon gaan.
Ook de brandweer kwam ter plaatse. [6] Zij verrichtten onderzoek bij de woning en constateerden een sterke gaslucht. [7] Daarna spraken zij kort met [slachtoffer] , die zich op dat moment op veilige afstand van de woning bij de afscheiding in de achtertuin bevond. De brandweerlieden liepen vervolgens terug naar de straat aan de voorkant van het pand, in afwachting van nadere instructies. [8] De politie ontruimde op dat moment de naast- en nabijgelegen panden. [9] Omstreeks 16:12 uur volgde een harde explosie, waarbij een deel van het pand instortte. [10]
Na de explosie kroop iemand onder het puin vandaan. [11] Dit bleek verdachte te zijn. [slachtoffer] lag naast het pand bewegingsloos op de grond. [12] De forensisch arts constateerde dat [slachtoffer] bleek te zijn overleden aan de gevolgen van massale letsels, opgelopen doordat hij zich in of zeer dicht bij het pand bevond op het moment dat de explosie plaatsvond. [13]
Na de explosie werd een onderzoek ingesteld. De explosie vond plaats in het achterste gedeelte van het pand. De zij- en achtergevel van het pand waren volledig verwoest. Het rechtergedeelte van het dak was ingestort. Het puin was terechtgekomen op de oprit rechts van het pand en de oprit van het daar weer naast gelegen perceel [nummer] . Het dak en de voorgevel van de garage achter het pand waren ingestort. De binnenmuren en de verdiepingsvloeren van het pand waren ontzet en stonden scheef. Het voorste gedeelte van het pand was ontzet. Achter het perceel, op een afstand van ongeveer 30 meter van het pand, lag een raampartij, die kennelijk vanuit het pand door de explosie was weggeslingerd.
Ook in de nabijheid geparkeerde auto’s en omliggende woningen, tot in een straal van 60 meter verwijderd van de woning aan de [adres 1] , liepen schade op als gevolg van de explosie. [14]
Onderzoek naar oorzaak explosie
Onderzoek op de plaats delict wees uit dat de gaskraan in de woning [adres 1] open stond. Op de gaskraan was niets aangesloten. Op enig moment is een explosief mengsel ontstaan dat werd ontstoken. Op basis van sporenonderzoek kon de ontstekingsbron niet worden vastgesteld. [15] Daaruit volgt dat niet kon worden achterhaald of verdachte zelf het explosief mengsel heeft ontstoken.
Onderzoek wees uit dat er bij de explosie sprake was van gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen. [16]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf in zijn woning aan de [adres 1] wilde vergassen. De man die is overleden heeft nog wat tegen hem gezegd. [17]
Op basis van het voorgaande kan worden vastgesteld dat verdachte gas heeft laten stromen in zijn woning aan de [adres 1] te [woonplaats 1] . Uit het onderzoek in de woning blijkt dat hij de gaskraan heeft opengedraaid, zonder dat de gaskraan ergens op was aangesloten. Hierdoor stroomde het gas in de woning. Door gasophoping is een explosief mengsel ontstaan, dat uiteindelijk tot ontploffing is gekomen. Gelet op het schadebeeld in en om het pand kan worden vastgesteld dat deze explosie een enorme kracht heeft gehad en dat met het opendraaien van de gaskraan en het laten stromen van gas in de woning gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. Gelet op het feit dat meerdere personen, zoals brandweerlieden, politie en buurtbewoners, zich in de directe nabijheid van de woning bevonden, was er ook sprake van levensgevaar voor personen. Uit het verslag van de forensisch arts blijkt dat de gasexplosie tot de dood van [slachtoffer] heeft geleid.
De vraag is of verdachte deze ontploffing opzettelijk teweeg heeft gebracht. Verdachte heeft verklaard dat het zijn bedoeling was om zelfmoord te plegen: hij wilde zichzelf wilde vergassen. Dat het (daarnaast) ook zijn bedoeling was om zijn woning, laat staan het hele pand te laten ontploffen, blijkt nergens uit. De verklaring van verdachte wordt ondersteund door berichten die verdachte voorafgaand aan de explosie aan familie en een vriend heeft verzonden.
Zo stuurde verdachte die dag omstreeks 07:48 uur een Facebookbericht naar zijn vriend [naam] met (onder andere) de volgende inhoud:
“ik vertrek tussen zes planken ik vertrek niet, ben er klaar voor en mee. Maar ben blij jullie te hebben mogen ontmoeten”
Ook stuurde verdachte die dag nog sms-berichten:
- naar zijn zoon (om 14:28 uur): “zoon sterke dn wordt gelukkip liefs pap sorry voor slechte pap doeg”;
- naar zijn broer [naam broer] (om 14:30 uur): “Doeg [naam broer] ”;
- naar zijn broer [naam broer] (om 15:59 uur): “Feesje is begonnen”. [18]
Uit het onderzoek van de politie en brandweer blijkt dat niet duidelijk is waardoor het gas uiteindelijk tot ontploffing is gekomen. De ontploffing kan door van alles zijn veroorzaakt, zoals brandweerman [naam brandweerman] in zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft verklaard. Een lichtschakelaar of het afgaan van een mobieltje kan al voldoende zijn. Dat dit door verdachte is gebeurd, blijkt echter nergens uit. Al met al is volgens de rechtbank dan ook geen sprake van (boos) opzet, in die zin dat verdachte willens en wetens het gas in zijn woning tot ontploffing heeft gebracht.
De vraag blijft dan of er wellicht sprake was van voorwaardelijk opzet, in de zin dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er door het laten stromen van gas in zijn woning een ontploffing zou kunnen plaatsvinden.
Uit het politieonderzoek en de verklaring van verdachte blijkt dat verdachte kort voor de explosie door [slachtoffer] is aangesproken. Verdachte heeft toen tegen [slachtoffer] gezegd dat hij beter weg kon gaan. Uit deze waarschuwing blijkt dat verdachte wist dat het opendraaien van een gaskraan gevaarlijk is, niet alleen voor hemzelf, maar ook voor anderen. Hij was zich dan ook bewust van de risico’s. Hij heeft op de koop toegenomen dat er op een bepaald moment, door enige van buiten komende omstandigheid, een ontploffing zou ontstaan. Verdachte wist dat (tenminste) een andere bewoner, [slachtoffer] , zich in het appartementencomplex bevond. Hij had immers kort daarvoor nog tegen [slachtoffer] gesproken. Ook wist hij dat er aangrenzende woningen waren, waarin zich (mogelijk) nog meer bewoners bevonden. Verdachte heeft desondanks de gaskraan open laten staan en de mogelijke gevolgen op de koop toe genomen. Verdachte heeft die risico’s op een ontploffing kennelijk geaccepteerd door te besluiten zijn gaskraan niet dicht te draaien nadat [slachtoffer] aan zijn deur was gekomen.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde dan ook bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 20 maart 2015 in de gemeente Stein opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door in een woning, gelegen aan de [adres 1] , een gaskraan zonder uitstroom-aansluiting open te draaien en gas in de woning te laten (uit)stromen op zodanige wijze dat aldaar door gasophoping een explosief mengsel is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en de zich in voornoemde woning bevindende goederen en belendende woningen en de zich daarin bevindende goederen en zich in de nabijheid van voornoemde woning bevindende goederen, en levensgevaar voor zich in die belendende woningen en zich in de directe nabijheid van de woning [adres 1] bevindende personen te duchten was, terwijl het door hem, verdachte, gepleegde handelen de dood van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Ten aanzien van primair:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psychiater Van Beek heeft over de geestvermogens van de verdachte op 11 augustus 2015 een rapport uitgebracht. De psychiater heeft geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde leed aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van een ernstige en terugkerende depressieve stoornis. Verdachte had op 20 maart 2015, de dag van de explosie, meerdere problemen, waardoor zijn depressieve stemming en suïcidale gedachten verder toenamen. De depressieve stoornis heeft zodanig doorgewerkt dat verdachte in verminderde mate in staat was om zijn vrije wil te bepalen. Omdat er geen sprake was van een psychotische stoornis, was hij nog wel enigszins in staat over zijn vrije wil te beschikken. Met andere woorden: hoewel verdachtes doen en laten werd beïnvloed door zijn depressieve stoornis, wist hij nog wel wat hij deed.
De psychiater heeft geadviseerd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
De psycholoog ’t Hoen heeft op 8 juli 2015 eveneens een rapport over de geestvermogens van de verdachte uitgebracht. Ook de psycholoog constateert dat verdachte op 20 maart 2015, de dag van de explosie, leed aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een terugkerende, matige tot ernstige depressieve stoornis. Verdachte ging al jaren gebukt onder toenemende depressieve klachten en zich opstapelende problemen, waardoor hij geen andere uitweg meer zag dan zelfmoord te plegen. Verdachte was weliswaar in staat de gevolgen van zijn handelen in te zien, maar als gevolg van zijn depressieve stoornis onvoldoende in staat om hier naar te handelen. Ook de psycholoog adviseert verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
De rechtbank kan zich in de rapporten van de beide gedragsdeskundigen vinden en neemt de conclusie van de deskundigen met betrekking tot de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte over. De rechtbank zal hier bij de strafoplegging (onder 6.3) rekening mee houden. De rechtbank leidt uit de woorden van verdachte tegen [slachtoffer] toen die aan zijn deur kwam, namelijk dat hij, [slachtoffer] , maar beter weg kon gaan, af dat verdachte wel in staat was de gevaarlijke gevolgen van zijn handelen in te zien, maar door zijn stoornis daar onvoldoende adequaat vervolg aan kon geven.
Bovenstaande brengt mee dat verdachte strafbaar is, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid volledig uitsluit.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte een klinische behandeling dient te ondergaan, zoals geadviseerd door de deskundigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft in het bijzonder acht geslagen op het volgende.
Verdachte heeft, in een poging zichzelf van het leven te beroven, zijn woning laten volstromen met gas. Het slachtoffer [slachtoffer] , een bovenbuurman van verdachte, heeft deze gaslucht bemerkt en heeft de hulpdiensten gealarmeerd. Ook heeft hij bij verdachte op de deur geklopt. In plaats van zijn suïcidepoging, gelet op het gevaar voor anderen, te staken, heeft verdachte [slachtoffer] gewaarschuwd dat [slachtoffer] beter weg kon gaan en zijn suïcidepoging voortgezet.
De politie en brandweer zijn op de melding afgekomen. Zij hebben onderzoek verricht in het appartementencomplex. In afwachting van nadere instructies hebben zij zich op enig moment naar de straatzijde begeven. Hiermee hebben zij zichzelf in veiligheid gebracht en hebben zij - achteraf bezien - hun leven gered. Immers, korte tijd na het weglopen van het pand, heeft de gasophoping in de woning van verdachte tot een enorme explosie geleid. Het slachtoffer bevond zich toen, om onduidelijke redenen, in de nabijheid van de woning en heeft dit met zijn leven moeten bekopen. Hij heeft massale letsels opgelopen en is ter plaatse overleden.
De ravage en schade die de explosie heeft veroorzaakt was enorm. Het complex waarin zich de woning van verdachte bevond stortte deels in. Omliggende woningen en goederen werden (zwaar) beschadigd.
Verdachte is kort na de explosie onder het puin vandaan gekropen. Hij had onder meer ernstige brandwonden.
Het handelen van verdachte heeft zeer verstrekkende gevolgen gehad voor alle mensen die ongewild bij dit drama betrokken zijn geraakt. De nabestaanden van [slachtoffer] hebben een dierbare verloren. Zij worden steeds weer geconfronteerd met het gemis van hun vader, zoon en (schoon)broer. De kinderen hebben de dag waarop zij hun vader moesten verliezen omschreven als een nachtmerrie, een dag vol wanhoop en ongeloof. Zij blijven achter met vele vragen, wetende dat het gemis van hun vader nooit zal verdwijnen.
De brandweerlieden hebben met gevaar voor eigen leven hun werkzaamheden verricht. Achteraf hebben zij zich gerealiseerd dat zij door het oog van de naald zijn gekropen en dat hun hetzelfde lot als het slachtoffer had kunnen treffen. Zij zijn enorm geschrokken.
Ook omwonenden en toevallige voorbijgangers waren getuige van de explosie en werden geconfronteerd met de schokkende gevolgen.
Verdachte heeft ter zitting spijt betuigd voor zijn handelen. Hij realiseert zich dat dit nooit had mogen gebeuren. Uit de rapporten van de deskundigen blijkt dat de persoonlijke problemen verdachte boven het hoofd waren gestegen. Hij raakte steeds meer geïsoleerd. Zelfmoord plegen leek de enige uitweg. Het handelen van verdachte lijkt te zijn ingegeven door onmacht. Dat ook anderen hierdoor gevaar liepen, heeft verdachte niet kunnen weerhouden van zijn daad.
Met betrekking tot de op te leggen straf overweegt de rechtbank nog als volgt.
De maximale straf die staat op het opzettelijk veroorzaken van een ontploffing, zoals strafbaar gesteld in artikel 157 Sr, is afhankelijk van de ernst van de gevolgen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën, te wetendoor de ontploffing is (1) gevaar voor goederen ontstaan, (2) levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ontstaan en (3) levensgevaar ontstaan, terwijl er bovendien als gevolg van de ontploffing iemand is overleden. De maximumstraffen lopen daarbij op van respectievelijk 12 jaar, 15 jaar tot 30 jaar of levenslang voor de laatste categorie: een ontploffing waarbij levensgevaar is ontstaan en iemand is overleden.
Die laatste categorie is het soort ontploffing waar het hier om gaat: de rechtbank heeft bewezenverklaard dat er levensgevaar voor personen is geweest en dat er als gevolg van de ontploffing iemand, te weten de heer [slachtoffer] , is overleden. Dat betekent dat hiervoor een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 jaren als strafmaximum geldt. Wat het opzettelijk veroorzaken van een dergelijke ontploffing zo ernstig maakt, is dat de gevolgen volstrekt niet te overzien zijn. Door een explosief mengsel te laten ontstaan, bijvoorbeeld door, zoals hier, de gaskraan vol open te zetten, is het namelijk volstrekt onvoorspelbaar wanneer dit mengsel tot explosie komt. Hierdoor kunnen op ieder moment (vele) mensen in een levensbedreigende situatie terechtkomen, met alle gevolgen van dien.
De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Verdachte kan minder dan een willekeurig ander iemand een verwijt worden gemaakt van wat hij gedaan heeft, omdat hij in bepaalde mate beïnvloed werd door zijn depressieve stoornis.
Uit de rapporten van de deskundigen blijkt dat zij behandeling van die stoornis noodzakelijk vinden om herhaling in de toekomst te voorkomen. Dat zou in eerste instantie een klinische behandeling op een forensisch psychiatrische afdeling moeten zijn, gevolgd door een ambulante behandeling. De reclassering heeft zich bij dit advies aangesloten. Een dergelijke behandeling kan aan verdachte worden opgelegd in het kader van een voorwaardelijk strafdeel. Gelet op artikel 14a Sr kan alleen een deels voorwaardelijke straf worden opgelegd, indien er maximaal vier jaar gevangenisstraf wordt opgelegd. Gelet op de ernst van het feit, die tot uitdrukking komt in het hiervoor genoemde strafmaximum én in de ernstige gevolgen, is de rechtbank van oordeel dat opleggen van een gevangenisstraf van ten hoogste 4 jaren absoluut niet aan de orde is.
Ook de officier van justitie heeft zijn eis kennelijk grotendeels gebaseerd op de ernst van het feit en de ernstige gevolgen: de dood van het slachtoffer [slachtoffer] en de grote impact die dat heeft gehad op zijn nabestaanden. Daarnaast heeft hij in zijn eis meegewogen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, dat hij zelf letsel heeft opgelopen door de explosie, dat er grote materiële schade is ontstaan door de explosie en dat de explosie ook grote impact heeft gehad op de omwonenden en hulpverleners.
De rechtbank acht de eis van de officier van justitie en de door hem daarin betrokken omstandigheden alleszins redelijk. De strafeis past binnen het wettelijk systeem, zoals hiervoor geschetst. De rechtbank ziet geen reden om hiervan af te wijken en zal deze dan ook overnemen.
Dit betekent dat oplegging van een behandeling in het kader van een voorwaardelijk strafdeel niet mogelijk is. Gelet op de ernst van het feit en gelet op het recidiverisico, acht de rechtbank een behandeling, vanuit beveiligingsoogpunt, wel noodzakelijk. Dat zal dan echter moeten gebeuren in het kader van een voorwaardelijke invrijheidsstelling of wellicht tijdens de detentie.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partijen [benadeelde 1] , de eigenaar van het pand [adres 1] , en [benadeelde 2] , die op het moment van de explosie op bezoek was in de woning aan de [adres 3] , hebben zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, om de schade die zij als gevolg van de explosie hebben geleden vergoed te krijgen.
[benadeelde 1] vordert een bedrag van € 66.743,17 aan materiële schade.
[benadeelde 2] vordert een bedrag van € 10.029,- aan materiële schade.
De rechtbank stelt vast dat [benadeelde 1] en [benadeelde 2] als gevolg van het bewezenverklaarde feit direct schade hebben geleden.
De vordering van [benadeelde 1] is door de verdediging niet betwist en kan dan ook geheel worden toegewezen.
De vordering van [benadeelde 2] komt slechts gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking. Bij de door [benadeelde 2] gevorderde kosten voor schade aan zijn auto en laptop is niet komen vast te staan wat de restwaarde was van deze goederen. De rechtbank zal de schade daarom naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.500,- voor elk van deze goederen.
Ook heeft [benadeelde 2] kosten gevorderd wegens inkomstenderving ad € 2.600,-. Ter zitting heeft [benadeelde 2] toegelicht dat hij de inkomsten van een opdracht voor 40 uren à € 65,- per uur is misgelopen. Deze kosten komen dan ook voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank zal dan ook toewijzen een bedrag van in totaal € 5.600,-.
De rechtbank zal bij de (deels) toe te wijzen vorderingen van de benadeelden de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] , van € 66.743,17 bij niet betaling en verhaal
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] voor het overige in zijn vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde 2] dit gedeelte van de vordering slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] , van € 5.600,- bij niet betaling en verhaal
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Holthuis, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 februari 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij, verdachte, op of omstreeks 20 maart 2015 te Urmond, in de gemeente Stein, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door in een woning, gelegen aan de [adres 1] , in welk woning de elektriciteit/stroomvoorziening in werking was, een gaskraan zonder uitstroom-aansluiting/verbinding open te draaien en/op vervolgens gas uit die gaskraan heeft doen/laten stromen, in elk geval door gas in die woning te doen/laten stromen en/of (vervolgens) open vuur in aanraking heeft gebracht/heeft laten komen met dat gas, in elk geval dat gas heeft ontstoken/tot ontsteking heeft laten komen, in elk geval aldaar gas in voornoemde woning heeft doen/laten (uit)stromen op zodanige wijze dat aldaar door gasophoping een explosief mengsel is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of de zich in voornoemde woning bevindende goederen en/of (een) zich in de nabijheid van voornoemde woning bevinden(e) goed(eren), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor zich in die belendende woningen en/of zich in de directe nabijheid van de woning [adres 1] bevindende personen, in elk geval levensgevaar of toebrenging van zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, terwijl het voornoemde door hem, verdachte, gepleegde handelen de dood
van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 20 maart 2015 te Urmond, in de gemeente Stein, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf, om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen, met dat opzet in een
woning, gelegen aan de [adres 1] , in welke woning de elektriciteit/stroomvoorziening in werking was, een gaskraan zonder uitstroom-aansluiting/verbinding heeft opengedraaid en/of vervolgens gas uit die gaskraan heeft
doen/laten stromen, in elk geval door gas in die woning te doen/laten stromen en/of (vervolgens) open vuur in aanraking heeft gebracht/heeft laten komen met dat gas, in elk geval aldaar gas in voornoemde woning heeft doen/laten (uit)stromen op zodanige wijze dat aldaar door gasophoping een explosief gasmengsel is/zou ontstaan, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of de zich in voornoemde woning bevindende goederen en/of voor belendende woningen en/of de zich daarin bevindende goederen en/of een (zich) in de nabijheid van voornoemde woning bevindend(e) goed(eren), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor zich in die belendende woningen en/of zich in de directe nabijheid van de woning [adres 1] bevindende personen, in elk geval levensgevaar of toebrenging van zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 20 maart 2015 te Urmond, in de gemeente Stein, in elk geval in Nederland, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam, in een woning, gelegen aan de [adres 1] , in welk woning de elektriciteit/stroomvoorziening nog werkte/in werking was, een gaskraan zonder uitstroom-aansluiting/verbinding heeft opengedraaid en/of vervolgens gas uit die gaskraan heeft doen/laten stromen, in elk geval door gas in die woning te doen/laten stromen en/of
heeft nagelaten te verhinderen dat aldaar door gasophoping/concentratie van gas, al dan niet in combinatie met in werking zijnde elektriciteit/elektrische verlichting/elektrische apparatuur een explosieve situatie zou/is ontstaan, ten gevolge waarvan het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is dat er een ontploffing heeft plaatsgevonden in voornoemde
woning, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of de zich in voornoemde woning bevindende goederen en/of voor belendende woningen en/of de zich
daarin bevindende goederen en/of (een) zich in de nabijheid van voornoemde woning bevindend(e) goed(eren), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor zich in die belendende woningen en/of zich in de directe nabijheid van de woning [adres 1] bevindende personen, in elk geval levensgevaar of toebrenging van zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, terwijl voornoemd handelen/nalaten de dood van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2015052597, gesloten d.d. 11 juni 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 303.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 maart 2015, p. 37 en 38.
3.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 23 maart 2015, p. 151 en 152.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 1] d.d. 25 maart 2015, p. 83.
5.Proces-verbaal correctie op proces-verbaal 201505297-20 d.d. 11 augustus 2015, p. 310.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 maart 2015, p. 37 en 38.
7.Processen-verbaal van de verhoren van de getuigen [naam brandweerman] en [getuige] bij de rechter-commissaris d.d. 21 oktober 2015.
8.Processen-verbaal van de verhoren van de getuigen [naam brandweerman] en [getuige] bij de rechter-commissaris d.d. 21 oktober 2015.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 maart 2015, p. 38.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 maart 2015, p. 38 in combinatie met het proces-verbaal onderzoeksdossier d.d. 11 juni 2015, p. 24.
11.Proces-verbaal van het verhoor van de getuige [naam brandweerman] bij de rechter-commissaris d.d. 21 oktober 2015.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 maart 2015, p. 38.
13.Proces-verbaal overlijdensonderzoek en lijkschouw d.d. 22 maart 2015, p. 184.
14.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d.23 maart 2015, p. 152.
15.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d.23 maart 2015, p. 152 en 153.
16.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d.23 maart 2015, p. 153.
17.Proces-verbaal verhoor verdachte inbewaringstelling d.d. 1 mei 2015.
18.Proces-verbaal onderzoeksdossier d.d. 11 juni 2015, p. 23 en 24.